[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst 33799

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de introductie van de bevoegdheid tot het bevelen van een middelenonderzoek bij geweldplegers en enige daarmee samenhangende wijzigingen van de Wegenverkeerswet 1994

Eindtekst

Nummer: 2016D02587, datum: 2016-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z21921:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

19 januari 2016





	Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de
introductie van de bevoegdheid tot het bevelen van een middelenonderzoek
bij geweldplegers en enige daarmee samenhangende wijzigingen van de
Wegenverkeerswet 1994







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ten behoeve
van het terugdringen van geweld onder invloed van verdovende middelen en
alcohol middelentesten in te kunnen zetten; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

ARTIKEL I 

Het Wetboek van Strafvordering wordt gewijzigd als volgt. 

A

Na artikel 55c wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 55d

1. De opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141, onder a tot en met
c, kunnen in het belang van het onderzoek bevelen dat een aangehouden
verdachte van een geweldsmisdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is
toegelaten en dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen of
een aangehouden verdachte van een misdrijf als bedoeld in de artikelen
307, eerste lid, en 308, eerste en tweede lid, van het Wetboek van
Strafrecht, medewerking verleent aan:

a. een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht of een onderzoek naar
de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties ter
vaststelling van het gebruik van alcohol;

b. een onderzoek van speeksel of een onderzoek naar de psychomotorische
functies en de oog- en spraakfuncties ter vaststelling van het gebruik
van andere middelen als bedoeld in het vierde lid dan alcohol.

2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen gegeven indien uit
aanwijzingen blijkt dat de verdachte het geweldsmisdrijf, bedoeld in het
eerste lid, onder invloed van alcohol of andere middelen als bedoeld in
het vierde lid heeft gepleegd.

3. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt niet gericht
tegen de verdachte van wie aannemelijk is dat het verlenen van
medewerking aan een ademonderzoek voor hem om bijzondere geneeskundige
redenen onwenselijk is. 

	4. Bij algemene maatregel van bestuur worden de andere middelen dan
alcohol aangewezen die tot gewelddadig gedrag kunnen leiden en de
grenswaarden voor die middelen en alcohol vastgesteld. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering
van de onderzoeken, bedoeld in het eerste lid. 

B 

	Na artikel 55d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 55e

1. Indien op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste
lid, onder a, ten aanzien van de verdachte bij wie dat onderzoek is
uitgevoerd, het vermoeden bestaat dat hij alcohol heeft gebruikt boven
de grenswaarde, bedoeld in artikel 55d, vierde lid, of op andere wijze
dat vermoeden ten aanzien van hem is ontstaan, kan de
opsporingsambtenaar hem bevelen medewerking te verlenen aan een nader
onderzoek van uitgeademde lucht.

2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt niet ten uitvoer gelegd
bij de verdachte van wie aannemelijk is dat het verlenen van medewerking
aan een nader ademonderzoek voor hem om bijzondere geneeskundige redenen
onwenselijk is. 

3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, of indien de medewerking van
de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid nader ademonderzoek of
indien op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste
lid, onder b, het vermoeden bestaat dat de verdachte onder invloed
verkeert van een of meer andere middelen als bedoeld in artikel 55d,
vierde lid, dan alcohol of een combinatie van die middelen met alcohol,
kan de officier van justitie of, indien zijn optreden niet kan worden
afgewacht, de hulpofficier van justitie de verdachte bevelen medewerking
te verlenen aan een bloedonderzoek. 

4. Een arts of een verpleegkundige neemt van de verdachte zoveel bloed
af als voor het onderzoek, bedoeld in het derde lid, noodzakelijk is. 

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over de uitvoering van de onderzoeken, bedoeld in het eerste en derde
lid, en het tegenonderzoek.

ARTIKEL II 

	De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

	a. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

	1°. In het tweede lid, onder a, en het derde lid, onder a, wordt
“het alcoholgehalte van zijn adem” telkens vervangen door: het
alcoholgehalte in zijn adem.

	2°. In het tweede lid, onder b, en het derde lid, onder b, wordt
“het alcoholgehalte van zijn bloed” telkens vervangen door: het
alcoholgehalte in zijn bloed. 

	b. Artikel 163 wordt als volgt gewijzigd:

	1°. Het vierde lid komt te luiden:

	4. In het geval, bedoeld in het derde lid, of indien de medewerking van
de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, of indien
het vermoeden bestaat dat de verdachte onder invloed is van een of meer
middelen, bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid, of een combinatie
van die middelen met alcohol, kan de opsporingsambtenaar de verdachte
vragen of hij zijn toestemming geeft tot het verrichten van een
onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, of artikel
8, derde lid, onderdeel b. 

	2°. Het zevende en achtste lid vervallen.

	3°. Het negende en tiende lid worden vernummerd tot zevende en achtste
lid.

ARTIKEL III

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven 

De Minister van Veiligheid en Justitie, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   2