[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34494 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2016D25082, datum: 2016-06-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z11948:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W12.15.0163/III	's-Gravenhage, 15 juli 2015

Bij Kabinetsmissive van 2 juni 2015, no.2015000971, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij
de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de
ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad
inzake de beloningen van bestuurders, met memorie van toelichting.

Het voorstel introduceert de verplichting voor grote ondernemingen om
jaarlijks de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken te bespreken
in een overlegvergadering met de ondernemingsraad (or). 

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het
voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan
de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. De
toegevoegde waarde en effectiviteit van het voorstel ten opzichte van de
bestaande regelingen zijn vooralsnog niet duidelijk. 

1.	Toegevoegde waarde; effectiviteit 

Artikel 31d van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) bevat de
verplichting voor de ondernemer om, mede ten behoeve van de bespreking
van de algemene gang van zaken van de onderneming, ten minste eenmaal
per jaar schriftelijke informatie te verstrekken aan de or over de
hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken
per verschillende groep van de in de onderneming werkzame personen.
Daarbij wordt tevens schriftelijke informatie verstrekt over de hoogte
en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met het
bestuur dat de rechtspersoon vertegenwoordigt en het totaal van de
vergoedingen dat wordt verstrekt aan het toezichthoudend orgaan. Bij
deze verplichtingen dient tevens inzichtelijk te worden gemaakt met welk
percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich
verhouden tot elkaar en tot die van het voorgaande jaar. Deze
verplichtingen gelden voor ondernemingen waarin in de regel ten minste
100 personen werkzaam zijn. 

Het wetsvoorstel breidt voornoemde verplichting uit: de informatie over
de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken en vergoedingen die
aan de or wordt verstrekt, dient ten minste eenmaal per jaar aan de orde
te komen in de overlegvergadering. 

De Afdeling maakt opmerkingen over de aard en omvang van het probleem
waar het voorstel een oplossing voor wil bieden (onder a), over de
toegevoegde waarde van het voorstel (onder b) en over de effectiviteit
van de voorgestelde maatregel (onder c). 

a.	Aard en omvang van het probleem 

De verplichting dat de arbeidsvoorwaardelijke regelingen, afspraken en
vergoedingen jaarlijks aan de orde komen wordt gemotiveerd met de
stelling dat de ontwikkeling van evenwichtige beloningsverhoudingen
binnen ondernemingen is gediend met meer openheid. Evenwichtige
beloningsverhoudingen zijn blijkens de toelichting van belang omdat
onevenredige beloningsverschillen de arbeidsverhoudingen binnen
ondernemingen kunnen schaden.

De Afdeling onderschrijft het belang van de maatschappelijke discussie
over evenwichtige beloningsverhoudingen binnen ondernemingen. Een
wettelijke regeling in dit verband vereist echter dat de aard en omvang
van het probleem helder zijn zodat de betreffende wettelijke regeling
effectief kan zijn. Uit de toelichting blijkt niet wat onder
onevenwichtige en onevenredige beloningsverschillen wordt verstaan. De
toelichting gaat eveneens voorbij aan de vraag op welke wijze en in
welke mate in de praktijk arbeidsverhoudingen daadwerkelijk worden
geschaad door beloningsverschillen. Doordat de toelichting geen aandacht
besteedt aan bovengenoemde punten, wordt onvoldoende duidelijk wat de
aard en de omvang van het probleem is waarvoor het voorstel een
oplossing wil bieden. 

 

b.	Toegevoegde waarde van het voorstel

Zoals hiervoor is aangegeven, wordt in de huidige wet reeds bepaald dat
de genoemde informatie wordt verstrekt “mede ten behoeve van de
bespreking van de algemene gang van zaken van de onderneming”. Dit
verwijst naar de bespreking die minstens tweemaal per jaar plaatsvindt
in de overlegvergadering van “de algemene gang van zaken in de
onderneming”. Deze artikelen, in samenhang gelezen, brengen mee dat de
huidige wet reeds voorschrijft dat deze informatie in de
overlegvergadering wordt besproken. De verplichting tot bespreking reikt
zelfs iets verder dan het thans voorgestelde “aan de orde stellen”,
dat beperkt zou kunnen blijven tot agendering.

Daarnaast is thans reeds bepaald dat ook de jaarrekening wordt verstrekt
“mede ten behoeve van de bespreking van de algemene gang van zaken van
de onderneming”. De jaarrekening bevat gegevens over de beloning van
de individuele bestuurders in het afgelopen jaar.

Nu de wet thans reeds op twee wijzen voorziet in de verplichting om in
de overlegvergadering de arbeidsvoorwaarden te bespreken, rijst de vraag
waarom deze bepalingen onvoldoende waarborg daarvoor vormen, en zo dit
het geval is, waarom een derde, vrijwel identieke bepaling deze situatie
zou wijzigen. 

c.	Effectiviteit van de maatregel

Het voorstel beoogt bij te dragen aan de voorkoming van onevenredige
beloningsverschillen in een onderneming. Nu de or op grond van de
bestaande, hiervoor genoemde bepalingen reeds het recht heeft jaarlijks
informatie te ontvangen over de hoogte en inhoud van de genoemde
arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken, is het voorstel er met
name op gericht terughoudendheid van de or om deze regelingen in de
overlegvergadering aan de orde te stellen, weg te nemen. Volgens de
toelichting vormt de hiërarchische verhouding tussen de bestuurders en
werknemers een mogelijke belemmering om onevenredige
beloningsverschillen aan de orde te stellen. Door de verplichting om de
arbeidsvoorwaardelijke regelingen aan de orde te stellen in de
overlegvergadering hoeft de or dit gevoelige punt niet zelf ter sprake
te brengen. Hierdoor wordt, volgens de toelichting, bevorderd dat de
bestuurder actief verantwoording aflegt over de beloningsverhoudingen. 

De vooronderstelling die aan het voorstel ten grondslag lijkt te liggen,
is dat wanneer de verplichting bestaat om de hoogte en inhoud van de
arbeidsvoorwaarden aan de orde te stellen, voor de or de hiërarchische
verhoudingen niet langer belemmerend zullen zijn om dit te doen. 

De Afdeling merkt op dat indien hiërarchische verhoudingen in
ondernemingen er thans aan in de weg staan om verschillen in
arbeidsvoorwaarden aan de orde te stellen, het weinig aannemelijk is dat
de in het wetsvoorstel voorgestelde maatregel dit zal veranderen.
Daarnaast zou een ongewenst neveneffect kunnen zijn, dat indien de
beloningsverschillen niet door de or ter discussie worden gesteld, dit
later onbedoeld zou kunnen worden uitgelegd als aanvaarding door de or
van voorkomende beloningsverschillen.

In het licht hiervan wordt uit de toelichting onvoldoende duidelijk in
hoeverre het voorstel effectief zal zijn en daadwerkelijk zal bijdragen
aan het vermijden van onevenredige beloningsverhoudingen in
ondernemingen.

Daarbij wijst de Afdeling erop dat de informatie over
arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken wordt verstrekt per
verschillende groep van in de onderneming werkzame personen. Indien een
groep, het bestuur of het toezichthoudend orgaan uit minder dan vijf
personen bestaat, is het mogelijk om hierbij twee of meer functies samen
te voegen, zodat een groep van ten minste vijf personen ontstaat.

Deze mogelijkheid om functies samen te voegen draagt niet bij aan de
effectiviteit van het voorstel. Voor de bespreking van
beloningsverschillen wordt in het geval van een dergelijke samenvoeging
weinig inzichtelijke informatie verschaft. 

d.	Conclusie 

In het licht van het vorenstaande zijn de aard en de omvang van het
probleem, de toegevoegde waarde en de effectiviteit van het voorstel
vooralsnog niet duidelijk. De Afdeling adviseert van het voorstel af te
zien, tenzij in een dragende motivering kan worden voorzien.

Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.

2.	Onderwerp van het overleg

De toelichting stelt dat de voorgestelde maatregel verplicht om in een
onderneming jaarlijks de ontwikkeling van beloningsverhoudingen aan de
orde te stellen. Dit volgt echter niet uit de voorgestelde wettekst. Die
bevat louter de verplichting om jaarlijks in ieder geval de hoogte en de
inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken per groep
van de in de onderneming werkzame personen en van het bestuur aan de
orde te stellen. De voorgestelde tekst verplicht derhalve niet tot het
aan de orde stellen van de verhouding tussen voor verschillende groepen
geldende arbeidsvoorwaarden. Wanneer in een overlegvergadering tussen de
bestuurder en de or slechts de verschillende arbeidsvoorwaardelijke
regelingen aan de orde komen en niet de verhouding daartussen, is dat
niet in strijd met het voorgestelde artikel 23, tweede lid, tweede
volzin, van de WOR. Dit is opvallend nu, volgens de toelichting, de met
dit wetsvoorstel geïntroduceerde verplichting voor de or de drempel zou
moeten wegnemen eventuele onevenredige verschillen aan de orde te
stellen.

De Afdeling adviseert de wettekst in overeenstemming te brengen met de
toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

	Toelichting, paragraaf 2, onder het kopje Huidige positie
ondernemingsraad.

 	Artikel 31d, eerste lid, WOR.

 	Artikel 24, eerste lid, WOR.

 	Artikel 31a WOR.

 	Artikel 2:383c, Burgerlijk Wetboek.

	Toelichting, paragraaf 2, onder het kopje Huidige positie
ondernemingsraad.

	Toelichting, paragraaf 2, onder het kopje Huidige positie
ondernemingsraad.

	Artikel 31d, eerste lid, WOR.

	Artikel 31d, vierde lid, WOR.

	Wel is de informatie over de beloning van afzonderlijke bestuurders en
toezichthouders reeds openbaar doordat deze ook dient te worden
verschaft in de jaarrekening.

	Toelichting, paragraaf 2, onder het kopje Voorgestelde aanpassing WOR.

  PAGE  2 

........................................................................
...........

AAN DE KONING