[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid)

Eindtekst

Nummer: 2016D39636, datum: 2016-10-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z19482:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

27 september 2016



	Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere
wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet
aanpassing fiscale eenheid)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het
fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting aan te passen
teneinde dit regime in overeenstemming te brengen met het recht van de
Europese Unie; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

ARTIKEL I

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd: 

A

In artikel 7, vierde lid, wordt “dochtermaatschappij” vervangen door
“moedermaatschappij als bedoeld in artikel 15, tweede lid, of als
dochtermaatschappij” en wordt “eerste lid” vervangen door: eerste
of tweede lid. 

Aa

	Aan artikel 8, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Artikel 15ac, tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige
toepassing.

B

In artikel 10a, zesde lid, wordt “eerste lid” vervangen door: eerste
of tweede lid. 

C

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

18. Ter zake van een deelneming in een lichaam dat als
tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van een
fiscale eenheid wordt aangemerkt, dan wel dat op basis van artikel 15,
achtste lid, deel uitmaakt van een fiscale eenheid, vinden, tenzij
anders bepaald, de deelnemingsvrijstelling, uitsluitingen van de
deelnemingsvrijstelling en alle regelingen die daarmee verband houden,
toepassing als ware dit lichaam geen tussenmaatschappij,
onderscheidenlijk geen lichaam als bedoeld in artikel 15, achtste lid,
en als ware er in zoverre geen fiscale eenheid in de zin van artikel 15.

D

Artikel 13d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt “negende lid” vervangen door: tiende lid.

2. Het achtste lid komt te luiden:

8. Ingeval het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden als
dochtermaatschappij met de belastingplichtige deel uitmaakt van een
fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, wordt
op het tijdstip waarop die fiscale eenheid ten aanzien van die
dochtermaatschappij wordt beëindigd het door de belastingplichtige voor
de deelneming opgeofferde bedrag gesteld op het naar rato van het
aandelenbezit in dat lichaam, met inachtneming van eventueel aan dat
aandelenbezit verbonden bijzondere rechten, bepaalde deel van het vanaf
dat tijdstip voor de heffing van de belasting in aanmerking te nemen
eigen vermogen van die dochtermaatschappij nadat dit is verminderd met
de toelaatbare reserves.

3. Na het achtste lid wordt, onder vernummering van het negende tot en
met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd,
luidende:

9. Indien het ontbonden lichaam op enig tijdstip is aangemerkt als een
tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van een
fiscale eenheid waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt of deel
heeft uitgemaakt, en dit lichaam onmiddellijk of middellijk een belang
heeft gehad in een of meer andere lichamen die deel uitmaken of deel
hebben uitgemaakt van dezelfde fiscale eenheid als de
belastingplichtige, wordt het voor de deelneming opgeofferde bedrag
slechts in aanmerking genomen voor zover de belastingplichtige
aannemelijk maakt dat dit opgeofferde bedrag in absolute zin uitgaat
boven de aan dat andere lichaam of die andere lichamen toe te rekenen
winst van de fiscale eenheid gedurende de periode dat dit deel
uitmaakte, onderscheidenlijk deze deel uitmaakten, van dezelfde fiscale
eenheid als de belastingplichtige, indien die toe te rekenen winst per
saldo uitkomt op een negatief bedrag. De eerste volzin is van
overeenkomstige toepassing ter zake van een deelneming in een lichaam
dat op grond van artikel 15, achtste lid, als dochtermaatschappij deel
heeft uitgemaakt van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige,
waarbij onder de aan het andere lichaam of de andere lichamen toe te
rekenen winst, bedoeld in de eerste volzin, mede wordt begrepen de aan
eerstgenoemd lichaam sinds de voeging toe te rekenen winst van de
fiscale eenheid. 

E

In artikel 13e, eerste en tweede lid, wordt “negende lid” vervangen
door: tiende lid.

F

Aan artikel 13l, vierde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:
Verder wordt, indien de belastingplichtige een deelneming houdt in een
tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van een
fiscale eenheid waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt, voor de
bepaling van de deelnemingsschuld ingevolge het derde lid de boekwaarde
van het eigen vermogen verminderd met het laagste van de volgende twee
bedragen:

a. het bedrag van het eigen vermogen van elke vennootschap die deel
uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, naar
rato van het door de tussenmaatschappij onmiddellijk, of via een andere
tussenmaatschappij, gehouden aandelenbezit in die vennootschap, rekening
houdend met eventueel aan dat aandelenbezit verbonden bijzondere
rechten, waarbij dit bedrag ten minste op nihil wordt gesteld;

b. het bedrag van de verkrijgingsprijs van de deelneming in de
tussenmaatschappij dat ingevolge het vijfde of tiende lid buiten
aanmerking blijft. De tweede volzin is van overeenkomstige toepassing op
een deelneming in een lichaam dat op grond van artikel 15, achtste lid,
als dochtermaatschappij deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als
de belastingplichtige, waarbij onder het eigen vermogen, bedoeld in de
tweede volzin, onderdeel a, mede wordt begrepen het vermogen van de in
Nederland aanwezige vaste inrichting van dat lichaam, behoudens voor
zover dit vermogen reeds ingevolge de overeenkomstige toepassing van de
tweede volzin, onderdeel a, in aanmerking wordt genomen.

G

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “juridische” vervangen door “gehele
juridische” en wordt “95 percent” vervangen door: 95%. 

2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met
elfde lid tot derde tot en met twaalfde lid, een lid ingevoegd,
luidende:

2. Ingeval een topmaatschappij de gehele juridische en economische
eigendom bezit van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal
gestorte kapitaal van twee belastingplichtigen en dit bezit ten minste
95% van de statutaire stemrechten in elk van die belastingplichtigen
vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van
de winst en ten minste 95% van het vermogen van elk van die
belastingplichtigen, wordt op verzoek van beide belastingplichtigen de
belasting van hen geheven alsof er Ă©Ă©n belastingplichtige is, in die
zin dat de werkzaamheden en het vermogen van de ene belastingplichtige
deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de andere
belastingplichtige. De laatstgenoemde belastingplichtige wordt
aangemerkt als moedermaatschappij en de andere belastingplichtige als
dochtermaatschappij. Bij het verzoek wordt aangegeven welke
belastingplichtige als moedermaatschappij wordt aangemerkt. Een
belastingplichtige waarvan aandelen worden gehouden door een andere
maatschappij die deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid, kan niet
als moedermaatschappij optreden. Het eerste lid, tweede, derde en vierde
volzin, is van overeenkomstige toepassing. De vanaf de totstandkoming
van de fiscale eenheid als moedermaatschappij aangemerkte
belastingplichtige sluit op het tijdstip direct voorafgaande aan de
totstandkoming van de fiscale eenheid haar boekjaar af.

3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Onder een bezit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mede
verstaan een middellijk bezit van aandelen, mits deze aandelen
onmiddellijk worden gehouden door:

a. een of meer belastingplichtigen die van de fiscale eenheid deel
uitmaken, of

b. een of meer tussenmaatschappijen. 

4. In het vierde lid (nieuw) wordt in de aanhef “eerste lid”
vervangen door “eerste of tweede lid” en wordt in onderdeel b
“vierde lid, eerste volzin” vervangen door “zevende lid, tweede
volzin”. Voorts wordt in onderdeel c “vierde lid, tweede volzin,”
vervangen door “achtste lid” en wordt in onderdeel d
“moedermaatschappij” vervangen door “moedermaatschappij, bedoeld
in het eerste lid,”. Ten slotte wordt in onderdeel e
“dochtermaatschappij” vervangen door “moedermaatschappij, bedoeld
in het tweede lid, en iedere dochtermaatschappij” en wordt in
onderdeel f “dochtermaatschappij” vervangen door:
dochtermaatschappij, dan wel de topmaatschappij de aandelen in de
moedermaatschappij en de dochtermaatschappij,.

5. Na het vierde lid (nieuw) worden, onder vernummering van het vijfde
tot en met twaalfde lid (nieuw) tot zevende tot en met veertiende lid,
twee leden ingevoegd, luidende:

5. Onder een tussenmaatschappij wordt verstaan: een naamloze
vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
dan wel een daarmee naar aard en inrichting vergelijkbaar lichaam dat is
opgericht naar het recht van een in het vierde lid, onderdeel d, bedoeld
land, bedoeld heffingsgebied binnen het Rijk of bedoelde staat: 

a. die, onderscheidenlijk dat, volgens de fiscale wetgeving van een
andere lidstaat van de Europese Unie of van een andere staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aldaar
is gevestigd en niet, volgens een door die lidstaat of staat met een
derde staat gesloten verdrag op het gebied van dubbele belastingheffing,
geacht wordt te zijn gevestigd in een staat die geen lid is van de
Europese Unie en geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte;

b. die, onderscheidenlijk dat, in Nederland aan de heffing van de
belasting zou zijn onderworpen indien die, onderscheidenlijk dat, in
Nederland zou zijn gevestigd;

c. die, onderscheidenlijk dat, geen onderneming drijft met behulp van
een in Nederland aanwezige vaste inrichting als bedoeld in het achtste
lid; en

d. waarvan de gehele juridische en economische eigendom van ten minste
95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal wordt gehouden
door belastingplichtigen die van de fiscale eenheid deel uitmaken, door
een topmaatschappij of door andere maatschappijen die als
tussenmaatschappij kunnen worden aangemerkt, en dat bezit ten minste 95%
van de statutaire stemrechten in de vennootschap of het lichaam
vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van
de winst en ten minste 95% van het vermogen van de vennootschap of het
lichaam. 

6. Onder een topmaatschappij wordt verstaan: een naamloze vennootschap,
een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een
coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij, dan wel een daarmee
naar aard en inrichting vergelijkbaar lichaam dat is opgericht naar het
recht van een in het vierde lid, onderdeel d, bedoeld land, bedoeld
heffingsgebied binnen het Rijk of bedoelde staat, die, onderscheidenlijk
dat, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen
a, b en c. 

6. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gegeven voor de beoordeling of een naar buitenlands recht opgericht
lichaam naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een naar Nederlands
recht opgericht lichaam als bedoeld in het vierde lid, onderdelen d en
e, vijfde lid, aanhef, en zesde lid. Tevens kunnen bij algemene
maatregel van bestuur regels worden gegeven volgens welke
belastingplichtigen bij wie voor het bepalen van de winst niet dezelfde
bepalingen van toepassing zijn tezamen een fiscale eenheid kunnen
vormen. 

7. Na het zevende lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het achtste
tot en met veertiende lid (nieuw) tot negende tot en met vijftiende lid,
een lid ingevoegd, luidende:

8. Een belastingplichtige die niet in Nederland is gevestigd en een
onderneming drijft met behulp van een in Nederland aanwezige vaste
inrichting, kan, in afwijking van het vierde lid, onderdeel c, onder bij
algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden deel uitmaken van
een fiscale eenheid voor zover het heffingsrecht over de uit die
onderneming genoten winst met inachtneming van de Belastingregeling voor
het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland dan wel een
verdrag ter voorkoming van dubbele belasting aan Nederland toekomt,
indien de plaats van de werkelijke leiding van de belastingplichtige is
gelegen:

a. in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat
die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte, of

b. op de BES eilanden dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een
andere staat dan bedoeld in onderdeel a in de relatie waarmee een met
Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van
toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie van
vaste inrichtingen verbiedt, waarbij: 

1°. indien deze belastingplichtige als moedermaatschappij deel uitmaakt
van de fiscale eenheid, het aandelenbezit in de dochtermaatschappij
behoort tot het vermogen van de in Nederland aanwezige vaste inrichting
van deze belastingplichtige, en, 

2°. indien deze belastingplichtige als dochtermaatschappij deel
uitmaakt van de fiscale eenheid, een dochtermaatschappij van de
belastingplichtige alleen tot de fiscale eenheid kan behoren ingeval de
aandelen in die dochtermaatschappij aan het vermogen van de in Nederland
aanwezige vaste inrichting van deze belastingplichtige zijn toe te
rekenen.

In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen de voorwaarden, bedoeld
in de eerste volzin, mede betrekking hebben op de vraag voor welk deel
de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappij deel
uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moedermaatschappij.

8. In het negende lid (nieuw) wordt “eerste lid” vervangen door:
eerste of tweede lid.

9. In het tiende lid (nieuw) wordt in onderdeel b “vierde lid, derde
volzin” vervangen door “achtste lid”. Voorts worden na onderdeel
c, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel h, vier onderdelen
ingevoegd, luidende: 

d. indien de moedermaatschappij, bedoeld in het tweede lid, niet langer
als moedermaatschappij van de fiscale eenheid wordt aangemerkt, tenzij
de maatschappij die direct daaropvolgend als moedermaatschappij wordt
aangemerkt pas vanaf dat moment deel is gaan uitmaken van de fiscale
eenheid;

 e. indien bij een fiscale eenheid met een topmaatschappij een andere
topmaatschappij in de plaats komt van die topmaatschappij of de
topmaatschappij belastingplichtig wordt; 

f. indien bij een fiscale eenheid zonder topmaatschappij de fiscale
eenheid met betrekking tot een belastingplichtige niet langer kan
voortbestaan zonder een topmaatschappij;

g. indien bij een fiscale eenheid met een topmaatschappij een
topmaatschappij met betrekking tot een belastingplichtige niet langer
nodig is voor het bestaan van de fiscale eenheid;. 

10. In het elfde lid (nieuw) wordt “een dochtermaatschappij”
vervangen door “een moedermaatschappij als bedoeld in het tweede lid
of een dochtermaatschappij” en wordt “die dochtermaatschappij”
telkens vervangen door: die maatschappij.

11. In het twaalfde lid (nieuw) wordt “Het verzoek bedoeld in het
eerste lid en zesde lid, onderdeel d” vervangen door: Het verzoek,
bedoeld in het eerste lid, tweede lid en tiende lid, onderdeel h.

12. In het dertiende lid (nieuw) wordt “eerste lid” vervangen door:
eerste of tweede lid.

13. In het veertiende lid (nieuw), aanhef, wordt “eerste lid”
vervangen door: eerste of tweede lid.

14. In het veertiende lid (nieuw), onderdeel b, wordt “zesde lid,
onderdeel b of onderdeel c” vervangen door: tiende lid, onderdelen b,
c, d, e, f of g.

	15. [vervallen]

16. In het veertiende lid (nieuw), onderdeel c, wordt “achtste lid”
vervangen door: achtste en negende lid. 

17. Aan het veertiende lid (nieuw) worden, onder vervanging van de punt
aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen
toegevoegd, luidende:

i. de omstandigheid dat een maatschappij waarvan de aandelen door een
topmaatschappij of een tussenmaatschappij worden gehouden, deel uitmaakt
van een fiscale eenheid;

j. de omstandigheid dat een belastingplichtige als bedoeld in het
achtste lid deel uitmaakt van een fiscale eenheid.

18. In het vijftiende lid (nieuw) wordt “vierde lid, eerste volzin, en
tiende lid” vervangen door: zevende, achtste en veertiende lid.

H

Artikel 15ac wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor zover
verliezen van de schuldenaar, via een voorafgaande waardedaling van de
prijsgegeven rechten, bij een andere maatschappij hebben geleid tot een
bedrag aan negatieve voordelen op een schuldvordering, of een
soortgelijk vermogensbestanddeel, dat op grond van het achtste lid niet
in aanmerking is genomen, wordt het bedrag aan voordelen dat op grond
van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting
2001 niet tot de winst behoort, na toepassing van de eerste volzin,
verhoogd met het hiervoor bedoelde bedrag aan negatieve voordelen, doch
ten hoogste tot het bedrag van de voordelen uit het prijsgeven van de
rechten.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Negatieve voordelen op een schuldvordering, of een soortgelijk
vermogensbestanddeel, van een belastingplichtige op:

a. een lichaam dat op enig tijdstip is aangemerkt als een
tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, of een
topmaatschappij als bedoeld in artikel 15, zesde lid, van een fiscale
eenheid waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt of deel heeft
uitgemaakt, of

b. een lichaam als bedoeld in artikel 15, achtste lid, dat deel uitmaakt
of deel heeft uitgemaakt van eenzelfde fiscale eenheid als de
belastingplichtige, 

worden slechts in aanmerking genomen voor zover deze niet rechtens dan
wel in feite, direct of indirect verband houden met aan een andere
maatschappij, die tot dezelfde fiscale eenheid behoort of heeft behoord
als de belastingplichtige, toe te rekenen negatieve bedragen aan winst
van de fiscale eenheid. Voor zover een waardevermindering van een
schuldvordering, of een soortgelijk vermogensbestanddeel, op grond van
de eerste volzin niet in aanmerking is genomen bij het bepalen van de
winst en met die waardevermindering geen rekening is gehouden bij de
toepassing van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 bij een ander lichaam, wordt een latere
waardestijging van die schuldvordering of dat vermogensbestanddeel
eveneens niet in aanmerking genomen bij het bepalen van de winst.

Ha

	In artikel 15ad, eerste lid, eerste volzin, wordt “maatschappij”
vervangen door: maatschappij, of door een topmaatschappij als bedoeld in
artikel 15, zesde lid,.

I

In artikel 15ag, eerste lid, wordt “Vanaf het ontvoegingstijdstip van
een moedermaatschappij worden” vervangen door “Vanaf de beĂ«indiging
van de fiscale eenheid ten aanzien van de moedermaatschappij worden”
en wordt “voorzover” vervangen door: voor zover.

J

In artikel 15ah, eerste lid, wordt “de artikelen 15ab, tweede lid,
15ad” vervangen door: de artikelen 13d, negende lid, 15ab, tweede lid,
15ac, achtste lid, 15ad.

K

In artikel 15a, zevende lid, wordt “tiende lid” vervangen door:
veertiende lid. 

ARTIKEL II

In de Invorderingswet 1990 wordt in artikel 24, eerste lid, en artikel
39 “artikel 15, eerste lid” vervangen door: artikel 15, eerste of
tweede lid.

ARTIKEL III

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt in artikel 37a,
tweede lid, “eenheid” vervangen door: fiscale eenheid. 

ARTIKEL IV

Met betrekking tot een op het tijdstip van indiening van het
wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet bestaande fiscale eenheid als
bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 die
op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet niet voldoet aan het
in artikel 15, eerste of tweede lid, van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969 opgenomen vereiste van het bezit van de
gehele juridische en economische eigendom van aandelen, vindt dit
vereiste voor het eerst toepassing met ingang van het boekjaar dat
aanvangt nadat 24 maanden zijn verstreken na het tijdstip van indiening
van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet.

ARTIKEL V

Onder toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum treedt
deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL VI 

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing fiscale eenheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   8