[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de bevordering van vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw (Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw)

Wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de bevordering van vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw (Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw)

Eindtekst

Nummer: 2015D51507, datum: 2015-12-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z11557:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)




De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

3 november 2015



	Wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van
lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging
van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in
verband met de bevordering van vrijwillige voortzetting van
pensioenopbouw (Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid
en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid deels vrij te laten voor de
personen die een beroep doen op algemene bijstand op grond van de
Participatiewet en de termijn te verlengen waarin deelnemers aan een
pensioenregeling kunnen kiezen voor vrijwillige voortzetting daarvan;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE PARTICIPATIEWET

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het
artikel door een puntkomma, een onderdeel waarvan de lettering aansluit
op het laatste onderdeel toegevoegd, luidende:

#. lijfrente: een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid,
onderdelen a en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001, een
lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in
artikel 3.126a van die wet die voorziet in een oudedagslijfrente, dan
wel een recht op periodieke uitkeringen of verstrekkingen waarop artikel
I, onderdeel O, van hoofdstuk 2 van de Invoeringswet Wet
inkomstenbelasting 2001 van toepassing is.

B

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15 Voorliggende voorziening

1. Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden
gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel,
wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het
recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de
voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. 

2. Onder een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening wordt
niet verstaan het op verzoek van het college:

a. indienen door de belanghebbende van een aanvraag tot vervroeging van
de ingangsdatum van een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 1 van
de Pensioenwet of artikel 1 van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling, zolang belanghebbende nog niet de
pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;

b. benutten van de mogelijkheid om te beschikken over de waarde van een
lijfrente zolang de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd nog
niet heeft bereikt, en:

1°. tijdens de toetsingsperiode de ingangsdatum van de lijfrente niet
is uitgesteld;

2°. voor zover de totale waarde van deze lijfrente of lijfrenten niet
meer bedraagt dan € 250.000, waarbij voor de vaststelling van de
waarde wordt uitgegaan van de waarde zonder aftrek van de eventueel door
de belanghebbende daarover verschuldigde bedragen als bedoeld in artikel
31, derde lid; en

3°. voor zover de inleg in het kader van de lijfrente of lijfrenten:

(i) voorafgaand aan de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden; of

(ii) tijdens de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden, daarbij jaarlijks
ten minste enige inleg heeft plaatsgevonden en de inleg ten hoogste €
6.000 per jaar heeft bedragen.

3. In dit artikel wordt verstaan onder toetsingsperiode: periode van
vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag om bijstand.

4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de toetsing aan en de toepassing van de voorwaarden in
het tweede lid, onderdeel b.

5. Onder een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening als
bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan de mogelijkheid tot het
doen van een verzoek om een voorschot als bedoeld in artikel 22 van de
Algemene Ouderdomswet.

6. Dit lid en het vijfde lid vervallen met ingang van 1 oktober 2016.

C

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

In de onderdelen n en r, onder 2º, vervalt: aaneengesloten.

2. Het achtste lid komt te luiden:

8. Onder het redelijkerwijs kunnen beschikken over vermogens- en
inkomensbestanddelen, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan het
op verzoek van het college:

a. indienen door de belanghebbende van een aanvraag tot vervroeging van
de ingangsdatum van een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 1 van
de Pensioenwet of artikel 1 van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling, zolang de belanghebbende nog niet de
pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt; of

b. benutten van de mogelijkheid om te beschikken over de waarde van een
lijfrente overeenkomstig artikel 15, tweede lid, onderdeel b, alsmede om
te beschikken over een waardetoename van die lijfrente.

D

In artikel 39, eerste lid, wordt voor “artikel 33, vijfde lid”
ingevoegd: artikel 15, eerste lid, onderdeel b,.

E

Aan hoofdstuk 7A wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het
laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:

Artikel 78# Overgangsrecht inkomensvrijlating

Artikel 31, tweede lid, onderdeel n, zoals dat luidde op de dag voor
inwerkingtreding van artikel I van de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en
inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting
pensioenopbouw, blijft van toepassing op de persoon op wie de vrijlating
van inkomsten uit arbeid, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel
n, van toepassing was voorafgaand aan de dag gelegen zes maanden voor
inwerkingtreding van artikel I van de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en
inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting
pensioenopbouw, tot zijn recht op algemene bijstand waarin die
vrijlating van toepassing was, eindigt.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE PENSIOENWET 

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid, wordt een
lid ingevoegd, luidende:

4. De deelnemer die vrijwillig wil voortzetten doet binnen negen maanden
vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking een verzoek daartoe bij de
pensioenuitvoerder.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “negen maanden” vervangen door:
vijftien maanden.

B

Aan artikel 220a worden twee leden toegevoegd waarvan de nummering
aansluit op het laatste lid van dat artikel:

#. Artikel 54 zoals dat artikel luidde op de dag voor inwerkingtreding
van artikel II van de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit
arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw blijft van
toepassing indien sprake is van een dienstbetrekking die is beëindigd
voor de inwerkingtreding van artikel II van die wet.

	##. In afwijking van artikel 70, derde lid, is de pensioenuitvoerder
verplicht om op verzoek van de pensioengerechtigde die vanaf 8 juli 2015
gebruik is gaan maken van de regeling, bedoeld in artikel 2, negende
lid, het deel van het kapitaal dat nog niet is aangewend voor aankoop
van een levenslange uitkering over te dragen aan een andere
pensioenuitvoerder ten behoeve van de aankoop van een levenslange
uitkering.

ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET VERPLICHTE BEROEPSPENSIOENREGELING

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot het vijfde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

4. De deelnemer die vrijwillig wil voortzetten doet binnen negen maanden
vanaf de beëindiging van het beroep een verzoek daartoe bij de
pensioenuitvoerder.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “negen maanden” vervangen door:
vijftien maanden.

B

Aan artikel 214 worden twee leden toegevoegd waarvan de nummering
aansluit op het laatste lid van dat artikel:

#. Artikel 65 zoals dat artikel luidde op de dag voor inwerkingtreding
van artikel III van de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit
arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw blijft van
toepassing indien sprake is van beëindiging van het beroep voor de
inwerkingtreding van artikel III van die wet. 

	##. In afwijking van artikel 81, derde lid, is de pensioenuitvoerder
verplicht om op verzoek van de pensioengerechtigde die vanaf 8 juli 2015
gebruik is gaan maken van de regeling, bedoeld in artikel 2, vierde lid,
het deel van het kapitaal dat nog niet is aangewend voor aankoop van een
levenslange uitkering over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder
ten behoeve van de aankoop van een levenslange uitkering.

ARTIKEL IV WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN
GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Het woord “aangesloten” vervalt.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, vervalt: aaneengesloten.

B

Aan hoofdstuk VII wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het
laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:

Artikel 63#

Artikel 8, tweede lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding
van artikel IV van de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit
arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw, blijft
van toepassing op de persoon op wie de vrijlating van inkomsten uit
arbeid, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers van
toepassing was voorafgaand aan de dag gelegen zes maanden voor
inwerkingtreding van artikel IV van de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en
inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting
pensioenopbouw, tot zijn recht op uitkering op grond van deze wet waarin
die vrijlating van toepassing was, eindigt.

ARTIKEL V WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN
GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Het woord “aangesloten” vervalt.

2. In het negende lid, onderdeel b, vervalt: aaneengesloten.

B

Aan hoofdstuk VII wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het
laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:

Artikel 63#

Artikel 8, derde lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding
van artikel V van de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit
arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw, blijft
van toepassing op de persoon op wie de vrijlating van inkomsten uit
arbeid, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen van
toepassing was voorafgaand aan de dag gelegen zes maanden voor
inwerkingtreding van artikel V van de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en
inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting
pensioenopbouw, tot zijn recht op uitkering op grond van deze wet waarin
die vrijlating van toepassing was, eindigt.

ARTIKEL VA

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen drie
jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de toepassing van de
voorwaarden en de bedragen, genoemd in artikel 15, tweede lid, onderdeel
b, van de Participatiewet.

ARTIKEL VI INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel
12 van de Wet raadgevend referendum.

ARTIKEL VII CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet vrijlating lijfrenteopbouw en
inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting
pensioenopbouw.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1