[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34257, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 16 februari 2016)

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2016D07607, datum: 2016-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z14228:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 16 februari 2016)		



	34 257 	Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van
Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van
affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het
verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te
bevorderen







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het
Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van
Strafrecht aan te passen teneinde de vergoeding van schade door letsel
en overlijden te verruimen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 95 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

2. Het recht op een vergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade
bestaat, is niet vatbaar voor beslag. Voor overgang onder algemene titel
is voldoende dat de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op
de vergoeding aanspraak te maken.

B

Het tweede lid van artikel 106, alsmede de aanduiding  “1.” voor het
eerste lid, komen te vervallen.

C

Artikel 107 komt te luiden:

Artikel 107

1. Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander
aansprakelijk is, lichamelijk of geestelijk letsel oploopt, is die ander
behalve tot vergoeding van de schade van de gekwetste zelf, ook
verplicht tot vergoeding van:

a. de kosten die een derde anders dan krachtens een verzekering ten
behoeve van de gekwetste heeft gemaakt en die deze laatste, zo hij ze
zelf zou hebben gemaakt, van die ander had kunnen vorderen; en

b. een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen
bedrag of bedragen voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat
geleden door de in lid 2 genoemde naasten van de gekwetste met ernstig
en blijvend letsel. 

2. De naasten, bedoeld in lid 1 onder b, zijn:

a. de ten tijde van de gebeurtenis niet van tafel en bed gescheiden
echtgenoot of geregistreerde partner van de gekwetste;

b. de levensgezel van de gekwetste, die ten tijde van de gebeurtenis
duurzaam met deze een gemeenschappelijke huishouding voert;

c. degene die ten tijde van de gebeurtenis de ouder van de gekwetste is;

d. degene die ten tijde van de gebeurtenis het kind van de gekwetste is;

e. degene die ten tijde van de gebeurtenis duurzaam in gezinsverband de
zorg voor de gekwetste heeft;

f. degene voor wie de gekwetste ten tijde van de gebeurtenis duurzaam in
gezinsverband de zorg heeft;

g. een andere persoon die in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot
de gekwetste staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid
voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 1 onder b als naaste
wordt aangemerkt.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
waarmee nader wordt bepaald wanneer letsel als ernstig en blijvend
letsel als bedoeld in lid 1 onder b wordt aangemerkt.

4. Onverminderd artikel 6, tweede lid, van de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen kunnen aanspraken van
derden ter zake van als gevolg van het letsel geleden schade niet ten
nadele van het recht op schadevergoeding van de gekwetste worden
uitgeoefend.

5. Hij die krachtens lid 1 tot schadevergoeding wordt aangesproken kan
hetzelfde verweer voeren dat hem jegens de gekwetste ten dienste zou
hebben gestaan.

D

In artikel 108 worden, onder vernummering van het derde tot vijfde lid,
een nieuw derde, vierde en zesde lid ingevoegd, luidende:

3. Voorts is de aansprakelijke verplicht tot vergoeding van een bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag of
bedragen voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, geleden door
de in lid 4 genoemde naasten als gevolg van het overlijden.

4. De naasten, bedoeld in lid 3, zijn:

a. de ten tijde van de gebeurtenis niet van tafel en bed gescheiden
echtgenoot of geregistreerde partner van de overledene;

b. de levensgezel van de overledene, die ten tijde van de gebeurtenis
duurzaam met deze een gemeenschappelijke huishouding voert;

c. degene die ten tijde van de gebeurtenis ouder van de overledene is;

d. degene die ten tijde van de gebeurtenis het kind van de overledene
is;

e. degene die ten tijde van de gebeurtenis duurzaam in gezinsverband de
zorg voor de overledene heeft;

f. degene voor wie de overledene ten tijde van de gebeurtenis duurzaam
in gezinsverband de zorg heeft;

g. een andere persoon die ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige
nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van
redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van
lid 3 als naaste wordt aangemerkt. 

6. Geen recht op vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade bestaat,
voor zover de rechthebbende op grond van dezelfde gebeurtenis reeds een
vergoeding uit hoofde van artikel 107 lid 1 onder b heeft ontvangen.

ARTIKEL II

Artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering komt te
luiden:

2. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het
strafbare feit is overleden, kunnen zich voegen diens erfgenamen ter
zake van hun onder algemene titel verkregen vordering en de personen,
bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het
Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen. Indien de
in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit
letsel heeft, kunnen zich voegen de personen, bedoeld in artikel 107,
eerste lid, onder a en b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake
van de daar bedoelde vorderingen.

ARTIKEL III

Artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de zinsnedes “diens nabestaanden in de zin
van artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering” 
telkens vervangen door de zinsnedes:  de personen genoemd in artikel
51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

2. In het zevende lid wordt de zinsnede “aan het slachtoffer dat geen
rechtspersoon is” vervangen door: aan de in de slotzin van het eerste
lid genoemde personen, die geen rechtspersoon zijn. 

ARTIKEL IV

Artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven wordt als volgt
gewijzigd: 

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden: 

c. aan nabestaanden en naasten van een onder a of b bedoeld persoon,
indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden of ernstig en
blijvend letsel heeft, als bedoeld in artikel 107, eerste lid, onder b,
van het Burgerlijk Wetboek.

2. In het tweede lid wordt na “als nabestaanden”  ingevoegd: en
naasten. 

ARTIKEL IVA

	Artikel IV is van toepassing indien het geweldsmisdrijf, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet schadefonds
geweldsmisdrijven, is gepleegd na inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL IVB

	Indien het bij koninklijke boodschap van 21 november 2014 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het
Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een
herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van
strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen) (Kamerstukken 34 086) tot wet is of wordt
verheven en artikel II van die wet eerder in werking treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet,
komen de artikelen II en III van deze wet als volgt te luiden:

ARTIKEL II

	Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering komt te
luiden:

	2. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het
strafbare feit is overleden, kunnen zich voegen diens erfgenamen ter
zake van hun onder algemene titel verkregen vordering en de personen,
bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van
het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen. Indien
de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit
letsel heeft, kunnen zich voegen de personen, bedoeld in artikel 107,
eerste lid, onder a en b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter
zake van de daar bedoelde vorderingen. 

B

	In artikel 6:4:2, zesde lid, wordt de zinsnede “aan het slachtoffer
dat geen rechtspersoon is” vervangen door: aan het slachtoffer of de
personen genoemd in artikel 51f, tweede lid.

ARTIKEL III

	In artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht worden de
zinsnedes “diens nabestaanden in de zin van artikel 51f, tweede lid,
van het Wetboek van Strafvordering” telkens vervangen door de
zinsnedes: de personen genoemd in artikel 51f, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL IVC

	Indien het bij koninklijke boodschap van 21 november 2014 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het
Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een
herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van
strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen) (Kamerstukken 34 086) tot wet is of wordt
verheven en artikel II van die wet later in werking treedt dan deze wet,
dan vervalt artikel III van deze wet en wordt die wet als volgt
gewijzigd:

A 

	In Artikel I, onderdeel NN, wordt in artikel 6:4:2, zesde lid, de
zinsnede “aan het slachtoffer dat geen rechtspersoon is” vervangen
door: aan het slachtoffer of de personen genoemd in artikel 51f, tweede
lid.

B

	Artikel II, onderdeel X, komt te luiden:

X

	Artikel 36f wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid worden de zinsnedes “diens nabestaanden in de
zin van artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering”
telkens vervangen door de zinsnedes: de personen genoemd in artikel 51f,
tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.  

	2. Het vierde en vijfde lid komen te luiden:

	4. Artikel 24a is van overeenkomstige toepassing.

	5. De rechter bepaalt bij de oplegging van de maatregel de duur volgens
welke met toepassing van artikel 6:4:19 van het Wetboek van
Strafvordering gijzeling kan worden toegepast. Bij het bepalen van de
duur wordt voor elke volle € 25 van het opgelegde bedrag niet meer dan
Ă©Ă©n dag gerekend. De duur beloopt ten hoogste Ă©Ă©n jaar.

	3. Het zesde tot en met achtste lid vervallen. 

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip. 

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5