[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34425, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 11 mei 2016)

Wet houdende regels met betrekking tot de productie, de conformiteitsbeoordeling en het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting (Wet scheepsuitrusting 2016)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2016D20432, datum: 2016-05-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z04704:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van wijziging d.d. 11 mei 2016)



	34 425	Wet houdende regels met betrekking tot de productie, de
conformiteitsbeoordeling en het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting
(Wet scheepsuitrusting 2016)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het, gelet op richtlijn
2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van
richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU L 257), noodzakelijk is regels te
stellen met betrekking tot de productie, de conformiteitsbeoordeling en
het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1 

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

aangemelde instantie: instantie die door Onze Minister is aangewezen
overeenkomstig artikel 11, eerste lid, en is aangemeld bij de Europese
Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie overeenkomstig
artikel 12, eerste lid;

beproevingsnormen: beproevingsnormen, genoemd in artikel 2, onder 4, van
de richtlijn; 

conformiteitsbeoordeling: proces dat wordt uitgevoerd overeenkomstig de
conformiteitsbeoordelingsprocedures van bijlage II bij de richtlijn,
waarmee wordt aangetoond of scheepsuitrusting voldoet aan de vereisten
gesteld bij of krachtens deze wet;

conformiteitsbeoordelingsinstantie: instantie die activiteiten in het
kader van een conformiteitsbeoordeling verricht, zoals ijken, testen,
certificeren en inspecteren;

conformiteitscertificaat: certificaat dat wordt afgegeven door een
aangemelde instantie aan de fabrikant indien hij aan de vereisten met
betrekking tot de certificering gesteld bij of krachtens deze wet heeft
voldaan; 

distributeur: natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, niet
zijnde de fabrikant of importeur, die scheepsuitrusting op de markt
aanbiedt;

eigenaar: persoon die het beheer over het schip heeft, hetzij hij
eigenaar of boekhouder van de rederij van het schip is, hetzij hem het
schip in gebruik is gegeven;

EU-conformiteitsverklaring: verklaring die wordt afgegeven door de
fabrikant en waarmee wordt aangetoond dat is voldaan aan de vereisten,
bedoeld in artikel 3, eerste lid;

EU-schip: Nederlands schip of schip dat onder de vlag van een andere
lidstaat van de Europese Unie vaart, en waarop de verdragen van
toepassing zijn; 

fabrikant: natuurlijke of rechtspersoon die scheepsuitrusting
vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en deze onder zijn naam
of handelsmerk verhandelt;

importeur: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon
die scheepsuitrusting uit een derde land in de Europese Unie in de
handel brengt;

in de handel brengen: het voor het eerst in de Europese Unie op de markt
aanbieden van scheepsuitrusting;

internationale instrumenten: een of meer van toepassing zijnde
verdragen, met inbegrip van de resoluties en circulaires van de
Internationale Maritieme Organisatie die uitvoering geven aan de
geactualiseerde versie van deze verdragen, alsmede beproevingsnormen;

marktdeelnemers: fabrikant, vertegenwoordiger, importeur en
distributeur;

markttoezicht: activiteiten en maatregelen van overheidsinstanties om
ervoor te zorgen dat scheepsuitrusting voldoet aan de toepasselijke
eisen die zijn opgenomen in harmonisatiewetgeving van de Europese Unie
en bij of krachtens deze wet, en geen gevaar oplevert voor de gezondheid
en maritieme veiligheid of andere aspecten van de bescherming van het
openbaar belang;

markttoezichtautoriteit: ambtenaren als bedoeld in artikel 16;

Nederlands schip: schip dat op grond van de voor Nederland geldende
rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren en
waarvoor de verdragen voorschrijven dat de aan boord te plaatsen
scheepsuitrusting overeenkomstig de verdragen is goedgekeurd;

Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

op de markt aanbieden: het in het kader van een handelsactiviteit, al
dan niet tegen betaling, verstrekken van scheepsuitrusting op de markt
van de Europese Unie;

product: uitrustingsonderdeel van zeeschepen; 

richtlijn: richtlijn nr. 2014/90/EU van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie inzake uitrusting van zeeschepen en tot
intrekking van richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU L 257);

scheepsuitrusting: scheepsuitrusting die is geplaatst of die bestemd is
voor plaatsing aan boord van een EU-schip en waarvoor de goedkeuring van
de bevoegde instantie van de vlaggenstaat op grond van de internationale
instrumenten is vereist, ongeacht of het schip zich in de Europese Unie
bevindt op het moment waarop de scheepsuitrusting aan boord wordt
geplaatst; 

stuurwielmarkering: symbool dat is weergegeven in bijlage I bij de
richtlijn, of indien van toepassing, het elektronisch label, bedoeld in
artikel 6, derde lid; 

terugroepen: maatregel waarmee wordt beoogd scheepsuitrusting die al aan
boord van een EU-schip is geplaatst of is aangekocht met de bedoeling
deze aan boord van een EU-schip te plaatsen, te doen terugkeren;

uit de handel nemen: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat
scheepsuitrusting die zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt
wordt aangeboden;

verdragen: internationale verdragen, genoemd in artikel 2, onder 3, van
de richtlijn; 

verordening: verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en
de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de
eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen
van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L
218);

vertegenwoordiger: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of
rechtspersoon die bij schriftelijke overeenkomst door een fabrikant is
aangesteld om namens hem specifieke taken te vervullen;

Wet scheepsuitrusting: Wet van 13 april 2000, houdende regels met
betrekking tot de productie en keuring van uitrusting voor zeeschepen
(Stb. 2000, 192).

Artikel 2 

Deze wet is niet van toepassing op scheepsuitrusting, bestemd voor
plaatsing aan boord van oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere
schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van een militaire taak. 

Paragraaf 2. Algemene verplichtingen

Artikel 3 

1. Scheepsuitrusting die op of na de dag van inwerkingtreding van deze
wet aan boord van een EU-schip wordt geplaatst, voldoet aan de vereisten
betreffende het ontwerp, de constructie en de prestaties die zijn
vastgelegd in internationale instrumenten die op de scheepsuitrusting
van toepassing zijn op het moment waarop die uitrusting aan boord wordt
geplaatst.

2. Overeenstemming van scheepsuitrusting met de vereisten, bedoeld in
het eerste lid, wordt uitsluitend aangetoond aan de hand van de
beproevingsnormen en de conformiteitsbeoordelingsprocedures. 

Paragraaf 3. Nederlandse schepen

Artikel 4 

De eigenaar draagt er zorg voor dat scheepsuitrusting die aan boord van
een Nederlands schip is geplaatst, voldoet aan aan de vereisten
opgenomen in de internationale instrumenten zoals deze vereisten luidden
op het moment van plaatsing van die scheepsuitrusting. Indien vereisten
die op een later moment zijn vastgesteld, van toepassing zijn verklaard
op de scheepsuitrusting die al aan boord is geplaatst, draagt de
eigenaar zorg voor tijdige vervanging van de scheepsuitrusting.

Artikel 5 

1. Alvorens een schip, niet zijnde een EU-schip, wordt ingeschreven in
het Nederlandse vlagregister, zorgt de eigenaar ervoor dat de
scheepsuitrusting wordt vervangen, tenzij:

a. de scheepsuitrusting voldoet aan de vereisten gesteld bij of
krachtens deze wet en is voorzien van een stuurwielmarkering, of 

b. kan worden aangetoond dat de uitrusting als gelijkwaardig kan worden
beschouwd. 

2. Indien niet kan worden vastgesteld op welke datum de
scheepsuitrusting is geplaatst aan boord van een schip wordt de
scheepsuitrusting vervangen, tenzij kan worden aangetoond dat de
uitrusting als gelijkwaardig kan worden beschouwd. 

3. Voor scheepsuitrusting die als gelijkwaardig wordt beschouwd, wordt
een certificaat van gelijkwaardigheid afgegeven, die te allen tijde bij
de scheepsuitrusting wordt bewaard. Met het certificaat wordt
toestemming gegeven om de scheepsuitrusting aan boord van het schip te
houden. 

4. In het certificaat van gelijkwaardigheid kunnen beperkingen of
voorschriften betreffende het gebruik van de scheepsuitrusting worden
opgenomen.

5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot het tweede tot en met vierde lid.

Paragraaf 4. Verplichtingen van marktdeelnemers

Artikel 6 

1. Indien een product in overeenstemming is met de vereisten, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, stelt de fabrikant de EU-conformiteitsverklaring
op en brengt hij de stuurwielmarkering op het product aan. In de
EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de op
het product van toepassing zijnde vereisten, bedoeld in artikel 3,
eerste lid, is voldaan.

2. Het gebruik van de stuurwielmarkering is onderhevig aan de algemene
beginselen, bedoeld in artikel 30, eerste en derde tot en met zesde
lid, van de verordening, waarbij elke verwijzing naar de CE-markering
als verwijzing naar de stuurwielmarkering wordt beschouwd.

3. Fabrikanten kunnen binnen een bij regeling van Onze Minister vast te
stellen termijn de stuurwielmarkering aanvullen met of vervangen door
een elektronisch label, indien voor de betreffende scheepsuitrusting
passende criteria door de Commissie krachtens artikel 11, vierde lid,
van de richtlijn zijn vastgesteld. 

4. Met het aanbrengen van de stuurwielmarkering en het opstellen van de
EU-conformiteitsverklaring accepteert de fabrikant de
verantwoordelijkheid om te waarborgen dat de scheepsuitrusting is
ontworpen en vervaardigd overeenkomstig artikel 3. 

5. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de verplichtingen van de fabrikant. 

6. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de stuurwielmarkering. 

Artikel 7

1. Een fabrikant die van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat
een product waarop hij de stuurwielmarkering heeft aangebracht niet in
overeenstemming is met de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid,
neemt onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product, of
in voorkomend geval de betrokken producten, in overeenstemming te
brengen. Indien nodig, neemt de fabrikant het product uit de handel of
roept hij het product terug. 

2. Indien een product als bedoeld in het eerste lid een risico vertoont,
brengt de fabrikant de markttoezichtautoriteit hiervan onmiddellijk op
de hoogte, waarbij hij in het bijzonder de non-conformiteit en alle
genomen corrigerende maatregelen beschrijft.

Artikel 8 

1. Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze wet
en de onderliggende regelgeving als fabrikant beschouwd en voldoet aan
de verplichtingen van de fabrikant wanneer de importeur of distributeur
de scheepsuitrusting onder eigen naam of merknaam in de handel brengt,
dan wel aan boord van een EU-schip plaatst of reeds in de handel
gebrachte scheepsuitrusting zodanig wijzigt dat de conformiteit met de
vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in het gedrang kan komen.

2. Bij regeling van Onze Minister worden de verplichtingen van de
vertegenwoordiger, importeur en distributeur vastgesteld.

Paragraaf 5. Conformiteit van scheepsuitrusting 

Artikel 9 

1. De fabrikant laat voorafgaand aan het in de handel brengen een
conformiteitsbeoordeling uitvoeren van de scheepsuitrusting. 

2. Voor de uitvoering van een conformiteitsbeoordeling kiest de
fabrikant een door een Europese lidstaat aangemelde instantie die
bevoegd is de beoordeling uit te voeren. 

3. De fabrikant verleent de aangemelde instantie alle medewerking voor
zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de
conformiteitsbeoordeling en de uitoefening van andere bij of krachtens
deze wet bedoelde taken.

4. De aangemelde instantie voert conformiteitsbeoordeling uit volgens de
conformiteitsbeoordelingsprocedures. 

5. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de conformiteitsbeoordeling. 

Artikel 10

1. Scheepsuitrusting gaat vergezeld van een exemplaar van de
EU-conformiteitsverklaring die van toepassing is op de betrokken
uitrusting. De verklaring wordt aan boord bewaard totdat de genoemde
uitrusting van het schip wordt verwijderd. 

2. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de EU-conformiteitsverklaring. 

Paragraaf 6. Aangemelde instanties

Artikel 11

1. Onze Minister kan Ă©Ă©n of meerdere
conformiteitsbeoordelingsinstanties aanwijzen die bevoegd zijn tot het
verrichten van conformiteitsbeoordelingen. 

2. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie die wenst te worden aangewezen
dient daartoe een verzoek tot aanwijzing in bij Onze Minister.

3. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de vereisten die worden gesteld aan de instantie en het
door de instantie in te dienen verzoek tot aanwijzing. 

Artikel 12

1. Onze Minister meldt de op grond van artikel 11, eerste lid,
aangewezen instanties aan bij de Europese Commissie en de andere
lidstaten van de Europese Unie, overeenkomstig bijlage IV, onder 2, bij
de richtlijn. 

2. De aangemelde instantie gaat pas over tot het verrichten van
conformiteitsbeoordelingsprocedures na mededeling van Onze Minister dat
de Europese Commissie en de andere lidstaten geen bezwaren als bedoeld
in bijlage IV, onder 2.5, bij de richtlijn hebben ingediend tegen de
aanmelding, bedoeld in het eerste lid. 

Artikel 13 

1. Onze Minister ziet toe op de rechtmatige en doeltreffende uitvoering
door de aangemelde instantie van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

2. De aangemelde instanties worden ten minste om de twee jaar door Onze
Minister gecontroleerd. 

3. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot het op de aangemelde instantie uit te oefenen toezicht en
de door de aangemelde instantie voor de uitoefening van dat toezicht
verschuldigde vergoeding.

Artikel 14 

1. Indien is gebleken dat de aangemelde instantie niet langer voldoet
aan de aan haar gestelde vereisten, of haar verplichtingen niet nakomt,
kan Onze Minister de aanwijzing beperken, opschorten of intrekken,
afhankelijk van de ernst van het niet voldoen aan die vereisten of het
niet-nakomen van die verplichtingen. 

2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking
tot de verplichtingen van de aangemelde instantie. 

Artikel 15

1. Indien de aanwijzing van de aangemelde instantie wordt ingetrokken,
behouden de door deze instantie afgegeven documenten hun geldigheid.

2. In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister verklaren dat een
of meer documenten hun geldigheid hebben verloren, indien er een
dreigend of rechtstreeks gevaar is voor de maritieme veiligheid, de
gezondheid of het milieu.

Paragraaf 7. Markttoezicht

Artikel 16 

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet
bepaalde zijn belast de bij regeling van Onze Minister aangewezen
ambtenaren.

Artikel 17 

1. Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit
na verlening van een conformiteitscertificaat aan de fabrikant vaststelt
dat een product niet langer in overeenstemming is met het bij of
krachtens deze wet bepaalde, verlangt zij van de fabrikant dat hij
onverwijld passende corrigerende maatregelen neemt. Indien nodig, schort
de aangemelde instantie het conformiteitscertificaat op of trekt zij dit
in. 

2. Wanneer geen corrigerende maatregelen als bedoeld in het eerste lid
worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect
hebben, wordt het conformiteitscertificaat door de aangemelde instantie
naar gelang het geval beperkt, opgeschort of ingetrokken.

Artikel 18 

1. Indien de markttoezichtautoriteit vaststelt dat scheepsuitrusting een
risico vormt voor de maritieme veiligheid, de gezondheid of het milieu,
neemt de verantwoordelijke marktdeelnemer: 

a. alle passende corrigerende maatregelen om de betrokken
scheepsuitrusting in overeenstemming te brengen met het bij of krachtens
deze wet bepaalde, of 

b. binnen een door de markttoezichtautoriteit vastgestelde redelijke
termijn, die evenredig is met de aard van het risico, de betrokken
scheepsuitrusting uit de handel of roept hij deze terug. 

2. De verantwoordelijke marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle
maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden toegepast op
alle betrokken producten die hij in de Europese Unie op de markt heeft
aangeboden, of, afhankelijk van het geval, aan boord van Europese
schepen heeft geplaatst of voor dergelijke plaatsing heeft geleverd.

3. De markttoezichtautoriteit brengt de aangemelde instantie op de
hoogte van de door de marktdeelnemer genomen maatregelen. 

4. Indien de verantwoordelijke marktdeelnemer niet of niet tijdig binnen
de door de markttoezichtautoriteit gestelde termijn, bedoeld in het
eerste lid, onderdeel b, doeltreffende corrigerende maatregelen neemt of
op andere wijze verzuimt aan de verplichtingen gesteld bij of krachtens
deze wet te voldoen, neemt de markttoezichtautoriteit alle passende
voorlopige maatregelen om het aanbieden op de Nederlandse markt of het
plaatsen aan boord van Nederlandse schepen van de betrokken
scheepsuitrusting te verbieden of te beperken, dan wel de
scheepsuitrusting uit de handel te nemen of terug te roepen.

Artikel 19

1. Indien de markttoezichtautoriteit vaststelt dat scheepsuitrusting die
voldoet aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, desalniettemin een
risico vormt voor de maritieme veiligheid, de gezondheid of het milieu,
neemt de verantwoordelijke marktdeelnemer: 

a. alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de
scheepsuitrusting geen risico meer vormt wanneer deze in de handel wordt
gebracht, of 

b. binnen een door de markttoezichtautoriteit vastgestelde redelijke
termijn, die evenredig is met de aard van het risico, de betrokken
scheepsuitrusting uit de handel of roept hij deze terug.

2. De verantwoordelijke marktdeelnemer zorgt ervoor dat de door hem
genomen corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken
producten die hij in de Europese Unie op de markt heeft aangeboden of
aan boord van Europese schepen heeft geplaatst.

Artikel 20

1. De verantwoordelijke marktdeelnemer is verplicht om scheepsuitrusting
in overeenstemming te brengen met het bij of krachtens deze wet
bepaalde, indien de markttoezichtautoriteit vaststelt dat: 

a. de stuurwielmarkering niet of ten onrechte is aangebracht;

b. de EU-conformiteitsverklaring niet of incorrect is opgesteld;

c. de technische documentatie niet beschikbaar of onvolledig is, of

d. de EU-conformiteitsverklaring niet naar het schip is gestuurd. 

2. Indien de verantwoordelijke marktdeelnemer de opgedragen handelingen
niet of niet tijdig uitvoert, neemt de markttoezichtautoriteit alle
passende maatregelen om het aanbieden van de betreffende
scheepsuitrusting te beperken of te verbieden, dan wel de
scheepsuitrusting uit de handel te nemen of terug te roepen.

Paragraaf 8. Bijzondere bepalingen

Artikel 21

1. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende het
gebruik van scheepsuitrusting:

a. in uitzonderlijke gevallen van technische innovatie;

b. ten behoeve van beproeving of ter beoordeling van de
scheepsuitrusting; 

c. in uitzonderlijke omstandigheden indien scheepsuitrusting wordt
vervangen aan boord van een schip dat zich in een haven buiten de
Europese Unie bevindt en het vanuit het oogpunt van tijd en kosten
redelijkerwijs niet uitvoerbaar is om scheepsuitrusting die is voorzien
van een stuurwielmarkering aan boord te plaatsten, en

d. in uitzonderlijke omstandigheden indien het aantoonbaar is dat
specifieke scheepsuitrusting die is voorzien van een stuurwielmarkering
niet in de handel verkrijgbaar is.

2. In afwijking van artikel 3 behoeft scheepsuitrusting, bedoeld in het
eerste lid, niet te voldoen aan de vereisten, bedoeld in artikel 3,
eerste lid, en mag die uitrusting zonder stuurwielmarkering in de handel
worden gebracht, mits die uitrusting voldoet aan de eisen opgenomen
krachtens het eerste lid.

Paragraaf 9. Handhaving

Artikel 22

1. Het is verboden scheepsuitrusting aan boord te plaatsen of
scheepsuitrusting die is bestemd voor plaatsing aan boord van een
EU-schip in de handel te brengen, indien die uitrusting:

a. niet op deugdelijke wijze is voorzien van een stuurwielmarkering; 

b. niet vergezeld gaat van een certificaat van gelijkwaardigheid als
bedoeld in artikel 5, derde lid, of

c. niet vergezeld gaat van een verklaring waarin wordt aangegeven dat de
scheepsuitrusting op grond van artikel 21, tweede lid, is vrijgesteld
van het hebben van een stuurwielmarkering. 

2. Het is verboden de stuurwielmarkering aan te brengen op producten
waarbij niet overeenkomstig de desbetreffende
conformiteitsbeoordelingsprocedures is aangetoond dat deze voldoet aan
de vereisten gesteld bij of krachtens deze wet.

3. Het is verboden een EU-conformiteitsverklaring af te geven voor
producten waarbij niet overeenkomstig de desbetreffende
conformiteitsbeoordelingsprocedures is aangetoond dat deze voldoet aan
de vereisten gesteld bij of krachtens deze wet. 

4. Het is verboden op scheepsuitrusting een andere aanduiding dan de
stuurwielmarkering aan te brengen, die verwarring zou kunnen stichten
met betrekking tot de betekenis of de grafische vormgeving van de
stuurwielmarkering, of die de zichtbaarheid of de leesbaarheid van de
stuurwielmarkering verminderen.

5. Het is verboden te handelen in strijd met een verplichting, gebod of
verbod, opgenomen in:

a. artikel 10, eerste lid; 

b. artikelen 6, eerste lid, 8, eerste lid, 9, eerste en derde lid, en
20, eerste lid; 

c. artikelen 7, eerste lid, 18, eerste en tweede lid, en 19. 

Artikel 23

1. Onze Minister kan aan degene die handelt in strijd met de in artikel
22 gestelde verboden een bestuurlijke boete opleggen.

2. De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 22, eerste
lid en vijfde lid, onderdeel a, ten hoogste kan worden opgelegd komt
overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23,
vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. 

3. De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 22, tweede
tot en met vierde lid en vijfde lid, onderdeel b, kan worden opgelegd
komt overeen met de boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel
23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht.

4. De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 22, vijfde
lid, onderdeel c, kan worden opgelegd komt overeen met de boete van de
vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht.

5. De op te leggen bestuurlijke boete kan met ten hoogste 50 procent
worden verhoogd, indien binnen een periode van 48 maanden tweemaal voor
een zelfde feit, elk afzonderlijk in een periode van ten hoogste 24
maanden voorafgaand aan dat feit, een boete is opgelegd en
onherroepelijk is geworden. 

Artikel 24

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van een last onder bestuursdwang
ter handhaving van de verplichtingen gesteld bij of krachtens deze wet.

Paragraaf 10. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 25

1. De vereisten en beproevingsnormen voor scheepsuitrusting die op grond
van de Wet scheepsuitrusting van toepassing waren voor de dag van
inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing totdat op grond
van deze wet de voor die betreffende scheepsuitrusting geldende
vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in werking treden.

2. Op scheepsuitrusting die op de markt is aangeboden of is geplaatst
aan boord van een Nederlands schip na 18 oktober 2000 en voor de dag van
inwerkingtreding van deze wet, blijven de artikelen 3, 7 tot en met 15
en 20 tot en met 26 van de Wet scheepsuitrusting alsmede artikel 1,
onderdeel 4, van de Wet op de economische delicten van toepassing, zoals
die luidden op de dag voorafgaand aan die van de inwerkingtreding van
deze wet.

3. Certificaten en verklaringen die voorafgaand aan de dag van
inwerkingtreding van deze wet zijn afgegeven op basis van de Wet
scheepsuitrusting, behouden hun geldigheid gedurende de in het
certificaat of de verklaring opgenomen geldigheidsduur. 

4. In afwijking van het derde lid, kan Onze Minister verklaren dat een
of meer certificaten, of verklaringen hun geldigheid hebben verloren
indien niet meer wordt voldaan aan de vereisten op basis waarvan het
certificaat of de verklaring is afgegeven. 

5. Bij ministeriële regeling kunnen, voor zover nodig ter uitvoering
van een handeling van de Europese Commissie, aanvullende regels van
overgangsrecht worden gesteld. 

Artikel 26

Voor zover op grond van de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte de richtlijn ook verbindend is voor een staat, niet
zijnde een lidstaat van de Europese Unie, wordt deze staat voor de
toepassing van deze wet gelijkgesteld met een lidstaat van de Europese
Unie.

Artikel 27

1. Een wijziging van de bijlagen bij de richtlijn gaat voor de
toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen gelden met
ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn
gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt
bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

2. Een wijziging van de verdragen gaat voor de toepassing van deze wet
en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop
die wijziging internationaal in werking treedt, tenzij bij ministerieel
besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip
wordt vastgesteld. 

Artikel 28

Artikel 2a van het Besluit draagbare blustoestellen 1997 komt te luiden:

Het verbod, bedoeld in artikel 2, geldt niet voor draagbare
blustoestellen voor zover deze bestemd zijn voor plaatsing aan boord van
schepen waarop richtlijn nr. 2014/90/EU van het Europese Parlement en de
Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking
van richtlijn 96/98/EG van de Raad (PbEU L 257) van toepassing is en
zijn voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de
Wet scheepsuitrusting 2016.

Artikel 29

In artikel 2.4, onderdeel l, van het Besluit kwik en kwikhoudende
producten wordt ‘naar het oordeel van Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat noodzakelijk is en scheepsuitrusting waarop richtlijn nr.
96/98/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1996 inzake
uitrusting van zeeschepen (PbEG 1997 L 46) van toepassing is’
vervangen door: naar het oordeel van Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu noodzakelijk is en scheepsuitrusting waarop richtlijn nr.
2014/90/EU van het Europese Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake
uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van richtlijn 96/98/EG van
de Raad (PbEU L 257) van toepassing is. 

Artikel 30

In de alfabetische rangorde van artikel 1, onderdeel 4Âș, van de Wet op
de economische delicten wordt ‘Wet scheepsuitrusting, artikel 26’
vervangen door: Wet scheepsuitrusting 2016, artikel 22, met uitzondering
van artikel 22, eerste lid en vijfde lid, onderdeel a. 

Artikel 31

De Wet scheepsuitrusting wordt ingetrokken. 

Artikel 32

Deze wet treedt in werking met ingang van 18 september 2016. Indien het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 17
september 2016, treedt deze wet in werking met ingang van de dag,
volgende op die van plaatsing van deze wet in het Staatsblad.

Artikel 33

Deze wet wordt aangehaald als: Wet scheepsuitrusting 2016

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   8