[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW d.d. 20 januari 2016)

Wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2016D08701, datum: 2016-03-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z10490:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)




Bijgewerkt t/m nr. 8 (nota van wijziging d.d. 20 januari 2016)



34 219	Wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van
de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om taken,
verantwoordelijkheden, bevoegdheden, kennis en deskundigheid van de
rijksoverheid op het terrein van nucleaire veiligheid en
stralingsbescherming, de daarmee samenhangende crisisvoorbereiding,
alsmede beveiliging en waarborgen zoveel mogelijk te bundelen in een
onafhankelijke autoriteit ter bevordering van de nucleaire veiligheid en
stralingsbescherming, de daarmee samenhangende crisisvoorbereiding,
alsmede beveiliging en waarborgen; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, tweede lid, 26, eerste lid, onderdeel c, 35, eerste
volzin, 58, tweede lid, wordt “Onze Ministers van Economische Zaken en
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid” vervangen door: Onze Ministers
van Infrastructuur en Milieu en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid,
onderdeel g, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd,
luidende:

h. Autoriteit: Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming,
genoemd in artikel 3, eerste lid.

C

De aanduiding ‘Hoofdstuk II. De Commissie Reactorveiligheid’
vervalt. 

D

Na artikel 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK II. De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

Artikel 3 

1. Er is een Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. 

2. De Autoriteit vervult haar taken in onafhankelijkheid.

3. De Autoriteit heeft met betrekking tot nucleaire veiligheid en
stralingsbescherming, de daarmee samenhangende crisisvoorbereiding,
alsmede beveiliging en waarborgen tot taak:

a. de uitvoering van de taken die haar bij of krachtens de wet zijn
toegekend;

b. het toezicht op de naleving van bij of krachtens deze wet gestelde
regels; 

c. het evalueren, voorbereiden van en adviseren over het beleid en wet-
en regelgeving op basis van haar specifieke kennis en deskundigheid;

d. het geven van voorlichting;

e. het deelnemen aan activiteiten van internationale organisaties;

f. het samenwerken met vergelijkbare buitenlandse autoriteiten van
landen in de nabijheid van inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder
b, onder meer door het uitwisselen en delen van informatie

g. het onderhouden van relaties met andere dan de in onderdeel f
bedoelde vergelijkbare buitenlandse autoriteiten en nationale en
internationale organisaties;

h. het met kennis ondersteunen van nationale organisaties;

i. het doen en laten doen van onderzoek ten behoeve van de uitvoering
van haar taken.

Artikel 4 

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald
dat de Autoriteit in het belang van nucleaire veiligheid,
stralingsbescherming of beveiliging bij verordening regels kan stellen
met betrekking tot organisatorische of technische onderwerpen. 

	2. De Autoriteit stelt een verordening niet vast dan nadat van het
ontwerp op geschikte wijze kennis is gegeven en aan een ieder de
gelegenheid is geboden om binnen een bij die bekendmaking door de
Autoriteit vast te stellen termijn van ten minste vier weken na de dag
waarop de kennisgeving is gedaan, zienswijzen schriftelijk ter kennis
van de Autoriteit te brengen.

Artikel 5 

1. De Autoriteit bestaat uit minimaal twee en maximaal drie leden, onder
wie de voorzitter.

2. Benoeming vindt plaats op grond van deskundigheid of ervaring, die
nodig is voor de uitoefening van de taken van de Autoriteit.

3. De leden worden benoemd voor een periode van vijf jaar. De leden
kunnen eenmaal worden herbenoemd voor eenzelfde periode. 

4. In het geval van een vacature vormen de overige leden, in afwijking
van het eerste lid, de Autoriteit.

5. Onverminderd artikel 13, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen heeft een lid geen financiële of andere belangen
waardoor zijn onpartijdigheid in het geding kan zijn.

6. Een lid kan niet tevens zijn een aan een minister ondergeschikte
ambtenaar. 

7. Het lidmaatschap van de Autoriteit wordt aangewezen als een
vertrouwensfunctie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a,
van de Wet veiligheidsonderzoeken.

Artikel 6

1. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu benoemt, schorst en
ontslaat de leden van de Autoriteit.

2. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu maakt een besluit tot
ontslag bekend door kennisgeving van de zakelijke inhoud van dat besluit
in de Staatscourant. De redenen van het ontslag worden in die
kennisgeving openbaar gemaakt indien de betrokkene daarom verzoekt.

Artikel 7

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt de bezoldiging of
schadeloosstelling van leden van de Autoriteit vast.

Artikel 8

De Autoriteit stelt procedures vast ter voorkoming of oplossing van
belangenconflicten bij de uitoefening van haar taken.

Artikel 9

1. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt voldoende
financiële middelen ter beschikking aan de Autoriteit ter uitoefening
van haar taken.

2. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu neemt in zijn begroting de
Autoriteit als afzonderlijke begrotingspost op en voorziet deze post van
een toelichting.

Artikel 10

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt ten behoeve van de
uitvoering van haar taken, voldoende en gekwalificeerd personeel ter
beschikking aan de Autoriteit.

Artikel 11

Onverminderd artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen zendt de Autoriteit het jaarverslag, naast aan Onze
Minister van Infrastructuur en Milieu, tevens aan Onze Ministers van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en van Veiligheid en Justitie.

Artikel 12

1. Onverminderd artikel 20, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen verstrekt de Autoriteit desgevraagd naast aan Onze
Minister van Infrastructuur en Milieu tevens aan Onze Ministers van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en van Veiligheid en Justitie alle voor de uitoefening van hun taak
benodigde inlichtingen. Zij kunnen inzage vorderen van alle zakelijke
gegevens en bescheiden, indien dat voor de vervulling van hun taak
redelijkerwijs nodig is.

2. Onze Ministers kunnen gezamenlijk nadere regels vaststellen over de
verstrekking van gegevens of inlichtingen van de Autoriteit aan Onze
Ministers en van Onze Ministers aan de Autoriteit.

Artikel 12a 

In afwijking van artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandig
bestuursorganen kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu geen
beleidsregels vaststellen met betrekking tot de taakuitoefening door de
Autoriteit.

Artikel 12b 

1. De Autoriteit stelt een bestuursreglement vast.

2. Het bestuursreglement behoeft goedkeuring van Onze Minister van
Infrastructuur en Milieu.

3. Het bestuursreglement bevat alleen regels over de wijze van
besluitvorming, het financiële beheer, de administratieve organisatie,
vervanging van leden, vertegenwoordigingsbevoegdheid en procedures met
het oog op een goede en zorgvuldige uitoefening van de taken.

4. De Autoriteit maakt het bestuursreglement na de goedkeuring bekend in
de Staatscourant.

Artikel 12c 

1. In afwijking van artikel 22, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu een
besluit van de Autoriteit uitsluitend vernietigen wegens strijd met het
recht.

2. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt beide kamers der
Staten-Generaal onverwijld in kennis van een besluit tot vernietiging
van een besluit van de Autoriteit.

Artikel 12d 

Indien de Autoriteit haar taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu na overleg met Onze Ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die de
taakverwaarlozing aangaat of aangaan de noodzakelijke voorzieningen
treffen. 

Artikel 12e 

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt het verslag, bedoeld in
artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, op
na overleg met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

E

In de artikelen 13, derde lid, 15aa, 18a, eerste en tweede lid, 19,
eerste lid, en 20a, eerste en derde lid, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: De Autoriteit.

F

In de artikelen 15, aanhef, 15b, tweede lid, 15d, tweede lid, 19, tweede
tot en met het vierde lid, 20, tweede lid, 29, eerste lid, 29a, tweede
lid, onderdeel c, en 70, tweede en derde lid, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: de Autoriteit.

G

In artikel 15b, eerste lid, vervalt onderdeel d en worden de onderdelen
e en f geletterd d en e. 

H

In artikel 15f, eerste lid, wordt “Onze Ministers van Economische
Zaken en van FinanciĂ«n” vervangen door: Onze Ministers van
Infrastructuur en Milieu en van Financiën. 

I

In artikel 21, zesde lid, wordt “Onze Ministers van Economische Zaken
en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen” vervangen door: Onze
Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid tezamen.

J

De artikelen 22 en 33 worden als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt “de burgemeester van de gemeente, waar de
goederen zich bevinden” vervangen door: de Autoriteit.

b. Het tweede lid komt te luiden: 

2. De Autoriteit geeft van de gedane aangifte kennis aan de burgemeester
van de gemeente, waar die goederen zich bevinden.

c. In het vierde lid wordt “door Onze Ministers van Economische Zaken
en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid” vervangen door: door de
Autoriteit.

K

In artikel 22, derde lid, wordt “De krachtens artikel 58, eerste lid,
aangewezen ambtenaren zijn bevoegd” vervangen door: De Autoriteit is
bevoegd.

L

In de artikelen 26, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 37a, eerste
en tweede lid, en 38, onderdeel a, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu.

M

Artikel 32, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. De dubbele punt aan het slot van de aanhef vervalt en de puntkomma
aan het slot van onderdeel a wordt vervangen door een punt.

b. De aanduiding “a.” en onderdeel b vervallen.

c. “Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van
Economische Zaken” wordt vervangen door: Onze Ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en van Infrastructuur en Milieu.

N

In artikel 33, derde lid, wordt “De krachtens artikel 58, eerste lid,
aangewezen ambtenaren zijn bevoegd” vervangen door: De krachtens
artikel 58, eerste lid, onderdeel b, aangewezen ambtenaren en de
Autoriteit zijn bevoegd.

O

In artikel 35 vervalt de derde volzin. 

P

In artikel 36, derde lid, wordt “Onze betrokken Ministers” vervangen
door: de Autoriteit.

Q

Artikel 37b wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, wordt “Onze Ministers van Economische Zaken en
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid” vervangen door “de
Autoriteit” en “treffen” door: treft.

b. In het derde lid wordt “oefenen Onze Ministers hun bevoegdheid”
vervangen door: oefent de Autoriteit haar bevoegdheid.

R

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt “de burgemeester van de gemeente, waar hij
zich bevindt” vervangen door: de burgemeester van de gemeente, waar
hij zich bevindt en aan de Autoriteit.

b. Onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid vervalt het
tweede lid (oud). 

c. Het tweede lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. “verschaft de burgemeester” wordt vervangen door: verschaft de
burgemeester en de Autoriteit.

2. “diens verzoek” wordt vervangen door: hun verzoek.

3. “diens taak” wordt vervangen door: hun taak. 

S

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt “Onze Minister” vervangen door “de
Autoriteit” en “zijn oordeel” door: haar oordeel.

b. Het derde lid vervalt en het vierde en vijfde lid worden vernummerd
tot het derde en vierde lid.

c. In het derde lid (nieuw) wordt “Onze Minister, onderscheidenlijk
Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,”
vervangen door “de Autoriteit” en wordt “bedoeld in het eerste
onderscheidenlijk derde lid” vervangen door: bedoeld in het eerste
lid. 

T

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd: 

a. In het eerste lid wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties” vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en
Justitie.

b. In het derde lid wordt “Artikel 47, vijfde lid” vervangen door:
Artikel 47, vierde lid.

U

In artikel 49b, tweede lid, wordt “en de commissaris van de Koning”
vervangen door: de commissaris van de Koning en de Autoriteit.

V

In artikel 49c wordt “en aan de commissaris van de Koning” vervangen
door: de commissaris van de Koning en de Autoriteit.

W

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden: 

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
deze wet zijn belast: 

a. de bij besluit van de Autoriteit aangewezen ambtenaren die deel
uitmaken van het personeel, bedoeld in artikel 10;

b. de bij besluit van Onze Ministers, wie het aangaat, aangewezen
ambtenaren.

b. In het derde lid wordt “het eerste en het tweede lid” vervangen
door: het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid.

c. In het vierde lid wordt “het eerste, tweede en derde lid”
vervangen door: het eerste lid, onderdeel b, en het tweede en derde lid.


X

In artikel 65, eerste lid, wordt “Onze Ministers, wie het aangaat,
kunnen” vervangen door: De Autoriteit kan.

Y

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt “in een door Onze Ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan te wijzen
register” vervangen door: in een door de Autoriteit beheerd register.

b. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd: 

1. In de eerste zin wordt “Onze Ministers van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en van Economische Zaken beslissen” vervangen door: De
Autoriteit beslist.

2. In de tweede zin wordt “Zij zijn bevoegd” vervangen door: Zij is
bevoegd.

c. In het zesde lid vervallen de onderdelen d en f en wordt onder
vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt,
onderdeel e geletterd tot onderdeel d.

Z

De artikelen 69a tot en met 69d vervallen.

Aa

	Artikel 76, eerste lid, komt als volgt te luiden:

	1. Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel
4, 14, 15c, 15f, 16, 17, 17a, 18a, 21, 29, 32, 34, 37, 38a, 67, 68, 73
of 75 wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal en in de
Staatscourant bekendgemaakt. Aan een ieder wordt de gelegenheid geboden
binnen een bij die bekendmaking vast te stellen termijn van ten minste
vier weken opmerkingen over het ontwerp schriftelijk ter kennis te
brengen van Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu, van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en, behoudens ingeval het een maatregel
krachtens artikel 21 betreft, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

ARTIKEL II

In de artikelen 5, derde lid, en 5a, eerste lid, van de Wet
aansprakelijkheid kernongevallen wordt “Onze Minister van Economische
Zaken” vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu. 

ARTIKEL III

In artikel 1a, onder 3, van de Wet economische delicten wordt de
zinsnede met betrekking tot de Kernenergiewet “de artikelen 36,
eerste lid, en - voor zover aangeduid als strafbare feiten - 73”
vervangen door: de artikelen 4, eerste lid, 36, eerste lid, en - voor
zover aangeduid als strafbare feiten - 73.

ARTIKEL IV

1. Besluiten genomen op grond van bevoegdheden die na inwerkingtreding
van deze wet aan de Autoriteit zijn toegekend, worden vanaf het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als besluiten van de
Autoriteit.

2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangige
aanvragen van en bezwaren tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid
zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege aanhangig bij de
Autoriteit.

3. In bestuursrechtelijke rechtsgedingen inzake besluiten als bedoeld in
het eerste lid treedt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet de Autoriteit in de plaats van Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu.

4. Voor zover aan een beschikking genomen op grond van bevoegdheden die
na inwerkingtreding van deze wet aan de Autoriteit zijn toegekend,
voorschriften zijn verbonden en in deze voorschriften het bevoegd gezag
wordt vermeld, wordt de Autoriteit vanaf het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als het bevoegd gezag.

ARTIKEL V 

1. De vaststelling door de Autoriteit van een ontwerpbegroting als
bedoeld in artikel 25 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vindt
voor het eerst plaats ten aanzien van het kalenderjaar na dat deze wet
in het Staatsblad is geplaatst.

2. De vaststelling door de Autoriteit van een jaarverslag als bedoeld in
artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vindt voor het
eerst plaats ten aanzien van het kalenderjaar na het kalenderjaar waarin
deze wet in het Staatsblad is geplaatst.

ARTIKEL VI 

Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden
regels gesteld met betrekking tot de gevolgen van de inwerkingtreding
van deze wet voor zover de artikelen IV en V daarin niet voorzien. Deze
regels gelden uiterlijk tot en met 31 december van het kalenderjaar na
dat waarin zij in werking zijn getreden. Van het vaststellen van deze
regels wordt kennis gegeven aan de beide kamers der Staten-Generaal. 

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip. 

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

 

 

 PAGE    

 PAGE   8