34532 Adv RvSt inzake Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten
Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten
Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
Nummer: 2016D33355, datum: 2016-09-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2016Z16214:
- Indiener: M.H.P. van Dam, staatssecretaris van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-09-13 15:30: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-09-13 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-09-27 14:00: Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-10-05 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-10-06 14:00: Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-10-18 16:00: Nader verslag Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-11-08 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-11-23 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-11-24 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-12-01 19:30: Wet grondgebonden groei melkveehouderij (34 295)+ Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten(34 532) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-12-06 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
No.W15.16.0152/IV 's-Gravenhage, 15 juli 2016 Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2016, no.2016001038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel voorziet in de invoering van een stelsel van fosfaatrechten om ervoor te zorgen dat de fosfaatproductie onder het nationale fosfaatplafond komt. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een nadere motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. Het meeste gewicht komt toe aan de opmerking die ertoe strekt om nader in te gaan op een aantal aspecten van eigendomsbescherming dat in de toelichting onderbelicht is gebleven. 1. Inleiding De melkveehouderij is vooruitlopend op het afschaffen van het melkquotum op 1 april 2015 flink gegroeid. Deze groei heeft geleid tot een toename van de hoeveelheid mest en productie van fosfaat. Volgens een prognose van januari 2016 zou in Nederland in 2015 in totaal 176,3 miljoen kilo fosfaat worden geproduceerd. Dat is boven het door de Europese Commissie in haar derogatiebesluit vastgestelde nationale fosfaatplafond van 172,9 miljoen kilogram. Doel van het wetsvoorstel is ervoor te zorgen dat de nationale productie beneden het plafond wordt gebracht. Wanneer die productie boven het plafond komt, bestaat namelijk het risico dat de vrijstelling (derogatie) die Nederland heeft en op basis waarvan in de periode van 2014 tot en met 2017 meer dierlijke mest per hectare gebruikt mag worden, wordt ingetrokken. Om te voorkomen dat de derogatie wordt ingetrokken, voorziet het wetsvoorstel in de invoering van een stelsel van fosfaatrechten. Een soortgelijk stelsel is reeds ingevoerd voor varkens en pluimvee. Het fosfaatrechtenstelsel houdt in dat een melkveehouder niet meer fosfaat mag produceren dan overeenkomt met de aan het bedrijf toegekende fosfaatrechten. Het aantal fosfaatrechten wordt ā behoudens knelgevallen ā berekend door het aantal gehouden stuks melkvee en jongvee op 2 juli 2015 ā de datum waarop het fosfaatrechtenstelsel werd aangekondigd ā te vermenigvuldigen met een forfaitaire excretienorm. De fosfaatrechten zijn op grond van het wetsvoorstel verhandelbaar. Het wetsvoorstel regelt dat bij iedere transactie 10% van de overgedragen rechten vervalt (afroming bij overdracht). Ook regelt het wetsvoorstel dat indien dat noodzakelijk is om onder het fosfaatplafond te komen een percentage kan worden vastgesteld waarmee fosfaatrechten worden verminderd (generieke afroming). Volgens de toelichting zal dat percentage naar verwachting tussen de 4 en 8 procent komen te liggen. Ten slotte regelt het wetsvoorstel dat dit percentage kan worden verlaagd voor bedrijven die per 2 juliĀ 2015 forfaitair minder fosfaat produceerden dan hun plaatsingsruimte (melkveefosfaatruimte). 2. Stelsel van fosfaatrechten Het wetsvoorstel voorziet in een stelsel van fosfaatrechten in de Meststoffenwet om de fosfaatproductie te begrenzen. Voor varkens en pluimvee geldt in de Meststoffenwet echter een stelsel van dierrechten. Dit houdt in dat een bedrijf met het oog op begrenzing van fosfaat maar een maximum aantal dieren mag houden. In de brief van 2 juli 2015 is de keuze voor een stelsel van fosfaatrechten in afwijking van en stelsel van dierrechten toegelicht. Ook is in die brief toegelicht waarom voor dit wetsvoorstel bijvoorbeeld niet voor een stelsel van melkrechten (begrenzing van de melkproductie) is gekozen. In de toelichting op dit wetsvoorstel ontbreekt die motivering. Die motivering is wel van belang, omdat het gaat om het uitgangspunt van het stelsel dat bovendien ingrijpend is voor de sector. Gelet hierop, en in het licht van de zelfstandige leesbaarheid van de toelichting, acht de Afdeling het wenselijk in de toelichting de keuze voor een stelsel van fosfaatrechten te motiveren. De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen. 3. Eigendomsregulering Het wetsvoorstel regelt onder meer dat aan melkveehouderijen een hoeveelheid fosfaatrechten wordt toegekend op basis van het aantal stuks melkvee en jongvee dat op 2 juli 2015 werd gehouden. Bij die vaststelling wordt geen rekening gehouden met op die datum bestaande ālatente ruimteā ā behoudens knelgevallen ā en uitbreiding van de veestapel na die datum. Met ālatente ruimteā wordt gedoeld op het verschil in hoeveelheid fosfaat die een bedrijf op 2 juli 2015 daadwerkelijk produceerde en de hoeveelheid fosfaat die het op basis van de beschikbare bedrijfsmiddelen (zoals stallen en grond) kon en ook (op grond van de vergunningen en beschikbare mestverwerkingscapaciteit) mocht produceren (onbenutte productieruimte). De introductie van een productieplafond in de vorm van een fosfaatrecht en het tegelijkertijd buiten beschouwing laten van de ālatente ruimteā op de peildatum en uitbreiding van de veestapel na die datum is een inmenging in het eigendom van de melkveehouderijen. Deze inmenging moet worden aangemerkt als regulering van eigendom in de zin van artikel 1 van het eerste protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), onderscheidenlijk artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of de inmenging is voorzien bij wet, of de inmenging legitieme doelstellingen in het algemeen belang heeft en of er een behoorlijk evenwicht is tussen de vereisten van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de fundamentele rechten van de eigenaar (āfair balanceā). In het hiernavolgende wordt deze beoordeling de ā1Ā EP-toetsā genoemd. In de toelichting wordt de 1Ā EP-toets uitgevoerd voor zover het de inmenging als gevolg van de peildatum betreft. Het wetsvoorstel voorziet evenwel ook in een aantal andere inmengingen. Daar gaat de toelichting niet op in. De Afdeling merkt hierover het volgende op. a. Renovatie stal De Afdeling heeft er begrip voor dat het stelsel voorziet in een zeer beperkte regeling voor knelgevallen om melkveehouders te compenseren die onevenredig benadeeld worden door de toepassing van de peildatum. Een ruime voorziening zou immers betekenen dat de generieke afroming moet worden verhoogd om onder het fosfaatplafond te blijven. De voorgestelde knelgevallenregeling is dan ook beperkt tot buitengewone omstandigheden, zoals bijvoorbeeld wanneer sprake is van de situatie dat op 2 juli 2015 minimaal vijf procent minder kilogrammen fosfaat op het bedrijf werd geproduceerd dan op het betreffende bedrijf gebruikelijk is door diergezondheidsproblemen of ziekte van de landbouwer. De Afdeling merkt evenwel op dat zich ook de situatie kan voordoen dat in de reguliere bedrijfsvoering voor de peildatum aantoonbare (vervangings)investeringen zijn gedaan om de stallen te renoveren, waardoor die stallen op 2 juli 2015 nog niet of minder bezet werden door melkvee. Dat is geen buitengewone omstandigheid zoals in het wetsvoorstel geregeld, maar door deze ālatente ruimteā bij de vaststelling van de hoeveelheid fosfaatrechten buiten beschouwing te laten, kan wel sprake zijn van een inmenging in het eigendom. De toelichting besteedt echter geen aandacht aan deze situatie in het kader van de 1Ā EP-toets. De Afdeling adviseert dit wel te doen, nu voorstelbaar is dat deze situatie tot gerechtelijke procedures kan leiden en op voorhand niet kan worden uitgesloten dat dan tot het oordeel wordt gekomen dat in dergelijke concrete gevallen geen sprake is van een āfair balanceā. De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. b. Melkveefosfaatruimte Op grond van het wetsvoorstel wordt bij de vaststelling van de hoeveelheid fosfaatrechten op 2 juli 2015 de melkveefosfaatruimte buiten beschouwing gelaten. Ook dat is een inmenging in het eigendomsrecht waarvoor een 1Ā EP-toets dient te worden uitgevoerd, die evenwel in de toelichting ontbreekt. Bij deze toets dient onder andere met het navolgende rekening te worden gehouden. Het wetsvoorstel bevat een voorziening die het mogelijk maakt dat melkveehouderijen die over melkveefosfaatruimte beschikken (extensieve veehouderijen) hiervoor gedeeltelijk worden gecompenseerd bij de generieke afroming. Melkveehouderijen die niet over melkveefosfaatruimte beschikken (intensieve veehouderijen), komen voor deze compensatie niet in aanmerking, terwijl deze compensatie logischerwijs vooral ten koste gaat van hun ruimte voor fosfaatproductie. Een ongelijke behandeling van verschillende groepen kan een argument zijn om schending van de āfair balanceā aan te nemen. Dit geldt te meer, nu het doel van het wetsvoorstel is om ervoor te zorgen dat de fosfaatproductie onder het nationale fosfaatplafond komt. Anderzijds is de compensatie ingegeven door de belangen van milieu- en dierenwelzijn. Met het oog daarop wordt immers ā conform vigerende regelgeving en beleid (āmeer koeien in de weiā) ā grondgebondenheid gestimuleerd. Daar komt bij dat lidstaten tot op zekere hoogte vrij zijn om in het algemeen belang beperkingen te stellen aan eigendomsrechten (āwide margin of appreciationā). In het kader van de 1 EP-toets dient in het bijzonder op dit punt een afweging te worden gemaakt. De Afdeling adviseert de toelichting met inachtneming van het vorenstaande aan te vullen en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. c. Generieke afroming De generieke afroming houdt in dat, indien het noodzakelijk is om onder het fosfaatplafond te komen, de hoeveelheid vastgestelde varkensrechten, pluimveerechten of fosfaatrechten met een bepaald percentage kan worden verlaagd. Deze afroming is een inmenging in het eigendomsrecht, omdat als gevolg van de generieke afroming fosfaatrechten ingeleverd moeten worden. Daarom dient voor deze afroming een 1Ā EP-toets te worden uitgevoerd. Die toets ontbreekt in de toelichting. Dit klemt te meer, omdat de generieke afroming ook de houders van varkens en pluimvee kan betreffen, die niet, althans niet in dezelfde mate zoals de melkveehouders hebben bijgedragen aan de overschrijding van het nationale fosfaatplafond. Voorts merkt de Afdeling het volgende op. De toelichting vermeldt dat indien generieke afroming plaatsvindt dan zal worden āgeborgdā dat een bedrijf reeds aangehouden melkvee niet hoeft af te stoten. Niet is toegelicht hoe dit kan worden geborgd, met name in de situatie dat de generieke afroming hoger wordt dan 8 procent. Deze borging is ook niet in het wetsvoorstel geregeld. De Afdeling adviseert de toelichting gelet op het voorgaande aan te vullen en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. d. Afroming bij overdracht De afroming bij overdracht houdt in dat bij iedere transactie 10% van de fosfaatrechten wordt afgeroomd. i. Afroming bij overdracht voor generieke afroming Net zoals bij de generieke afroming, geldt dat bij de afroming bij overdracht sprake is van een inmenging in het eigendomsrecht, omdat melkveehouders fosfaatrechten moeten inleveren. Daarom dient ook voor deze afroming een 1Ā EP-toets te worden uitgevoerd. In de toelichting ontbreekt deze toets. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen door de afroming bij overdracht voordat de generieke afroming heeft plaatsgevonden in het licht van artikel 1 EP te motiveren. ii. Afroming bij overdracht na generieke afroming Het wetsvoorstel voorziet niet in een begrenzing van de periode waarin bij overdracht een afroming plaatsvindt. Dat betekent dat de afroming bij overdracht wordt voortgezet na toepassing van de generieke afroming, terwijl dat met het oog op het fosfaatplafond niet meer nodig is. Dit is onderkend. Vermeld is dat de afgeroomde rechten in de zogenoemde fosfaatbank terechtkomen waarna deze kunnen worden toegedeeld aan landbouwers die milieu- of maatschappelijke doelen dienen. De Afdeling begrijpt het nut hiervan, maar merkt op dat de noodzaak van de afroming bij overdracht nadat een generieke afroming heeft plaatsgevonden een aparte 1 EP-toets vergt. Anders dan bij afroming bij overdracht voordat een generieke afroming heeft plaatsgevonden, is het doel immers niet meer gelegen in het bewerkstelligen van een niveau onder het fosfaatplafond. Bereiking van dit laatste doel kan algemeen als noodzakelijk worden beschouwd en is daarmee veel zwaarwegender dan het doel dat met de fosfaatbank is beoogd, hoe nuttig de fosfaatbank ook kan zijn. Het is nog maar de vraag of de inmenging in het eigendom bij de afroming van fosfaatrechten in geval van overdracht noodzakelijk en evenredig kan worden geacht met het oog op de met een fosfaatbank beoogde milieu- en maatschappelijke doelen. Dit klemt temeer, omdat niet is toegelicht of er alternatieven zijn, en zo ja welke, om de milieu- en maatschappelijke doelen te bereiken. In dit kader wijst de Afdeling erop dat recentelijk regelgeving tot stand is gebracht die dezelfde doelen behartigt. De Afdeling adviseert de afroming van fosfaatrechten bij overdracht nadat de generieke afroming heeft plaatsgevonden in het licht van artikel 1 EP dragend te motiveren en indien die motivering niet mogelijk is het voorstel aan te passen. 4. Vleesvee Het voorgestelde fosfaatstelsel richt zich voor wat betreft het verbod om meer fosfaat te produceren dan het toegekende fosfaatrecht en voor wat betreft het toekennen van de fosfaatrechten, uitsluitend op bedrijven die dieren houden voor de productie van melk. De toename van de fosfaatproductie is immers vooral toe te schrijven aan de groei van de melkveehouderij. Daarom bepaalt het wetsvoorstel dat alleen voor bedrijven met āmelkveeā fosfaatrechten worden vastgesteld. Daarbij is blijkens de toelichting aansluiting gezocht bij de definitie van āmelkveeā in de Meststoffenwet. Onder die definitie valt echter ook (jong)vee bestemd voor de vleeshouderij. Dat is blijkens de toelichting echter niet de bedoeling, waarbij de Afdeling er bovendien op wijst dat uit de toelichting niet blijkt dat deze categorie van veehouderij heeft bijgedragen aan de geconstateerde toename van de fosfaatproductie. De Afdeling adviseert dit in de toelichting te verklaren en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen. 5. Omzetting van productierechten Het voorgestelde artikel 33a maakt het mogelijk dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een productierecht door Onze Minister kan worden omgezet in een varkensrecht, pluimveerecht of fosfaatrecht onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden. Blijkens de toelichting wordt hiermee mogelijk gemaakt dat melkveehouders in staat zijn een eventueel tekort aan fosfaatrechten te laten aanvullen via een opkoop van (bijvoorbeeld) varkensrechten. De Afdeling merkt op dat als uitgangspunt bij delegatie van regelgevende bevoegdheid geldt dat deze in de delegerende regelgeving zo concreet en nauwkeurig mogelijk wordt begrensd. Het voorgestelde artikel 33a geeft geen begrenzing, zodat onvoldoende vaststaat onder welke omstandigheden overgegaan zal kunnen worden tot omzetting. Voor zover de toelichting vermeldt dat, ingeval van de omzettingsvoorziening gebruik zal worden gemaakt, bij algemene maatregel van bestuur voorwaarden aan de omzetting gesteld zullen worden die (zien op de omrekening en) rekening houden met de belasting van de onderscheiden mestsoorten voor de verschillende milieucompartimenten, merkt de Afdeling op dat niet goed valt in te zien waarom criteria als deze niet reeds in het wetsvoorstel zelf worden geregeld. Daarbij merkt de Afdeling verder op dat aannemelijk is dat beoogd wordt omzetting uitsluitend te laten plaatsvinden met instemming van de rechthebbende. Ook dit is niet in de delegatiegrondslag tot uitdrukking gebracht. De Afdeling adviseert de delegatiegrondslag te begrenzen en het wetsvoorstel in die zin aan te passen. 6. Dagplafond Het wetsvoorstel voorziet in het voorgestelde artikel 22a in een bevoegdheid voor de minister om ten aanzien van een bedrijf waarvan het fosfaatrecht is overschreden een zogenoemd dagplafond op te leggen dat overeenkomt met de omvang van het melkvee dat overeenkomstig het fosfaatrecht gemiddeld gedurende het jaar kan worden gehouden. De toelichting vermeldt dat deze bevoegdheid de mogelijkheid biedt om met name bedrijven aan te pakken die, ondanks eerder opgelegde sancties, stelselmatig hun fosfaatrecht overschrijden. De Afdeling merkt evenwel op dat de tekst van het voorgestelde artikel 22a niet is beperkt tot bedrijven die hun fosfaatrecht stelselmatig overschrijden. Het voorgestelde artikel is zo geformuleerd dat al aan bedrijven die voor de eerste keer het fosfaatrecht overschrijden een dagplafond kan worden opgelegd. De Afdeling adviseert de tekst van het wetsvoorstel en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen. 7. Gesprekken met de Commissie De toelichting vermeldt dat het wetsvoorstel als technisch voorschrift bij de Europese Commissie wordt genotificeerd. Voorts vermeldt de toelichting dat er van wordt uitgegaan dat met het wetsvoorstel van staatssteun sprake is, en in dat verband met de Europese Commissie wordt gesproken om bevestiging te krijgen van het Nederlandse oordeel dat in dit geval sprake is van staatssteun die verenigbaar kan worden verklaard met de interne markt. Ten slotte zal het fosfaatstelsel mede aan de orde zijn in de (komende) gesprekken met de Europese Commissie over de overschrijding van het fosfaatplafond onder de huidige derogatie en over de derogatie voor de volgende periode vanaf 2017. Indien het wetsvoorstel naar aanleiding van deze gesprekken met de Europese Commissie op substantiĆ«le punten wijzigt, adviseert de Afdeling het nogmaals ter advisering aan haar voor te leggen. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Toelichting, paragraaf 4.1. Toelichting, paragraaf. 2.4. Inmiddels is de definitieve totale fosfaatproductie in 2015 vastgesteld op 180,1 miljoen kilogram. Zie Kamerstukken II 2015/16, 33 979, nr. 140. Toelichting, paragraaf 3.1. Zie ook het besluit van de Commissie van 16 mei 2014 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB 2014, L 148, blz. 88). Artikel I, onderdeel D, voorgesteld artikel 21b. Kamerstukken II 2014/15, 33 979, nr. 98 Artikel I, onderdeel G, voorgesteld artikel 23. Artikel I, onderdeel A, onder 2, samen met artikel 25 van de Meststoffenwet. Artikel I, onderdeel L, voorgesteld artikel 32a. Artikel I, onderdeel M, voorgesteld artikel 33b, eerste lid. Dit artikel voorziet tevens in een grondslag voor een generieke afroming van varkens- en pluimveerechten. Toelichting, paragraaf 4.7.3. Artikel I, onderdeel M, voorgesteld artikel 33b, tweede lid. Van latente ruimte kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een stal wegens renovatie op 2 juli 2015 niet of minder bezet is. Een bedrijf krijgt dan op 2 juli 2015 fosfaatrechten toegekend voor het aantal koeien dat op die datum in de stal aanwezig is terwijl na de renovatie de stalruimte weer beschikbaar is voor meer koeien dan die gehouden werden op 2 juli 2015 (productieruimte). Zie de opmerking onder 3a. Melkveefosfaatruimte is een soort (species) van de algemene groep (genus) ālatente ruimteā, omdat melkveefosfaatruimte alleen ziet op productieruimte in relatie tot beschikbare landbouwgrond. Zie HR 16 november 2011, NVV e.a./Staat, ECLI:NLHR:2001:AD5493. Zie o.a. EHRM 12 oktober 2014 (Asmundsson t. IJsland, nr. 60669/00). Zie ook Barkhuysen en Tjepkema, āAansprakelijkheid uit ārechtmatige overheidsdaadā: het samenspel tussen de nationale Ć©galitĆ© en het Europese eigendomsrechtā in: Rechtsgeleerd Magazijn THEMIS (2006-5). Wet verantwoorde groei melkveehouderij (Stb. 2014, 560) en Besluit verantwoorde groei van de melkveehouderij (Stb. 2015, 344). Toelichting, paragraaf 7.2, derde tekstblok. Handelingen II 2015/16, 77-9, blz. 10. Wet verantwoorde groei melkveehouderij (Stb. 2014, 560) en Besluit verantwoorde groei van de melkveehouderij (Stb. 2015, 344). Toelichting, paragraaf 4.2. Toelichting, paragraaf 3.2, tabel 3. Artikel I, onderdeel G, voorgesteld artikel 23, derde lid. Toelichting, paragraaf 4.2. Artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 2: ājongvee jongerā¦ā, en onder 3: ājongvee ouder dan 1Ā jaar, te weten alle runderen van een 1 jaar en ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van roodvleesstieren en fokstierenā. Artikel I, onderdeel M. Toelichting, paragraaf 4.10. Aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving. Artikel I, onderdeel F. Toelichting, paragraaf 4.3.2. Toelichting, paragraaf 7.1.6. Toelichting, paragraaf 7.1.7. Zie o.a. Kamerstukken II 2015/16, 33 979 en 33 037, nr. 108 en Handelingen II 2015/16, 77-9, blz. 6. PAGE 2 ........................................................................ ........... AAN DE KONING