Beantwoording vragen, gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Economische Zaken 2017, deel economie, energie en innovatie
Brief regering
Nummer: 2016D40472, datum: 2016-10-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Kamp, minister van Economische Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2016Z19622:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-10-27 16:30: Begroting Economische Zaken (deel economie en innovatie) (34 550-XIII) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-11-08 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-12-15 14:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2017-04-06 13:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter, Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op een deel van de vragen die leden van uw Kamer hebben gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Economische Zaken 2017, deel economie, energie en innovatie. Eventueel zal ik morgenochtend nog een aantal antwoorden schriftelijk aan uw Kamer sturen. De resterende vragen zal ik beantwoorden tijdens mijn eerste termijn. (w.g.) H.G.J. Kamp Minister van Economische Zaken BIJLAGE – BEANTWOORDING SELECTIE VRAGEN EERSTE TERMIJN Antwoorden op vragen van het lid Smaling van de SP-fractie 1. De minister heeft laatst aangekondigd dat Nederland mogelijk een andere positie in gaat nemen bij de hervorming van het handelsdefensief instrumentarium van de Europese Unie. Is de minister dit nog steeds van plan? Hoe staat het met het handelsdefensief instrumentarium? Antwoord Ik volg de ontwikkelingen op de staalmarkt nauwlettend. Het dumpen van staal kan Europese bedrijven onder druk zetten en de werkgelegenheid in gevaar brengen. Ik heb hier intensief gesprek over met Tata Steel in IJmuiden. Als er sprake is van oneerlijke concurrentie moet dat effectief worden bestreden. Er is daarom op dit moment ook een reeks van handelsmaatregelen van kracht. De huidige Europese importheffingen op Chinees staal op basis van de zogenaamde lesser duty rule zijn naar mening van het kabinet effectief. Zo heeft de antidumpingheffing op koudgewalst staal ertoe geleid dat de importen van dit product uit China bijna volledig zijn weggevallen. De heffingen op dit product zijn in Europa (19-36%) beduidend lager dan de heffingen in de Verenigde Staten (meer dan 200%). Ook lagere heffingen kunnen dus effectief zijn in het beschermen van de Europese producenten. Door de hoogte van de heffing te beperken wordt tegemoetgekomen aan de belangen van de industriële gebruikers van het product. Uit de mij beschikbare gegevens blijkt dat maatregelen op basis van de lesser duty rule effectief zijn. Het kabinet beschouwt de lesser duty rule als een essentieel onderdeel van het Europese handelsdefensieve instrumentarium en essentieel voor Nederland als exportland. Op dit moment ziet het kabinet dus geen aanleiding om de lesser duty rule te laten varen voor een alternatief. Als uit feiten overtuigend blijkt dat maatregelen niet effectief zijn, kunnen aanvullende maatregelen worden genomen. Ik heb de industrie verzocht mij die feiten te overleggen. Op dit moment heb ik nog geen overtuigend bewijs mogen ontvangen. In antwoord op vragen van het lid Teeven ontvangt de Kamer een dezer dagen een brief van mij met antwoorden op vragen hierover. De minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeert u daarnaast binnenkort, mede namens mij, nader over de Nederlandse inzet aangaande het handelsdefensieve instrumentarium en specifiek de werking en effectiviteit van de lesser duty rule. 2. Is TenderNed echt geschikt voor overheden om (verplicht) digitaal te gaan aanbesteden in 2017? Is de website bestand tegen grotere drukte in 2017? Antwoord TenderNed heeft de laatste tijd relatief veel storingen gekend. Er wordt hard gewerkt om die storingen te verhelpen. Dat lijkt zijn vruchten af te werpen: op 24 oktober beleefde TenderNed zijn drukste dag ooit en die verliep zonder problemen. Er staan aanvullende hard- en softwarematige verbeteringen op stapel om ervoor te zorgen dat TenderNed tijdig klaar is voor het verplichte digitaal aanbesteden medio 2017. 3. Hoe beschouwt de minister de machtsverhoudingen tussen supermarkten en voedselproducenten? Is hier geen sprake van machtsmisbruik (brief Ahold Delhaize aan leveranciers)? Is misbruik van economische macht niet ook een oneerlijke handelspraktijk en zou een loket bij de ACM waar dit gemeld kan worden niet helpen bij het eerlijker maken van de onderhandelingen tussen leverancier en supermarkten? Antwoord In de Mededingingswet is opgenomen dat het verboden is misbruik te maken van een economische machtspositie. Het is aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om in specifieke gevallen na te gaan of er sprake is van misbruik en op te treden als het verbod geschonden wordt. Daartoe kunnen klachten worden ingediend bij de ACM. Voor situaties waar géén sprake is van overtredingen van de Mededingingswet staat contractvrijheid voorop in de onderhandelingen tussen bedrijven. De ACM heeft daar geen aanknopingspunten om op te treden. Wel is het van belang dat partijen in de keten eerlijk met elkaar handelen. Daarom zijn destijds twee pilots gestart met een stuurgroep en een gedragscode eerlijke handelspraktijken op het terrein van agrofood en mode, textiel en schoeisel. Zoals aangegeven in mijn brief van 10 oktober jl. (Kamerstuk 24 036, nr. 415) zijn in de stuurgroep agrofood twijfels geuit of een onafhankelijk meldpunt bij de ACM de beste bijdrage levert aan het anoniem kunnen melden van klachten en oplossen en voorkomen van geschillen over oneerlijke handelspraktijken. Eind november komt de stuurgroep opnieuw bijeen om hierover en over de casus Ahold Delhaize door te praten. Na dat gesprek zal ik een definitief besluit nemen met betrekking tot het al dan niet instellen van een klachtenloket voor oneerlijke handelspraktijken bij de ACM en de Tweede Kamer daarover informeren. 4. Onderzoeksinstellingen als Wageningen, Deltares, NLR, Marin hebben het idee dat ze minder toekomen aan hun wettelijke onderzoekstaken als gevolg van een daling in de publieke financiering. Hoe ziet de minister dat? Antwoord Er is de afgelopen jaren, conform het Regeerakkoord, bezuinigd op de rijksbijdrage voor de TO2-instituten. Desalniettemin is er bij het verlenen van deze bijdrage aan de TO2-instellingen door mijn ministerie de afgelopen jaren nadrukkelijk en in overleg met de betrokken instellingen op toegezien dat de uitvoering van de wettelijke taken niet onder druk is komen te staan. EZ heeft deze bezuinigingen in overleg met de betrokken instituten laten neerslaan op de ondersteuning van topsectoren, de kennisbasis en het eigen beleidsondersteunend onderzoek van het departement. Hierdoor zijn de wettelijke onderzoekstaken ontzien. Door de introductie van de TKI-toeslag (vanaf 2013), een premie van 25% op de private cash bijdragen bij publiek-private samenwerking, die grotendeels ten goede komt aan de publieke kennisinfrastructuur, zijn de TO2-instituten de afgelopen jaren in staat geweest om een deel van deze bezuinigingen te compenseren. Daarnaast heeft EZ zich samen met OCW ingespannen voor de financiering van de grootschalige faciliteiten van TO2 (via het Toekomstfonds) en voor een oplossing van de matchingsproblematiek van onder meer de TO2 instellingen in Europese onderzoeksprojecten. Hiervoor bestaat nu de Stimuleringsregeling voor Europees Onderzoek waaruit TO2 over 2015 € 6,8 mln. ontving (13% van de jaarlijks beschikbare € 50 mln.). 5. Hoe ziet de minister de SDE+ in het licht van een Klimaatwet en een Klimaatfonds naar analogie van het Deltafonds? Antwoord De doelstellingen voor de uitrol van hernieuwbare energie, waar de SDE+ zich op richt, zijn vastgelegd in het Energieakkoord. Daarnaast is ervoor gekozen om te werken met een begrotingsreserve om eventuele niet bestede middelen voor de stimulering van hernieuwbare energieproductie in een jaar mee te kunnen nemen naar volgende jaren. Zoals ik heb aangegeven in reactie op de motie van het lid van Tongeren over de voor- en nadelen van fondsvorming voor de SDE+ (Kamerbrief 1 juli 2016), is het belangrijkste verschil tussen een reserve en een begrotingsfonds dat een begrotingsfonds ingesteld dient te worden bij wet. De instelling van een begrotingsfonds vergt dan ook de nodige tijd. Daarbij is er voor het aanpassen van de inzet van de middelen in een begrotingsfonds in beginsel een wetswijziging nodig. Dit beperkt de mogelijkheden om flexibel in te spelen op nieuwe kansen die zich aandienen op het terrein van hernieuwbare energieproductie. Dit kan wel kan bij gebruik van een begrotingsreserve. Daar staat tegenover dat een wettelijke verankering van de aard van de uitgaven en ontvangsten wel een zekere bescherming biedt voor de gereserveerde middelen. Zoals u weet heb ik echter altijd aangegeven dat de middelen in de begrotingsreserve voor het oorspronkelijke doel – hernieuwbare energieproductie – beschikbaar blijven en het kabinet houdt zich daar ook aan. Voor het overige komen doel, opzet en werking van een interne begrotingsreserve en een begrotingsfonds in belangrijke mate overeen. 6. Diverse gemeenten willen oude gasnetten niet meer vervangen. Hoe ziet de minister dat in de toekomst? De minister heeft aangegeven te willen experimenteren met het laten vervallen van de aansluitplicht gas. De SP vindt dat dit meteen wettelijk kan worden vastgelegd in plaats van eerst te experimenteren. Graag een reactie van de minister. Antwoord In het Energierapport is aangegeven dat we het gebruik van aardgas in de gebouwde omgeving zoveel mogelijk proberen te beperken en te vervangen door duurzame alternatieven. In de energiedialoog is naar voren gebracht dat het onlogisch lijkt om nog te investeren in nieuwe gasnetten of de aansluitplicht voor gas te laten bestaan. Ik betrek deze overwegingen bij het tot stand brengen van de Energieagenda die ik in december aan uw Kamer zal aanbieden. 7. De SP heeft vernomen dat de minister Delta heeft verzocht de rechtszaak over de splitsing in te trekken. Hoe verhoudt dit verzoek zich tot de discussie over de toekomst van Delta? Antwoord Zoals ik in mijn brief van 21 oktober jl. aan de Tweede Kamer heb aangegeven, wordt op dit moment met de Zeeuwse partijen overleg gevoerd over het voorstel dat het kabinet aan de Zeeuwse aandeelhouders in DELTA gedaan heeft om hen te helpen het netwerkbedrijf Enduris en het 50%-belang in het waterbedrijf Evides te kopen. Ik heb Delta laten weten dat het gezamenlijk werken aan een splitsingsplan zich niet goed verhoudt met het voeren van juridische procedures tegen splitsing. 8. Hoe staat het met de verankering van de rol van de Nationaal Coördinator Groningen? Hoe gaat u dat invullen? Antwoord Zoals aangegeven in mijn brief van 12 oktober jl. ben ik voornemens om met voorstellen te komen om de positie van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) te versterken, waarbij ik ook de mogelijkheid van wettelijke verankering van bevoegdheden (attributie) zal betrekken. Ik ben daarover in gesprek met de NCG en met betrokken partijen uit de regio. Ik zal uw Kamer hierover nog dit najaar nader informeren. 9. Hoe wordt nu omgegaan met schadegevallen buiten de contour van NAM? Wat is de status van de enquete van Witteveen+Bos? Antwoord Onder regie van het Centrum Veilig Wonen (CVW) worden sinds eind augustus schades aan woningen en gebouwen opgenomen aan de randen van het aardbevingsgebied (het ‘buitengebied’). In de afgelopen weken zijn 400 woningen bezocht. De afspraak is dat voor het einde van dit jaar de schades aan alle 1800 woningen en gebouwen waarvan voor 15 augustus 2016 een schademelding is gedaan, zijn opgenomen. Voor meer dan de helft hiervan is reeds een afspraak ingepland. De inzet van het CVW is om uiterlijk eind deze maand alle overige pandeigenaren te hebben gebeld voor een afspraak. In het buitengebied worden alle woningen en gebouwen bezocht door een bewonersbegeleider van het Centrum Veilig Wonen en een inspecteur van advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos. De geconstateerde schades aan woningen en gebouwen worden beoordeeld door een panel van experts. Deze deskundigen kijken niet alleen of aardbevingen de oorzaak zijn van de geconstateerde schade; ook andere mogelijke oorzaken worden inzichtelijk gemaakt. De bevindingen van de experts worden vastgelegd in individuele beoordelingsrapporten die in januari 2017 beschikbaar komen voor de schademelders. 10. Is het mogelijk het lokale bedrijfsleven te betrekken bij en mee te laten profiteren van de herstelwerkzaamheden in Groningen? Antwoord Op het moment komt het meeste werk van het Centrum Veilig Wonen (CVW) voort uit schadeherstel. In 70% van de gevallen laat de bewoner het schadebedrag uitbetalen, in 11% procent van de gevallen kiest de bewoner zelf een aannemer. Het CVW kan dus maar in 19% van de gevallen, waarbij een bewoner ervoor kiest om het CVW de schade te laten herstellen, sturen op welke aannemer wordt ingezet. Ook bij werkzaamheden die voortkomen uit de preventieve versterking van gebouwen kan het CVW sturen in welke bedrijven het werk uitvoeren. Het CVW werkt met bedrijven en vakmensen die zijn geselecteerd op basis van de Erkenningsregeling van CVW. Deze gecertificeerde vakmensen moeten voldoen aan de door het CVW gestelde eisen op het gebied van veiligheid, kwaliteit en communicatie. Het CVW heeft aangegeven zoveel mogelijk lokale bedrijven te betrekken bij het herstel. Er zijn op dit moment meer dan 4500 vakmensen aangetrokken die werkzaam zijn bij 875 bedrijven. Dit zijn niet alleen grote bedrijven. Er zijn dus volop kansen voor bedrijven om mee te profiteren van de werkzaamheden die het CVW uitzet. Het CVW heeft dus zeker aandacht voor de inzet van lokale bedrijven. De heer Smaling had een aantal concrete suggesties voor de inzet van kleine lokale bedrijven, zoals voor stoffering. Ik zal de NCG vragen om in overleg met het CVW te bezien of voor dit soort kleinere activiteiten ook kansen aan lokale bedrijven kunnen worden geboden. Antwoorden op vragen van het lid Ziengs van de VVD-fractie 1. Wat is de status van het toekomstfonds? Kan het revolverend zijn maar nog belangrijker: Wat vindt de minister van het toekomstfonds en welke ruimte is er voor de Kamer om de TO2 instellingen te ondersteunen met geld uit dit fonds? Antwoord Het Toekomstfonds is gericht op duurzame economische groei en wordt ingezet voor de financiering van innovatieve ondernemingen en onderzoek. Het toekomstfonds kende een startkapitaal van 200 miljoen euro, dat in gelijke delen bestemd is voor beide onderdelen van het toekomstfonds: onderzoek en bedrijfsfinanciering. Naast het startkapitaal zijn voor het mkb bestaande financieringsinstrumenten in het toekomstfonds ondergebracht: DVI, de SEED Capital Regeling, het Innovatiekrediet, de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en Vroege Fase Financiering. De € 100 mln. uit het startkapitaal voor bedrijfsfinanciering is ingezet voor DVI 2. Voldoende beschikbaarheid van risicokapitaal in Nederland voor snelgroeiende en innovatieve bedrijven vergroot de economische groei, werkgelegenheid, productiviteit en het innovatievermogen van Nederland. Op de risicokapitaalmarkt wordt nauw samengewerkt met het EIF en is gezamenlijk het Dutch Venture Initiative (DVI) opgericht van Economische Zaken, EIF en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen Oost NV en BOM. Op 31 maart jl. is het tweede DVI-fonds gelanceerd, waardoor er aanvullend € 200 mln. investeringskapitaal beschikbaar is gekomen voor private investeringsfondsen gericht op snel groeiende innovatieve bedrijven. Naast het startkapitaal Toekomstfonds is hiervoor € 100 mln. beschikbaar gesteld door het Europees Investeringsfonds (EIF). Revolverendheid is op dit moment het uitgangspunt en bij de uitvoering van dit nieuwe instrument slaag ik erin om met allerlei organisaties goede afspraken te maken. In 2017 zal ik beoordelen of de ingezette weg met het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds moet worden voortgezet. Hierbij zal ik ook kijken in welke mate de reeds gehonoreerde projecten revolverend zijn. Binnen het Toekomstfonds is ruimte voor de financiering van toepassingsgerichte onderzoeksprojecten, echter niet voor instituutsfinanciering van de TO2-instellingen. Ter illustratie: de TO2-instellingen hebben voor de eerste tender van de regeling Toekomstfondskrediet voor Onderzoeksfaciliteiten (ToF) 6 aanvragen gedaan, waarvan er 4 begin juni 2016 zijn gehonoreerd met ruim €9 mln aan kredieten en €18 mln. aan investeringen. Een voorbeeld hiervan is de 3D printingfaciliteit van TNO: PrintValley2020. Ander toepassingsgericht voorbeeld is het Nanolab in Twente. 2. Met het oog op de aangekondigde Basel-4 maatregelen, hoe denkt de minister dat banken hun kredietverlening vereenvoudigen? Antwoord De toegang tot financiering is in de afgelopen jaren sterk verbeterd. De Panteia financieringsmonitor 2016-1 laat zien dat meer bedrijven een financieringsaanvraag doen en dat met name het micro- en kleinbedrijf succesvoller zijn in het aantrekken van externe financiering dan in vorige jaren. Het kabinet zet in op het bevorderen van het eigen vermogen van ondernemingen en stimuleert het aanbieden van alternatieve financiering, door andere partijen dan banken. Op die manier werken we aan een gezonder financieringslandschap. Na de financiële crisis zijn hogere kapitaaleisen gesteld en zijn banken zelf kritischer gaan kijken naar kredietaanvragen, mede door de oplopende verliezen op mkb-krediet. Uit eerdere analyses blijkt dat banken echter voldoende mogelijkheden hebben om de kredietverlening te laten groeien. Hogere kapitaalstandaarden leiden er toe dat banken robuuster worden en dus hun kredietverlening ook kunnen continueren bij tegenslag. Het kabinet acht het van belang dat voldoende financiering beschikbaar is voor ondernemingen met een gezond bedrijfsplan. Daar waar sprake is van marktfalen in bancaire financiering aan het mkb – bijvoorbeeld door de relatief kleinere schaal van veel mkb’ers en daarbij behorende relatief hoge vaste kosten – zet het kabinet meerdere financieringsinstrumenten in. Denk bijvoorbeeld aan de stimulering van de kredietverlening via de BMKB en Qredits, maar ook een aantal instrumenten op het gebied van risicodragend vermogen in het Toekomstfonds. In 2014 heeft het kabinet met het aanvullend actieplan mkb financiering nog een forse extra impuls gegeven aan mkb financiering. In het Bazelse Comité worden daarnaast op dit moment voorstellen besproken om het kapitaaleisenraamwerk meer robuust te maken, zodat banken risico’s niet onderschatten. Naar verwachting worden hierover eind 2016/begin 2017 afspraken gemaakt. De Ecofin Raad heeft zich hier in juli ook achter geschaard. De uiteindelijke voorstellen vanuit Bazel zullen vervolgens altijd nog in Europese wetgeving moeten worden geïmplementeerd. Op dat moment zal ook gekeken worden naar onder meer de mogelijke impact op mkb-leningen. De Kamer is de afgelopen periode meerdere malen geïnformeerd over dit onderwerp. Wanneer zich nieuwe ontwikkelingen voordoen zal de minister van Financiën u hierover opnieuw informeren. 3. Klopt het dat het DVI (Dutch Venture Initiative) ook in niet-Nederlandse bedrijven investeert? Antwoord Het klopt dat de fondsen waarin DVI investeert ook in buitenlandse ondernemingen kunnen investeren. Het zou deze Nederlandse fondsen te veel beperken als zij in geen enkele buitenlandse onderneming mogen investeren. Dit zou ook andere private investeerders weerhouden om in het fonds te investeren. Wel wordt gemonitord hoeveel in Nederland wordt geïnvesteerd. De doelstelling is dat het dubbele bedrag van wat de overheid in DVI heeft geïnvesteerd neerslaat in Nederland. Op dit moment zitten we zelfs op het viervoudige van dat bedrag. 4. Klopt het dat het DVI (Dutch Venture Initiative) dividend uitkeert aan investeerders buiten Nederland? Antwoord DVI keert geen dividend uit. De teruginkomsten worden verdeeld onder de investeerders, het EIF, de BOM en de Nederlandse Staat. 5. Is het juist dat er belangstelling is van de private equity fondsen om het DVI (Dutch Venture Initiative) over te nemen van de overheid? Het lijkt ons dat er dan € 220 miljoen vrijkomt. Kan de minister aangeven of dit juist is? Antwoord Er was sprake van belangstelling, maar de mogelijke investeerders bleken na overleg niet serieus geïnteresseerd te zijn. Als er professionele private equity partijen en institutionele beleggers interesse tonen treed ik graag in contact. Bij een verkoop van de belangen van de Staat in DVI zal er een marktconforme prijs moeten worden betaald en moeten ook de andere betrokken partijen bij DVI instemmen. Dit is nodig om de belangen van de Staat te dienen en ook staatssteunregels vereisen dit. Omdat het Toekomstfonds deels gevuld is met algemene middelen, zal de inzet van eventuele verkoopopbrengsten onderhevig zijn aan besluitvorming van het kabinet. 6. Tijdens onderhandelingen tussen landen en het EP worden voorstellen vaak zo sterk aangepast dat onduidelijk is wat de gevolgen zijn voor bijvoorbeeld het MKB. In het conceptverkiezingsprogramma van de VVD wordt gepleit voor een onafhankelijke toezichthouder. Kan de minister deze wens omzetten in een daadwerkelijke actie richting Brussel? Antwoord De kern van het voorstel van de VVD is dat er niet alleen een impact assessment moet worden gemaakt van het Commissievoorstel, maar dat ook moet worden gemeten wat de gevolgen zijn van aanpassingen aan het voorstel die door lidstaten en het EP later in het onderhandelingsproces worden voorgesteld. Vorig jaar heb ik in een brief die mede is ondertekend door 11 andere lidstaten, gepleit voor onafhankelijke impact assessments in alle fases van het wetgevingsproces via één instantie waar alle EU-instellingen van gebruik maken. Inmiddels zijn we na inwerkingtreding van het Interinstitutioneel Akkoord Beter Wetgeven (IIA) eerder dit jaar, in een andere situatie terecht gekomen. In het IIA hebben de EU-instellingen zich gecommitteerd aan het zelf uitvoeren van impact assessments.Deze weg leidt in de kern naar hetzelfde eindresultaat: in alle fases van het wetgevingsproces voeren we impact assessments uit om te meten wat de gevolgen zijn van wijzigingsvoorstellen die ten opzichte van het eerdere Commissievoorstel worden gedaan. Nederland ondersteunt deze weg, heeft dit tijdens het voorzitterschap actief uitgedragen en zal dit blijven doen. 7. Het NBTC is vorig jaar voorzien van een bedrag om de toestroom vanuit de Aziatische markten in kaart te brengen en te stroomlijnen. Het NBTC heeft daarvoor een project opgestart, het zgn. Azië-offensief. Waar ziet de minister nog mogelijkheden om dit plan extra te ondersteunen? Antwoord Het inkomend toerisme is in 2015 gegroeid naar ruim 15 miljoen buitenlandse bezoekers, hiervan komt een groeiend deel uit Azië (1,1 miljoen in 2015). Naast China (32% groei) weten ook bezoekers uit Indonesië (13% groei) en Zuid Korea (10% groei) Nederland steeds beter te vinden. Het Azië offensief richt zich op de promotie van ons land als toeristische bestemming in China, Indonesië en Zuid Korea. Het bevorderen van de connectiviteit tussen ons land en de betreffende Aziatische markt wordt deels uit het regulier budget gefinancierd. Omdat hierbij private partijen nauw betrokken zijn, is de verwachting dat zij ook hun bijdrage zullen leveren. Ook de Holland City strategie, gericht op de promotie van minder bekende gebieden in ons land, is van belang voor de Aziatische markt. Naast de jaarlijkse subsidie van € 8.469.000 heeft EZ in 2015 eenmalig € 400.000,- extra ter beschikking gesteld om de strategie verder uit te werken. Provincies dragen elk € 25.000 bij aan de ontwikkeling van de lijnen. Dit jaar zijn de eerste verhaallijnen Van Mondriaan tot Dutch Design en Nederland Waterland geïntroduceerd. Binnen de middelen die EZ beschikbaar stelt, is het aan NBTC om zelf te prioriteren en aanvullende financiering aan te trekken van medeoverheden en private partijen. Daarnaast draagt het kabinet ook op andere manieren bij om het inkomend toerisme uit Azië te bevorderen. Vorig jaar is er in het programma van missies naar China en Japan aandacht besteed aan toerisme. Afgelopen september, tijdens de missie van de Minister President en de Staatssecretaris van Economische Zaken naar Zuid Korea, is ook tijd ingeruimd om Nederland als bestemming te promoten. Hetzelfde zal de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens de komende missie naar Indonesië doen. 8. Smart Industry Fieldlabs. Rond de zomer verwachtte de minister de aangekondigde regeling gereed te hebben. Wat is de stand van zaken? Antwoord Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de regeling voor Smart Industry Fieldlabs. Ik verwacht de regeling eind november te kunnen publiceren in de Staatscourant. In het eerste kwartaal van 2017 kunnen de Fieldlabs dan hun voorstellen indienen. 9. Wanneer kunnen we het actieplan strategische aanpak TO2-instellingen tegemoet zien? Antwoord De TO2 instellingen zullen hun TO2 Strategisch Kader aanbieden aan het ministerie van EZ. Uw Kamer ontvangt dit Strategisch kader, voorzien van een kabinetsreactie, vóór de zomer van 2017. In het TO2 Strategisch Kader zal de samenwerking tussen de verschillende instellingen over de jaren 2018-2021 centraal staan. Daarnaast ben ik samen met de TO2-instellingen en de betrokken vakdepartementen hard aan het werk om u de Strategische Agenda Onderzoeksfaciliteiten TO2 nog dit jaar toe te sturen. De faciliteiten van de TO2-instellingen vind ik belangrijk en het is daarom zaak om te komen tot een goede aanpak om zo effectief en efficiënt als mogelijk in deze faciliteiten te kunnen investeren. Via de Strategische Agenda Onderzoeksfaciliteiten krijgen we meer inzicht in wat echt noodzakelijk en urgent is voor de Nederlandse toegepaste kennisinfrastructuur. 10. Waar ziet de minister mogelijkheden voor cross sectorale verbindingen bij de topsectoren, bijvoorbeeld bij energie en water? Antwoord Momenteel zijn al bij bijna 60 procent van het TKI-onderzoek bedrijven betrokken uit andere sectoren. Energie en Water werken samen bij logistiek (constructie en onderhoud) rond de windenergie op zee. Bij het project Blue Energy, benoemd tot Nationaal Icoon, wordt bij de Afsluitdijk energie uit het verschil in zoutconcentratie van zout en zoet water gehaald. In de Oosterscheldekering wordt met turbines energie opgewekt uit de stroming tussen de pilaren. De ontwikkeling en onderzoek van decentrale energieopwekking uit huishoudelijk afvalwater binnen het TKI Watertechnologie is een ander cross sectoraal voorbeeld, evenals de warmteterugwinning uit proceswater uit de industrie. Antwoorden op vragen van het lid Mulder van de CDA-fractie 1. Veel initiatieven voor snel internet in zgn. ‘grijze gebieden’ komen niet van de grond door EU staatssteunregels. Versoepeling van de staatssteunregels op dit gebied is dan ook hard nodig. Is de minister bereid om in de EU te pleiten voor versoepeling staatssteunregels, waarbij in ieder geval de termijn van 3 jaar met minimaal 1 jaar wordt verkort en de snelheidseis van 30 Mbps wordt verhoogd naar 50 Mbps. Welke concrete acties gaat de minister daarvoor ondernemen? Antwoord Voor de aanleg van snel internet heeft de Europese Commissie een specifiek staatssteunkader vastgesteld. De Europese Commissie maakt binnen het staatssteunkader onderscheid tussen staatssteun aan verschillende typen gebieden (de zogenaamde witte, grijze of zwarte gebieden). In gebieden zonder snel internet (witte gebieden) waar geen netwerk aanwezig is met een snelheid van tenminste 30 Megabit per seconde (Mbps), kan relatief laagdrempelig steun worden verleend. Bij gebieden waar één netwerk ligt waarmee internet met een snelheid van minimaal 30 Mbps mogelijk is (grijze gebieden), stelt de Europese Commissie meer eisen om vast te kunnen stellen of de staatssteun noodzakelijk en niet onevenredig marktverstorend is. Er is in die gevallen ook vooraf goedkeuring van de Europese Commissie nodig. De Europese Commissie beoordeelt dan bijvoorbeeld of een zodanig grote sprong voorwaarts wordt gemaakt met het nieuwe netwerk, dat dit overheidssteun rechtvaardigt. Voorwaarde is ook dat marktpartijen geen concrete, onderbouwde investeringsplannen hebben binnen een termijn van drie jaar. Naast de andere acties om de uitrol van snel internet te faciliteren (zie Kamerstuk 26 643, nr. 410) onderneem ik op het gebied van staatssteun de volgende twee acties. Ten eerste onderzoek ik de mogelijkheden voor een koepelregeling voor publieke financiering door decentrale overheden voor snel internet. Een dergelijke koepelregeling moet ervoor zorgen dat overheden de krachten kunnen bundelen en niet individueel een eigen steunregeling hoeven voor te leggen aan de Europese Commissie. Daarnaast bezie ik of het wenselijk is of de genoemde termijn van drie jaar in de richtsnoeren voor breedband te verkorten. Ik ben hierover in gesprek met alle belanghebbenden, waaronder marktpartijen en overheden. Ik zal hierbij ook kijken naar de wenselijkheid van een verhoging van de snelheidseis van 30 Mbps zoals naar voren gebracht door mevrouw Mulder. Ik zal de Kamer over beide acties nader informeren in de volgende brief over de ontwikkelingen omtrent snel internet in het buitengebied die de Kamer nog dit jaar ontvangt. 2. Nederland prijst zichzelf uit de markt ten aanzien van de havens en de agrarische sector, bijvoorbeeld problemen met logistiek bij de douane waar het lid Geurts eerder op heeft gewezen. De havens staan onder druk door het ontbreken van een gelijk speelveld. Hoe zit de minister dit? Antwoord De Nederlandse zeehavens opereren in een sterk concurrerend internationaal speelveld en zij doen dat uitstekend. Het speelveld dient wel gelijk te zijn en daar heeft het kabinet aandacht voor. Zo heeft Nederland tijdens het EU voorzitterschap belangrijke stappen gezet om de EU havenverordening af te ronden waardoor er meer transparantie komt in de financiële stromen rond zeehavenactiviteiten. Ook bepleit Nederland richtsnoeren staatssteun voor zeehavens zodat er duidelijke spelregels zijn voor overheidssteun aan zeehavens. Het kabinet volgt het speelveld actief en spreekt de Europese Commissie daar waar nodig aan op ongewenste verstoringen. 3. Maakindustrie in de lucht- en ruimtevaartsector: Hebben we de positie van ESA nu veiliggesteld, blijft dat instituut in Nederland en plukken we daar de vruchten van? Antwoord Nederland hecht grote waarde aan de ESA vestiging ESTEC te Noordwijk. Onder meer de werkgelegenheid dat ESTEC biedt en het gunstige ondernemersklimaat dat zich in de nabijheid van ESTEC bevindt. Enkele jaren geleden is een zogenaamd “White Paper” ESTEC opgesteld met 10 actielijnen om de interactie tussen ESTEC en de Nederlandse samenleving, universiteiten, kennisinstituten en bedrijven verder te intensiveren. Recent is het besluit genomen tot de vestiging van het Galileo Reference Center in de nabijheid van ESTEC, waarmee de positie alleen maar versterkt zal worden. Verder ben ik in gesprek met ESTEC, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Noordwijk over de mogelijkheden om een nieuw gebouw voor conferenties en vergaderingen op het terrein van ESTEC te realiseren. In november ontvangt uw Kamer een brief waarin ik nader inga op de voortgang van het ruimtevaartbeleid en over inzet van het Nederlandse kabinet bij de komende ESA Ministersconferentie op 1 en 2 december a.s. te Luzern/Zwitserland. In deze brief zal ik ook ingaan op de positie van ESTEC. 4. Het CDA wil een onafhankelijke energiemix waarbij het gebruik van Groningengas wordt omgezet naar restwarmte of hoogcalorisch gas. Graag een reactie van de minister. Antwoord Een overstap van laag- naar hoogcalorisch gas kan op dit moment niet worden gemaakt in de gebouwde omgeving. Onze gasapparaten kunnen het hoogcalorische gas niet aan. Vanaf 1 januari 2017 zullen alle nieuwe gasapparaten dat wel moeten kunnen. Gelet op de vervangingsmarkt van de gasapparaten is het dan mogelijk om vanaf het jaar 2030 deze omschakeling te maken, maar dat is een ingrijpende operatie. Het is de vraag of dat verstandig is, omdat dit investeringen betreft van fossiel naar fossiel. In het Energierapport is geschetst dat we het gebruik van aardgas in de gebouwde omgeving zoveel mogelijk proberen te beperken en te vervangen door duurzame alternatieven, zoals restwarmte, elektriciteit of geothermie. Op deze wijze verminderen van de afhankelijkheid van gas in het algemeen, dus ook van Groningengas. Ik zal daar in de Energieagenda nader op ingaan. 5. Wanneer komt de minister met zijn visie op het gasgebouw? Antwoord Het kabinet heeft in het Energierapport aangegeven dat de positie van gas zal veranderen. Onze energievoorziening wordt verduurzaamd. De inzet van gas zal de komende decennia flink omlaag gaan. Dat neemt niet weg dat gas voorlopig nog een belangrijke energiebron blijft en veilige gaswinning gedurende deze periode voor Nederland belangrijke voordelen met zich meebrengt. Voor het kabinet is het daarbij van belang dat bij de gaswinning de publieke doelen goed worden gediend: veiligheid, leveringszekerheid en een maximale opbrengst voor de staat voor elke veilig gewonnen kubieke meter gas. Die belangen staan in het gasgebouw centraal, evenals de wens om tot een transparant geheel te komen. Tegen deze achtergrond heeft het kabinet aangekondigd om de inrichting van het gasgebouw te bezien en daar met de andere partijen in het gasgebouw, Shell en ExxonMobil, over in gesprek te gaan. Ik kan u zeggen dat gesprekken inmiddels zijn aangevangen. Gelet op de belangen moet ik in dit proces grote zorgvuldigheid betrachten. 6. Verschillende instituten en universiteiten verrichten onderzoeken in het kader van de aardbevingsproblematiek in Groningen. Hoe wordt dat bij elkaar gebracht? Antwoord In het kader van de aardbevingsproblematiek in Groningen worden inderdaad diverse onderzoek uitgevoerd, zowel ten aanzien van de ondergrond als de bovengrond. Alle onderzoeken worden na afronding openbaar gemaakt. De NCG voert regie over het onderzoek en de kennisontwikkeling gerelateerd aan aardbevingen ten aanzien van de bovengrond. Hij heeft daarvoor een programma in oprichting. Ten aanzien van de ondergrond zal eind dit jaar een kennisprogramma effecten mijnbouw in werking zijn (zie mijn brief van 24 juni jl., Kamerstuk 32 849, nr. 80). Beide initiatieven zijn erop gericht om de onderzoeken te coördineren en een structureel karakter te geven. 7. Het is belangrijk met draagvlak te komen tot een transitie naar hernieuwbare energie. Is de minister bereid op korte termijn de gedragscode wind op land te verplichten en tot een aanscherping ervan te komen? Antwoord Het Rijk heeft het bieden van mogelijkheden voor participatie verplicht gesteld in de Omgevingswet. Omdat elk project uniek is, is er bewust voor gekozen geen regels te stellen aan de manier waarop dat moet. Het staat sectoren vrij om dit zelf nader in te vullen en vast te leggen in gedragscodes, zoals voor wind op land is gebeurd. Dit geeft de flexibiliteit die bij wetgeving ontbreekt. Ik ben van oordeel dat het algemeen verbindend verklaren van een gedragscode geen effectief middel is om participatie en draagvlak te bevorderen. Participatie is maatwerk en dat kan een wet niet geven. Veel effectiever is het om in de rol van bevoegd gezag actief bij te dragen aan participatie en draagvlak en op de naleving van de gedragscode door marktpartijen toe te zien. Ik doe dit ook voor de projecten waarvoor het Rijk bevoegd is en ik heb er bij het IPO en de VNG op aangedrongen hetzelfde doen. De Omgevingswet geeft bevoegde gezagen met het verplicht stellen van participatie nog betere handvatten om op deze naleving toe te zien. Weer nieuwe wetgeving is daarmee overbodig. Wel ben ik met alle betrokken partijen in gesprek om te verkennen of zij gezamenlijk willen werken aan een verbeterde versie van de gedragscode wind op land, die door meer partijen wordt ondertekend. Het Rijk heeft daarbij een faciliterende rol. Antwoorden op vragen van de leden Monasch en Mei Li Vos van de PvdA-fractie 1. Veel jongeren moeten de regio uit om een opleiding te volgen, die afstand is te groot en de kosten voor vervoer zijn hoog. Graag een reactie van de minister hierop. Antwoord De aanwezigheid van voldoende en goed opgeleide vakkrachten is belangrijk. Techniekpact stimuleert de instroom in technische opleidingen. In het schooljaar 2015/2016 gaat 30% van de mbo-instroom naar technische opleidingen. Nu de trend gekeerd is en er meer jongeren voor een technische opleiding kiezen is het zaak dat ondernemers zich ook een aantrekkelijke werkgever tonen en deze jongeren aan zich weet te binden. Het kabinet stimuleert publiek-private samenwerkingen in het mbo via de Centra voor innovatief vakmanschap en het Regionaal Investeringsfonds. De Rijksoverheid heeft sinds 2011 € 95 mln in deze samenwerkingen geïnvesteerd. Het bedrijfsleven steekt hier € 140 mln in. In totaal zijn ruim 1300 bedrijven betrokken. Eén van de doelen van deze publiek-private samenwerking is dat zij de aansluiting van het onderwijs op de vraag van het bedrijfsleven verbetert. Via dit soort plannen komen leerlingen veel vaker tijdens hun opleiding of stage in een bedrijf. Om tegemoet te komen in de reiskosten, kunnen vanaf 1 januari 2017 minderjarige mbo-studenten met een beroepsopleidende leerweg gebruik maken van een OV-kaart. 2. Er zit een gat in de Wet Van Dam. Bij bijvoorbeeld het aanbieden van proefabonnementen van producten door middel van ongevraagde vervolgzendingen. Heeft de minister deze klachten van ACM ook gehoord? En komt er in deze kabinetsperiode nog een wetsvoorstel van deze minister of van de minister van VenJ, consumentgerelateerd, waarin dit wordt aangepast? Wanneer kunnen we deze verwachten? Antwoord Het lid Mei Li Vos wijst op consumenten die problemen hebben met bedrijven die hen gratis producten aanbieden, waarna consumenten, met een simpele muisklik mogelijk ongewild aan vervolgzendingen vast blijven zitten. Deze situatie valt niet onder de specifieke regels voor consumentenbescherming zoals geboden door de wet Van Dam, welke zijn geïmplementeerd in het Burgerlijk Wetboek. Ik onderken het probleem en neem het ook serieus. Voordat ik echter besluit over het nemen van eventuele maatregelen wil ik eerst in overleg met de ACM over de aard en de omvang van het probleem. Ik zal uw Kamer hierover informeren voor het krokusreces. 3. Hoe staat het met het wetsvoorstel dat ertoe strekt dat verenigingen namens consumenten massaschadeclaims kunnen indienen? Wat vindt u van het idee van een consumentenombudsman ten behoeve van de afhandeling van massaschade, bijvoorbeeld door een kartel? Waar zou een dergelijke ombudsman gepositioneerd moeten worden? Antwoord Het lid Mei Li Vos wijst op de gebrekkige werking van de vrijwillige Claimcode in een collectieve procedure. Daarover heeft zij eerder ook Kamervragen gesteld. De beantwoording van deze Kamervragen is overgedragen aan de minister van Veiligheid en Justitie, omdat de vragen verband houden met het wetsvoorstel om een collectieve schadevergoedingsactie in te voeren. De minister van Veiligheid en Justitie zal binnenkort deze vragen beantwoorden. Bij de beantwoording zal ook worden ingegaan op het idee om een Ombudsman bij massaclaims te laten onderhandelen. Antwoorden op vragen van het lid Graus van de PVV-fractie 1. Kleine bedrijven komen in problemen door late betaling door decentrale overheden. De PVV wil dat de namen van dubieuze debiteuren worden gepubliceerd en worden gekort op de publieke geldstromen die ze ontvangen, bijvoorbeeld het gemeentefonds. Graag een reactie van de minister hierop. Antwoord Ik heb vóór de zomer een overzicht gepubliceerd van alle betaaltermijnen van de gemeenten en provincies in Nederland (kamerstuk 31490, nr. 209). Daarin kunt u van iedere gemeente en provincie nakijken hoe het met de betaaltermijnen is gesteld. Ik zie op dit moment geen noodzaak om van die lijst een uittreksel te maken met enkel de namen van de gemeenten die niet met een mooie score in die lijst staan. Wel volg ik zeer nauwlettend de ontwikkelingen op dit terrein en sluit ik aanvullende stappen niet uit als gemeentes onvoldoende tempo maken. Ik zie in het korten op publieke geldstromen geen operationeel verband met het vlot afwikkelen van betalingsverkeer. Wel effectief is dat overheden voortdurend gewezen worden op hun verantwoordelijkheid en verantwoording moeten afleggen over hun prestaties. 2. Er zijn ca. een miljoen zzp’ers die naar de mening van de PVV over één kam worden geschoren. De PVV pleit ervoor om een onderscheid te maken tussen de zes verschillende soorten zzp’ers, waaronder in ieder geval bewustgekozen vs. noodgedwongen zzp’ers, en het instellen van een Taskforce zzp voor maatwerk en het benutten talenten, in overleg met stakeholders. Graag een reactie van de minister. Antwoord Achter het begrip zzp’er gaan inderdaad vele verschijningsvormen schuil. Het kabinet is zich hier van bewust. Het rapport van het interdepartementaal beleidsonderzoek naar zelfstandigen zonder personeel (IBO zzp), dat het kabinet vorig jaar aan uw Kamer aanbood, is opgeluisterd met portretten die dit treffend illustreren. Al die portretten maken duidelijk dat van dé zzp’er onmogelijk kan worden gesproken. Achter de soortnaam ‘zzp’er’ gaat een grote heterogeniteit schuil. Het kabinet omarmt deze grote verscheidenheid binnen de totale groep zzp’ers. Een onderverdeling van deze groep in zes soorten zzp’ers op basis van enkele onderscheidende dimensies is niet alleen subjectief, het doet ook geen recht aan deze grote verscheidenheid. Binnen de totale groep zzp’ers zijn er zzp’ers die relatief veel overeenkomsten kennen met zelfstandigen met personeel en zzp’ers die relatief veel overeenkomsten kennen met werknemers. Er is dus even veel verscheidenheid binnen de totale populatie zzp’ers, als tussen zzp’ers en andere groepen werkenden. Het instellen van een taskforce die zich richt op alleen zzp’ers doet naar de mening van het kabinet geen recht aan dit gegeven. Het leidt niet tot beter maatwerk in beleid, want het zou er bijvoorbeeld toe kunnen leiden dat er in beleid onderscheid zou ontstaan tussen – op andere vlakken vergelijkbare - zelfstandigen met en zonder personeel. Onderscheid in beleid tussen vergelijkbare groepen acht het kabinet onwenselijk. Het kan bovendien de doorgroei van zzp’ers naar werkgeverschap verstoren. 3. Hoe staat het met het voortbestaan van Actal? Antwoord Zoals in de voorjaarrapportage regeldruk aan de Kamer is gemeld, hecht het kabinet aan het voortbestaan van een externe waakhond op het gebied van regeldruk. Actal zal worden omgevormd tot een adviescollege toetsing regeldruk waarbij zij zich toeleggen op de toetsing van voorgenomen regelgeving. In de najaarsrapportage regeldruk die uw Kamer volgende maand zal worden toegezonden zal nader worden beschreven hoe die toetsing verder wordt vormgegeven. 4. Wat gaat de minister doen tegen stijgende emigratie en het wegvloeien kennis en kennisdragers? Antwoord Ik heb geen aanwijzingen dat de emigratie stijgt. Integendeel. Volgens het CBS is sinds 2008 niet alleen het aantal autochtone emigranten gedaald, maar ook het aandeel autochtonen dat plannen heeft om te emigreren is afgenomen van 6% in 2008 tot 4% in 2013. De afname geldt zowel voor laag-, middelbaar- als hoogopgeleiden. Emigranten vertrokken vooral naar onze buurlanden Duitsland en België. 5. Hoe gaat de minister bijdragen aan betere synergie tussen onderwijs en bedrijfsleven? Zorg voor voldoende stageplekken bij ambachtsmensen. Er zou een taskforce handwerkeconomie moeten komen. Antwoord Het kabinet stimuleert publiek-private samenwerking in het middelbaar beroepsonderwijs, via de centra voor innovatief vakmanschap en het Regionaal Investeringsfonds mbo. Beroepsonderwijs en bedrijfsleven werken samen in Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) om studenten de beste praktijkopleiding te geven met uitzicht op een baan. Bedrijven krijgen zo steeds de vakmensen die ze nodig hebben. Voor de instandhouding van kleine, unieke opleidingen is een apart loket- en expertisepunt belegd bij SBB. De SBB heeft hiertoe een sectorkamer Specialistisch vakmanschap opgericht, waarin onderwijs en bedrijfsleven sectorspecifieke afspraken over de uitvoering van de wettelijke taken: ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur, zorg voor voldoende en kwalitatief goede leerbedrijven, en ontwikkelen van arbeidsmarkt, bpv- en doelmatigheidsinformatie. SBB biedt ook een zoekfunctie voor stageplekken, en een meldpunt voor stagetekorten. 6. De PVV verzoekt de minister samen met de minister van IenM en de maritieme sector met een stappenplan te komen voor behoud van de kennisbasis en de wereldwijde nummer 1-positie van de sector. Graag een reactie hierop. Antwoord De maritieme sector maakt onderdeel uit van de topsector water. De internationale positie en de kennisbasis van de maritieme sector zijn van groot belang voor de Nederlandse economie. Die positie en kennisbasis is de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de betrokken bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Ik span mij samen met mijn collega van IenM en de andere betrokken partijen in om de concurrentiepositie en kennisbasis van de maritieme sector te borgen. Om de internationale maritieme toppositie van Nederland te behouden en te versterken is de rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015-2025 ontwikkeld, in nauwe samenwerking met partijen uit de maritieme sector. Uw Kamer is 24 juni jl. geïnformeerd over de voortgang bij de uitvoering van die strategie. De minister van IenM heeft op 30 september 2016 mede namens de minister van Defensie en mijzelf de bijdragen van de ministeries aan het maritieme onderzoek aan uw Kamer toegelicht in de reactie op de motie van Kamerlid Jacobi die hierom verzocht (Kamerstuk 31 409, nr. 96). In deze reactie heeft zij aangegeven de sector te ondersteunen om optimaal gebruik te kunnen maken van de diverse generieke en specifieke regelingen. Antwoorden op vragen van het lid Bruins van de ChristenUnie-fractie 1. In de begroting staat een bezuiniging van € 0,5 miljoen op het Van Swinden Laboratorium (VSL). In de recente brief noemt de minister een bezuiniging van € 350.000. Kan de minister dit nader toelichten? Hoe ziet de financiering van VSL voor 2017 eruit? Antwoord Ik ga ervan uit dat het lid Bruins aan het bedrag van € 0,5 mln komt door de begrotingscijfers voor de Bijdrage metrologie voor 2017 en 2016 met elkaar te vergelijken. In mijn brief van 24 oktober jl. vergelijk ik echter het daadwerkelijk voor VSL vastgelegde budget in 2016 met het begrotingscijfer voor 2017 voor de Bijdrage metrologie. Het daadwerkelijk vastgestelde budget was € 0,15 mln lager dan het begrote bedrag in 2016. Dit maakt dat de feitelijke bedrag dat VSL in 2017 minder ontvangt € 0,35 mln bedraagt. 2. Is de minister bereid om de keuzevrijheid van bewoners bij herstelwerkzaamheden van schade door de gaswinning in Groningen te maximaliseren en lokale aannemers in Groningen nog meer kans te geven? En lokale ondernemers dus niet alleen als onderaannemer van door CVW goedgekeurde bedrijven te laten werken? Wil de minister het CVW hierop aanspreken? Antwoord Er is op dit moment een volledige keuzevrijheid voor de bewoner bij schadeherstel. Er zijn drie opties waaruit bewoners kunnen kiezen: De bewoner laat de schade herstellen door een CVW-gecertificeerde aannemer; De bewoner laat de schade herstellen door een bedrijf van eigen voorkeur. CVW betaalt in dat geval de factuur van deze aannemer; De bewoner laat het CVW het schadebedrag zoals vastgesteld in het rapport van de schade-expert uitbetalen. Het CVW werkt met bedrijven en vakmensen die zijn geselecteerd op basis van de Erkenningsregeling van CVW. CVW heeft aangegeven zoveel mogelijk lokale bedrijven te betrekken bij het herstel. Er zijn op dit moment meer dan 4500 vakmensen aangetrokken. Zij zijn werkzaam bij 875 bedrijven van verschillende omvang. Er zijn dus volop kansen voor bedrijven om mee te profiteren van de werkzaamheden die CVW uitzet. 3. De ChristenUnie is geschrokken van recente berichten over de dwang op winkeliers om op zondag open te gaan, onder meer in Woerden en Houten. De regering wacht eerst de evaluatie af van de wet, pas eind van dit jaar weten we meer. Dat duurt erg lang: we constateren toch nu dat de dwang om op zondag open te gaan onwenselijk is? Wat kan de minister nog doen voor de winkeliers tussen nu en eind van het jaar? Antwoord Gedegen onderzoek naar een wet kost tijd. Het is van belang voor een goede besluitvorming om eerst deze externe evaluatie van de gewijzigde Winkeltijdenwet af te wachten voordat er nu maatregelen worden genomen. De evaluatie zal ik, inclusief bijbehorende beleidsbrief, naar uw Kamer sturen voor het einde van het jaar. In de beleidsbrief zal ik de verschillende belangen tegen elkaar afwegen, zoals het belang van de winkelier, verhuurder en werknemer. Ik wil niet op deze zaken vooruitlopen. Wel zal in de tussentijd nog overleg plaatsvinden met de Verenging Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) over het gebruik van boeteclausules in private contracten. De uitkomsten van dit gesprek zal ik meenemen in mijn beleidsbrief over de evaluatie. Antwoorden op vragen van de leden Verhoeven en Van Veldhoven van de D66-fractie 1. VVD en D66 werken aan een aanscherping van de Wet markt en overheid. De minister wordt gevraagd om niet voor ondernemer te spelen en de organisatie van de Startup Delta conferentie te stoppen. Antwoord De overheid heeft een aanjaagfunctie en kan initiatieven, die bijdragen aan het beleidsdoel en voor zover passend binnen wet- en regelgeving, incidenteel ondersteunen. Evenementen en congressen zijn cruciaal voor het versterken van het ecosysteem voor startups. Daar ontmoeten startups, investeerders en vertegenwoordigers van kennisinstituten, grote bedrijven en overheden elkaar, ontstaan nieuwe ideeën en worden zaken gedaan. Eén van de initiatieven in mei van dit jaar was StartupFest Europe. StartupFest is in de eerste plaats een platform voor diverse partijen om hun eigen evenement te organiseren met een open uitnodiging aan partijen om aan te sluiten. Het platform heeft, met bijdragen van private en publieke partijen en ondersteund vanuit StartupDelta, bereikt dat de innovatiehubs hebben samengewerkt en Nederland zich als “one single hub” internationaal heeft weten te profileren. Tijdens het StartupFest Europe 2016 werden op 16 locaties verspreid over het land ruim 30 evenementen onder één vlag georganiseerd. Daardoor kreeg ook ieder afzonderlijk evenement meer impact. Deze activiteiten waren soms publiek-privaat georganiseerd, soms privaat. Private partijen maken daarbij zelf de keuze of en op welke wijze zijn willen deelnemen aan dit evenement. Daarbij drukken we marktpartijen niet weg. Integendeel, we vragen juist marktpartijen om aan te haken. De partners in het platform hebben nog geen beslissing genomen over de opzet en financiering van Startupfest 2017. 2. Duurzame opwekking van energie: De minister heeft toegezegd dat € 1 miljard uit de energiereserve terug zal vloeien naar de schatkist. Betekent dit dat dat geld niet meer nodig is voor de energietransitie? Antwoord In de begrotingsreserve duurzame energie zitten kasmiddelen die in enig jaar niet zijn uitgegeven met name als gevolg van vertraging, uitval van projecten of tegenvallende productie. Deze middelen blijven op deze manier beschikbaar voor de stimulering van hernieuwbare energieproductie. Een nieuw kabinet maakt bij zijn aantreden een geactualiseerde raming van de uitgaven voor hernieuwbare energieproductie. Op dat moment worden de middelen vanuit de begrotingsreservereserve toegevoegd aan de bestaande begroting en meerjarenramingen. Het geheel aan middelen (de middelen in de begrotingsreserve, plus de ‘oude’ meerjarenraming op de begroting) blijft in stand. Deze middelen blijven nodig en daarom beschikbaar voor de stimulering van hernieuwbare energieproductie. Indien blijkt dat er minder middelen nodig zijn voor het financieren van de kasuitgaven volgend uit de doelstellingen voor hernieuwbare energie uit het Energieakkoord dan eerder verwacht werd, zal de Opslag Duurzame Energie minder hard hoeven te stijgen. 3. Kunt u reageren op het actieplan energieopslag dat gisteren is gepresenteerd? Antwoord Wanneer in de toekomst vraag en aanbod van elektriciteit minder met elkaar in de pas lopen wordt het belang van opslag, maar ook andere opties om meer flexibiliteit in het energiesysteem te brengen, evident. Veel zaken uit het actieplan energieopslag hebben dan ook mijn aandacht. In de energieagenda, die eind dit jaar naar Kamer zal worden gezonden, zal op de rol van flexibiliteitsopties worden ingegaan. Ook aan opslag zal worden gerefereerd. Daarnaast is de evaluatie van de salderingsregeling begonnen en daarbij zal ook worden meegenomen wat deze voor innovatieve technieken als opslag betekent. Opslag heeft in de Topsector energie in verschillende projecten nu al een plaats. Het gaat daarbij onder andere om warmte-koude opslag, ‘power to heat’ en ‘power to gas’. Het programma systeemintegratie van de Topsector Energie faciliteert daarnaast dit jaar diverse haalbaarheidsstudies naar energieopslag en innovatieve conversietechnologieën. Antwoorden op vragen van het lid Ouwehand van de PvdD-fractie 1. De Partij voor de Dieren constateert dat mestvergisting geen oplossing voor de transitie naar duurzaamheid is, omdat dit de productie van mest in stand houdt. De PvdD bepleit het aanpakken van het mestprobleem. Graag een reactie hierop. Antwoord De PvdD stelt dat mestvergisting niet de oplossing van het mestprobleem is en er andere oplossingen moeten worden gevonden. Daar ben ik het mee eens. Mestvergisting is een manier van mestbewerking waarmee biogas uit mest wordt gemaakt. Het is geen mestverwerking. Wat overblijft, het digestaat, heeft nog steeds de status van mest en moet, als er geen plaatsingsruimte is binnen de mestnormen, worden afgezet buiten de Nederlandse landbouw. Voor de aanpak van het teveel aan mest verwijs ik naar de diverse brieven die de staatssecretaris van Economische Zaken over dit onderwerp naar uw Kamer heeft gestuurd. Antwoorden op vragen van het lid Van Tongeren van de GroenLinks-fractie 1. Wat is de omvang van de bruto en netto gaswinning uit het Groningenveld? Antwoord Wat betreft de omvang van de gaswinning uit het Groningenveld geldt dat NAM daarover frequent rapporteert op haar website. De cijfers die daar worden gepubliceerd zijn ook de cijfers die ik hanteer in mijn rapportages aan de Tweede Kamer over de omvang van de gaswinning uit het Groningenveld. Daarbij geldt dat NAM een klein gedeelte van het uit het Groningenveld gewonnen gas nodig heeft om het gas te kunnen winnen, dit gas wordt ingezet als brandstof voor de compressoren die op het veld staan. Het jaarlijkse eigen verbruik door NAM bedraagt ongeveer 0,5 miljard m³. Het resterende deel is dan beschikbaar voor de markt. De totaal gewonnen hoeveelheid kan ‘bruto’ genoemd worden en het deel dat beschikbaar is voor verkoop kan ‘netto’ genoemd worden. De winningsbesluiten zien toe op de werkelijk gewonnen hoeveelheden, dus de ‘bruto winning’. 2. Van Tongeren (GL): GroenLinks acht het vastleggen van het plafond voor de gaswinning in Groningen voor een periode van vijf jaar niet wenselijk, vanwege de wisselende gasprijs en de bevingsproblematiek. Waarom niet kiezen voor een kortere periode, waarin kan worden gekeken naar genoemde prijs en de bevingen? Antwoord NAM is gevraagd voor 1 oktober 2020 een nieuw winningsplan in te dienen, zodat het daarop gebaseerde volgende instemmingsbesluit per 1 oktober 2021, conform advies van de Mijnraad, kan ingaan. Hiermee wordt mogelijk gemaakt om over een langere periode meetgegevens te verzamelen om de continuïteit van recent ingezet beleid, zoals een vlakke winning, te waarborgen en te kunnen evalueren. Daarbij merk ik op dat de gasprijs op geen enkele wijze van invloed is op de hoogte van het winningsplafond en dat fluctuaties in de gasprijs daarvoor dus ook niet ter zake doen. 3. Van Tongeren (GL): De minister voert de motie Van Tongeren over het faciliteren van proefprocessen tegen NAM niet uit, met als argumentatie dat het niet gebruikelijk is bij te dragen aan processen tegen private partijen. Gaan we dan ook de bijdrage aan rechtsbijstand schrappen? GroenLinks verzoekt om de Groningers alsnog juridisch bij te staan. Antwoord Zoals ik heb aangegeven tijdens het debat van 14 september jl. en in mijn brief van 12 oktober jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 288) is de situatie in Groningen mijns inziens niet gebaat bij het stimuleren van gerechtelijke procedures. De schadeafhandeling in Groningen is zodanig ingericht dat bewoners niet naar de rechter hoeven om schade aan hun woning als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld vergoed te krijgen. Een schademelding wordt vanaf het moment van de melding zo snel en goed mogelijk opgepakt. Allereerst beoordeelt een eerstelijnsexpert de melding. Vervolgens is een second opinion mogelijk op het eerste schaderapport en is er, indien de bewoner zich hier niet in kan vinden, een laagdrempelige geschilbeslechtingsmogelijkheid via de Arbiters Aardbevingsschade. Het oordeel van de arbiters is bindend voor NAM, maar niet voor bewoners. Ik ben van mening dat de schadeafhandeling hiermee op een voor bewoners adequate wijze is geregeld, waarbij de schadeafhandelingsprocedure erop gericht is te voorkomen dat een gang naar de rechter nodig is. In mijn brief heb ik verder aangegeven dat het kabinet het binnen het Nederlandse rechtssysteem ten algemene niet passend acht voor de Staat om gerichte proefprocessen van particulieren tegen een specifiek privaat bedrijf (financieel) te stimuleren. Dit doet niets af aan de mogelijkheden voor rechtsbijstand. Indien een bewoner besluit om naar de rechter te stappen, kan hij of zij rechtsbijstand inschakelen. Bewoners kunnen, ook in Groningen, als zij onder een bepaalde inkomensgrens vallen, gebruik maken van gesubsidieerde rechtsbijstand. 4. Begrotingsreserve duurzame energie: kan de minister toelichten wanneer de kasschuiven terugkomen en hoe burgers in Nederland er zeker van kunnen zijn dat het geld gebruikt wordt waar het geld voor bedoeld is, namelijk hernieuwbare energieproductie? Antwoord In mijn brief van 25 maart jl. over de begrotingsreserve duurzame energie heb ik de werking van de begrotingsreserve uitgebreid toegelicht. In deze brief heb ik uiteengezet dat er geen sprake is van het onttrekken van middelen aan de begrotingsreserve duurzame energieproductie voor andere bestemmingen dan hernieuwbare energie. Bij Voorjaarsnota 2016 is een kasschuif in de middelen voor de SDE doorgevoerd: er wordt in 2017 € 35 miljoen en in 2018 € 25 miljoen uit de middelen voor SDE gehaald, wat in 2022 en 2023 weer aan de middelen voor de SDE wordt toegevoegd. Door deze kasschuif blijven de middelen behouden voor hernieuwbare energie in latere jaren. 4. Wat is de ambitie van de minister ten aanzien van sociale ondernemingen, wil hij sociale ondernemingen extra ondersteuning geven? Antwoord Op 1 juli 2016 heeft de minister van SZW de kabinetsreactie op het SER-advies inzake sociale ondernemingen naar uw Kamer gestuurd. Hierin staat een zestal acties benoemd, naast een aantal beleidsinitiatieven die de departementen van VenJ, BZK, VWS en BuZa ondernemen. Zoals u weet span ik mij in voor een goed ondernemingsklimaat voor alle ondernemers. Daarbij gaat het ook over de onderwerpen die in het SER-advies zijn benoemd, zoals toegang tot kapitaal en het gemak om te starten en te groeien. Antwoorden op vragen van het lid Öztürk van de GrKÖ-fractie 1. GrKÖ heeft een schijf van vijf opgesteld voor een gezond bedrijf: Starters stimuleren, groeien en bloeien door goede kredietverlening, etnisch profileren aanpakken, regeldruk verlagen, goede bedrijfsoverdracht realiseren. Graag uw reactie hierop. We willen de minister uitdagen om een eigen schijf van vijf te maken. Daarbij richten op naast grote bedrijven ook op kleine ondernemers. Meer krediet en minder regels. De 3e schijf gaat over rechtvaardigheid en discriminatie. We krijgen noodsignalen over etnisch profileren, onder andere bij politie en inspecties. Graag een reactie, wat is het beeld van de minister? Is de minister bereid een onderzoek te doen naar de effecten van etnisch profileren op de ondernemersmarkt? Antwoord De meeste van de onderwerpen die de heer Özturk noemt komen terug in mijn beleid, waarbij ik aandacht heb voor zowel grote als kleine ondernemingen. Ten aanzien van etnisch profileren merk ik op dat het kabinet tegen bewust of onbewust etnisch profileren is. Het voorkomen van etnisch profileren door toezichthoudende overheidsinstanties heeft de aandacht van het kabinet. Door verschillende overheidsdiensten worden de nodige maatregelen genomen om etnisch profileren door overheidsinstanties te voorkomen. De meeste toezichthouders werken met risico-inschattingen, risicoselectie of risicomodellen, begrippen die alle synoniem zijn. Er is geen algemene opzet of inrichting daarvan. Bij risicomodellen staat het risico voorop. Bedrijven met vergelijkbare risicoprofielen hebben in beginsel evenveel kans om te worden gecontroleerd. De concentratie van risico’s in een bepaald gebied of sector kan leiden tot een geografische concentratie van inspecties. Het kabinet is tegen bewust of onbewust etnisch profileren. Het voorkomen van etnisch profileren door toezichthoudende overheidsinstanties heeft de aandacht van het kabinet. Door verschillende overheidsdiensten worden de nodige maatregelen genomen om etnisch profileren door overheidsinstanties te voorkomen. De meeste toezichthouders werken met risico-inschattingen, risicoselectie of risicomodellen, begrippen die allen synoniem zijn. Etniciteit maakt geen onderdeel uit van de modelmatige risico-inschatting. Er is geen algemene opzet of inrichting daarvan. Bij risicomodellen staat het risico voorop. Bedrijven met vergelijkbare risicoprofielen hebben in beginsel evenveel kans om te worden gecontroleerd. De concentratie van risico’s in een bepaald gebied of sector kan leiden tot een geografische concentratie van inspecties. 2. Voorstel van de GrKÖ-fractie is een voucher van € 750 voor alle startende ondernemers om diensten te kunnen inkopen (bijvoorbeeld een coach of onderzoek), te financieren uit bijvoorbeeld het topsectorenbeleid. Graag een reactie. Antwoord Ondernemers die starten met een onderneming moeten natuurlijk een plan hebben voor hoe ze het gaan aanpakken. Ongeacht de kwaliteit van zo’n plan al een voucher geven voor gratis diensten is niet nodig en staatssteungevoelig. Er zijn reeds vele vormen van publieke dienstverlening voor startende ondernemers beschikbaar, onder meer via de Kamer van Koophandel. Coaching wordt zonder voucher op allerlei plekken aangeboden, onder meer bij incubators of via Qredits dat coaching aanbiedt in combinatie met microkrediet voor starters. 3. Kleine bedrijven gaan aan regeldruk ten onder en kunnen niet iemand inschakelen. Graag creatieve oplossingen om hieraan tegemoet te komen. Antwoord Ik deel het belang om goed te kijken naar de positie van kleine bedrijven in wet- en regelgeving. Het kabinet heeft diverse maatregelen genomen om de regeldruk voor kleine bedrijven te verminderen. Een voorbeeld daarvan is de vrijstelling voor microbedrijven (minder dan 10 werknemers) van de verplichtingen uit het jaarrekeningenrecht. Een ander voorbeeld is het programma ruimte in regels, waar ondernemers regeldrukproblemen kunnen aandragen. Van de werklijst van 206 belemmeringen zijn er 143 afgerond (d.d. aug. 2016). Ook in de maatwerkaanpak regeldruk is er aandacht voor de kleine bedrijven. In de maatwerkaanpak wordt door bedrijven, brancheorganisaties en overheidsorganisaties gezamenlijk gekeken naar oplossingen voor knelpunten die door bedrijven worden ervaren. Dit gebeurt bijvoorbeeld in een maatwerkaanpak rond de winkelambachten. Voorts werk ik aan een programma voor digitale voorzieningen waarmee het juist ook voor kleine ondernemers eenvoudiger wordt om informatie te verkrijgen en vooral ook om zaken met de overheid digitaal af te handelen. Dit programma omvat bijvoorbeeld het digitale Ondernemersplein, digitale regelhulpen, de omgeving MijnOverheid voor Ondernemers en de Berichtenbox. De actuele stand van zaken met betrekking tot alle activiteiten om de regeldruk te verminderen en de dienstverlening te verbeteren wordt nog dit najaar aan de Kamer gezonden. 4. Er is vaak geen opvolger voor een onderneming. Dat is ook kapitaalvernietiging. Er is betere matching nodig tussen ondernemers en opvolgers. Graag uw reactie. Antwoord Matching tussen ondernemers en opvolgers is succesvol opgepakt door diverse marktpartijen. De overheid vervult bijvoorbeeld een goede rol in de vorm van voorlichting. De KvK verstrekt informatie en organiseert onder andere webinars. Op het gebied van opvolging van een onderneming ligt geen aanvullende taak voor het kabinet. Ingrijpen werkt louter marktverstorend. Bureau Bestuursraad Ons kenmerk BBR / 16161109 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 25 Bureau Bestuursraad Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Factuuradres Postbus 16180 2500 BD Den Haag Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 T 070 379 8911 (algemeen) www.rijksoverheid.nl/ez Ons kenmerk BBR / 16161109 Bijlage(n) 1 > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Datum 26 oktober 2016 Betreft Beantwoording vragen gesteld tijdens de begrotingsbehandeling Economische Zaken 2017, deel economie, energie en innovatie Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 25