[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34528 Adv RvSt inzake de Verzamelwet SZW 2017

Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2017)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2016D32640, datum: 2016-09-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z15867:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W12.16.0180/III	's-Gravenhage, 19 augustus 2016

Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2016, no.2016001252, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij
de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2017),
met memorie van toelichting.

Het voorstel wijzigt een aantal wetten op het terrein van de
arbeidswetgeving, de socialezekerheidswetgeving en de wetgeving met
betrekking tot de structuur van de uitvoeringsorganisatie. Het voorstel
behelst technische wijzigingen, verduidelijkingen en zogenaamd ‘klein
beleid’.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan
de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende
motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. Van een aantal
onderwerpen is niet duidelijk wat de noodzaak van de voorgestelde
wijziging is. Dat betreft de noodzaak van experimenteren met de Wet
banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, de verbreding van de
definitiebepaling van het Inlichtingenbureau en de toepassing van de
spoedprocedure uit de Wet raadgevend referendum (Wrr). 

1.	Noodzaak experiment Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Het voorstel maakt het mogelijk om bij wijze van experiment af te wijken
van de bepalingen van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
(hierna: Quotumwet). Hierdoor wordt het mogelijk om in het kader van een
experiment bij algemene maatregel van bestuur af te wijken van een
aantal wetsbepalingen om te onderzoeken of die bepalingen doeltreffender
kunnen worden uitgevoerd. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om af
te wijken van de regels met betrekking tot de taakverdeling en
uitvoering van de banenafspraak en quotumheffing.

De Afdeling merkt op dat de noodzaak van het afwijken van de bepalingen
van de Quotumwet in het algemene deel, noch in het artikelsgewijze deel
van de toelichting wordt gemotiveerd. De noodzaak van een deugdelijke
motivering voor dit voorstel klemt temeer, omdat nog geen enkele
ervaring is opgedaan met de wet, nu deze nog niet is geactiveerd, en ook
niet zal worden geactiveerd, zolang de vereiste streefcijfers van de
banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van april 2013 worden gehaald. 

Tenzij alsnog de noodzaak van het voorgestelde experiment in de
toelichting aangetoond kan worden, adviseert de Afdeling het
voorgestelde artikel XXIX, onderdeel F, te schrappen. 

2.	Verruiming definitie Inlichtingenbureau

De Stichting Inlichtingenbureau (hierna: IB) is, blijkens artikel 1,
eerste lid, onder m, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen (Wet SUWI)  belast met de coördinatie en de dienstverlening ten
behoeve van gemeenten bij de verwerking van gegevens, voor zover dit
noodzakelijk is voor de uitvoering van taken op het gebied van de
sociale zekerheid.  

Het voorstel verruimt de definitie van het IB in twee opzichten, zowel
ten aanzien van de instanties ten behoeve waarvan gegevens worden
verwerkt als met betrekking tot het doel waarvoor gegevens worden
verwerkt. Wat betreft de kring van instanties ten behoeve waarvan het IB
werkt, vindt uitbreiding naar “andere decentrale overheden” plaats.
Wat betreft het takenpakket en het doel waarvoor gegevens worden
verwerkt, vindt uitbreiding plaats naar het treffen van voorzieningen en
het heffen van premies, belastingen en bijdragen. 

Uit de toelichting vloeit voort dat de taken van het IB worden verruimd
naar wat het IB daadwerkelijk doet in het publieke domein. Blijkens de
Dienstencatalogus van het IB betreft dit niet alleen het functioneren
als informatieknooppunt op de terreinen van de arbeidsvoorziening en de
sociale zekerheid ten behoeve van gemeenten, maar ook op de terreinen
van bijvoorbeeld de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015. Voorts betreft het niet alleen dienstverlening aan gemeentelijke
instanties en de expliciet genoemde waterschappen, maar ook aan
bijvoorbeeld de Belastingdienst toeslagen in verband met de
kinderopvangtoeslag en aan een Regionale meld- en coördinatiefunctie
van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in verband
met voortijdige schoolverlaters. 

De Afdeling merkt op dat de voorgestelde verruimingen algemeen zijn
geformuleerd. Daarmee wordt het takenpakket van het IB weliswaar
uitgebreid naar andere instanties en werkterreinen, maar de voorgestelde
wijzigingen bieden geen grondslag voor de verwerking van gegevens buiten
het terrein van de arbeidsvoorziening en de sociale zekerheid. Aan de
eisen van het gegevensbeschermingsrecht voortvloeiende uit richtlijn
95/46/EG en de daarop gebaseerde Wet bescherming persoonsgegevens zal
moeten worden voldaan. Daarenboven rijst de vraag of de regeling van een
zo ruime taak van het IB nog wel past binnen de Wet SUWI, nu deze wet
ziet op de arbeidsvoorziening en sociale zekerheid.

Ten slotte kan deze taakverbreding niet worden beschouwd als “klein
beleid” dat geschikt is om in een verzamelwet op te nemen.

De Afdeling adviseert artikel XXIX, onderdeel A, te schrappen. 

3.	Duur zwangerschapsverlof Caribisch Nederland

Het voorstel breidt het recht van een vrouwelijke arbeider op
loondoorbetaling van het volledige salaris gedurende het zwangerschap-
en bevallingsverlof in Caribisch Nederland uit van 12 weken naar 16
weken. Deze uitbreiding sluit aan op de regeling die geldt in Europees
Nederland. De Afdeling merkt hierover het volgende op.

Nu met de voorgestelde wijziging BES-wetgeving wordt gewijzigd geldt dat
ingevolge de artikelen 207 en 208 van de Wet openbare lichamen BES
overleg met de bestuurscolleges van deze eilanden vereist is. Deze
bepalingen impliceren ten minste dat de bestuurscolleges van voornemens
op de hoogte worden gesteld.  De toelichting gaat niet in op de wijze
waarop de bestuurscolleges zijn geraadpleegd. Evenmin is vermeld welke
opmerkingen door de bestuurscolleges naar voren zijn gebracht, wat
daarop de reactie is van de regering en in hoeverre en op welke wijze de
opmerkingen zijn verwerkt in het voorstel. 

Mede gelet op het feit dat de Staatssecretaris van SZW eind 2015 in een
brief heeft vermeld dat een financiële dekking van de wijziging nog
ontbrak, is van belang dat de toelichting op voornoemd overleg in gaat.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 

4.	WAZO-uitkering na eind loongerelateerde wga-uitkering

Iemand die een loongerelateerde wga-uitkering op grond van de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangt, heeft in geval van
zwangerschap, bevalling, adoptie of pleegzorg als gelijkgestelde recht
op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Om dubbele
uitkering te voorkomen komt in dat geval de uitkering op grond van
artikel 43 van de WIA niet tot uitbetaling.

In artikel 3:10 WAZO is de zogenoemde nawerking van de genoemde
WAZO-uitkering geregeld. Indien betrokkene binnen 10 weken nadat zij
geen werknemer of gelijkgestelde meer was, bevalt of feitelijk een kind
ter adoptie of als pleegkind  opneemt, heeft zij toch recht op een
uitkering op grond van de WAZO. Voor deze situatie geldt artikel 43 WIA
niet. In het voorgestelde artikel XV, onder A, wordt artikel 3.10 WAZO
aangepast om dubbele uitkering te voorkomen. 

De Afdeling merkt op dat uit de toelichting onvoldoende duidelijk wordt
welke wga-uitkering in genoemde situatie moet worden verstrekt. Ziet de
Afdeling het goed dan gaat het hier om een combinatie van de
WAZO-uitkering met de wga-vervolguitkering of de
wga-loonaanvullingsuitkering. Ten behoeve van een goed begrip van het
voorstel zou de toelichting hier aandacht aan dienen te besteden.

De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.

5.	Spoedprocedure Wet raadgevend referendum 

Op grond van artikel XXXIV wordt de inwerkingtreding van de bepalingen
van het voorstel bij koninklijk besluit geregeld. In dat artikel wordt
de mogelijkheid gecreëerd om in het inwerkingtredingsbesluit de
spoedprocedure uit artikel 12 Wrr toe te passen. De toelichting vermeldt
niet waarom het nodig zou zijn om artikel 12 Wrr toe te passen.

Uitgangspunt van de Wrr is dat een wet niet in werking treedt voordat
een referendum is gehouden of de gelegenheid is geweest om een inleidend
verzoek daartoe in te dienen. Daarvan kan slechts worden afgeweken als
een wet dermate spoedeisend is dat zij onmiddellijk in werking moet
treden. Indien de wetgever daarvoor te lichtvaardig zou kiezen, zou dat
het karakter van de Wrr als algemene wet aantasten. 

De reden voor toepassing van artikel 12 Wrr zal, blijkens de toelichting
op de Wrr, geen andere kunnen zijn dan dat de wet dermate spoedeisend is
dat afgeweken moet worden van de algemene inwerkingtredingsprocedure uit
de artikelen 8 en 9. Wellicht is de mogelijkheid van toepassing van
artikel 12 Wrr opgenomen met het oog op een eventuele te late
behandeling van het voorstel door het parlement. Zoals de Afdeling reeds
eerder heeft opgemerkt voldoet deze redengeving niet aan voornoemd
uitgangspunt. 

De Afdeling merkt daarnaast op dat beoogd wordt af te wijken van de Wrr
in een context waarin een wijziging in werking gaat treden op een
vooralsnog onbekend moment, te weten een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip. 

De Afdeling adviseert dragend te motiveren waarom de spoedprocedure
mogelijk wordt gemaakt en bij gebreke van een dergelijke motivering de
mogelijkheid om de spoedprocedure te volgen te schrappen. 

6.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W12.16.0180/III

Artikel X, onderdeel B, als wijzigingsartikel formuleren en in de
toelichting de indruk wegnemen dat met deze wijziging een bredere
reikwijdte van de informatieverplichting ontstaat.

Aan het in artikel XXI, onderdeel F, voorgestelde artikel 63# van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers toevoegen: van artikel III, onderdeel A, van de Verzamelwet
SZW 2017.

In het in artikel XXVII voorgestelde artikel 10, vierde lid, van de Wet
op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen
van collectieve arbeidsovereenkomsten “kunnen regels” vervangen
door: kunnen nadere regels.

In artikel XXIX, onderdeel B, tweede lid, “uitkeringsgerechtigde”
vervangen door: uitkeringsgerechtigden.

De wijziging van artikel 29b Ziektewet artikelsgewijs toelichten (onder
het desbetreffende kopje ontbreekt een inhoudelijke toelichting en
daarbij inhoudelijk ingaan op de wijziging van artikel 29b, elfde lid,
Ziektewet.

	Zie de in artikel XXIX, onderdeel F, voorgestelde wijziging van artikel
82a Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI).

	Zie toelichting op artikel XXIX, onderdeel F.

	Kamerstukken II 2012/13, 33 410, nr. 15.

	De Staatssecretaris van SZW heeft onlangs te kennen gegeven dat de
doelstelling van de banenafspraak is gehaald en er geen aanleiding
bestaat om de quotumregeling te activeren (Kamerstukken II 2015/16, 34
352, nr. 34).

	Artikel XXIX, onderdeel A.

  	Zie  HYPERLINK
"https://www.inlichtingenbureau.nl/Pages/Burger-en-Privacy.aspx"
https://www.inlichtingenbureau.nl/Pages/Burger-en-Privacy.aspx . 

  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24
oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije
verkeer van die gegevens (PB 1995 L 281). Zie voorts Verordening (EU)
2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB 2016 L 119). 

	Artikel V.

 	Brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 november 2015 aan de
Tweede Kamer (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IV, nr. 29). 

	Zie artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, WAZO.

	Artikelen 3:6 tot en met 3:9 WAZO.

	Zie artikel 3:10, eerste lid, WAZO.

	Kamerstukken II 2005/06, 30 372, nr. 3, paragraaf 8.3.2.

	Deze normale procedure houdt in dat het tijdstip van inwerkingtreding
van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, niet eerder
wordt gesteld dan acht weken na de mededeling van de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de bekrachtiging van die
wet. Deze mededeling wordt binnen een week na die bekrachtiging
geplaatst in de Staatscourant. 

	Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 1 juli
2016 over de Verzamelwet Zvw 2016 (W13.16.0138/III).

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING