[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van een nieuwe organisatiestructuur

Eindtekst

Nummer: 2016D38879, datum: 2016-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z16215:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

13 oktober 2016





	Wijziging van de Wet op de Nederlandse organisatie voor
wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van een nieuwe
organisatiestructuur







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
organisatiestructuur van de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk onderzoek aan te passen zodat de organisatie beter in
kan spelen op maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek
wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:

c. instellingsplan: instellingsplan, bedoeld in artikel 18.

B

Hoofdstuk II komt te luiden:

HOOFDSTUK II. HET BESTUUR EN DE INRICHTING VAN DE ORGANISATIE

Artikel 4. Organen

De organisatie heeft een raad van bestuur, een raad van toezicht en vier
domeinbesturen.

Artikel 5. Raad van bestuur: samenstelling

1. De raad van bestuur bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vijf
overige leden, waarvan één van die leden de portefeuille
bedrijfsvoering en financiën heeft.

2. Het lidmaatschap van de raad van bestuur is onverenigbaar met het
lidmaatschap van de raad van toezicht. Een lid van het personeel kan
niet tevens worden benoemd tot lid van de raad van bestuur.

3. De voorzitters van de vier domeinbesturen zijn lid van de raad van
bestuur. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter van de
raad van bestuur en het overige lid met de portefeuille bedrijfsvoering
en financiën.

4. Benoeming van de voorzitter en het lid met de portefeuille
bedrijfsvoering en financiën geschiedt op voordracht van de raad van
toezicht en geschiedt voor ten hoogste vijf jaar. De leden kunnen ten
hoogste eenmaal opnieuw benoemd worden.

5. Onze Minister stelt de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen en de universiteiten, genoemd in de bijlage bij de Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gezamenlijk, in de
gelegenheid van hun gevoelens te doen blijken over een voornemen tot
benoeming van de voorzitter.

Artikel 6. Raad van bestuur: taak

1. De raad van bestuur is belast met het besturen van de organisatie.

2. Alle bevoegdheden welke niet bij of krachtens de wet aan een ander
orgaan van de organisatie zijn opgedragen, komen toe aan de raad van
bestuur.

3. De raad van bestuur is, met inachtneming van het instellingsplan en
de door Onze Minister goedgekeurde begroting, belast met het verstrekken
van middelen ten behoeve van onderzoeksprojecten en
onderzoeksprogramma’s.

4. De raad van bestuur kan voor de verstrekking van middelen regels
stellen, waaronder de vaststelling van subsidieplafonds.

Artikel 7. Raad van bestuur: vertegenwoordiging NWO

1. De voorzitter van de raad van bestuur vertegenwoordigt de organisatie
in en buiten rechte.

2. De raad van bestuur wijst uit zijn midden een vice-voorzitter aan,
die bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter deze vervangt.

Artikel 8. Raad van bestuur: reglement

1. Onverminderd artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
stelt de raad van bestuur een bestuursreglement voor de organisatie
vast.

2. Het bestuursreglement regelt nader het bestuur en de inrichting van
de organisatie.

Artikel 9. Raad van bestuur: personeelsbeleid

1. De raad van bestuur voert het personeelsbeleid en personeelsbeheer,
daaronder begrepen het in dienst nemen, schorsen en ontslaan van het
personeel.

2. Voor zover bij algemene maatregel van bestuur niet anders is bepaald,
is op het personeel van de organisatie het bij of krachtens artikel 4.5
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bepaalde
van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10. Raad van toezicht: samenstelling

1. De raad van toezicht bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vijf
overige leden.

2. Het lidmaatschap van de raad van toezicht is onverenigbaar met het
lidmaatschap van de raad van bestuur. Een lid van het personeel kan niet
tevens worden benoemd tot lid van de raad van toezicht.

3. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de raad van
toezicht.

4. Een van de overige leden wordt benoemd op voordracht van Onze
Minister van Economische Zaken.

5. Voor een van de andere overige leden kan de ondernemingsraad van de
organisatie personen aanbevelen.

6. Benoeming geschiedt voor ten hoogste vijf jaar en leden kunnen ten
hoogste eenmaal opnieuw worden benoemd.

Artikel 11. Raad van toezicht: taak

1. De raad van toezicht staat de raad van bestuur met raad ter zijde en
geeft desgevraagd of uit eigen beweging advies over het beleid van de
raad van bestuur. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad zich
naar het belang van de organisatie en neemt daarbij de doelstelling van
de organisatie, bedoeld in artikel 3, als uitgangspunt.

2. De raad van toezicht stelt een reglement vast betreffende zijn
werkwijze waarin in ieder geval in het bijzonder aandacht is voor:

a. goed bestuur van de organisatie;

b. de voordrachten voor de leden van de raad van bestuur;

c. de wijze waarop hij zijn advies geeft over de begroting, de
jaarrekening, het jaarverslag en het instellingsplan.

Artikel 12. Onderzoeksdomeinen

1. De organisatie kent vier onderzoeksdomeinen.

2. De raad van bestuur bepaalt het wetenschappelijk werkterrein van elk
van de onderzoeksdomeinen.

3. Een onderzoeksdomein wordt geleid door een domeinbestuur.

Artikel 13. Domeinbestuur: samenstelling

1. Een domeinbestuur bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht
leden, waarvan ten minste één niet afkomstig is uit een
wetenschappelijke dienstbetrekking. 

2. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter van een
domeinbestuur. Benoeming geschiedt op voordracht van de raad van
toezicht.

3. De raad van bestuur benoemt, schorst en ontslaat de overige leden van
een domeinbestuur. Benoeming geschiedt op voordracht van het
desbetreffende domeinbestuur.

4. De benoeming van de voorzitter en de overige leden geschiedt voor ten
hoogste drie jaar. De leden kunnen ten hoogste eenmaal opnieuw worden
benoemd.

Artikel 14. Domeinbestuur: taak

1. Een domeinbestuur heeft tot taak de raad van bestuur desgevraagd of
uit eigen beweging te adviseren op het gebied van diens wetenschappelijk
werkterrein.

2. De raad van bestuur kan aan een domeinbestuur mandaat verlenen om,
met inachtneming van door de raad van bestuur te geven richtlijnen, het
instellingsplan en de door Onze Minister goedgekeurde begroting,
middelen te verstrekken ten behoeve van onderzoeksprojecten en
onderzoeksprogramma’s.

3. De raad van bestuur kan in het bestuursreglement de taak van een
domeinbestuur en de inrichting van een onderzoeksdomein nader bepalen.

C

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18. Instellingsplan

1. De raad van bestuur stelt een instellingsplan op uiterlijk vier jaar
na het tijdstip van het vaststellen van het vorige plan.

2. De raad van bestuur hoort de raad van toezicht over het
instellingsplan en stelt het instellingsplan vervolgens vast. Na
vaststelling zendt de raad van bestuur het plan onverwijld aan Onze
Minister.

3. De raad van bestuur vraagt de domeinbesturen om voorstellen.
Daarnaast houdt hij bij het opstellen van het instellingsplan rekening
met het wetenschapsbudget, de instellingsplannen van universiteiten en
verkenningen, rapporten, adviezen en aanbevelingen, een en ander voor
zover die naar het oordeel van de raad van bestuur van belang zijn voor
de uitvoering van de taken van de organisatie.

4. Het instellingsplan omvat in elk geval:

a. doelstellingen van de organisatie op middellange termijn;

b. hoofdlijnen van het te voeren beleid en de daarin te stellen
prioriteiten;

c. financiële, personele, materiële en organisatorische voorwaarden
die moeten worden vervuld.

5. Onze Minister brengt zijn standpunt over het instellingsplan binnen
zes maanden na ontvangst van het plan ter kennis van de raad van
bestuur. Onze Minister zendt een afschrift van zijn standpunt en van het
plan aan beide Kamers van de Staten-Generaal.

D

In artikel 20 wordt “Het algemeen bestuur” vervangen door: De raad
van bestuur.

E

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21. Begroting

1. De raad van bestuur stelt jaarlijks een begroting op voor het
daaropvolgende kalenderjaar. Nadat de raad van toezicht over de
begroting is gehoord, zendt de raad van bestuur deze voor 1 november aan
Onze Minister.

2. Onverminderd de artikelen 26 tot en met 30 van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen, is in de begroting een allocatie van
middelen opgenomen die in overeenstemming is met het instellingsplan.

3. Na goedkeuring door Onze Minister stelt de raad van bestuur de
begroting vast.

F

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) vervalt na “instellingsplan” de
zinsnede: , bedoeld in artikel 18,.

3. Er wordt een lid toegevoegd dat luidt:

2. De raad van bestuur stelt het jaarverslag vast, gehoord de raad van
toezicht. Na vaststelling draagt de raad van bestuur zorg voor de
verzending, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen.

G

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) vervalt na “instellingsplan” de
zinsnede: , bedoeld in artikel 18,.

3. Er worden twee leden toegevoegd die luiden:

2. De raad van bestuur stelt de jaarrekening op. Nadat de raad van
toezicht over de jaarrekening is gehoord, zendt de raad van bestuur deze
aan Onze Minister.

3. Na goedkeuring door Onze Minister stelt de raad van bestuur de
jaarrekening vast.

H

Voor artikel 46 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

Artikel 45. Overgangsrecht eerste benoemingen raad van bestuur en
domeinvoorzitters

In afwijking van artikel 5, vierde lid, en artikel 13, tweede lid, vindt
de benoeming van de eerste leden van de raad van bestuur en de
voorzitters van de domeinbesturen plaats op basis van openbaar gemaakte
functieprofielen en laat Onze Minister zich adviseren door een
benoemingsadviescommissie.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

De Minister van Economische Zaken,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1