[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst 34271

Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuĂŻteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid)

Eindtekst

Nummer: 2016D02589, datum: 2016-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z15441:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

19 januari 2016



	Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van
de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van
overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de
continuĂŻteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep,
alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein
van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de positie van abonnees bij
netwerkstoringen moet worden versterkt, dat de overstapdrempels voor
kleinzakelijke abonnees weggenomen moeten worden, dat de continuĂŻteit
van omroepetherdistributie vanaf antenne-opstelpunten beter gewaarborgd
moet worden, en dat het voorts ter uitvoering van versterking van de
samenhang en het bestaande beleid op het terrein van elektronische
communicatie, gelet op de ontwikkelingen in de markt voor
telecommunicatie, nodig is om een aantal verbeteringen en aanvullingen
aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Telecommunicatiewet wordt gewijzigd als volgt:

A 

Artikel 1.1. komt te luiden:

Artikel 1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

aanbieden van een elektronisch communicatienetwerk: het bouwen,
exploiteren, beheren of beschikbaar stellen van een elektronisch
communicatienetwerk;

abonnee: natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een
overeenkomst met een aanbieder van openbare elektronische
communicatiediensten voor de levering van dergelijke diensten;

apparaten: elektrische en elektronische apparaten;

applicatieprogramma-interface: een software interface tussen externe
toepassingen, die beschikbaar is gesteld door omroepen,
dienstenleveranciers, alsmede de hulpmiddelen in de eindapparatuur;

Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd
in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en
Markt;

BEREC: het orgaan van Europese regelgevende instanties voor
elektronische communicatie, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1211/2009
van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot
oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor
elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau;

bijbehorende diensten: de bij een elektronisch communicatienetwerk of
een elektronische communicatiedienst behorende diensten die het
aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of
ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten;

bijbehorende faciliteiten: de bij een elektronisch communicatienetwerk
of een elektronische communicatiedienst behorende diensten, fysieke
infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden
van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of
ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten;

Het Bureau: het Bureau als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr.
1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot
oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor
elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau;

certificaat: elektronische bevestiging die gegevens voor het verifiëren
van een elektronische handtekening met een bepaalde persoon verbindt en
de identiteit van die persoon bevestigt;

certificatiedienstverlener: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die
certificaten afgeeft of andere diensten in verband met elektronische
handtekeningen verleent;

conformiteitsrichtlijn: richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie, die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 114
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en regels
stelt over het op de markt brengen of het gebruik van apparaten;

consument: natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een
openbare elektronische communicatiedienst voor andere dan bedrijfs- of
beroepsdoeleinden;

eindgebruiker: natuurlijke persoon of rechtspersoon die van een openbare
elektronische communicatiedienst gebruik maakt of wil gaan maken en die
niet tevens openbare elektronische communicatienetwerken of openbare
elektronische communicatiediensten aanbiedt;

elektronische communicatiedienst: gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden
dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van
signalen via elektronische communicatienetwerken, waaronder
telecommunicatiediensten en transmissiediensten op netwerken die voor
omroep worden gebruikt, doch niet de dienst waarbij met behulp van
elektronische communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud
wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd. Het omvat niet de
diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 1 van
de notificatierichtlijn die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan uit het
overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken;

elektronisch communicatienetwerk: transmissiesystemen, waaronder mede
begrepen de schakel- of routeringsapparatuur, netwerkelementen die niet
actief zijn en andere middelen, die het mogelijk maken signalen over te
brengen via kabels, radiogolven, optische of andere elektromagnetische
middelen, waaronder satellietnetwerken, vaste en mobiele terrestrische
netwerken, elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht van
signalen worden gebruikt en netwerken voor radio- en televisieomroep en
kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte
informatie;

elektronische handtekening: elektronische handtekening als bedoeld in
artikel 15a, vierde lid, van Titel 1, afdeling 1A van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek;

gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon die gebruik maakt van of
verzoekt om een openbare elektronische communicatiedienst;

gekwalificeerd certificaat: certificaat dat voldoet aan de eisen,
gesteld krachtens artikel 18.15, tweede lid, en is afgegeven door een
certificatiedienstverlener die voldoet aan de eisen, gesteld krachtens
artikel 18.15, eerste lid;

in de handel brengen: het voor de eerste maal afleveren na vervaardiging
in de Europese Economische Ruimte, het in gebruik nemen na vervaardiging
in de Europese Economische Ruimte, het invoeren in de Europese
Economische Ruimte uit een land daarbuiten, of het in gebruik nemen na
invoer uit een land buiten de Europese Economische Ruimte in de Europese
Economische Ruimte;

interconnectie: specifiek type toegang dat wordt gerealiseerd tussen
exploitanten van openbare netwerken, inhoudende het fysiek en logisch
verbinden van openbare communicatienetwerken die door dezelfde of een
andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een
onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of
van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door
een andere onderneming worden aangeboden;

Internationaal Telecommunicatieverdrag: het op 22 december 1992 te
GenĂšve tot stand gekomen Statuut en Verdrag van de Internationale Unie
voor Telecommunicatie met de daarbij behorende bijlagen en reglementen
(Trb. 1993, 138), de op 14 oktober 1994 te Kyoto tot stand gekomen Akten
van wijziging van het Statuut en het Verdrag van de Internationale Unie
voor Telecommunicatie (Trb. 1995, 201) en de op 6 november 1998 te
Minneapolis tot stand gekomen Akten van wijziging van het Statuut en het
Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Trb. 2001,
90);

ITU: Internationale Unie voor Telecommunicatie.

kabels: fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse
overdracht van signalen tussen punten en de bij deze fysieke
geleidingsdraden behorende ondergrondse ondersteuningswerken,
beschermingswerken en signaalinrichtingen, alsmede inrichtingen, bestemd
om daarin verbinding tot stand te brengen tussen fysieke
geleidingsdraden in, op of boven openbare gronden enerzijds en fysieke
geleidingsdraden in gebouwen en daarmee Ă©Ă©n geheel vormende gronden
anderzijds dan wel tussen laatstgenoemde fysieke geleidingsdraden
onderling;

middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen:
geconfigureerde software of hardware die wordt gebruikt om de gegevens
voor het aanmaken van elektronische handtekeningen te implementeren;

nationale regelgevende instantie: instantie in een andere lidstaat van
de Europese Unie die krachtens het recht van die lidstaat is belast met
een of meer regelgevende of daarmee verband houdende uitvoerende taken
die zijn toegekend in de richtlijnen nrs. 2002/19/EG, 2002/20/EG,
2002/21/EG, 2002/22/EG of 2002/58/EG;

netwerkaansluitpunt: fysiek punt waarop een abonnee de toegang tot een
elektronisch communicatienetwerk wordt geboden; in het geval van
netwerken met schakelings- of routeringsfuncties wordt het
netwerkaansluitpunt bepaald door middel van een specifiek netwerkadres,
dat met een abonneenummer of -naam kan zijn verbonden;

	notificatierichtlijn: richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie van 9 september 2015 betreffende een
informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels
betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015 L 241);


nummer: cijfers, letter of andere symbolen, al dan niet in combinatie,
die bestemd zijn voor toegang tot of identificatie van op een
elektronisch communicatienetwerk aangeslotenen, netwerkbeheerders,
diensten, elektronische communicatienetwerken, netwerkaansluitpunten of
andere netwerkelementen;

nummergebruiker: degene die een nummer gebruikt;

nummerhouder: degene aan wie de Autoriteit Consument en Markt op
aanvraag een nummer heeft toegekend;

nummeridentificatie:

a. faciliteit om het nummer van het oproepende netwerkaansluitpunt dan
wel een nummer waarmee een individuele gebruiker kan worden
geĂŻdentificeerd aan het opgeroepen netwerkaansluitpunt te verstrekken,
voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;

b. faciliteit om het nummer van het opgeroepen netwerkaansluitpunt dan
wel het nummer waarmee een individuele gebruiker kan worden
geĂŻdentificeerd aan het oproepende netwerkaansluitpunt te verstrekken,
voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;

onderneming: onderneming in de zin van artikel 101, eerste lid, van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

onderneming die beschikt over een aanmerkelijke marktmacht: onderneming
die alleen of tezamen met andere ondernemingen over een economische
kracht beschikt die haar in staat stelt zich in belangrijke mate
onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten
te gedragen;

ondertekenaar: voor de toepassing van deze wet geldt de
definitiebepaling van artikel 15a, vijfde lid, van Titel 1, afdeling 1A
van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

openbaar telecommunicatienetwerk: elektronisch communicatienetwerk dat
geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt om openbare
telecommunicatiediensten aan te bieden, voor zover het netwerk niet
gebruikt wordt voor het verspreiden van programma's;

openbaar elektronisch communicatienetwerk: elektronisch
communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om
openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder
mede wordt begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van
programma's voor zover dit aan het publiek geschiedt;

openbare gronden:

a. openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen,
glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers,
beschoeiingen en andere werken;

b. wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en
andere plaatsen, die voor eenieder toegankelijk zijn;

openbare elektronische communicatiedienst: elektronische
communicatiedienst die beschikbaar is voor het publiek;

openbare betaaltelefoon: voor het publiek toegankelijk telefoontoestel
waarmee uitgaande gesprekken gevoerd kunnen worden en waarvan de
betaling voor het gebruik kan geschieden door middel van munten,
krediet- of debetkaarten of vooruitbetaalde telefoonkaarten;

openbare telecommunicatiedienst: voor het publiek beschikbare dienst die
geheel of gedeeltelijk bestaat in het overbrengen van signalen via een
elektronisch communicatienetwerk, voor zover deze dienst niet bestaat
uit het verspreiden van programma's;

openbare telefoondienst: dienst die voor het publiek beschikbaar is voor
direct of indirect uitgaande en binnenkomende nationale of
internationale gesprekken, met behulp van een nummer of een aantal
nummers in een nationaal of internationaal nummerplan;

Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

programma: programma als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008;

programmadienst: dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat uit het
aanbieden van programma’s aan het algemene publiek of een deel
daarvan;

radiozendapparaten: uitrusting die naar haar aard bestemd is voor het
zenden of het zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;

randapparaten:

a. uitrusting die bestemd is om op een openbaar telecommunicatienetwerk
te worden aangesloten, zodanig dat zij: rechtstreeks op
netwerkaansluitpunten kan worden aangesloten, of kan dienen voor
interactie met een openbaar telecommunicatienetwerk via directe of
indirecte aansluiting op netwerkaansluitpunten ten behoeve van
overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie;

b. Radiozendapparaten die geschikt zijn om op een openbaar
telecommunicatienetwerk te worden aangesloten;

c. Uitrusting voor satellietgrondstations tenzij bij of krachtens
hoofdstuk 10 anders is bepaald, doch met uitsluiting van speciaal
geconstrueerde uitrusting die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van
een openbaar telecommunicatienetwerk;

richtlijn nr. 2002/19/EG: Richtlijn nr. 2002/19/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake de
toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en
bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (PbEG L 108);

richtlijn nr. 2002/20/EG: Richtlijn nr. 2002/20/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 betreffende
de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten
(Machtigingsrichtlijn) (PbEG L 108);

richtlijn nr. 2002/21/EG: Richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake een
gemeenschappelijk regelgevingskader voor
elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (PbEG
L 108);

richtlijn nr. 2002/22/EG: Richtlijn nr. 2002/22/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake de
universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot
elektronische-communicatienetwerken en -diensten
(Universeledienstrichtlijn) (PbEG L 108);

roamingverordening: op grond van artikel 114 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie vastgestelde verordening van het
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende roaming
op openbare mobiele-communicatienetwerken binnen de Unie, en de op grond
van die verordening door de Europese Commissie vastgestelde
uitvoeringshandelingen;

schadelijke interferentie: interferentie die het functioneren van een 

radionavigatiedienst of van andere veiligheidsvoorzieningen in gevaar
brengt, of die een overeenkomstig de geldende internationale,
communautaire of nationale voorschriften werkende
radiocommunicatiedienst op een andere wijze ernstig verslechtert,
hindert of herhaaldelijk onderbreekt;

systeem voor voorwaardelijke toegang: elke technische maatregel of
regeling waarbij 

toegang tot een beschermde radio- of televisie-omroepdienst in
begrijpelijke vorm afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een
andere vorm van voorafgaande individuele machtiging;

toegang: het aan een andere onderneming beschikbaar stellen van
netwerkonderdelen, bijbehorende faciliteiten of diensten onder
uitdrukkelijke voorwaarden, al dan niet op exclusieve basis, ten behoeve
van het aanbieden van elektronische communicatiediensten, het aanbieden
van diensten voor de informatiemaatschappij of het verspreiden van
programma’s aan het publiek, door die onderneming;

transnationale markt: bij beschikking, bedoeld in artikel 15, vierde
lid, van richtlijn nr. 2002/21/EG, gedefinieerde markt die de Europese
Unie of een aanzienlijk, zich over meer dan Ă©Ă©n lidstaat uitstrekkend,
deel daarvan beslaat;

uitrusting: elk apparaat of vaste installatie;

vaste installatie: een specifieke combinatie van verschillende soorten
apparaten en eventuele andere inrichtingen, die samengebouwd,
geĂŻnstalleerd en bestemd zijn voor permanent gebruik op een van te
voren vastgestelde locatie;

veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen: een
middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen dat voldoet
aan de eisen gesteld krachtens artikel 18.17, eerste lid.

B

Artikel 3.1, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de aanwijzing van frequentiebanden waarbinnen onder
verantwoordelijkheid van Onze Minister wie het mede aangaat bij regeling
van Onze Minister aan te wijzen publieke taken worden uitgevoerd.

C

Artikel 3.4, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. een opgave van:

1°. de op grond van artikel 3.5 toegewezen frequentieruimte voor
publieke taken;

2°. de vergunningen voor het gebruik van de frequentieruimte, bedoeld
in artikel 3.6, eerste lid;

3°. de vergunningen voor het gebruik van de frequentieruimte die is
verdeeld met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel
3.10, eerste lid, onder b tot en met f.

D

Na artikel 3.5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.5a

1. In afwijking van artikel 3.5 kan Onze Minister, op verzoek van Onze
Minister wie het mede aangaat, voor korte duur frequentieruimte voor
publieke taken toewijzen aan Onze Minister wie het mede aangaat, indien
hij van oordeel is dat de toewijzing van de desbetreffende
frequentieruimte onverwijld nodig en doelmatig is voor de uitoefening
van de betrokken publieke taak.

2. Artikel 3.2 is niet van toepassing.

3. Onze Minister kan aan de toewijzing voorschriften en beperkingen
verbinden.

Artikel 3.5b

1. In afwijking van artikel 3.5 kan Onze Minister, vooruitlopend op de
ontvangst van een behoefte-onderbouwingsplan, op verzoek van Onze
Minister wie het mede aangaat, frequentieruimte voor publieke taken
voorlopig toewijzen aan Onze Minister wie het mede aangaat, indien hij
van oordeel is dat de voorlopige toewijzing van de frequentieruimte
onverwijld nodig is voor de uitoefening van de betrokken publieke taak.

2. Onze Minister wie het mede aangaat dient binnen zes weken na
ontvangst van het verzoek door Onze Minister een
behoefte-onderbouwingsplan in voor de desbetreffende frequentieruimte.

3. Indien niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn een
behoefte-onderbouwingsplan is ontvangen, vervalt de voorlopige
toewijzing.

4. Indien onze minister wie het mede aangaat een
behoefte-onderbouwingsplan heeft ingediend is de voorlopige toewijzing
van kracht tot het moment waarop door Onze Minister is beslist over een
definitieve toewijzing. 

5. Onze Minister kan aan de voorlopige toewijzing voorschriften en
beperkingen verbinden.

E

Aan artikel 3.6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In het belang van een doelmatig gebruik van frequentieruimte, kan
Onze Minister, in afwijking van het eerste lid, besluiten dat een
krachtens de artikelen 3.7 of 3.8 verleende vergunning mede wordt
verleend ten behoeve van het uitzenden van programmakanalen van een
andere publieke media-instelling. 

F

Artikel 3.7 wordt gewijzigd als volgt:

a. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.6, derde lid, kan de
vergunning, bedoeld in het eerste lid, aan een andere publieke
media-instelling dan de in het eerste lid bedoelde publieke media
instelling worden verleend.

G

Na artikel 3.8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.3a. Transitievergunning

Artikel 3.8a

1. Onze Minister verleent ambtshalve een transitievergunning: 

a. aan de houder van een vergunning voor het gebruik van
frequentieruimte die wordt herverdeeld, en 

b. aan degene die bij de herverdeling de nieuwe vergunning voor deze
frequentieruimte verwerft.

2. De transitievergunning heeft een looptijd van ten hoogste vier weken,
die aanvangt de dag nadat de vergunning bedoeld in het eerste lid, onder
a, afloopt. Indien dit nodig is om te voorkomen dat de continuĂŻteit van
de via de vergunde frequentieruimte verleende diensten in gevaar kan
komen kan de looptijd van de transitievergunning worden verlengd met
vier weken. De vergunning bedoeld in het eerste lid, onder b, vangt aan
op de dag nadat de transitievergunning afloopt.

3. Indien dat naar zijn oordeel in het belang is van de continuĂŻteit
van de via de vergunde frequentieruimte verleende diensten, legt Onze
Minister een partij, bedoeld in het eerste lid, de verplichting op om
met andere partijen, bedoeld in het eerste lid, een
transitieovereenkomst te sluiten. Onze Minister kan deze partijen in het
belang van de continuĂŻteit van dienstverlening aanvullende of andere
verplichtingen opleggen. Eventuele met de in dit lid bedoelde
verplichtingen verbonden kosten komen voor rekening van de partij op wie
de verplichting rust. 

4. Onze Minister kan aan de transitievergunning voorschriften en
beperkingen verbinden, waaronder het voorschrift uitsluitend
frequentieruimte te gebruiken in overeenstemming met de afspraken in de
transitieovereenkomst bedoeld in het derde lid. 

5. Artikel 3.15 is niet van toepassing. 

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met vijfde lid.

7. Het eerste tot en met zesde lid is niet van toepassing op
vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte door of ten behoeve
van commerciële media-instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de
Mediawet 2008. Bij ministeriële regeling kan andere frequentieruimte
worden aangewezen waarop het eerste tot en met zesde lid niet van
toepassing is.

H

In artikel 3.10, eerste lid, aanhef, wordt artikel “3.6” vervangen
door: de artikelen 3.6 en 3.8a.

I

Artikel 3.12 komt te luiden:

Artikel 3.12

1. Onze Minister kan op aanvraag vergunning verlenen voor het gebruik
van frequentieruimte:

a. ten behoeve van het doen van experimenten met een looptijd van ten
hoogste Ă©Ă©n jaar,

b. ten behoeve van evenementen voor de duur van het evenement, of

c. ten behoeve van testdoeleinden.

2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt niet gebruikt
voor het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten. 

3. Bij de vergunningverlening kan worden afgeweken van het bepaalde in
de artikelen 3.13, tweede lid, en 3.18, eerste lid, onder a.

4. Vergunningen als bedoeld in het eerste lid, worden verleend volgens
de procedure, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder a.

J

In artikel 3.13, eerste lid, word “artikel 3.5” vervangen door: de
artikelen 3.5 tot en met 3.5b.

K

Artikel 3.17 wordt gewijzigd als volgt:

a. Het tweede lid komt te luiden:

2. Een vergunning die is verleend met toepassing van de procedure,
bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder a, wordt na afloop van de in
het eerste lid bedoelde termijn van rechtswege telkens voor een bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen periode verlengd,
tenzij:

a. Onze Minister uiterlijk twee jaar voor het tijdstip waarop de periode
waarvoor de vergunning is verleend, onderscheidenlijk is verlengd, is
verstreken, besluit dat de vergunning niet wordt verlengd, of

b. de vergunning is verleend voor een bij ministeriële regeling
aangewezen gebruik of bij die regeling bepaalde duur..

b. Onder vernummering van het derde en vierde lid, tot vierde en vijfde
lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onder b, kan Onze
Minister een daar bedoelde vergunning verlengen met een door hem te
bepalen termijn. 

L

Artikel 4.1, vierde lid, komt te luiden:

4. Het is verboden:

a. voor een bestemming die voorkomt in een nummerplan andere nummers te
gebruiken dan de nummers die in dat plan voor die bestemming zijn
opgenomen, tenzij in het nummerplan is bepaald dat dit verbod niet van
toepassing is, en

b. om een nummer dat voorkomt in een nummerplan voor een andere
bestemming te gebruiken dan de bestemming waarvoor dat nummer in dat
plan is opgenomen, tenzij het gebruik van dat nummer voor de andere
bestemming geen afbreuk doet aan het gebruik van dat nummer voor de
bestemming, genoemd in het nummerplan.

M

Artikel 4.2 wordt gewijzigd als volgt:

a. Het tweede tot en met het elfde lid worden vernummerd tot het derde
tot en met twaalfde lid.

b. Het eerste en tweede lid (nieuw) komen te luiden:

1. Nummers die in een nummerplan of in een op grond van het vijfde lid
vastgestelde aanwijzing zijn opgenomen kunnen op aanvraag door de
Autoriteit Consument en Markt worden toegekend, met uitzondering van een
nummer dat uitsluitend binnen een bepaald elektronisch
communicatienetwerk wordt gebruikt voor toegang tot of identificatie van
op dat netwerk aangeslotenen, de netwerkbeheerder, via dat netwerk
aangeboden diensten, dat netwerk, netwerkaansluitpunten van dat netwerk
of andere elementen van dat netwerk, tenzij in het nummerplan anders is
bepaald.

2. Toekenning van nummers kan geschieden aan:

a. een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk ten behoeve
van het verzorgen van elektronische communicatiediensten over zijn
elektronisch communicatienetwerk;

b. een aanbieder van een elektronische communicatiedienst ten behoeve
van het verzorgen van zijn elektronische communicatiedienst, of

c. een natuurlijke persoon of rechtspersoon ten behoeve van het gebruik
van een elektronische communicatiedienst.

c. In het vierde lid wordt “het eerste lid” vervangen door: het
tweede lid.

d. In het zevende en tiende lid (nieuw) wordt “het zevende lid”
telkens vervangen door: het achtste lid.

e. In het negende lid (nieuw) wordt “het zesde en zevende lid”
vervangen door: het zevende en achtste lid.

f. In het elfde lid (nieuw) wordt “zevende en achtste lid” vervangen
door: achtste en negende lid.

g. In het twaalfde lid (nieuw) wordt “het vijfde lid” vervangen
door: het zesde lid.

h. Aan het slot van het twaalfde lid wordt toegevoegd: De eerste volzin
is niet van toepassing op netwerkinterne nummers tenzij op grond van het
nummerplan waarin deze nummers zijn opgenomen toekenning overeenkomstig
het eerste lid is vereist.

N

Artikel 5.4, tweede lid, komt te luiden:

2. Burgemeester en wethouders nemen het instemmingsbesluit binnen acht
weken na ontvangst van de schriftelijke melding als bedoeld in het
eerste lid, onderdeel a. De termijn van acht weken kan worden verlengd
met ten hoogste acht weken. Zij kunnen om redenen van openbare orde,
veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid
van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het
instemmingsbesluit voorschriften opnemen.

O

Artikel 5.8 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. De aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk is
verplicht op eigen kosten over te gaan tot het nemen van maatregelen ten
aanzien van kabels ten dienste van zijn netwerk, waaronder het
verplaatsen van kabels, op

verzoek van:

a. degene op wie de gedoogplicht rust,

b. degene die van de rechthebbende een huurrecht, of een recht van
erfpacht of opstal, of een gebruiksrecht strekkende tot de oprichting
van gebouwen of de uitvoering van werken heeft verkregen,

voor zover deze maatregelen noodzakelijk zijn voor de oprichting van
gebouwen of de uitvoering van werken door of vanwege de in de onderdelen
a en b genoemden.

b. In het tweede, vierde en vijfde lid wordt “degene op wie de
gedoogplicht rust” steeds vervangen door: degene, bedoeld in het
eerste lid, onderdelen a en b,. 

c. Het zevende en achtste lid vervallen.

P

Na artikel 5.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.9

1. De aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk is
verplicht op verzoek van:

a. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, 

b. de beheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de
Spoorwegwet, of 

c. een waterschap,

op eigen kosten over te gaan tot het nemen van maatregelen ten aanzien
van kabels ten dienste van zijn netwerk, waaronder het verplaatsen van
kabels, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van werken:

1˚. waarvoor een ontwerp-tracĂ©besluit als bedoeld in artikel 11, derde
lid, van de Tracéwet is vastgesteld,

2˚. ten behoeve van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 5.5 van de
Waterwet die in beheer zijn bij het Rijk of een waterschap en waarvoor
een ontwerp van een projectplan als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid,
van de Waterwet is vastgesteld,

ongeacht dat de beheerder, genoemd in de onderdelen a tot en met c, op
het moment van het verzoek geen rechthebbende is op de betrokken
gronden.

2. In afwijking van het eerste lid, heeft de aanbieder recht op
vergoeding van de door hem gemaakte kosten ter uitvoering van een
verzoek als bedoeld in het eerste lid, indien na verloop van drie jaar
nadat dat verzoek is gedaan, de beheerder geen rechthebbende is op de
betrokken gronden, noch een huurrecht, of een recht van erfpacht of
opstal, of een gebruiksrecht strekkende tot de oprichting van gebouwen
of de uitvoering van werken heeft verkregen van degene die rechthebbende
is op de betrokken gronden. 

3. Artikel 5.8, derde, vierde en zesde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.

Q

In artikel 5.13, vierde lid, wordt “bedoeld in de artikelen 5.2, 5.8
en 5.11,” gewijzigd in: bedoeld in de artikelen 5.2, 5.8, 5.9 en
5.11,.

R

In artikel 6a.1, achtste lid, wordt “als bedoeld in artikel 1.1.,
onderdeel s” gewijzigd in: als bedoeld in artikel 1.1.

S

Aan artikel 7.1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
einde van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

i. de criteria voor verstrekking van de compensatie, bedoeld in artikel
7.1a, waaronder in ieder geval de minimale duur van de onderbreking en
de minimale vergoeding.

T

Na artikel 7.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.1a

1. Bij een volledige onderbreking van de levering van een als separate
dienst te onderscheiden openbare elektronische communicatiedienst als
gevolg van een storing in het netwerk van de aanbieder van die dienst
verstrekt de aanbieder uit eigen beweging of op aanvraag van de abonnee,
die woonachtig of gevestigd is in het gebied waarin de gevolgen van de
storing zich voordoen, een compensatie aan de abonnee, mits de
verstoring langer duurt dan een bij ministeriële regeling te bepalen
periode.

2. De compensatie bedraagt ten minste een bij ministeriële regeling te
bepalen bedrag per dag. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen
overeenkomsten tot levering van een openbare elektronische
communicatiedienst waarbij een vaste maandelijkse vergoeding wordt
betaald door de abonnee en overeenkomsten waarbij dat niet het geval is.

3. Geen recht op compensatie bestaat indien de storing het gevolg is van
een overstroming, terroristische aanslag of oorlog.

U

Artikel 7.2a komt te luiden:

Artikel 7.2a

1.De overeenkomst tussen een aanbieder en een eindgebruiker met
betrekking tot de levering van een elektronische communicatiedienst of
programmadienst kan worden aangegaan voor bepaalde of onbepaalde duur. 

2.Een aanbieder biedt een eindgebruiker de mogelijkheid een overeenkomst
voor een bepaalde duur met een looptijd van ten hoogste twaalf maanden
aan te gaan.

3.De overeenkomst die is aangegaan voor een bepaalde duur, kan na
verloop van die duur stilzwijgend worden verlengd of vernieuwd, mits de
abonnee de overeenkomst hierna te allen tijde kosteloos kan opzeggen.

4.De overeenkomst die is aangegaan voor een onbepaalde duur, kan door de
abonnee te allen tijde kosteloos worden opgezegd.

5.De bij de opzegging door de abonnee in acht te nemen termijn is in
alle gevallen niet langer dan een maand.

6.In afwijking van het vijfde lid kunnen de abonnee, niet zijnde een
consument, en de aanbieder, op uitdrukkelijk verzoek van die abonnee,
een opzegtermijn van ten hoogste drie maanden overeenkomen.

7.Indien er sprake is van een consument:

a. bedraagt de looptijd van een overeenkomst voor een bepaalde duur ten
hoogste 24 maanden;

b. biedt een aanbieder van een openbare telefoondienst hem de
mogelijkheid een overeenkomst aan te gaan:

1˚. waarbij geen starttarief in rekening wordt gebracht;

2˚. waarbij de gespreksduur in seconden in rekening wordt gebracht, en

3˚. waarbij, indien de aanbieder ook abonnementen aanbiedt waarbij de
gespreksduur niet in seconden in rekening wordt gebracht, het tarief,
gezien de overige voorwaarden van de overeenkomst, vergelijkbaar is met
het tarief bij de andere door de aanbieder aangeboden abonnementen.

V

Artikel 7.6a wordt als volgt gewijzigd: 

a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1°. Na de puntkomma in onderdeel e vervalt “en”,

2°. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel f door een
komma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende: 

g. voor zover dit noodzakelijk is ter bescherming van de integriteit en
de veiligheid van het netwerk en de dienst van de betrokken aanbieder,
of het randapparaat van de eindgebruiker, of

h. voor zover dit ten gevolge van het gedrag van de abonnee noodzakelijk
is ter bescherming van de veiligheid van een natuurlijk persoon die, al
dan niet op grond van een arbeidsovereenkomst, arbeid verricht voor de
aanbieder van de internettoegangsdienst.

b. Onder vernummering van het tweede naar het derde lid wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. In aanvulling op het eerste lid kan een aanbieder van een
internettoegangsdienst de levering van deze dienst met ten hoogste een
maand opschorten ter voorkoming van een ongebruikelijk hoge rekening, op
voorwaarde dat de internettoegangsaanbieder de abonnee vooraf op de
hoogte heeft gesteld van zijn voornemen de levering van de
internettoegangsdienst op te schorten en de abonnee daar geen bezwaar
tegen heeft gemaakt binnen een door de aanbieder gestelde redelijke
termijn.

c. Na het nieuwe derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende: 

4. Voorafgaand aan het nemen van een maatregel, bedoeld in het eerste
lid, onderdeel g, doet de aanbieder melding aan de betrokken abonnee, en
geeft de abonnee daarbij de gelegenheid de in dit onderdeel bedoelde
bedreiging van de integriteit en veiligheid van netwerk, dienst of
randapparaat weg te nemen. Wanneer dit wegens de vereiste spoed niet
voorafgaand aan het nemen van de maatregel mogelijk is, doet de
aanbieder zo snel mogelijk melding van de maatregel.

W

Artikel 9.1, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. gedrukte of elektronische telefoongidsen;

X

In artikel 11.9, eerste lid, onderdeel b, sub 3˚, wordt “als bedoeld
in artikel 1.1., onderdeel cc, onder 2˚” gewijzigd in: als bedoeld in
artikel 1.1.

Y

Na artikel 11.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.10a

Een faciliteit om het nummer van het netwerkaansluitpunt van waaruit een
verbinding tot stand wordt gebracht, dan wel het nummer waarmee een
individuele gebruiker van dat netwerkaansluitpunt kan worden
geĂŻdentificeerd aan het netwerkaansluitpunt waarmee die verbinding tot
stand komt te verstrekken, wordt niet gebruikt om de opgeroepen
gebruiker onjuiste informatie te verstrekken met betrekking tot dat
netwerkaansluitpunt of die individuele gebruiker.

Z

Na artikel 11a.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a.3

1. Een aanbieder van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
aangewezen antenne-opstelpunt als bedoeld in artikel 3.24, vierde lid,
draagt zorg voor de opstelling en de uitvoering van een
continuĂŻteitsplan dat een beschrijving bevat van de technische en
organisatorische maatregelen die de aanbieder neemt om de risico’s
voor de veiligheid in en op het opstelpunt te beheersen voor zover van
belang voor de continuĂŻteit van de verspreiding van programma's door
middel van openbare elektronische communicatienetwerken die worden
ondersteund door dat opstelpunt. 

2. Onze Minister kan een aanbieder als bedoeld in het eerste lid de
verplichting opleggen om binnen een bepaalde termijn een
veiligheidscontrole te laten uitvoeren door een onafhankelijke
deskundige, waarvan de kosten worden gedragen door de aanbieder. 

3. Indien het continuĂŻteitsplan naar het oordeel van Onze Minister
onvoldoende bijdraagt aan de in het eerste lid bedoelde continuĂŻteit,
kan Onze Minister een aanbieder als bedoeld in het eerste lid de
verplichting opleggen om binnen een bepaalde termijn een technische of
organisatorische maatregel te treffen met het oog op de in het eerste
lid bedoelde continuĂŻteit.

4. Voor een aangewezen antenne-opstelpunt dragen de in het eerste lid
bedoelde aanbieder of aanbieders en de aanbieder of aanbieders van
openbare elektronische communicatienetwerken die bestaan uit
radiozendapparaten die geschikt zijn voor het verspreiden van
programma's en die door het aangewezen opstelpunt worden ondersteund,
zorg voor de opstelling en de uitvoering van een gezamenlijk
continuĂŻteitsplan dat voorziet in onderlinge afstemming van de
maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk de maatregelen
bedoeld in artikel 11a.1, eerste lid.

5. Indien de in het vierde lid bedoelde aanbieders geen overeenstemming
kunnen bereiken over het gezamenlijke continuĂŻteitsplan, kan Onze
Minister voorschriften geven inzake het tot stand brengen van het plan.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld ten aanzien van het bepaalde in dit artikel.

AA

In artikel 12.1 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding van het
eerste lid. 

BB

Artikel 15.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt “artikel 3.14” gewijzigd in: artikel 3.23.

b. Onderdeel e komt te luiden:

e. verplichtingen inzake uitzending van programma-aanbod, opgelegd op
grond van artikel 8.3; 

c. De onderdelen g tot en met k worden geletterd f tot en met j.

d. In onderdeel j wordt de zinsnede “verdere onderwerpen als bedoeld
in de artikelen 11a.1, 11a.2, 18.1” gewijzigd in: verdere onderwerpen
als bedoeld in de artikelen 11a.1, 11a.2, 11a.3, 12.6”.

CC

In artikel 18.14 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding van het
eerste lid.

DD

In artikel 20.1 wordt “KPN Telecom B.V.” telkens vervangen door: KPN
B.V.

EE

In artikel 20.5, eerste lid, wordt “als bedoeld in artikel 1.1.,
onderdeel aa” gewijzigd in: als bedoeld in artikel 1.1.

ARTIKEL II

Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A 

In artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet
te luiden:

Telecommunicatiewet: de artikelen 3.5, 3.5a, 3.5b, 3.22 en 18.9, eerste
en tweede lid

B

In de artikelen 7 en 11 komt de zinsnede met betrekking tot de
Telecommunicatiewet te luiden:

a. de artikelen 3.5, 3.5a, 3.5b, 3.22, 15.2, derde lid, 15.4, vierde
lid, en 18.9, eerste en tweede lid

b. alsmede, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit
Consument en Markt:

1. hoofdstuk 6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de
inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader
voor de elektronische communicatiesector 2002

2. de hoofdstukken 6A, 6B en 12

3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4

ARTIKEL III

Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15a, tweede, derde en vijfde lid, van Boek 3 wordt “artikel
1.1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet”, “artikel 1.1,
onderdeel uu, van de Telecommunicatiewet”, en “artikel 1.1,
onderdeel vv, van de Telecommunicatiewet” telkens gewijzigd in:
artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet. 

B

In artikel 15b van Boek 3 wordt “artikel 1.1, onderdeel ss, van de
Telecommunicatiewet” gewijzigd in: artikel 1.1 van de
Telecommunicatiewet.

C

In artikel 196b, eerste lid, van Boek 6 wordt “artikel 1.1, onderdeel
ss, van de Telecommunicatiewet” gewijzigd in: artikel 1.1 van de
Telecommunicatiewet.

ARTIKEL IV

In artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt in de opsomming
achter de Telecommunicatiewet in onderdeel 4°, "18.17, eerste en derde
lid" gewijzigd in “18.17”.

ARTIKEL V

In artikel 1.1 van de Mediawet 2008 wordt “artikel 1.1, onderdeel e,
van de Telecommunicatiewet”, “artikel 1.1, onderdeel h, van de
Telecommunicatiewet” en “artikel 1.1, onderdeel kk, van de
Telecommunicatiewet” telkens gewijzigd in: artikel 1.1 van de
Telecommunicatiewet.

ARTIKEL VI

De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt als volgt
gewijzigd:

A

In de artikelen 25, vierde lid, onderdeel a, en 27, derde lid, onderdeel
b, wordt “artikel 1.1, onderdeel bb, van de Telecommunicatiewet”
telkens gewijzigd in: artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.

B

In artikel 28, vierde lid, onderdeel a, wordt “artikel 1.1, onderdeel
t, van de Telecommunicatiewet” gewijzigd in: artikel 1.1 van de
Telecommunicatiewet.

ARTIKEL VII

1. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van
het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht
telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet wordt verheven en
artikel I, onderdeel I, van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan artikel I, onderdeel BB, van deze wet, komt artikel I,
onderdeel BB, sub c en d, te luiden:

c. de onderdelen g tot en met j worden geletterd f tot en met i.

d. In onderdeel i wordt de zinsnede “verdere onderwerpen als bedoeld
in de artikelen 11a.1, 11a.2, 18.1” gewijzigd in: verdere onderwerpen
als bedoeld in de artikelen 11a.1, 11a.2, 11a.3, 12.6”.

2. Indien het bij brief van 22 mei 2014 ingediende voorstel van wet van
het lid Van Tongeren tot intrekking van de Wet bewaarplicht
telecommunicatiegegevens (Kamerstukken 33 939) tot wet wordt verheven en
artikel I, onderdeel I, van die wet in werking treedt op een later
tijdstip dan artikel I, onderdeel BB, sub c en d, van deze wet, komt
artikel I, onderdeel I, van die wet te luiden:

Artikel 15.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g vervalt, onder verlettering van de onderdelen h tot en
met j tot g tot en met i;

2. In onderdeel g (nieuw) vervalt “en het bewaren van gegevens”.

ARTIKEL VIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 augustus 2015 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met
de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU
(Kamerstukken II 2014/15, nr. 34 260) tot wet wordt verheven en artikel
I, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
artikel I, onderdeel A, van deze wet, wordt artikel I, onderdeel A, van
deze wet als volgt gewijzigd:

a. Het onderdeel “apparaten: elektrische en elektronische apparaten”
wordt gewijzigd in: 

apparaten: elektrische en elektronische apparaten, niet zijnde
radioapparaten;

b. Het onderdeel “radiozendapparaten: uitrusting die naar haar aard
bestemd is voor het zenden of het zenden en ontvangen van
radiocommunicatiesignalen” wordt gewijzigd in: 

radioapparaten: een elektrisch of elektronisch product dat:

a. doelbewust radiogolven uitzendt of ontvangt ten behoeve van
radiocommunicatie of radiodeterminatie, of 

b. moet worden aangevuld met een accessoire om doelbewust radiogolven te
kunnen uitzenden en ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie of
radiodeterminatie;

	ba. Het onderdeel “conformiteitsrichtlijn: richtlijn van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie, die geheel of gedeeltelijk
berust op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie en regels stelt over het op de markt brengen of het
gebruik van apparaten” wordt gewijzigd in:

	conformiteitsrichtlijn: richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie, die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 114
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en regels
stelt over het op de markt brengen of het gebruik van apparaten of
radioapparaten;. 

c. Het volgende onderdeel vervalt:

 “randapparaten:

a. uitrusting die bestemd is om op een openbaar telecommunicatienetwerk
te worden aangesloten, zodanig dat zij: rechtstreeks op
netwerkaansluitpunten kan worden aangesloten, of kan dienen voor
interactie met een openbaar telecommunicatienetwerk via directe of
indirecte aansluiting op netwerkaansluitpunten ten behoeve van
overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie;

b. Radiozendapparaten die geschikt zijn om op een openbaar
telecommunicatienetwerk te worden aangesloten;

c. Uitrusting voor satellietgrondstations tenzij bij of krachtens
hoofdstuk 10 anders is bepaald, doch met uitsluiting van speciaal
geconstrueerde uitrusting die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van
een openbaar telecommunicatienetwerk;” 

d. In de alfabetische rangschikking worden de volgende definities
ingevoegd:

distributeur: natuurlijke persoon of rechtspersoon in de
toeleveringsketen, niet zijnde de fabrikant of de importeur, die
apparaten of radioapparaten op de markt aanbiedt;

fabrikant: natuurlijke persoon of rechtspersoon die apparaten of
radioapparaten vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en deze
apparaten of radioapparaten onder zijn naam of handelsmerk verhandelt;

gemachtigde: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke persoon of
rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens
hem specifieke taken te vervullen;

in de handel brengen: het voor het eerst in de Europese Unie op de markt
aanbieden van apparaten of radioapparaten;

importeur: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke persoon of
rechtspersoon die apparaten of radioapparaten uit een derde land in de
Europese Unie in de handel brengt;

ingebruikneming: het eerste gebruik van uitrusting of een radioapparaat
in de Europese Unie door de eindgebruiker ervan;

marktdeelnemer: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur of de
distributeur;

op de markt aanbieden: het in het kader van een handelsactiviteit, al
dan niet tegen betaling, verstrekken van apparaten of radioapparaten met
het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de
Europese Unie;

radiocommunicatie: communicatie door middel van radiogolven;

radiodeterminatie: het vaststellen van de positie, snelheid of andere
kenmerken van een object of het verkrijgen van informatie over deze
parameters door middel van de voortplantingseigenschappen van
radiogolven;

radiogolven: elektromagnetische golven met frequenties van lager dan
3000 GHz, die zich in de ruimte voortplanten zonder kunstmatige
geleider;

terugroepen: maatregel waarmee wordt beoogd apparaten of radioapparaten
te doen terugkeren die al aan de eindgebruiker ter beschikking waren
gesteld;

uit de handel nemen: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat
apparaten of radioapparaten die zich in de toeleveringsketen bevinden,
op de markt worden aangeboden;

ARTIKEL VIX

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven 

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Economische Zaken, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   7