[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34584 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding

Wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2016D40041, datum: 2016-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z19443:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W12.16.0213/III	's-Gravenhage, 13 oktober 2016

Bij Kabinetsmissive van 21 juli 2016, no.2016001326, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de
Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van
het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de
wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding, met memorie
van toelichting.

Het voorstel voorziet in de invoering van de plicht voor
inburgeringsplichtige vreemdelingen om een
participatieverklaringstraject, een eerste fase van het
inburgeringsproces, te volgen. Ter afronding van dat traject dienen zij
een participatieverklaring te ondertekenen. Daarmee verklaren zij kennis
genomen te hebben van de Nederlandse kernwaarden en deze te respecteren.
Voorts legt het voorstel vast dat de in dit kader te verzorgen
maatschappelijke begeleiding door de gemeenten geschiedt.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan
de Tweede Kamer te zenden, maar acht aanpassing van het voorstel
aangewezen. De hoofdlijnen van het participatieverklaringstraject dienen
in het voorstel zelf tot uitdrukking te worden gebracht. Daarnaast is
niet duidelijk hoe het participatieverklaringstraject zich verhoudt tot
het basisexamen inburgering dat eerder in het land van herkomst is
afgelegd en waaruit de kosten van het traject bestaan die door de
inburgeringsplichtige gedragen moeten worden.

1.	Bestanddelen participatieverklaringstraject in wet

Het voorstel voegt het participatieverklaringstraject als nieuw
onderdeel aan het inburgeringsexamen toe. Dat traject beoogt een
kennismaking met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving. Onder
die kernwaarden worden, volgens de toelichting, verstaan: vrijheid,
gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie. Van de
inburgeringsplichtige wordt verwacht dat hij deze kernwaarden
respecteert. Dat betekent echter niet, aldus de toelichting, dat hij
deze kernwaarden verinnerlijkt en er geen ruimte zou zijn voor een
afwijkende mening. De Afdeling tekent hierbij aan dat, gelet op de
inhoud en de betekenis van de participatieverklaring, niet direct
duidelijk is waarom alleen inburgeringsplichtigen deze zouden moeten
ondertekenen.

Blijkens de toelichting zal het participatieverklaringstraject bestaan
uit twee onderdelen, te weten een inleiding in de kernwaarden van de
Nederlandse samenleving en de ondertekening van de
participatieverklaring. Dat deze twee onderdelen het
participatieverklaringstraject vormen, regelt het voorstel echter niet. 

De Afdeling wijst in dit verband op het uitgangspunt dat de
hoofdelementen van een regeling op het niveau van de wet geregeld dienen
te worden. De bestanddelen van het participatieverklaringstraject
behoren tot de hoofdlijnen van deze regeling en dienen – zoals al het
geval is met de andere elementen van het inburgeringsexamen – in de
wet zelf aangeduid te worden. Een nadere uitwerking van het traject zou,
op grond van artikel 8, onderdeel c, Wet inburgering, bij algemene
maatregel van bestuur kunnen plaatsvinden, zoals de toelichting ook
vermeldt.

De Afdeling adviseert het wetsvoorstel aan te passen.

2.	Verhouding met basisexamen inburgering

Voor de meeste inburgeringsplichtige gezinsmigranten geldt thans reeds
de verplichting dat zij voorafgaand aan hun komst naar Nederland in het
land van herkomst het basisexamen inburgering behalen. Naast een
onderzoek naar de Nederlandse lees-, luister- en spreekvaardigheid van
de vreemdeling, omvat het basisexamen inburgering ook een onderzoek naar
de kennis van de Nederlandse samenleving. Bovendien waarborgt het
basisexamenprogramma dat de vreemdeling die het basisexamen inburgering
met goed gevolg heeft afgelegd, beschikt over elementaire praktische
kennis van onder andere zijn rechten en zijn verplichtingen na aankomst
in Nederland, de rechten en verplichtingen van anderen in Nederland en
de in Nederland gangbare omgangsregels.

Ziet de Afdeling het goed dan zal de in het
participatieverklaringstraject voorziene inleiding in de kernwaarden van
de Nederlandse samenleving grote overeenkomst met de genoemde onderdelen
van het basisexamen vertonen. In de toelichting wordt echter niet
ingegaan op de dubbeling met betrekking tot vreemdelingen die dat
basisexamen al hebben afgelegd (gezinsmigranten). 

De Afdeling adviseert in de toelichting op de verhouding met het in het
land van herkomst afgelegde basisexamen inburgering in te gaan en zo
nodig ter voorkoming van dubbeling het voorstel aan te passen.

3.	Kosten participatieverklaringstraject

Aan het volgen van het participatieverklaringstraject zijn kosten
verbonden. De kosten voor het participatieverklaringstraject voor
inburgeringsplichtige asielgerechtigden en hun gezinsleden worden gedekt
uit de bijdrage die gemeenten ontvangen voor de maatschappelijke
begeleiding voor deze groep. Voor inburgeringsplichtige gezinsmigranten
geldt dat zij de kosten voor het participatieverklaringstraject zelf
moeten betalen aan de gemeente. De toelichting noemt als kosten het
kennisnemen van de uitnodiging van de gemeente voor het bijwonen van de
inleiding op de Nederlandse kernwaarden, de ondertekening van de
participatieverklaring en de reiskosten naar de locatie waar de
inleiding en de ondertekening plaatsvinden. In de toelichting wordt
gesteld dat deze verdeling van de kosten zal worden uitgewerkt in lagere
regelgeving.

Een inburgeringsplichtige draagt niet slechts de kosten van het
participatieverklaringstraject; hij dient ook de andere onderdelen van
het inburgeringstraject zelf te betalen. De gemiddelde kosten van het
inburgeringstraject bedragen voor de meesten enkele duizenden euro’s.
De kosten voor het participatieverklaringstraject zullen daar nog bij
komen.

Gelet op het feit dat de personen die een inburgeringstraject volgen
doorgaans niet over ruime financiële middelen beschikken, is de vraag
naar de proportionaliteit van het zelf dragen van de kosten van het
participatieverklaringstraject aan de orde. In verband met de veelal
beperkte draagkracht van de inburgeringsplichtige adviseert de Afdeling
de kosten van het participatieverklaringstraject niet te zijnen laste te
laten komen. De toelichting zou in die zin moeten worden aangepast.

De Afdeling adviseert daartoe.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

 	Toelichting, paragraaf 2.2 (Aanleiding en doel).

 	Toelichting, paragraaf 3.1. 

 	Toelichting, paragraaf 3.1.

	Toelichting, paragraaf 1.

	Zie ook aanwijzing 22 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

	Toelichting, paragraaf 3.1.

	Zie ook artikel 3:98c Vreemdelingenbesluit.

	Artikel 3:98a, vijfde lid, Vreemdelingenbesluit.

	Artikel 3:98a, zesde lid, Vreemdelingenbesluit.

 	Zie in dit verband ook de toelichting (paragraaf 3.2) op een ander
onderdeel van het voorstel (maatschappelijke begeleiding) waarin wordt
gesteld dat gezinsmigranten die in het land van herkomst reeds een
basisexamen inburgering hebben afgelegd, over meer dan beperkte kennis
van de Nederlandse samenleving beschikken.

	Toelichting, paragraaf 7, onder “inhoudelijke nalevingskosten”. 

	De kosten van het participatieverklaringstraject bedragen € 150,
Kamerstukken II 2015/16, 

	32 824, nr. 11, blz. 5.

 	Zie in het verband overweging 49 van het arrest van het Hof van
Justitie van 4 juni 2015, zaak C-579/13, P en S, waarin het Hof van
Justitie er op wijst dat de hoogte van de kosten van het
inburgeringsexamen niet prohibitief mogen zijn.

  PAGE  3 

........................................................................
...........

AAN DE KONING