[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein)

Tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein)

Eindtekst

Nummer: 2015D51503, datum: 2015-12-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z16497:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

18 november 2015



	Tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet
tegemoetkomingen loondomein)







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader
van de vereenvoudiging van de processen van de Belastingdienst en het
terugdringen van administratieve lasten van werkgevers een instrument te
introduceren dat het mogelijk maakt om op basis van reeds bij de
overheid beschikbare gegevens geautomatiseerd en zonder de
loonaangifteketen te belasten een tegemoetkoming in de loonkosten aan
werkgevers te verstrekken en de bestaande premiekortingen voor ouderen
en arbeidsgehandicapten te vervangen, mede om de bestaande
verzilveringsproblematiek weg te nemen, en voorts een
lage-inkomensvoordeel in te voeren voor werkgevers met werknemers aan de
onderkant van de arbeidsmarkt;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I		ALGEMEEN 

Artikel 1.1	 Algemene begrippen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. werkgever: de inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de
loonbelasting 1964 of de werkgever in de zin van de Wet financiering
sociale verzekeringen;

b. werknemer: de werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, de
Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering;

c. loonaangifte: de aangifte voor de loonbelasting, de premie voor de
volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen en de
ingevolge de Zorgverzekeringswet over het loon verschuldigde
inkomensafhankelijke bijdrage;

d. aangiftetijdvak: het tijdvak waarover de loonbelasting moet worden
betaald;

e. polisadministratie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 33
van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

f. loonadministratie; de loonadministratie, bedoeld in artikel 28,
eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964;

g. verloonde uren: de uren waarover loon is betaald en waarvan door de
werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op
de loonbelasting 1964 opgave aan de inspecteur is gedaan;

h. jaarloon: het door een werknemer in een kalenderjaar genoten loon
waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel e,
van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de werknemer is gedaan;

i. correctiebericht: het correctiebericht, bedoeld in artikel 28a van de
Wet op de loonbelasting 1964; 

j. inspecteur of ontvanger: de functionaris van de rijksbelastingdienst
die als zodanig bij regeling van Onze Minister van Financiën is
aangewezen;

k. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

HOOFDSTUK II	TEGEMOETKOMINGEN LOONDOMEIN MET DOELGROEPVERKLARING

§ 2.1 Tegemoetkomingen in de vorm van loonkostenvoordelen

Artikel 2.1 	Loonkostenvoordelen

Een werkgever kan in de loonaangifte een verzoek doen voor de volgende
tegemoetkomingen:

a. loonkostenvoordeel oudere werknemer;

b. loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer;

c. loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak;

d. loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer; 

waarbij een voor 1 mei van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar
waarop de tegemoetkoming betrekking heeft ingediend correctiebericht
wordt opgevat als een in de loonaangifte gedaan verzoek.

§ 2.2 Loonkostenvoordeel oudere werknemer

Artikel 2.2 Doelgroep

1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft
gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel oudere werknemer indien
bij deze werkgever een werknemer in dienstbetrekking is die:

a. in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:

1o. recht had op een uitkering op grond van de   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0004045/geldigheidsdatum_06-10-2014" 
Werkloosheidswet , de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/geldigheidsdatum_06-10-2014" 
Participatiewet , de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; of

2o. recht had op inkomensondersteuning op grond van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

b. op het moment van aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder
was; 

c. niet op enig moment in de periode van zes maanden voorafgaand aan de
datum van indiensttreding bij deze werkgever in dienstbetrekking is
geweest; en

d. een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.3 aan de
werkgever heeft verstrekt. 

2. Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:

a. de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt; 

b. de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in
artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of als bedoeld in artikel
10b, derde lid, van de Participatiewet; of

c. de periode, bedoeld in artikel 2.4, voor deze werknemer is
verstreken.

3. Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt
gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende
uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid
van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die
partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
dan wel Zwitserland.

4. Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een
dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de
periode, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, geacht niet te hebben
plaatsgevonden.

Artikel 2.3 	Doelgroepverklaring

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het college van
burgemeester en wethouders verstrekt aan degene die een dienstbetrekking
met een werkgever aangaat en, met inachtneming van artikel 2.2, tweede
tot en met vierde lid, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel
2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, op diens verzoek een
verklaring dat deze werknemer aan de genoemde voorwaarden voldoet. Bij
regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring,
bedoeld in de eerste volzin.

2. Indien artikel 2.2, derde lid, van toepassing is, overlegt degene die
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een
doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit
verzoek een bewijs dat hij in de maand voorafgaand aan de aanvang van de
dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in artikel 2.2,
derde lid. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in
overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs. 

3. De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste
lid, bij de loonadministratie.

Artikel 2.4	Duur loonkostenvoordeel oudere werknemer

1. Een loonkostenvoordeel oudere werknemer wordt ten hoogste verstrekt
over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de
eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer waarbij aan
de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2, wordt voldaan.

2. Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel oudere werknemer van
toepassing is, in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt,
wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van
het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk
eindigt.

Artikel 2.5 	Hoogte loonkostenvoordeel oudere werknemer

Een loonkostenvoordeel oudere werknemer bedraagt € 3,05 per verloond
uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel
2.2, doch ten hoogste € 6000 per werknemer per kalenderjaar.

§ 2.3	Loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

Artikel 2.6 	Doelgroep

1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft
gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte
werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in dienstbetrekking is
die:

a. in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:

1o. recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen; of

2o. geen werknemer was als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid,
onderdeel a, en op enig moment voorafgaand aan die maand in verband met
ziekte of gebrek een belemmering heeft ondervonden bij het volgen van
onderwijs en op enig moment binnen vijf jaar na afronding van dat
onderwijs arbeid in dienstbetrekking is gaan verrichten; 

b. niet op enig moment in de periode van zes maanden voorafgaand aan de
datum van indiensttreding in dienstbetrekking bij de werkgever is
geweest; en

c. een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.7 aan de
werkgever heeft verstrekt.

2. Bij de toepassing van het eerste lid met betrekking tot een werknemer
die binnen vijf jaar na de eerste dag na afloop van de wachttijd,
bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
of na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 24 van die wet of
artikel 25, negende lid, van die wet, in dienstbetrekking werkzaamheden
gaat verrichten bij een werkgever en die:

a. volgens een arbeidskundig onderzoek op de dag, bedoeld in de aanhef,
minder dan 35% arbeidsongeschikt is en niet in staat is tot het
verrichten van arbeid bij de werkgever waarbij de werknemer op die dag
in dienstbetrekking was; en

b. op de eerste dag van elf weken voorafgaand aan de dag, bedoeld in
onderdeel a, geen dienstbetrekking had met een andere werkgever dan de
werkgever, bedoeld in onderdeel a, tenzij de dienstbetrekking met die
andere werkgever reeds bestond op de eerste dag van de wachttijd,
bedoeld in de aanhef; 

zijn de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, niet
van toepassing.

3. Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:

a. de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;

b. de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in
artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of als bedoeld in artikel
10b, derde lid, van de Participatiewet; of

c. de periode, bedoeld in artikel 2.8, voor deze werknemer is
verstreken.

4. Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder
1o, wordt gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee
overeenkomende uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake
sociale zekerheid van een andere lidstaat van de Europese Unie, een
andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte dan wel Zwitserland.

5. Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een
dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de
periode, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, geacht niet te hebben
plaatsgevonden.

Artikel 2.7	Doelgroepverklaring

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt op verzoek
van degene die een dienstbetrekking met een werkgever aangaat en, met
inachtneming van artikel 2.6, derde tot en met vijfde lid, voldoet aan
de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onderdelen a en b,
of aan de voorwaarden, bedoel in artikel 2.6, tweede lid, een verklaring
dat de aanvrager aan de genoemde voorwaarden voldoet. Bij regeling van
Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring,
bedoeld in de eerste volzin.

2. Indien artikel 2.6, vierde lid, van toepassing is, overlegt degene
die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een
doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit
verzoek een bewijs dat hij onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van
de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in artikel
2.6, vierde lid. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen,
in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs. 

3. De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste
lid, bij de loonadministratie.

Artikel 2.8	Duur loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

1. Een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer wordt ten
hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de
aanvang van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de
werknemer waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6, wordt
voldaan.

2. Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte
werknemer van toepassing is in de loop van een aangiftetijdvak begint of
eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende
deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint,
onderscheidenlijk eindigt.

Artikel 2.9	Hoogte loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

Een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt € 3,05
per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden,
bedoeld in artikel 2.6, doch ten hoogste € 6000 per werknemer per
kalenderjaar.

§ 2.4 Loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak

Artikel 2.10 	Doelgroep 

1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft
gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak
indien bij deze werkgever een werknemer in dienstbetrekking is die:

a. in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:

1o. recht had op arbeidsondersteuning of een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0008657/geldigheidsdatum_06-10-2014"  Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ;

2o. geïndiceerd was als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of
een nog geldende indicatiebeschikking had op grond van artikel 11 van
die wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014;

3o. met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van
burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking werd toegeleid, en
van wie op enig moment voorafgaand aan de aanvang van de
dienstbetrekking door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
is vastgesteld dat hij niet in staat was tot het verdienen van het
wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de
Participatiewet, tenzij de dienstbetrekking is aangegaan voor 1 januari
2016;

4o. voldeed aan een indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid,
onderdeel d, van de Wet financiering sociale verzekeringen of werkzaam
was in een dienstbetrekking die is aangewezen op grond van artikel 38f,
vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen; of

5 o. een arbeidsbeperkte was als bedoeld in artikel 38b, tweede lid, van
de Wet financiering sociale verzekeringen, indien op enig moment
voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking de quotumheffing op
grond van artikel 122n, eerste lid, van de Wet financiering sociale
verzekeringen voor de werkgever in de desbetreffende sector is
geactiveerd;

b. niet in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van
indiensttreding in dienstbetrekking bij de werkgever is geweest; en

c. een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.11 aan de
werkgever heeft verstrekt.

2. Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:

a. de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;

b. de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in
artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of als bedoeld in artikel
10b, derde lid, van de Participatiewet; of

c. de periode, bedoeld in artikel 2.12, voor deze werknemer is
verstreken.

3. Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een
dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de
periode, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, geacht niet te hebben
plaatsgevonden.

Artikel 2.11	Doelgroepverklaring

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt op verzoek
van degene die een dienstbetrekking met een werkgever aangaat en, met
inachtneming van artikel 2.10, tweede en derde lid, voldoet aan de
voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onderdelen a en b, een
verklaring dat de aanvrager aan de genoemde voorwaarden voldoet. Bij
regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring,
bedoeld in de eerste volzin.

2. De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste
lid, bij de loonadministratie.

Artikel 2.12	Duur loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak 

1. Een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak wordt ten hoogste
verstrekt over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang
van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer
waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, wordt voldaan.

2. Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel doelgroep
banenafspraak van toepassing is in de loop van een aangiftetijdvak
begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode
vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint,
onderscheidenlijk eindigt.

Artikel 2.13	Hoogte loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak

Een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak bedraagt € 1,01 per
verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld
in artikel 2.10, doch ten hoogste € 2000 per werknemer per
kalenderjaar.

§ 2.5	Loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

Artikel 2.14 	Doelgroep

1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft
gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel herplaatsen
arbeidsgehandicapte werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in
dienstbetrekking is die:

a. zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie
bij dezelfde werkgever gaat bekleden en in de maand voorafgaand aan de
hervatting van zijn eigen arbeid of het gaan bekleden van een andere
functie bij dezelfde werkgever recht had op een uitkering op grond van
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; en

b. een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.15 aan de
werkgever heeft verstrekt.

2. Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:

a. de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;

b. de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in
artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of als bedoeld in artikel
10b, derde lid, van de Participatiewet; of

c. de periode, bedoeld in artikel 2.16, voor deze werknemer is
verstreken.

3. Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt
gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende
uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid
van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die
partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
dan wel Zwitserland.

4. Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een
dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de
periode, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, geacht niet te hebben
plaatsgevonden.

Artikel 2.15	Doelgroepverklaring

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt op verzoek
van degene die zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een
andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden en, met inachtneming
van artikel 2.14, tweede tot en met vierde lid, voldoet aan de
voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel a, een
verklaring dat de aanvrager aan de genoemde voorwaarden voldoet. Bij
regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring,
bedoeld in de eerste volzin.

2. Indien artikel 2.14, derde lid, van toepassing is, overlegt degene
die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een
doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit
verzoek een bewijs dat hij onmiddellijk voorafgaand aan de hervatting
van zijn eigen arbeid of het gaan bekleden van een andere functie bij
dezelfde werkgever recht had op een uitkering als bedoeld in artikel
2.14, derde lid. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen,
in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs. 

3. De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste
lid, bij de loonadministratie.

Artikel 2.16	Duur loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte
werknemer

1. Een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
wordt ten hoogste verstrekt

over een aaneengesloten periode van een jaar vanaf het moment waarop de
werknemer zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk heeft hervat of een
andere functie bij dezelfde werkgever is gaan bekleden, waarbij aan de
voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, wordt voldaan.

2. Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel herplaatsen
arbeidsgehandicapte werknemer van toepassing is in de loop van een
aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het
buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die
periode begint, onderscheidenlijk eindigt.

Artikel 2.17	Hoogte loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte
werknemer

Een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer
bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de
voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, doch ten hoogste € 6000 per
werknemer per kalenderjaar.

HOOFDSTUK III	TEGEMOETKOMING LOONDOMEIN ZONDER DOELGROEPVERKLARING

Artikel 3.1	Lage-inkomensvoordeel

1. Een werkgever heeft recht op een lage-inkomensvoordeel indien bij
deze werkgever een werknemer in dienstbetrekking is waarvan:

a. het gemiddelde uurloon in het kalenderjaar:

1º. meer bedraagt dan € 9,89 maar niet meer dan € 10,88; of

2º. meer bedraagt dan € 10,88 maar niet meer dan € 11,87; en 

b. in het kalenderjaar ten minste 1248 verloonde uren zijn opgenomen in
de loonaangifte.

2. Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien de
werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste
lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt. 

3. Het gemiddelde uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt
vastgesteld door het jaarloon te delen door de verloonde uren.

4. Bij het begin van het kalenderjaar worden de bedragen, genoemd in het
eerste lid, bij regeling van Onze Minister van Financiën, na overleg
met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gewijzigd in
andere bedragen waarbij de te wijzigen bedragen worden verhoogd of
verlaagd overeenkomstig de wijzigingen van de bedragen, genoemd in
artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel 3.2 	Hoogte lage-inkomensvoordeel

Een lage-inkomensvoordeel bedraagt:

a. € 1,01 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de
voorwaarde, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, onder 1º,
doch ten hoogste € 2000 per werknemer per jaar;

b. € 0,51 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de
voorwaarde, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2º,
doch ten hoogste € 1000 per werknemer per jaar.

HOOFDSTUK IV	PROCEDURE BIJ UITVOERING 

Artikel 4.1 	Behandeling verzoek	 en samenloop van verzoeken

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeelt alle door
een werkgever in het kalenderjaar gedane verzoeken om een of meer
tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2.1 en artikel 3.1 gezamenlijk,
berekent de hoogte van de tegemoetkomingen en stelt de uitkomst
beschikbaar aan de inspecteur, waarbij:

a. het recht op de tegemoetkomingen wordt beoordeeld op basis van de
beschikbare gegevens bij het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of het college van burgemeester en wethouders
omtrent de doelgroep en de gegevens in de polisadministratie omtrent de
overige voorwaarden; en

b. de hoogte van de tegemoetkomingen wordt berekend op basis van de
gegevens in de polisadministratie.

2. De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de
werkgever worden beoordeeld op grond van de loonaangiften over een
kalenderjaar zoals die uiterlijk op 1 mei van het daaropvolgende
kalenderjaar zijn ingediend alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk
op die datum hebben plaatsgevonden.

3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien voor een
werknemer recht bestaat op meer dan een tegemoetkoming als bedoeld in de
artikelen 2.1 en 3.1 het totaal berekende bedrag aan tegemoetkomingen
voor deze werknemer gemaximeerd op het bedrag van de berekende hoogste
tegemoetkoming voor deze werknemer in het desbetreffende kalenderjaar,
met dien verstande dat bij gelijke hoogte van alle tegemoetkomingen waar
recht op bestaat voor de werknemer uitsluitend de tegemoetkoming wordt
verstrekt die als eerste in deze wet wordt genoemd.

4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan
werkgevers een overzicht van de werknemers waarvoor de werkgever een
verzoek heeft gedaan en de voorgenomen beoordeling en berekening,
bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot deze werknemers. De
verstrekking van dit overzicht vindt plaats vóór 15 maart volgend op
het kalenderjaar waarover de tegemoetkomingen zijn aangevraagd waarbij
rekening gehouden wordt met verzoeken die uiterlijk op 31 januari van
het jaar volgend op het kalenderjaar waarover de tegemoetkomingen zijn
aangevraagd zijn ingediend.

5. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 4.2 wordt de werkgever
geacht een verzoek om een tegemoetkoming als bedoeld in 3.1 te hebben
gedaan indien uit de loonaangifte blijkt dat aan de voorwaarden, bedoeld
in artikel 3.1, is voldaan.

 

Artikel 4.2 	Beslissing

1. Op alle door de werkgever in het kalenderjaar gedane verzoeken om een
of meer tegemoetkomingen als bedoeld in de artikelen 2.1 en 3.1
gezamenlijk beslist de inspecteur. Bij regeling van Onze Minister van
Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels gesteld worden met betrekking
tot de gegevens die op de beschikking vermeld worden. 

2. De beschikking van de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, wordt
gegeven overeenkomstig de beoordeling en berekening, bedoeld in artikel
4.1, eerste lid.

3. De beschikking van de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, wordt
gegeven vóór 1 augustus volgend op het kalenderjaar waarover de
tegemoetkoming wordt aangevraagd.

Artikel 4.3	 Herziening

1. De inspecteur is bevoegd de op de voet van artikel 4.2 gegeven
beschikking tot vaststelling van een tegemoetkoming te herzien ten
nadele van de werkgever of gewezen werkgever indien enig feit grond
oplevert voor het vermoeden dat de beschikking is gegeven op grond van
onjuiste of onvolledige gegevens. Een herziening is uitsluitend mogelijk
indien de onjuistheid van de beschikking een gevolg is van een feit dat
aan de werkgever of de gewezen werkgever kan worden toegerekend of de
werkgever of de gewezen werkgever redelijkerwijs kenbaar had kunnen
zijn. De inspecteur stelt de herziening bij beschikking vast. De
bevoegdheid tot herziening vervalt door verloop van 5 jaren na het einde
van het kalenderjaar waarop de beschikking tot vaststelling van een
tegemoetkoming betrekking heeft.

2. Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden
gegeven in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen.

Artikel 4.4	Uitbetaling en terugvordering

1. De uitbetaling van een tegemoetkoming geschiedt door de ontvanger met
toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering
rijksbelastingen als ware die tegemoetkoming een terug te geven bedrag
aan rijksbelastingen.

2. Een tegemoetkoming wordt uitbetaald binnen zes weken na de
dagtekening van de beschikking, bedoeld in artikel 4.2. 

3. Invordering van een terug te vorderen bedrag geschiedt door de
ontvanger met toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet
invordering rijksbelastingen als ware die terugvordering een te betalen
bedrag aan rijksbelastingen.

4. Een terug te vorderen bedrag is invorderbaar zes weken na dagtekening
van de herzieningsbeschikking, bedoeld in artikel 4.3.

Artikel 4.5	Bezwaar en beroep

Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de
beschikkingen, bedoeld in de artikelen 4.2, 4.3 en 4.7, is hoofdstuk V
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige
toepassing. 

Artikel 4.6	Informatiebepaling

1. De rijksbelastingdienst en het college van burgemeester en wethouders
zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van deze wet.

2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is verplicht aan de
rijksbelastingdienst kosteloos de opgaven en inlichtingen te verstrekken
die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de
rijksbelastingdienst zijn bevoegd de gegevens die zij op grond van
artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
verwerken in de polisadministratie voor zover noodzakelijk tevens te
verwerken voor de vaststelling van de tegemoetkomingen, bedoeld in de
artikelen 2.1 en 3.1.

Artikel 4.7	Bestuurlijke boete

1. Indien de werkgever een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft
gedaan met betrekking tot een werknemer die niet voldoet aan de
voorwaarden, bedoeld in de artikelen 2.2, 2.6, 2.10 of 2.14, vormt dit
een verzuim waarvoor de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten
hoogste € 1319 per verzoek per jaar kan opleggen. 

2. Indien de werkgever in de loonaangifte onjuiste gegevens heeft
opgenomen waarvan de juistheid voor de toepassing van deze wet van
belang is, vormt dit een verzuim waarvoor de inspecteur hem een
bestuurlijke boete van ten hoogste € 1319 per gegeven per werknemer
per jaar kan opleggen.

3. Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van
overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid en tweede lid
genoemde bedrag, met dien verstande dat de wijziging van het bedrag voor
het eerst plaatsvindt per 1 januari 2020. 

4. Wanneer de werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft
gedaan met betrekking tot een werknemer die niet voldoet aan de
voorwaarden, bedoeld in de artikelen 2.2, 2.6, 2.10 of 2.14, dit verzoek
door middel van een correctiebericht intrekt na 1 mei volgend op het
kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft, maar voordat hij weet
of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid
bekend is of bekend zal worden, is dit een omstandigheid die aanleiding
geeft tot matiging van de boete. 

5. De inspecteur stelt de bestuurlijke boete bij beschikking vast. De
bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt door verloop van 5
jaren na het einde van het kalenderjaar waarop het verzoek, bedoeld in
het eerste lid, betrekking heeft. 

6. Op dit artikel zijn de artikelen 67pa en 67pb van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing. 

HOOFDSTUK V	 WIJZIGING VAN OVERIGE WETTEN

Artikel 5.1	Wijzigingen in de Wet financiering sociale verzekeringen

De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

HOOFDSTUK 3, afdeling 6, vervalt.

B

Artikel 100, onderdeel g, vervalt.

C

Artikel 104, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De puntkomma aan het slot van onderdeel f wordt vervangen door een
punt.

2. Onderdeel i vervalt.

D

Artikel 105, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid
tot tweede lid.

E

Artikel 108, eerste lid, onderdeel n, vervalt.

F

Artikel 115, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel k vervalt.

2. In onderdeel l wordt “de kortingen jongere werknemer, bedoeld in
artikel 48b, eerste lid” vervangen door: de kortingen jongere
werknemer, bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, van de Wet
tegemoetkomingen loondomein.

G

Artikel 117b, vijfde lid, onderdeel a, vervalt.

H

De artikelen 122a en 122c vervallen.

I

Artikel 122b komt te luiden:

Artikel 122b	Overgangsrecht wijzigingen premiekortingen

  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0017745/volledig/geldigheidsdatum_18-06-2
015" \l "Hoofdstuk3_Afdeling6_1_Artikel47"  Artikel    HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0017745/volledig/geldigheidsdatum_18-06-2
015" \l "Hoofdstuk3_Afdeling6_1_Artikel48a"  48a , zoals dat luidde op
de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0036013/geldigheidsdatum_18-06-2015" \l
"ArtikelXVII"  artikel XVII, onderdelen C en D, van de Verzamelwet SZW
2015  blijft van toepassing voor zover die premiekorting op die dag werd
toegepast voor het in dienst hebben van een werknemer als bedoeld in
artikel 48a, eerste lid, zoals dat luidde op die dag, waarbij de
toepassing blijkt uit de loonaangifte van het laatste tijdvak
voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet. 

J 

In artikel 122d wordt “artikel 47 en 122c” vervangen door: artikel
2.2 van de Wet tegemoetkomingen loondomein.

K

Artikel 122ga komt te luiden:

Artikel 122ga Beëindiging premiekorting jongere werknemer

Artikel 115, eerste lid, onderdeel l, vervalt met ingang van 1 januari
2018.

L

Artikel 122l vervalt.

Artikel	 5.2	Samenloopbepaling

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 april 2015 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Participatiewet, de
Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet
financiering sociale verzekeringen in verband met harmonisatie van
instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten
(Kamerstukken 34 194) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als
volgt gewijzigd:

A

Artikel VIII komt te luiden:

Artikel VIII

De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.1, onderdeel c, vervalt.

B

Artikel 2.2, tweede lid, artikel 2.6, derde lid, en artikel 2.14, tweede
lid, worden als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt: of.

2. De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door: ; of.

3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de werkgever in verband met de dienstbetrekking met die werknemer een
loonkostensubsidie ontvangt als bedoeld in artikel 10d van de
Participatiewet.

C

In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel a, onder 2o, wordt “artikel
2.10, eerste lid, onderdeel a” vervangen door: artikel 38b, eerste of
tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen.

D

Paragraaf 2.4 vervalt.

B

Na artikel VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel VIIIA

Artikel 117b, derde lid, onderdeel j, van de Wet financiering sociale
verzekeringen komt te luiden:

j. het een WGA-uitkering betreft die is toegekend aan een werknemer die
naar de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan is
toegeleid door het college van burgemeester en wethouders op grond van
artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en waarbij
bij ziekte van die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding als bedoeld
in artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van die wet van toepassing is of
het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen
a, b en c, dat aan die werknemer is toegekend direct aansluitend op die
dienstbetrekking;. 

HOOFDSTUK VI	OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 

Artikel 6.1	Aanpassing hoogte

Teneinde zo veel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de
tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 2.2, 2.6, 2.10, 2.14 en 3.1,
en de hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedragen, kunnen bij
regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met
ingang van 1 januari van enig jaar de in de artikelen 2.5, 2.9, 2.13,
2.17 en 3.2 opgenomen bedragen worden verlaagd dan wel verhoogd.

Artikel 6.2 Overgangsrecht

1. Een werkgever die:

a. voor een werknemer een verzoek doet als bedoeld in artikel 2.1; 

b. voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1 voor de
werknemer, bedoeld in onderdeel a, een premiekorting heeft toegepast op
grond van de artikelen 47, 49, 122a, 122b of 122l van de Wet
financiering sociale verzekeringen, zoals die luidden op de dag voor
inwerkingtreding van artikel 5.1; en 

c. in de loonaangifte van het laatste aangiftetijdvak van het jaar
voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1 de indicatie voor de
premiekorting, bedoeld in onderdeel b, heeft aangegeven;

heeft met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.1
aanspraak op het overeenkomstige loonkostenvoordeel op grond van deze
wet, waarbij de reeds verstreken duur van de toepassing van de
premiekorting, bedoeld in onderdeel b, wordt afgetrokken van de maximale
duur van de toepassing van het loonkostenvoordeel. De aanspraak bestaat
niet of niet langer indien artikel 2.2, tweede lid, artikel 2.6, derde
lid, artikel 2.10, tweede lid, of artikel 2.14, tweede lid, van
toepassing is.

2. Een werkgever die voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1
een premiekorting heeft toegepast voor een werknemer op grond van
artikel 48a van de Wet financiering sociale verzekeringen, zoals dat
luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel 5.1, behoudt deze
aanspraak na inwerkingtreding van artikel 5.1 met toepassing van de
regels, gesteld bij of krachtens de artikelen 48a, 48b, 50a tot en met
50c, 104, 108, 115, 122a, 122b, 122ga en 122l van de Wet financiering
sociale verzekeringen zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding
van artikel 5.1.

Artikel 6.3	Evaluatiebepaling

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vier
jaar na de inwerkingtreding van deze wet of onderdelen daarvan, en
vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over
de doeltreffendheid en de effecten van de tegemoetkomingen, bedoeld in
de artikelen 2.1 en 3.1, in de praktijk.

Artikel 6.4	Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit
wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend
referendum.

Artikel 6.5	Citeertitel

1. Deze wet wordt aangehaald als: Wet tegemoetkomingen loondomein.

2. De citeertitel kan worden afgekort tot: Wtl. 

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   16