[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn (Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015)

Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn (Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015)

Eindtekst

Nummer: 2015D51500, datum: 2015-12-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z16503:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

18 november 2015



	Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de
dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen
in de Moeder-dochterrichtlijn (Wet implementatie wijzigingen
Moeder-dochterrichtlijn 2015)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de
deelnemingsvrijstelling en ā€“verrekening in de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969 aan te passen overeenkomstig Richtlijn
2014/86/EU van de Raad van 8 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn
2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor
moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten
(PbEU 2014, L 219) en dat het noodzakelijk is de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 aan
te passen ter implementatie van de antimisbruikbepaling uit Richtlijn
2015/121/EU van de Raad van 27 januari 2015 tot wijziging van Richtlijn
2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor
moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten
(PbEU 2015, L 21);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

17. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op voordelen uit
hoofde van een deelneming voor zover deze voordelen bestaan uit:

a. vergoedingen van of betalingen door het lichaam waarin de deelneming
wordt gehouden voor zover deze rechtens dan wel in feite direct of
indirect in aftrek kunnen worden gebracht op de grondslag van een naar
de winst geheven belasting;

b. hetgeen wordt ontvangen ter vervanging van gederfde of te derven
vergoedingen of betalingen als bedoeld in onderdeel a.

Indien een vergoeding of betaling als bedoeld in de eerste volzin,
onderdeel a, op de kostprijs van een deelneming wordt afgeboekt, wordt
een bedrag ter grootte van die vergoeding, onderscheidenlijk betaling,
tot de winst van de belastingplichtige gerekend.

B

Aan artikel 13aa, zevende lid, worden, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel b door een puntkomma, twee onderdelen en een
volzin toegevoegd, luidende:

c. ten aanzien van voordelen voor zover deze bestaan uit vergoedingen
van of betalingen door het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden
voor zover deze rechtens dan wel in feite direct of indirect in aftrek
kunnen worden gebracht op de grondslag van een naar de winst geheven
belasting;

d. op hetgeen wordt ontvangen ter vervanging van gederfde of te derven
vergoedingen of betalingen als bedoeld in onderdeel c.

Indien een vergoeding of betaling als bedoeld in de eerste volzin,
onderdeel c, op de kostprijs van een deelneming wordt afgeboekt, wordt
een bedrag ter grootte van die vergoeding, onderscheidenlijk betaling,
tot de winst van de belastingplichtige gerekend.

C

Artikel 17, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. het belastbare inkomen uit een aanmerkelijk belang in de zin van
hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in een in Nederland
gevestigde vennootschap, niet zijnde een vrijgestelde
beleggingsinstelling, indien de belastingplichtige het aanmerkelijk
belang houdt met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing
van inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan en
er sprake is van een kunstmatige constructie of reeks van constructies
waarbij:

1Ā°. een constructie uit verscheidene stappen of onderdelen kan bestaan;

2Ā°. een constructie of reeks van constructies als kunstmatig wordt
beschouwd voor zover zij niet is opgezet op grond van geldige zakelijke
redenen die de economische realiteit weerspiegelen;.

D

Aan artikel 28c wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Het eerste tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op voordelen
als bedoeld in artikel 13, zeventiende lid.

ARTIKEL II

In de Wet op de dividendbelasting 1965 komt artikel 1, zevende lid, te
luiden:

7. Indien een coƶperatie direct of indirect aandelen, winstbewijzen of
geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 houdt met als hoofddoel of een van
de hoofddoelen om de heffing van dividendbelasting of buitenlandse
belasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige
constructie of reeks van constructies, wordt voor de toepassing van deze
wet, met uitzondering van artikel 4, eerste en tweede lid, het direct of
indirect door die ander gehouden lidmaatschap van die coƶperatie
gelijkgesteld met een aandeel en wordt die coƶperatie gelijkgesteld met
een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is
verdeeld. Een constructie kan uit verscheidene stappen of onderdelen
bestaan. Een constructie of reeks van constructies wordt als kunstmatig
beschouwd voor zover zij niet is opgezet op grond van geldige zakelijke
redenen die de economische realiteit weerspiegelen. Indien bij een lid
van een coƶperatie waarop de eerste volzin niet van toepassing is en
die direct of indirect aandelen in, winstbewijzen van of geldleningen
als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969 aan een in Nederland gevestigde vennootschap
houdt, het lidmaatschapsrecht tot het vermogen van een onderneming
behoort en de coƶperatie geen zelfstandige reƫle economische betekenis
heeft, wordt, indien het hoofddoel of een van de hoofddoelen van het
door de coƶperatie direct of indirect houden van de aandelen,
winstbewijzen of geldleningen het ontgaan van de heffing van
dividendbelasting bij een ander is, voor de toepassing van deze wet met
uitzondering van artikel 4, eerste en tweede lid, het direct of indirect
gehouden lidmaatschapsrecht van die coƶperatie gelijkgesteld met een
aandeel en wordt die coƶperatie gelijkgesteld met een vennootschap
welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld voor zover de
opbrengst van het lidmaatschapsrecht in de coƶperatie niet te boven
gaat het naar evenredigheid aan dat lidmaatschapsrecht toe te rekenen
deel van de zuivere winst die bij de vennootschap reeds aanwezig was op
het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip waarop de
coƶperatie die aandelen, winstbewijzen of geldleningen direct of
indirect verkreeg. Voor de toepassing van de eerste en vierde volzin
wordt mede verstaan onder:

a. een coƶperatie: een vereniging op coƶperatieve grondslag;

b. een lidmaatschapsrecht: een daarmee op Ć©Ć©n lijn te stellen bewijs
van deelgerechtigdheid tot het vermogen van een coƶperatie of
vereniging op coƶperatieve grondslag.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet implementatie wijzigingen
Moeder-dochterrichtlijn 2015.



Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiƫn,

De Staatssecretaris van Financiƫn,

 

 

 PAGE    

 PAGE   4