34578 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute
Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2016D39399, datum: 2016-10-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2016Z19151:
- Indiener: J. Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2016-10-25 13:30: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2016-10-27 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-11-09 17:00: Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute - 34578 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2016-11-15 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2016-11-17 14:10: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-11-23 19:45: Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute (34 578) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-11-29 15:10: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
No.W12.16.0278/III 's-Gravenhage, 6 oktober 2016 Bij Kabinetsmissive van 19 september 2016, no.2016001566, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten, met memorie van toelichting. Het voorstel voorziet in de invoering in de Participatiewet van een verplichting voor gemeenten tot het aanbieden van een voorziening beschut werken, waarbij in een dienstbetrekking in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden werkzaamheden worden verricht. Verder maakt het voorstel toegang tot het doelgroepregister van de banenafspraak ook mogelijk wanneer slechts met een gevalideerde loonwaardemeting op de werkplek is vastgesteld dat iemand niet het wettelijk minimumloon (WML) kan verdienen; het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) hoeft dan geen loonwaardemeting meer uit te voeren (de āPraktijkrouteā). De Afdeling advisering van de Raad van State merkt over het deel van het voorstel dat betrekking heeft op beschut werk op dat zij niet overtuigd is van de noodzaak om eenzijdig in te grijpen in de gemeentelijke praktijk en daarmee inbreuk te maken op de uitgangspunten van de decentralisaties in het sociale domein. Het voorstel en de toelichting gaan bovendien voorbij aan de knelpunten en bezwaren die in de praktijk van gemeenten worden ervaren met het instrument beschut werk, in het bijzonder de voorwaarde van een arbeidsovereenkomst. In verband met deze opmerkingen adviseert zij het voorstel niet aan de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. 1. Beschut werk a. Inleiding De instroom in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is met de inwerkingtreding van de Participatiewet stopgezet. De Wsw bood zoān 90.000 werkplekken. Volgens schattingen kan ongeveer een derde van deze doelgroep met begeleiding bij een reguliere werkgever werken, een derde kan op locatie buiten het sw-bedrijf werken via detachering en ongeveer een derde zou zijn aangewezen op een zogenoemde beschutte werkplek binnen het sw-bedrijf. In de Participatiewet is ten behoeve van deze laatste doelgroep, te weten mensen die zoveel begeleiding en/of aanpassingen nodig hebben dat niet van een reguliere werkgever verwacht mag worden dat hij deze personen in dienst neemt, het instrument beschut werk opgenomen. In het sociaal akkoord is afgesproken dat middelen beschikbaar worden gesteld aan gemeenten om in 2048 30.000 beschutte werkplekken te kunnen realiseren. Er zijn streefcijfers opgesteld op grond waarvan eind 2016 3200 plekken zouden moeten zijn gerealiseerd. Al langere tijd was duidelijk dat gemeenten maar weinig plekken beschut werk aanboden. In reactie hierop is een aantal handreikingen gedaan: een no-riskpolis voor beschut werk, een financiĆ«le stimulans voor gemeenten voor gerealiseerde werkplekken en implementatieondersteuning. De Staatssecretaris van SZW heeft daarbij aangekondigd dat wanneer deze maatregelen ontoereikend zouden blijken en gemeenten onvoldoende beschut werkplekken zouden organiseren, zij zouden worden verplicht om deze ter beschikking te stellen. Uit onderzoek van de Inspectie SZW bleek dit voorjaar dat voor 2015 en 2016 samen 115 van de 3200 plaatsen (streefcijfer) worden gehaald. In 27% van de gemeenten is geen beschut werk beschikbaar. Het voorliggende wetsvoorstel verplicht gemeenten daarom beschut werkplekken aan te bieden. Ook wordt het mogelijk om niet alleen via de gemeente een advies beschut werk aan te vragen. Zij die daarvoor in aanmerking willen komen, kunnen een dergelijk advies volgens het voorstel ook rechtstreeks bij het UWV aanvragen. b. Gemeentelijke praktijk Sinds de decentralisaties in het sociale domein hebben gemeenten beleidsvrijheid om te kiezen welke instrumenten en voorzieningen zij inzetten om ervoor te zorgen dat mensen die ondersteuning krijgen die in hun geval het meest passend wordt geacht. Dit vanuit de gedachte dat gemeenten het beste kunnen bepalen welke ondersteuning voor hun burgers het meest effectief is. De voorziening beschut werk is Ć©Ć©n van de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten om gepaste ondersteuning te bieden; gemeenten zijn niet verplicht tot het inzetten van het instrument beschut werk. Uit de toelichting blijkt, dat veel gemeenten niet kiezen voor een voorziening beschut werk, maar een aanbod tot vrijwilligerswerk of dagbesteding doen, bijvoorbeeld als voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Uit het genoemde onderzoek van de Inspectie SZW komt naar voren dat gemeenten met name terughoudend zijn in het gebruik van het instrument beschut werk vanwege de wettelijke verplichting om beschut werk vorm te geven via een dienstverband. Dit wordt gezien als een belemmering omdat beschut werk daarmee een langdurige verplichting met zich brengt, terwijl onduidelijk is hoe budgetten zich in de toekomst zullen ontwikkelen. De met een arbeidsovereenkomst samenhangende hoge kosten van beschut werk beperken volgens gemeenten het budget voor de ondersteuning van andere groepen uit de Participatiewet. Verder ziet een aantal gemeenten geen voordeel van beschut werk ten opzichte van andere instrumenten die kunnen worden ingezet zoals arbeidsmatige dagbesteding (bijvoorbeeld als voorziening in het kader van de Wmo 2015), vrijwilligerswerk en werkervaringsplaatsen. Deze instrumenten worden dan ook vaker ingezet dan het instrument beschut werk. Gemeenten die de voorkeur geven aan alternatieven voor beschut werk zijn van oordeel dat ook zonder dienstbetrekking sprake kan zijn van een goede en passende werkplek en een zorgvuldig traject. Gemeenten willen maatwerk leveren in de vorm van de best mogelijke voorziening tegen de laagst mogelijke kosten en achten de kosten voor beschut werk te hoog. c. Decentralisatie Een van de uitgangspunten van de decentralisaties in het sociale domein is dat de beleidskeuzes bij de uitvoering van de gedecentraliseerde taken in belangrijke mate aan gemeenten zelf wordt overgelaten. Dit nieuwe stelsel is recent in werking getreden. Hiermee worden thans de eerste ervaringen opgedaan. Decentralisatie impliceert onder andere dat de praktijk een kans moet worden gegeven en dat niet bij problemen of een incident onmiddellijk nieuwe wetgeving wordt geĆ«ntameerd. Dit vergt terughoudendheid, rolvastheid en zelfbeheersing van de wetgever. Stelselverantwoordelijkheid mag daarbij geen alibi zijn voor de centrale overheid om eenzijdig en in strijd met de bedoeling van de decentralisaties in te grijpen in de uitoefening van gedecentraliseerde bevoegdheden. Aanspreekbaarheid voor het stelsel als geheel kan wĆ©l betekenen dat de rijksoverheid in overleg treedt met andere overheden. Indien zich problemen voordoen, ligt het voor de hand om eerst te bezien hoe deze binnen de kaders van de wet kunnen worden opgelost en wie voor het nemen van de daarop gerichte maatregelen de verantwoordelijkheid draagt. Pas in laatste instantie kan de vraag aan de orde komen of een wijziging van het wettelijk stelsel aangewezen is. Daarbij komt het volgende. Zoals ook uit het onderzoek van de Inspectie SZW blijkt, hebben gemeenten voor deze kwetsbare groepen voorzieningen beschikbaar gesteld. Deze voorzieningen zijn evenwel vaak anders vormgegeven dan de voorziening beschut werk, bijvoorbeeld als voorziening dagbesteding via de Wmo 2015. Gemeenten hebben in lijn met de uitgangspunten van de decentralisaties in het sociale domein gezocht naar geschikte oplossingen om deze kwetsbare groepen adequate voorzieningen te bieden, waarbij ook over de schotten van de Participatiewet en de Wmo 2015 heen is gekeken. De toelichting stelt dat de regering de afweging heeft gemaakt tussen enerzijds het inperken van de beleidsvrijheid van gemeenten om zelf te bepalen hoeveel beschutte werkplekken zij aanbieden en anderzijds de gevoelde verantwoordelijkheid om mensen die alleen onder beschutte omstandigheden kunnen werken die kans te geven om te participeren op de arbeidsmarkt. Het onderzoek van de Inspectie SZW laat voor de regering de balans doorslaan naar de kans voor deze mensen om te participeren op de arbeidsmarkt. Daarmee wordt evenwel niet duidelijk waarom het onaanvaardbaar wordt geacht dat gemeenten, gebruikmakend van de verschillende instrumenten en voorzieningen die zij beschikbaar hebben, slechts in beperkte mate kiezen voor de voorziening beschut werk, en in plaats daarvan alternatieve voorzieningen aanbieden, terwijl zij daarmee handelen in overeenstemming met de uitgangspunten van de decentralisaties in het sociale domein. Met het voorstel, dat voorschrijft dat aan een bepaalde groep een voorziening beschut werk moet worden aangeboden, wordt immers inbreuk gemaakt op de beleidsvrijheid van gemeenten, die erop is gericht dat gemeenten zelf beoordelen welke voorziening in welke situatie het meest aangewezen is, mede met het oog op een zo doelmatig mogelijke aanwending van budgetten. Tot slot wijst de Afdeling erop dat uit de toelichting weliswaar blijkt datĀ in de financiering rekening is gehouden met de kosten van beschut werken, maar dat niet blijkt dat hiermee de kosten die gemeenten gelet op de voorgestelde verplichting onvermijdelijk zullen moeten maken, volledig worden gedekt. De Afdeling adviseert hierin, mede gelet op artikel 2 van de FinanciĆ«le- verhoudingswet, alsnog te voorzien. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling niet overtuigd van de noodzaak om eenzijdig in te grijpen in de gemeentelijke praktijk en daarmee inbreuk te maken op de uitgangspunten van de decentralisaties in het sociale domein. d. Arbeidsovereenkomst De Afdeling merkt bovendien het volgende op. Uit het genoemde onderzoek van de Inspectie SZW leidt de Afdeling af dat het instrument beschut werk, vergeleken met alternatieve instrumenten door gemeenten als nadelig wordt gezien. Voor de groepen die de mogelijkheid tot reguliere arbeid met loonkostensubsidie hebben, zal al snel die weg worden gekozen, mede omdat zij dan meetellen voor de banenafspraak. De personen voor wie reguliere arbeid geen optie is, hebben door hun beperkingen een zodanige mate van begeleiding en aanpassing nodig, dat van een reguliere werkgever niet mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. De voorziening beschut werk vereist echter dat een dienstbetrekking wordt aangeboden. Nu niet van werkgevers in het bedrijfsleven kan worden verwacht dat zij deze mensen in dienst nemen, rijst de vraag of deze eis wel aan gemeenten mag worden gesteld. Het afwezig zijn van enig perspectief op arbeid op de reguliere arbeidsmarkt, roept dan ook de vraag op of beschut werk voor deze groep in het algemeen niet meer de kenmerken zal hebben van dagbesteding dan van loonvormende arbeid, en of daarbij de eis van een arbeidsovereenkomst wel een passende voorwaarde is. Uit het onderzoek van de Inspectie SZW komt naar voren dat gemeenten de eis van een arbeidsovereenkomst als belemmerend ervaren. In de toelichting blijft onbesproken of de arbeidsovereenkomst wel een geschikt kader biedt voor beschut werk. De toelichting gaat ook ā bij de blijkens het voorstel bestaande wens van de regering om vast te houden aan de arbeidsovereenkomst voor beschut werk ā niet in op de voorwaarden die gelden voor deze arbeidsovereenkomst noch op de eventuele mogelijkheid om deze voorwaarden aan te passen zodat de in de praktijk gevoelde knelpunten en belemmeringen worden weggenomen. Het verplicht stellen van het aanbieden van beschut werk, zonder een oplossing te bieden voor de gesignaleerde knelpunten en bezwaren, dreigt gemeenten in een onmogelijke positie te brengen. Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling in de toelichting nader in te gaan op de gevolgen van het moeten sluiten van een arbeidsovereenkomst voor gemeenten, onder andere in verband met de toepasselijkheid van regels rond sociale zekerheid en caoās. Voorts op de vraag hoe de arbeidsovereenkomsten kunnen worden beĆ«indigd indien de toepassing van de Participatiewet dan wel de financiĆ«le mogelijkheden van de gemeente daartoe aanleiding geven. Indien voor deze problemen een passende oplossing kan worden aangeboden, zal de regeling voor gemeenten beter toepasbaar worden. e. Conclusie De Afdeling is niet overtuigd van de noodzaak om eenzijdig in te grijpen in de gemeentelijke praktijk en daarmee inbreuk te maken op de uitgangspunten van de decentralisaties in het sociale domein. Het voorstel en de toelichting gaan bovendien voorbij aan de knelpunten en bezwaren die in de praktijk van gemeenten worden ervaren met het instrument beschut werk. Nu het gaat om personen voor wie reguliere arbeid geen optie is en die door hun beperkingen een zodanige mate van begeleiding en aanpassing nodig hebben, dat van een reguliere werkgever niet mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, roept dit de vraag op waarom bij beschut werk aan het vereiste van een arbeidsovereenkomst wordt vastgehouden. Indien daaraan wordt vastgehouden, dient nader te worden ingegaan op oplossingen voor de gevolgen van het moeten sluiten van een arbeidsovereenkomst voor gemeenten, onder andere in verband met regels rond sociale zekerheid, caoās en beĆ«indiging van arbeidsovereenkomsten. Gelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling van de voorgestelde verplichting voor gemeenten tot het aanbieden van beschut werk af te zien. Onverminderd het vorenstaande merkt de Afdeling nog het volgende op. 2. Beschut werk als recht Bij het gestelde streefcijfer voor het aantal beschutte werkplekken gaat het in wezen om een aangelegenheid tussen het Rijk en gemeenten. Het Rijk heeft immers een landelijk streefcijfer vastgesteld dat door gemeenten gezamenlijk zou moeten worden gehaald. De vertaling van dit landelijke streefcijfer naar een individuele gemeente is al niet zonder problemen. Er zal immers niet alleen rekening moeten worden gehouden met aantallen inwoners, maar ook met sociaaleconomische omstandigheden, die per gemeente kunnen verschillen. Het voorstel gaat evenwel nog een stap verder, doordat voor degene die in aanmerking komt voor de regeling beschut werk, een individueel afdwingbaar recht ontstaat: indien wordt vastgesteld dat een persoon aan de voorwaarden voldoet, moet een dienstbetrekking beschut werk worden aangeboden. Indien het streefcijfer echter is gehaald, vervalt die verplichting. Het individuele recht is dus afhankelijk van de vraag of de gemeente al voldoende arbeidsovereenkomsten onder de regeling beschut werk heeft aangeboden. Niet op voorhand is zeker dat elke gemeente daadwerkelijk in staat zal zijn om een individuele gegadigde een arbeidsovereenkomst aan te bieden die aansluit bij diens mogelijkheden en beperkingen. Dit zal immers afhangen van de vaardigheden van de gegadigde en de mogelijkheden van de gemeente. Gemeenten kunnen niet worden gehouden tot het onmogelijke. Het voorstel leidt daar echter wĆ©l toe. Gelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling het voorgestelde artikel 10b van de Participatiewet nader te bezien. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend vice-president van de Raad van State, Toelichting, paragraaf 2.1. Toelichting, paragraaf 2.1. Uit artikel 3 van het Besluit advisering beschut werk blijkt dat iemand in principe alleen in aanmerking komt voor de voorziening beschut werk als een persoon is aangewezen op: een of meer technische of organisatorische aanpassingen die niet binnen redelijke grenzen door een werkgever kunnen worden gerealiseerd of permanent toezicht of intensieve begeleiding die niet binnen redelijke grenzen door een werkgever kan worden aangeboden. Toelichting, paragraaf 2.2, onder āBeschut werken naar behoefteā. Kamerstukken II 2015/16, 34 352, nr. 16, blz. 3-4 en Kamerstukken II 2015/16, 29 544, nr. 700, blz. 5. ISZW, vervolgonderzoek 2016, blz. 18 en toelichting paragraaf 2.1 Voorgestelde derde lid van artikel 10b van de Participatiewet. ISZW, Vervolgonderzoek beschut werk 2016, blz. 10. ISZW, Vervolgonderzoek beschut werk 2016, blz. 27. ISZW, Vervolgonderzoek beschut werk 2016, blz. 20-21. Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 30 september 2016 betreffende de vierde periodieke beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen (W04.15.0367/I), paragraaf 4.3.5 (nog niet openbaar). Memorie van toelichting, slot paragraaf 2.1. Memorie van toelichting, paragraaf 2.1. Zie ook punt 4 van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 1 november 2013 over de Vierde nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen) (Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 108). De SER pleit er in het advies sociale infrastructuur en kwetsbare groepen binnen de Participatiewet (juni 2016) voor dat financiĆ«le bezwaren van gemeenten weggenomen zouden moeten worden om het realiseren van beschut werkplekken te bevorderen, blz. 21. PAGE 2 ........................................................................ ........... AAN DE KONING