[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34236, eindtekst

Implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315)

Eindtekst

Nummer: 2016D16455, datum: 2016-04-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z12550:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

12 april 2016



	

Implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de
rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van
strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU
2012, L 315)









GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de richtlijn 2012/29/EU van
het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling
van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming
van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van
Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU, 14 november 2012, L 315) noodzaakt tot
wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten:

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek
komt te luiden: 

EERSTE AFDELING. Definities

B

Artikel 51a komt te luiden:

Artikel 51a

1. In deze titel wordt verstaan onder:

a. Slachtoffer:

1⁰. degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit
vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. Met het slachtoffer
wordt gelijkgesteld de rechtspersoon die als rechtstreeks gevolg van een
strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden;

2⁰. nabestaande: familieleden van een persoon wiens overlijden
rechtstreeks veroorzaakt is door een strafbaar feit.

b. Familieleden: de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel een
andere levensgezel van het slachtoffer, de bloedverwanten in rechte
lijn, de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad en de
personen die van het slachtoffer afhankelijk zijn;

c. Minderjarig slachtoffer: elk slachtoffer dat jonger is dan achttien
jaar;

d. Herstelrecht: het in staat stellen van het slachtoffer en de
verdachte of de veroordeelde, indien zij er vrijwillig mee instemmen,
actief deel te nemen aan een proces dat gericht is op het oplossen van
de gevolgen van het strafbare feit, met de hulp van een onpartijdige
derde.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een goede
procesorde regels worden gesteld betreffende:

a. het beperken van het aantal familieleden, dat aanspraak kan maken op
de in deze titel opgenomen rechten, daarbij telkens rekening houdend met
de specifieke omstandigheden, en

b. het bepalen welke nabestaanden voorrang krijgen bij de uitoefening
van de in deze titel opgenomen rechten.

C

Onder vernummering van de Tweede afdeling tot Derde afdeling wordt na
artikel 51a en voor artikel 51b een afdelingsopschrift en de volgende
artikelen ingevoegd, luidende:

TWEEDE AFDELING. Rechten van het slachtoffer

Artikel 51aa

1. De officier van justitie draagt zorg voor een correcte bejegening van
het slachtoffer. 

2. De ambtenaar van politie, de officier van justitie of andere
opsporingsambtenaren dragen zorg voor verwijzing van het slachtoffer
naar een instelling voor slachtofferhulp waar zij toegang hebben tot
informatie, advies en ondersteuning.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften
gegeven betreffende:

a. de toegang van slachtoffers en hun familieleden tot instellingen voor
slachtofferhulp, de voorwaarden voor deze toegang, alsmede de
financiering, organisatie en werkzaamheden van instellingen voor
slachtofferhulp; 

b. een individuele beoordeling waaraan het slachtoffer tijdig wordt
onderworpen om specifieke beschermingsbehoeften te onderkennen en om te
bepalen of en in welke mate het slachtoffer, in het bijzonder tijdens
het voorbereidend onderzoek en het onderzoek ter terechtzitting, van
bijzondere maatregelen gebruik moet kunnen maken;

c. maatregelen tot bescherming van slachtoffers, waaronder in het
bijzonder minderjarige slachtoffers, en hun familieleden.

4. De in het derde lid bedoelde voorschriften omvatten de plicht om het
kind of zijn wettelijk vertegenwoordiger te informeren over alle rechten
en maatregelen die specifiek verband houden met het kind. 

Artikel 51ab

1. De ambtenaar van politie, de officier van justitie of de andere
opsporingsambtenaar dragen er zorg voor dat het slachtoffer bij zijn
eerste contact met de betrokken opsporingsambtenaar onverwijld
informatie wordt verstrekt teneinde hem in staat te stellen toegang te
krijgen tot de rechten die hem toekomen. 

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld betreffende de inhoud, het aanbieden en verstrekken van
informatie, als bedoeld in het eerste lid. 

Artikel 51ac

1. De officier van justitie draagt er zorg voor dat het slachtoffer
onverwijld in kennis wordt gesteld van zijn recht om voldoende
informatie te ontvangen over de aanvang en voortgang van de zaak, naar
aanleiding van een tegen het slachtoffer begaan strafbaar feit. Het
slachtoffer wordt in het bijzonder in kennis gesteld van zijn recht om
informatie te ontvangen over: 

a. het afzien van een opsporingsonderzoek of het beëindigen daarvan; 

b. het niet vervolgen van een strafbaar feit; 

c. het inzenden van een proces-verbaal tegen een verdachte;

d. de aanvang en voortzetting van de vervolging, waaronder de
uitvaardiging van een strafbeschikking;

e. de aard van het aan de verdachte ten laste gelegde; 

f. de plaats, de datum en het tijdstip van de terechtzitting;

g. de einduitspraak in de strafzaak tegen de verdachte;

h. het instellen of uitblijven van hoger beroep.

2. Aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt mededeling gedaan van
de aanvang en voortgang in de zaak als bedoeld in het eerste lid. In het
bijzonder wordt door de ambtenaar van politie, of de andere
opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 onder c en d, ten minste
mededeling gedaan van de informatie als bedoeld onder a en wordt door de
officier van justitie ten minste mededeling gedaan van de informatie als
bedoeld onder b tot en met h van het eerste lid. 

3. Het slachtoffer ontvangt op zijn verzoek als bedoeld in het tweede
lid voldoende informatie om te beslissen of hij beklag zal doen bij het
gerechtshof als bedoeld in artikel 12. De mededelingen betreffende de
informatie als bedoeld in het eerste lid, onder a en b omvatten naast de
beslissing ten minste de motivering of een samenvatting van de
motivering van de betrokken beslissing.

4. De officier van justitie doet het slachtoffer op zijn verzoek
onverwijld mededeling van de invrijheidstelling of ontsnapping van de
verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, of van de
veroordeelde.

5. De officier van justitie doet het slachtoffer op zijn verzoek
mededeling van de maatregelen die voor zijn bescherming zijn genomen
indien de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, of de
veroordeelde in vrijheid wordt gesteld of is ontsnapt. 

6. Indien een aanwijsbaar risico bestaat dat de verdachte of de
veroordeelde als gevolg van de mededeling als bedoeld in het vierde en
vijfde lid schade wordt berokkend, dan blijft elke mededeling
achterwege. 

7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake het
recht van het slachtoffer om informatie te ontvangen over de zaak en
inzake het doen van mededeling aan het slachtoffer over de zaak.

D

Artikel 51c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “bijstaan” ingevoegd: tijdens het
voorbereidende onderzoek en op de terechtzitting.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot respectievelijk
derde en vijfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende: 

2. Het slachtoffer kan zich doen bijstaan door een advocaat, door zijn
wettelijk vertegenwoordiger en tevens door een persoon naar keuze.

4. De politie, de officier van justitie, de rechter-commissaris of de
rechter kan de bijstand aan een slachtoffer door zijn wettelijk
vertegenwoordiger of door een persoon naar keuze, dan wel de
vertegenwoordiging van het slachtoffer door een wettelijk
vertegenwoordiger of gemachtigde, weigeren in het belang van het
onderzoek of het belang van het slachtoffer. Deze weigering wordt
gemotiveerd.

3. Er wordt een zesde lid toegevoegd, luidende: 

6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake
de bijstand door een tolk, alsmede inzake de ondersteuning van het
slachtoffer bij het begrijpen en bij het zelf worden begrepen bij zijn
noodzakelijke contacten met de politie, het openbaar ministerie en de
rechter.

E

Na artikel 51c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 51ca

1. Het slachtoffer dat de Nederlandse taal niet of onvoldoende begrijpt
kan verzoeken schriftelijke informatie waarop hij overeenkomstig artikel
51ac, tweede of derde lid, recht heeft, te laten vertalen in een voor
hem begrijpelijke taal, indien en voor zover hij deze informatie
noodzakelijk acht om zijn rechten in het strafproces te kunnen
uitoefenen. 

2. De vertaling die aan het slachtoffer wordt verstrekt omvat, voor
zover zijn verzoek hierop betrekking heeft, ten minste de schriftelijke
informatie, bedoeld in artikel 51ac, eerste lid, onder a, b, d, f en g,
voor zover deze informatie noodzakelijk is om zijn rechten in het
strafproces te kunnen uitoefenen.

3. Het slachtoffer dat de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst:

a. kan verzoeken afschriften van processtukken waarvan hem de
kennisneming is toegestaan overeenkomstig artikel 51b, schriftelijk te
laten vertalen in een voor hem begrijpelijke taal, indien en voor zover
hij deze processtukken noodzakelijk acht om zijn rechten te kunnen
uitoefenen.

b. kan de bijstand van een tolk verzoeken bij de kennisneming van
processtukken waarvan hem de kennisneming is toegestaan overeenkomstig
artikel 51b, ten behoeve van mondelinge vertaling in een voor hem
begrijpelijke taal, indien en voor zover hij deze processtukken
noodzakelijk acht om zijn rechten te kunnen uitoefenen. 

4. Het verzoek, bedoeld in het eerste of derde lid, onder a, wordt
schriftelijk gedaan, omschrijft zo duidelijk mogelijk de schriftelijke
informatie, de processtukken of gedeelten daarvan waarop het verzoek
betrekking heeft en is met redenen omkleed.

5. Tijdens het voorbereidend onderzoek wordt het verzoek, bedoeld in het
eerste en derde lid, gericht aan de officier van justitie. Tijdens het
onderzoek ter terechtzitting wordt het verzoek gericht aan het gerecht
in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en na sluiting van
het onderzoek ter terechtzitting aan de officier van justitie. 

6. Indien de officier van justitie het verzoek, bedoeld in het eerste of
derde lid, afwijst, deelt hij dit schriftelijk mee aan het slachtoffer.
Het slachtoffer kan binnen veertien dagen na dagtekening van de
mededeling daartegen een bezwaarschrift indienen bij de
rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris
het slachtoffer en de officier van justitie.

7. Indien het gerecht, bedoeld in het vijfde lid, het verzoek, bedoeld
in het eerste of derde lid, afwijst, doet dit gerecht het slachtoffer
daarvan op zijn verzoek schriftelijk mededeling. 

8. Onverminderd het eerste, tweede en derde lid, onder a, kan in plaats
van een schriftelijke vertaling, bij wijze van uitzondering een
mondelinge vertaling of samenvatting worden verstrekt van de
schriftelijke informatie of processtukken die voor het slachtoffer
noodzakelijk zijn om zijn rechten te kunnen uitoefenen, op voorwaarde
dat de mondelinge vertaling of samenvatting de eerlijke procesvoering
onverlet laat.

9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake
vertaling van schriftelijke informatie en processtukken die aan het
slachtoffer op zijn verzoek ter beschikking wordt gesteld.

F

Artikel 51d komt te luiden:

Artikel 51d

De artikelen 51a tot en met 51ca, met uitzondering van artikel 51aa,
derde lid, onder b, zijn van overeenkomstige toepassing op personen,
bedoeld in artikel 51f, tweede lid.

G

Artikel 51e wordt als volgt gewijzigd: 

1. Onder vernummering van het vierde tot en met het zevende lid tot het
derde tot en met het zesde lid, vervalt het derde lid 

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Indien meer dan drie nabestaanden hebben meegedeeld dat zij van hun
spreekrecht gebruik willen maken, en zij het onderling niet eens kunnen
worden over wie van hen het woord zal voeren, beslist de voorzitter
welke drie personen van het spreekrecht gebruik kunnen maken. De
beslissing van de voorzitter laat onverlet dat de echtgenoot,
geregistreerde partner of een andere levensgezel het woord kunnen voeren
ter uitoefening van het spreekrecht.

3. In het vierde lid (nieuw) vervalt: of nabestaanden

4. In het vijfde lid (nieuw) vervalt: of een nabestaande

5. Het zesde lid (nieuw) komt luiden:  

6. Voor het slachtoffer dat feitelijk niet bij machte is het spreekrecht
uit te oefenen, kan het spreekrecht over de gevolgen van het strafbaar
feit waardoor deze is getroffen, worden uitgeoefend door de echtgenoot,
de geregistreerde partner of een andere levensgezel en Ă©Ă©n van de
andere familieleden van het slachtoffer als bedoeld in artikel 51a,
eerste lid, onder b.

H

In artikel 51g, eerste lid wordt “artikel 51a, derde lid” vervangen
door: artikel 51ac, tweede lid.

I

Artikel 51h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “de mogelijkheden tot” ingevoegd:
herstelrechtvoorzieningen waaronder

2. In het derde lid wordt na “het slachtoffer en de” ingevoegd:
verdachte of

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld betreffende herstelrechtvoorzieningen waaronder bemiddeling
tussen het slachtoffer en de verdachte of tussen het slachtoffer en de
veroordeelde.

Ia

	In artikel 116, eerste lid, wordt na “doet hij het voorwerp”
ingevoegd: onverwijld.

J

Artikel 163 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid vervalt en het derde lid wordt vernummerd tot vierde
lid.

2. Er wordt er een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

3. Indien de aangever of diens gemachtigde de Nederlandse taal niet of
onvoldoende begrijpt of spreekt, wordt hij in staat gesteld aangifte te
doen in een taal die hij begrijpt of spreekt of ontvangt hij de nodige
taalkundige bijstand.

3. Onder vernummering van het vijfde, zesde en zevende lid tot achtste,
negende en tiende lid, worden leden ingevoegd, luidende: 

5. De aangever ontvangt een kopie van de aangifte dan wel een kopie van
het proces-verbaal van aangifte.

6. Indien het belang van het onderzoek dit vergt ontvangt de aangever
een schriftelijke bevestiging van zijn aangifte, in afwijking van het
bepaalde in het vijfde lid.

7. De aangever ontvangt, indien hij de Nederlandse taal niet of
onvoldoende begrijpt of spreekt, op zijn verzoek een vertaling van een
schriftelijke bevestiging van de aangifte, in een taal die hij begrijpt.

K

In artikel 257d, vijfde lid, eerste volzin, wordt “artikel 51a, derde
lid” vervangen door: artikel 51ac, tweede lid en eerste lid, onder d

L

Artikel 288a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: of de nabestaande

2. Het  tweede lid komt te luiden:

2. De voorzitter draagt zorg voor een correcte bejegening van het
slachtoffer of diens vertegenwoordiger bedoeld in artikel 51e, vijfde of
zesde lid. 

M

Artikel 413 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Aan de benadeelde partij die zich in eerste aanleg in het geding
heeft gevoegd en aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt door de
advocaat-generaal mededeling gedaan van de plaats, de datum en het
tijdstip van de terechtzitting

2. Het derde lid vervalt.

N

Aan artikel 415 wordt een derde lid toegevoegd:

3. De artikelen 51a, 51aa, eerste lid, 51ac, tweede en vierde tot en met
zesde lid, 51b, 51c, 51ca, 51d en 51h, 258, zesde lid en 260, eerste en
tweede lid,  zijn op het rechtsgeding voor het gerechtshof van
overeenkomstige toepassing. 

O

	Aan artikel 433 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

	4. Van elk ingesteld beroep in cassatie wordt kennisgegeven aan het
slachtoffer dat daarom verzoekt, binnen veertien dagen nadat dit beroep
is ingesteld. Eveneens wordt van elke intrekking van een beroep in
cassatie kennisgegeven aan het slachtoffer dat daarom verzoekt, binnen
veertien dagen nadat dit beroep is ingetrokken.

P

	Aan artikel 436 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

	3. Aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt mededeling gedaan van
de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting waar de zaak
inhoudelijk wordt behandeld, alsmede van de zitting waar de uitspraak
wordt gedaan.

Q

	Artikel 444 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt na “aan de verdachte” ingevoegd: , het
slachtoffer dat daarom verzoekt.

	2. In het derde lid wordt na “aan de verdachte” ingevoegd: , het
slachtoffer dat daarom verzoekt.

ARTIKEL II

Aan artikel 1 van de Wet tarieven in strafzaken wordt een vijfde lid
toegevoegd, luidende:

5. Indien door de justitie, al dan niet op verzoek van het slachtoffer,
opdracht tot oproeping en bijstand van een tolk of vertaler is gegeven
of bijstand van een tolk is verleend op grond van artikel 51c, vijfde
lid, artikel 51ca, eerste, vierde of negende lid of op grond van artikel
163, derde of zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering, dan komen
de vergoedingen ten laste van ’s Rijks kas. 

ARTIKEL III

In artikel 86, tweede lid, van de Waterschapswet wordt “artikel 51a”
vervangen door: artikel 51f.

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 november 2014 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter
aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het
strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter
uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden (34 082),
tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden
dan deze wet, dan komen in artikel I, de onderdelen G en L van deze wet
te luiden:

G

Artikel 51e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Indien meer dan drie nabestaanden hebben meegedeeld dat zij van hun
spreekrecht gebruik willen maken, en zij het onderling niet eens kunnen
worden over wie van hen het woord zal voeren, beslist de voorzitter
welke drie personen van het spreekrecht gebruik kunnen maken. De
beslissing van de voorzitter laat onverlet dat de echtgenoot,
geregistreerde partner of een andere levensgezel het woord kunnen voeren
ter uitoefening van het spreekrecht. 

2. In het vijfde lid vervalt: of nabestaanden

3. In het zesde lid vervalt: of een nabestaande 

4. Het zevende lid komt te luiden:

7. Voor het slachtoffer dat feitelijk niet bij machte is het spreekrecht
uit te oefenen, kan het spreekrecht over de gevolgen van het strafbaar
feit door welke deze is getroffen, worden uitgeoefend door de
echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere levensgezel en Ă©Ă©n
van de familieleden van het slachtoffer als bedoeld in artikel 51a,
eerste lid, onder b.

L

Artikel 288a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: of de nabestaande

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De voorzitter draagt zorg voor een correcte bejegening van het
slachtoffer of diens vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 51e, zesde
of zevende lid.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 november 2014 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de
Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van
elektronische processtukken (34 090) tot wet is of wordt verheven en die
wet eerder in werking is getreden dan deze wet, dan wordt artikel I van
deze wet als volgt gewijzigd:

In onderdeel C wordt aan artikel 51ac een achtste lid toegevoegd,
luidende: 

8. Waar deze wet voorziet in een verzoek van een slachtoffer, kan een
schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden overgedragen met
behulp van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
elektronische voorziening.

Onderdeel H komt te luiden: 

H

In artikel 51g, eerste lid, laatste volzin, wordt “artikel 51a, vijfde
lid” vervangen door: Artikel 51ac, achtste lid

ARTIKEL VI

1. Deze wet is van toepassing op alle op of na de datum van
inwerkingtreding van deze wet aanhangige strafzaken.

2. Anders dan in het eerste lid bepaald, is artikel 51ac, vierde lid,
van toepassing op strafzaken waarin het opsporingsonderzoek begint op of
na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voor zover het genoemde
lid andere strafbare feiten betreft dan bedoeld in artikel 51e, eerste
lid.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   10