[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34365 Adv RvSt betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Pb EU L 292)

Uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Pb EU L 292)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2015D49950, datum: 2015-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z24685:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W03.15.0339/II	's-Gravenhage, 30 november 2015

Bij Kabinetsmissive van 30 september 2015, no.2015001694, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij
de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van de op 28 juni 2006 te
Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de
Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures
voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en
Noorwegen (PbEU L 292), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot uitvoering van de Overeenkomst tussen de
Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen
betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de
Europese Unie en IJsland en Noorwegen (hierna: de
Overleveringsovereenkomst). De Afdeling advisering van de Raad van State
adviseert het voorstel naar de Tweede Kamer te zenden, maar heeft
opmerkingen over de motivering van een deel van het voorstel. Dit
betreft de noodzaak om in het voorstel voor bepaalde gevallen op te
nemen dat overlevering niet of alleen onder voorwaarden wordt
toegestaan. 

1. 	Noodzaak opname weigeringsgronden

a.	Artikel 2 van het voorstel

In het wetsvoorstel wordt bepaald dat overlevering niet wordt toegestaan
in gevallen waarin naar het oordeel van de rechtbank een gegrond
vermoeden bestaat dat dit zou leiden tot flagrante schending van de
fundamentele rechten van de betrokken persoon. Daarbij wordt verwezen
naar het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) en naar het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie. Volgens de toelichting houdt de
opname van deze weigeringsgrond verband met het derde en vierde lid van
artikel 1 van de Overleveringsovereenkomst. Daarin wordt erop gewezen
dat eerbiediging van de grondrechten, zoals onder meer verwoord in het
EVRM, verplicht is en dat overlevering kan worden geweigerd indien
discriminatoire vervolging dreigt.

De Afdeling merkt op dat volgens de toelichting de uitvoeringswetgeving
meer een aanvullend karakter heeft omdat de bepalingen van een verdrag
rechtstreekse werking hebben. In het wetsvoorstel wordt voorts
uitdrukkelijk bepaald dat bij overlevering tussen Nederland en
respectievelijk Noorwegen en IJsland de Overleveringsovereenkomst van
toepassing is. Dat geldt ook voor het derde en vierde lid van artikel 1
daarvan, waarin in algemene termen is bepaald dat de grondrechten en de
fundamentele rechtsbeginselen moeten worden geëerbiedigd en dat indien
discriminatoire vervolging dreigt, overlevering kan worden geweigerd.
Desalniettemin is ter uitvoering van die Verdragsbepalingen ook nog het
voorgestelde artikel 2 opgenomen. Daarmee wordt de uitvoering van
artikel 1, derde en vierde lid, van de Overleveringsovereenkomst,
ondanks de rechtstreekse werking daarvan, via twee verschillende
bepalingen van het wetsvoorstel verzekerd. Uit de toelichting blijkt
niet waarom dit noodzakelijk wordt geacht. Daarbij merkt de Afdeling op
dat volgens het voorgestelde artikel 2 overlevering niet wordt
toegestaan indien dat zou leiden tot flagrante schending van de
fundamentele rechten van de betrokken persoon en dat deze
weigeringsgrond daarmee beperkter is dan die in voormelde
Verdragsbepalingen. 

De Afdeling adviseert op grond van het bovenstaande artikel 2 van het
voorstel te schrappen.

b.	Artikel 3 van het voorstel 

Voorts is in artikel 5, tweede lid, van de Overleveringsovereenkomst
bepaald dat elke staat kenbaar moet maken welke van de in het eerste lid
opgenomen weigeringsgronden worden beschouwd als verplichte
weigeringsgronden. Volgens de toelichting is Nederland voornemens te
verklaren dat de weigeringsgronden, opgenomen in de onderdelen b tot en
met f worden beschouwd als verplichte weigeringsgronden. De in onderdeel
g opgenomen weigeringsgrond krijgt voor Nederland geen verplichtend
karakter. Daartoe wordt het voorgestelde artikel 3 opgenomen, dat
identiek is aan artikel 13 van de Overleveringswet, aldus de
toelichting. 

De Afdeling merkt op dat in het wetsvoorstel verschillende onderdelen
van de Overleveringswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard
op de behandeling van aanhoudingsbevelen als bedoeld in de
Overleveringsovereenkomst. Dat gaat evenwel niet op voor artikel 13 van
de Overleveringswet. Niet duidelijk is waarom die bepaling niet eveneens
van overeenkomstige toepassing is verklaard, maar in plaats daarvan is
gekozen voor een identieke bepaling in het wetsvoorstel.

De Afdeling adviseert om nader te motiveren waarom de genoemde
weigeringsgrond opname behoeft in het wetsvoorstel en zo nodig het
voorstel aan te passen.

2.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W03.15.0339/II

In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, voor 'geacht' invoegen:
naar Nederlands recht, en na 'Nederlands' invoegen: grondgebied.

De begripsbepaling 'overleveringsovereenkomst' van artikel 4, tweede
lid, onder a, plaatsen in een apart artikellid, voorafgaand aan het
huidige lid 2.

In artikel 4, tweede lid, aanhef en onder f en h, 'uitvaardigende staat'
onderscheidenlijk 'uitvoerende staat' wijzigen in: uitvaardigende
lidstaat onderscheidenlijk uitvoerende lidstaat.

 	Het voorgestelde artikel 2.

 	Artikelsgewijze toelichting bij artikel 2. 

 	Paragraaf 3 op blz. 7.

 	Het voorgestelde artikel 1, aanhef en onder a.

 	Paragraaf 2, onder 'artikel 5, tweede lid, van de
Overleveringsovereenkomst'.

 	Paragraaf 3, artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.

 	Het voorgestelde artikel 4, eerste lid.

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING