[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording vragen, gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Economische Zaken 2017, deel economie, energie en innovatie

Brief regering

Nummer: 2016D40472, datum: 2016-10-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2016Z19622:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op een deel van de vragen die
leden van uw Kamer hebben gesteld in de eerste termijn van de
behandeling van de begroting van Economische Zaken 2017, deel economie,
energie en innovatie.

Eventueel zal ik morgenochtend nog een aantal antwoorden schriftelijk
aan uw Kamer sturen. De resterende vragen zal ik beantwoorden tijdens
mijn eerste termijn. 

(w.g.)	H.G.J. Kamp

Minister van Economische Zaken



BIJLAGE – BEANTWOORDING SELECTIE VRAGEN EERSTE TERMIJN

Antwoorden op vragen van het lid Smaling van de SP-fractie

1. De minister heeft laatst aangekondigd dat Nederland mogelijk een
andere positie in gaat nemen bij de hervorming van het handelsdefensief
instrumentarium van de Europese Unie. Is de minister dit nog steeds van
plan? Hoe staat het met het handelsdefensief instrumentarium?

Antwoord

Ik volg de ontwikkelingen op de staalmarkt nauwlettend. Het dumpen van
staal kan Europese bedrijven onder druk zetten en de werkgelegenheid in
gevaar brengen. Ik heb hier intensief gesprek over met Tata Steel in
IJmuiden. Als er sprake is van oneerlijke concurrentie moet dat
effectief worden bestreden. 

Er is daarom op dit moment ook een reeks van handelsmaatregelen van
kracht. De huidige Europese importheffingen op Chinees staal op basis
van de zogenaamde lesser duty rule zijn naar mening van het kabinet
effectief. Zo heeft de antidumpingheffing op koudgewalst staal ertoe
geleid dat de importen van dit product uit China bijna volledig zijn
weggevallen. De heffingen op dit product zijn in Europa (19-36%)
beduidend lager dan de heffingen in de Verenigde Staten (meer dan 200%).
Ook lagere heffingen kunnen dus effectief zijn in het beschermen van de
Europese producenten. Door de hoogte van de heffing te beperken wordt
tegemoetgekomen aan de belangen van de industriële gebruikers van het
product. Uit de mij beschikbare gegevens blijkt dat maatregelen op basis
van de lesser duty rule effectief zijn. Het kabinet beschouwt de lesser
duty rule als een essentieel onderdeel van het Europese
handelsdefensieve instrumentarium en essentieel voor Nederland als
exportland. Op dit moment ziet het kabinet dus geen aanleiding om de
lesser duty rule te laten varen voor een alternatief.

Als uit feiten overtuigend blijkt dat maatregelen niet effectief zijn,
kunnen aanvullende maatregelen worden genomen. Ik heb de industrie
verzocht mij die feiten te overleggen. Op dit moment heb ik nog geen
overtuigend bewijs mogen ontvangen.

In antwoord op vragen van het lid Teeven ontvangt de Kamer een dezer
dagen een brief van mij met antwoorden op vragen hierover. 

De minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
informeert u daarnaast binnenkort, mede namens mij, nader over de
Nederlandse inzet aangaande het handelsdefensieve instrumentarium en
specifiek de werking en effectiviteit van de lesser duty rule. 

2. Is TenderNed echt geschikt voor overheden om (verplicht) digitaal te
gaan aanbesteden in 2017? Is de website bestand tegen grotere drukte in
2017?

Antwoord

TenderNed heeft de laatste tijd relatief veel storingen gekend. Er wordt
hard gewerkt om die storingen te verhelpen. Dat lijkt zijn vruchten af
te werpen: op 24 oktober beleefde TenderNed zijn drukste dag ooit en die
verliep zonder problemen. Er staan aanvullende hard- en softwarematige
verbeteringen op stapel om ervoor te zorgen dat TenderNed tijdig klaar
is voor het verplichte digitaal aanbesteden medio 2017.

3. Hoe beschouwt de minister de machtsverhoudingen tussen supermarkten
en voedselproducenten? Is hier geen sprake van machtsmisbruik (brief
Ahold Delhaize aan leveranciers)? Is misbruik van economische macht niet
ook een oneerlijke handelspraktijk en zou een loket bij de ACM waar dit
gemeld kan worden niet helpen bij het eerlijker maken van de
onderhandelingen tussen leverancier en supermarkten?

Antwoord 

In de Mededingingswet is opgenomen dat het verboden is misbruik te maken
van een economische machtspositie. Het is aan de Autoriteit Consument en
Markt (ACM) om in specifieke gevallen na te gaan of er sprake is van
misbruik en op te treden als het verbod geschonden wordt. Daartoe kunnen
klachten worden ingediend bij de ACM. Voor situaties waar géén sprake
is van overtredingen van de Mededingingswet staat contractvrijheid
voorop in de onderhandelingen tussen bedrijven. De ACM heeft daar geen
aanknopingspunten om op te treden. Wel is het van belang dat partijen in
de keten eerlijk met elkaar handelen. Daarom zijn destijds twee pilots
gestart met een stuurgroep en een gedragscode eerlijke handelspraktijken
op het terrein van agrofood en mode, textiel en schoeisel. Zoals
aangegeven in mijn brief van 10 oktober jl. (Kamerstuk 24 036, nr. 415)
zijn in de stuurgroep agrofood twijfels geuit of een onafhankelijk
meldpunt bij de ACM de beste bijdrage levert aan het anoniem kunnen
melden van klachten en oplossen en voorkomen van geschillen over
oneerlijke handelspraktijken. Eind november komt de stuurgroep opnieuw
bijeen om hierover en over de casus Ahold Delhaize door te praten. Na
dat gesprek zal ik een definitief besluit nemen met betrekking tot het
al dan niet instellen van een klachtenloket voor oneerlijke
handelspraktijken bij de ACM en de Tweede Kamer daarover informeren.

4. Onderzoeksinstellingen als Wageningen, Deltares, NLR, Marin hebben
het idee dat ze minder toekomen aan hun wettelijke onderzoekstaken als
gevolg van een daling in de publieke financiering. Hoe ziet de minister
dat?

Antwoord 

Er is de afgelopen jaren, conform het Regeerakkoord, bezuinigd op de
rijksbijdrage voor de TO2-instituten. Desalniettemin is er bij het
verlenen van deze bijdrage aan de TO2-instellingen door mijn ministerie
de afgelopen jaren nadrukkelijk en in overleg met de betrokken
instellingen op toegezien dat de uitvoering van de wettelijke taken niet
onder druk is komen te staan. EZ heeft deze bezuinigingen in overleg met
de betrokken instituten laten neerslaan op de ondersteuning van
topsectoren, de kennisbasis en het eigen beleidsondersteunend onderzoek
van het departement. Hierdoor zijn de wettelijke onderzoekstaken
ontzien. Door de introductie van de TKI-toeslag (vanaf 2013), een premie
van 25% op de private cash bijdragen bij publiek-private samenwerking,
die grotendeels ten goede komt aan de publieke kennisinfrastructuur,
zijn de TO2-instituten de afgelopen jaren in staat geweest om een deel
van deze bezuinigingen te compenseren. Daarnaast heeft EZ zich samen met
OCW ingespannen voor de financiering van de grootschalige faciliteiten
van TO2 (via het Toekomstfonds) en voor een oplossing van de
matchingsproblematiek van onder meer de TO2 instellingen in Europese
onderzoeksprojecten. Hiervoor bestaat nu de Stimuleringsregeling voor
Europees Onderzoek waaruit TO2 over 2015 € 6,8 mln. ontving (13% van
de jaarlijks beschikbare € 50 mln.).

5. Hoe ziet de minister de SDE+ in het licht van een Klimaatwet en een
Klimaatfonds naar analogie van het Deltafonds?

Antwoord

De doelstellingen voor de uitrol van hernieuwbare energie, waar de SDE+
zich op richt, zijn vastgelegd in het Energieakkoord. Daarnaast is
ervoor gekozen om te werken met een begrotingsreserve om eventuele niet
bestede middelen voor de stimulering van hernieuwbare energieproductie
in een jaar mee te kunnen nemen naar volgende jaren. Zoals ik heb
aangegeven in reactie op de motie van het lid van Tongeren over de voor-
en nadelen van fondsvorming voor de SDE+ (Kamerbrief 1 juli 2016), is
het belangrijkste verschil tussen een reserve en een begrotingsfonds dat
een begrotingsfonds ingesteld dient te worden bij wet. De instelling van
een begrotingsfonds vergt dan ook de nodige tijd. Daarbij is er voor het
aanpassen van de inzet van de middelen in een begrotingsfonds in
beginsel een wetswijziging nodig. Dit beperkt de mogelijkheden om
flexibel in te spelen op nieuwe kansen die zich aandienen op het terrein
van hernieuwbare energieproductie. Dit kan wel kan bij gebruik van een
begrotingsreserve. Daar staat tegenover dat een wettelijke verankering
van de aard van de uitgaven en ontvangsten wel een zekere bescherming
biedt voor de gereserveerde middelen. Zoals u weet heb ik echter altijd
aangegeven dat de middelen in de begrotingsreserve voor het
oorspronkelijke doel – hernieuwbare energieproductie – beschikbaar
blijven en het kabinet houdt zich daar ook aan. Voor het overige komen
doel, opzet en werking van een interne begrotingsreserve en een
begrotingsfonds in belangrijke mate overeen. 

6. Diverse gemeenten willen oude gasnetten niet meer vervangen. Hoe ziet
de minister dat in de toekomst? De minister heeft aangegeven te willen
experimenteren met het laten vervallen van de aansluitplicht gas. De SP
vindt dat dit meteen wettelijk kan worden vastgelegd in plaats van eerst
te experimenteren. Graag een reactie van de minister.



Antwoord

In het Energierapport is aangegeven dat we het gebruik van aardgas in de
gebouwde omgeving zoveel mogelijk proberen te beperken en te vervangen
door duurzame alternatieven.

In de energiedialoog is naar voren gebracht dat het onlogisch lijkt om
nog te investeren in nieuwe gasnetten of de aansluitplicht voor gas te
laten bestaan.

Ik betrek deze overwegingen bij het tot stand brengen van de
Energieagenda die ik in december aan uw Kamer zal aanbieden. 

7. De SP heeft vernomen dat de minister Delta heeft verzocht de
rechtszaak over de splitsing in te trekken. Hoe verhoudt dit verzoek
zich tot de discussie over de toekomst van Delta?

Antwoord 

Zoals ik in mijn brief van 21 oktober jl. aan de Tweede Kamer heb
aangegeven, wordt op dit moment met de Zeeuwse partijen overleg gevoerd
over het voorstel dat het kabinet aan de Zeeuwse aandeelhouders in DELTA
gedaan heeft om hen te helpen het netwerkbedrijf Enduris en het
50%-belang in het waterbedrijf Evides te kopen. Ik heb Delta laten weten
dat het gezamenlijk werken aan een splitsingsplan zich niet goed
verhoudt met het voeren van juridische procedures tegen splitsing.

8. Hoe staat het met de verankering van de rol van de Nationaal
Coördinator Groningen? Hoe gaat u dat invullen?

Antwoord 

Zoals aangegeven in mijn brief van 12 oktober jl. ben ik voornemens om
met voorstellen te komen om de positie van de Nationaal Coördinator
Groningen (NCG) te versterken, waarbij ik ook de mogelijkheid van
wettelijke verankering van bevoegdheden (attributie) zal betrekken. Ik
ben daarover in gesprek met de NCG en met betrokken partijen uit de
regio. Ik zal uw Kamer hierover nog dit najaar nader informeren.

9. Hoe wordt nu omgegaan met schadegevallen buiten de contour van NAM?
Wat is de status van de enquete van Witteveen+Bos?

Antwoord 

Onder regie van het Centrum Veilig Wonen (CVW) worden sinds eind
augustus schades aan woningen en gebouwen opgenomen aan de randen van
het aardbevingsgebied (het ‘buitengebied’). In de afgelopen weken
zijn 400 woningen bezocht. De afspraak is dat voor het einde van dit
jaar de schades aan alle 1800 woningen en gebouwen waarvan voor 15
augustus 2016 een schademelding is gedaan, zijn opgenomen. Voor meer
dan de helft hiervan is reeds een afspraak ingepland. De inzet van het
CVW is om uiterlijk eind deze maand alle overige pandeigenaren te hebben
gebeld voor een afspraak.

In het buitengebied worden alle woningen en gebouwen bezocht door een
bewonersbegeleider van het Centrum Veilig Wonen en een inspecteur van
advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos. De geconstateerde schades
aan woningen en gebouwen worden beoordeeld door een panel van experts.
Deze deskundigen kijken niet alleen of aardbevingen de oorzaak zijn van
de geconstateerde schade; ook andere mogelijke oorzaken worden
inzichtelijk gemaakt. De bevindingen van de experts worden vastgelegd in
individuele beoordelingsrapporten die in januari 2017 beschikbaar komen
voor de schademelders.

10. Is het mogelijk het lokale bedrijfsleven te betrekken bij en mee te
laten profiteren van de herstelwerkzaamheden in Groningen?

Antwoord 

Op het moment komt het meeste werk van het Centrum Veilig Wonen (CVW)
voort uit schadeherstel. In 70% van de gevallen laat de bewoner het
schadebedrag uitbetalen, in 11% procent van de gevallen kiest de bewoner
zelf een aannemer. Het CVW kan dus maar in 19% van de gevallen, waarbij
een bewoner ervoor kiest om het CVW de schade te laten herstellen,
sturen op welke aannemer wordt ingezet. Ook bij werkzaamheden die
voortkomen uit de preventieve versterking van gebouwen kan het CVW
sturen in welke bedrijven het werk uitvoeren. 

Het CVW werkt met bedrijven en vakmensen die zijn geselecteerd op basis
van de Erkenningsregeling van CVW. Deze gecertificeerde vakmensen moeten
voldoen aan de door het CVW gestelde eisen op het gebied van veiligheid,
kwaliteit en communicatie. Het CVW heeft aangegeven zoveel mogelijk
lokale bedrijven te betrekken bij het herstel. Er zijn op dit moment
meer dan 4500 vakmensen aangetrokken die werkzaam zijn bij 875
bedrijven. Dit zijn niet alleen grote bedrijven. Er zijn dus volop
kansen voor bedrijven om mee te profiteren van de werkzaamheden die het
CVW uitzet. Het CVW heeft dus zeker aandacht voor de inzet van lokale
bedrijven. De heer Smaling had een aantal concrete suggesties voor de
inzet van kleine lokale bedrijven, zoals voor stoffering. Ik zal de NCG
vragen om in overleg met het CVW te bezien of voor dit soort kleinere
activiteiten ook kansen aan lokale bedrijven kunnen worden geboden. 

Antwoorden op vragen van het lid Ziengs van de VVD-fractie

1. Wat is de status van het toekomstfonds? Kan het revolverend zijn maar
nog belangrijker: Wat vindt de minister van het toekomstfonds en welke
ruimte is er voor de Kamer om de TO2 instellingen te ondersteunen met
geld uit dit fonds?

Antwoord 

Het Toekomstfonds is gericht op duurzame economische groei en wordt
ingezet voor de financiering van innovatieve ondernemingen en onderzoek.
Het toekomstfonds kende een startkapitaal van 200 miljoen euro, dat in
gelijke delen bestemd is voor beide onderdelen van het toekomstfonds:
onderzoek en bedrijfsfinanciering. Naast het startkapitaal zijn voor het
mkb bestaande financieringsinstrumenten in het toekomstfonds
ondergebracht: DVI, de SEED Capital Regeling, het Innovatiekrediet, de
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en Vroege Fase Financiering.

De € 100 mln. uit het startkapitaal voor bedrijfsfinanciering is
ingezet voor DVI 2. Voldoende beschikbaarheid van risicokapitaal in
Nederland voor snelgroeiende en innovatieve bedrijven vergroot de
economische groei, werkgelegenheid, productiviteit en het
innovatievermogen van Nederland. Op de risicokapitaalmarkt wordt nauw
samengewerkt met het EIF en is gezamenlijk het Dutch Venture Initiative
(DVI) opgericht van Economische Zaken, EIF en de regionale
ontwikkelingsmaatschappijen Oost NV en BOM. Op 31 maart jl. is het
tweede DVI-fonds gelanceerd, waardoor er aanvullend € 200 mln.
investeringskapitaal beschikbaar is gekomen voor private
investeringsfondsen gericht op snel groeiende innovatieve bedrijven.
Naast het startkapitaal Toekomstfonds is hiervoor € 100 mln.
beschikbaar gesteld door het Europees Investeringsfonds (EIF).

Revolverendheid is op dit moment het uitgangspunt en bij de uitvoering
van dit nieuwe instrument slaag ik erin om met allerlei organisaties
goede afspraken te maken. In 2017 zal ik beoordelen of de ingezette weg
met het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds moet worden voortgezet.
Hierbij zal ik ook kijken in welke mate de reeds gehonoreerde projecten
revolverend zijn. Binnen het Toekomstfonds is ruimte voor de
financiering van toepassingsgerichte onderzoeksprojecten, echter niet
voor instituutsfinanciering van de TO2-instellingen. Ter illustratie: de
TO2-instellingen hebben voor de eerste tender van de regeling
Toekomstfondskrediet voor Onderzoeksfaciliteiten (ToF) 6 aanvragen
gedaan, waarvan er 4 begin juni 2016 zijn gehonoreerd met ruim €9 mln
aan kredieten en €18 mln. aan investeringen. Een voorbeeld hiervan is
de 3D printingfaciliteit van TNO: PrintValley2020. Ander
toepassingsgericht voorbeeld is het Nanolab in Twente. 

2. Met het oog op de aangekondigde Basel-4 maatregelen, hoe denkt de
minister dat banken hun kredietverlening vereenvoudigen?

Antwoord 

De toegang tot financiering is in de afgelopen jaren sterk verbeterd. De
Panteia financieringsmonitor 2016-1 laat zien dat meer bedrijven een
financieringsaanvraag doen en dat met name het micro- en kleinbedrijf
succesvoller zijn in het aantrekken van externe financiering dan in
vorige jaren. Het kabinet zet in op het bevorderen van het eigen
vermogen van ondernemingen en stimuleert het aanbieden van alternatieve
financiering, door andere partijen dan banken. Op die manier werken we
aan een gezonder financieringslandschap.

Na de financiële crisis zijn hogere kapitaaleisen gesteld en zijn
banken zelf kritischer gaan kijken naar kredietaanvragen, mede door de
oplopende verliezen op mkb-krediet. Uit eerdere analyses blijkt dat
banken echter voldoende mogelijkheden hebben om de kredietverlening te
laten groeien. Hogere kapitaalstandaarden leiden er toe dat banken
robuuster worden en dus hun kredietverlening ook kunnen continueren bij
tegenslag. 

Het kabinet acht het van belang dat voldoende financiering beschikbaar
is voor ondernemingen met een gezond bedrijfsplan. Daar waar sprake is
van marktfalen in bancaire financiering aan het mkb – bijvoorbeeld
door de relatief kleinere schaal van veel mkb’ers en daarbij behorende
relatief hoge vaste kosten – zet het kabinet meerdere
financieringsinstrumenten in. Denk bijvoorbeeld aan de stimulering van
de kredietverlening via de BMKB en Qredits, maar ook een aantal
instrumenten op het gebied van risicodragend vermogen in het
Toekomstfonds. In 2014 heeft het kabinet met het aanvullend actieplan
mkb financiering nog een forse extra impuls gegeven aan mkb
financiering.

In het Bazelse Comité worden daarnaast op dit moment voorstellen
besproken om het kapitaaleisenraamwerk meer robuust te maken, zodat
banken risico’s niet onderschatten. Naar verwachting worden hierover
eind 2016/begin 2017 afspraken gemaakt. De Ecofin Raad heeft zich hier
in juli ook achter geschaard.

De uiteindelijke voorstellen vanuit Bazel zullen vervolgens altijd nog
in Europese wetgeving moeten worden geïmplementeerd. Op dat moment zal
ook gekeken worden naar onder meer de mogelijke impact op mkb-leningen.
De Kamer is de afgelopen periode meerdere malen geïnformeerd over dit
onderwerp. Wanneer zich nieuwe ontwikkelingen voordoen zal de minister
van Financiën u hierover opnieuw informeren.

3. Klopt het dat het DVI (Dutch Venture Initiative) ook in
niet-Nederlandse bedrijven investeert?

Antwoord 

Het klopt dat de fondsen waarin DVI investeert ook in buitenlandse
ondernemingen kunnen investeren. Het zou deze Nederlandse fondsen te
veel beperken als zij in geen enkele buitenlandse onderneming mogen
investeren. Dit zou ook andere private investeerders weerhouden om in
het fonds te investeren. Wel wordt gemonitord hoeveel in Nederland wordt
geïnvesteerd. De doelstelling is dat het dubbele bedrag van wat de
overheid in DVI heeft geïnvesteerd neerslaat in Nederland. Op dit
moment zitten we zelfs op het viervoudige van dat bedrag. 

4. Klopt het dat het DVI (Dutch Venture Initiative) dividend uitkeert
aan investeerders buiten Nederland?

Antwoord 

DVI keert geen dividend uit. De teruginkomsten worden verdeeld onder de
investeerders, het EIF, de BOM en de Nederlandse Staat.

5. Is het juist dat er belangstelling is van de private equity fondsen
om het DVI (Dutch Venture Initiative) over te nemen van de overheid? Het
lijkt ons dat er dan € 220 miljoen vrijkomt. Kan de minister aangeven
of dit juist is?

Antwoord 

Er was sprake van belangstelling, maar de mogelijke investeerders bleken
na overleg niet serieus geïnteresseerd te zijn. Als er professionele
private equity partijen en institutionele beleggers interesse tonen
treed ik graag in contact. Bij een verkoop van de belangen van de Staat
in DVI zal er een marktconforme prijs moeten worden betaald en moeten
ook de andere betrokken partijen bij DVI instemmen. Dit is nodig om de
belangen van de Staat te dienen en ook staatssteunregels vereisen dit.
Omdat het Toekomstfonds deels gevuld is met algemene middelen, zal de
inzet van eventuele verkoopopbrengsten onderhevig zijn aan
besluitvorming van het kabinet.

6. Tijdens onderhandelingen tussen landen en het EP worden voorstellen
vaak zo sterk aangepast dat onduidelijk is wat de gevolgen zijn voor
bijvoorbeeld het MKB. In het conceptverkiezingsprogramma van de VVD
wordt gepleit voor een onafhankelijke toezichthouder. Kan de minister
deze wens omzetten in een daadwerkelijke actie richting Brussel?

Antwoord 

De kern van het voorstel van de VVD is dat er niet alleen een impact
assessment moet worden gemaakt van het Commissievoorstel, maar dat ook
moet worden gemeten wat de gevolgen zijn van aanpassingen aan het
voorstel die door lidstaten en het EP later in het onderhandelingsproces
worden voorgesteld. Vorig jaar heb ik in een brief die mede is
ondertekend door 11 andere lidstaten, gepleit voor onafhankelijke impact
assessments in alle fases van het wetgevingsproces via één instantie
waar alle EU-instellingen van gebruik maken.

Inmiddels zijn we na inwerkingtreding van het Interinstitutioneel
Akkoord Beter Wetgeven (IIA) eerder dit jaar, in een andere situatie
terecht gekomen. In het IIA hebben de EU-instellingen zich gecommitteerd
aan het zelf uitvoeren van impact assessments.Deze weg leidt in de kern
naar hetzelfde eindresultaat: in alle fases van het wetgevingsproces
voeren we impact assessments uit om te meten wat de gevolgen zijn van
wijzigingsvoorstellen die ten opzichte van het eerdere Commissievoorstel
worden gedaan. Nederland ondersteunt deze weg, heeft dit tijdens het
voorzitterschap actief uitgedragen en zal dit blijven doen.

7. Het NBTC is vorig jaar voorzien van een bedrag om de toestroom vanuit
de Aziatische markten in kaart te brengen en te stroomlijnen. Het NBTC
heeft daarvoor een project opgestart, het zgn. Azië-offensief. Waar
ziet de minister nog mogelijkheden om dit plan extra te ondersteunen?

Antwoord

Het inkomend toerisme is in 2015 gegroeid naar ruim 15 miljoen
buitenlandse bezoekers, hiervan komt een groeiend deel uit Azië (1,1
miljoen in 2015). Naast China (32% groei) weten ook bezoekers uit
Indonesië (13% groei) en Zuid Korea (10% groei) Nederland steeds beter
te vinden. Het Azië offensief richt zich op de promotie van ons land
als toeristische bestemming in China, Indonesië en Zuid Korea. Het
bevorderen van de connectiviteit tussen ons land en de betreffende
Aziatische markt wordt deels uit het regulier budget gefinancierd. Omdat
hierbij private partijen nauw betrokken zijn, is de verwachting dat zij
ook hun bijdrage zullen leveren. 

Ook de Holland City strategie, gericht op de promotie van minder bekende
gebieden in ons land, is van belang voor de Aziatische markt. Naast de
jaarlijkse subsidie van € 8.469.000 heeft EZ in 2015 eenmalig €
400.000,- extra ter beschikking gesteld om de strategie verder uit te
werken. Provincies dragen elk € 25.000 bij aan de ontwikkeling van de
lijnen. Dit jaar zijn de eerste verhaallijnen Van Mondriaan tot Dutch
Design en Nederland Waterland geïntroduceerd. Binnen de middelen die EZ
beschikbaar stelt, is het aan NBTC om zelf te prioriteren en aanvullende
financiering aan te trekken van medeoverheden en private partijen. 

Daarnaast draagt het kabinet ook op andere manieren bij om het inkomend
toerisme uit Azië te bevorderen. Vorig jaar is er in het programma van
missies naar China en Japan aandacht besteed aan toerisme. Afgelopen
september, tijdens de missie van de Minister President en de
Staatssecretaris van Economische Zaken naar Zuid Korea, is ook tijd
ingeruimd om Nederland als bestemming te promoten. Hetzelfde zal de
minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens de
komende missie naar Indonesië doen. 

8. Smart Industry Fieldlabs. Rond de zomer verwachtte de minister de
aangekondigde regeling gereed te hebben. Wat is de stand van zaken?

Antwoord

Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de regeling voor Smart
Industry Fieldlabs. Ik verwacht de regeling eind november te kunnen
publiceren in de Staatscourant. In het eerste kwartaal van 2017 kunnen
de Fieldlabs dan hun voorstellen indienen.

9. Wanneer kunnen we het actieplan strategische aanpak TO2-instellingen
tegemoet zien?

Antwoord 

De TO2 instellingen zullen hun TO2 Strategisch Kader aanbieden aan het
ministerie van EZ. Uw Kamer ontvangt dit Strategisch kader, voorzien van
een kabinetsreactie, vóór de zomer van 2017. In het TO2 Strategisch
Kader zal de samenwerking tussen de verschillende instellingen over de
jaren 2018-2021 centraal staan. 

Daarnaast ben ik samen met de TO2-instellingen en de betrokken
vakdepartementen hard aan het werk om u de Strategische Agenda
Onderzoeksfaciliteiten TO2 nog dit jaar toe te sturen. De faciliteiten
van de TO2-instellingen vind ik belangrijk en het is daarom zaak om te
komen tot een goede aanpak om zo effectief en efficiënt als mogelijk in
deze faciliteiten te kunnen investeren. Via de Strategische Agenda
Onderzoeksfaciliteiten krijgen we meer inzicht in wat echt noodzakelijk
en urgent is voor de Nederlandse toegepaste kennisinfrastructuur.

10. Waar ziet de minister mogelijkheden voor cross sectorale
verbindingen bij de topsectoren, bijvoorbeeld bij energie en water?

Antwoord

Momenteel zijn al bij bijna 60 procent van het TKI-onderzoek bedrijven
betrokken uit andere sectoren. Energie en Water werken samen bij
logistiek (constructie en onderhoud) rond de windenergie op zee. Bij het
project Blue Energy, benoemd tot Nationaal Icoon, wordt bij de
Afsluitdijk energie uit het verschil in zoutconcentratie van zout en
zoet water gehaald. In de Oosterscheldekering wordt met turbines energie
opgewekt uit de stroming tussen de pilaren. De ontwikkeling en onderzoek
van decentrale energieopwekking uit huishoudelijk afvalwater binnen het
TKI Watertechnologie is een ander cross sectoraal voorbeeld, evenals de
warmteterugwinning uit proceswater uit de industrie. 

Antwoorden op vragen van het lid Mulder van de CDA-fractie

1. Veel initiatieven voor snel internet in zgn. ‘grijze gebieden’
komen niet van de grond door EU staatssteunregels. Versoepeling van de
staatssteunregels op dit gebied is dan ook hard nodig. Is de minister
bereid om in de EU te pleiten voor versoepeling staatssteunregels,
waarbij in ieder geval de termijn van 3 jaar met minimaal 1 jaar wordt
verkort en de snelheidseis van 30 Mbps wordt verhoogd naar 50 Mbps.
Welke concrete acties gaat de minister daarvoor ondernemen?

Antwoord 

Voor de aanleg van snel internet heeft de Europese Commissie een
specifiek staatssteunkader vastgesteld. De Europese Commissie maakt
binnen het staatssteunkader onderscheid tussen staatssteun aan
verschillende typen gebieden (de zogenaamde witte, grijze of zwarte
gebieden). In gebieden zonder snel internet (witte gebieden) waar geen
netwerk aanwezig is met een snelheid van tenminste 30 Megabit per
seconde (Mbps), kan relatief laagdrempelig steun worden verleend. Bij
gebieden waar één netwerk ligt waarmee internet met een snelheid van
minimaal 30 Mbps mogelijk is (grijze gebieden), stelt de Europese
Commissie meer eisen om vast te kunnen stellen of de staatssteun
noodzakelijk en niet onevenredig marktverstorend is. Er is in die
gevallen ook vooraf goedkeuring van de Europese Commissie nodig. De
Europese Commissie beoordeelt dan bijvoorbeeld of een zodanig grote
sprong voorwaarts wordt gemaakt met het nieuwe netwerk, dat dit
overheidssteun rechtvaardigt. Voorwaarde is ook dat marktpartijen geen
concrete, onderbouwde investeringsplannen hebben binnen een termijn van
drie jaar. Naast de andere acties om de uitrol van snel internet te
faciliteren (zie Kamerstuk 26 643, nr. 410) onderneem ik op het gebied
van staatssteun de volgende twee acties. Ten eerste onderzoek ik de
mogelijkheden voor een koepelregeling voor publieke financiering door
decentrale overheden voor snel internet. Een dergelijke koepelregeling
moet ervoor zorgen dat overheden de krachten kunnen bundelen en niet
individueel een eigen steunregeling hoeven voor te leggen aan de
Europese Commissie. Daarnaast bezie ik of het wenselijk is of de
genoemde termijn van drie jaar in de richtsnoeren voor breedband te
verkorten. Ik ben hierover in gesprek met alle belanghebbenden,
waaronder marktpartijen en overheden. Ik zal hierbij ook kijken naar de
wenselijkheid van een verhoging van de snelheidseis van 30 Mbps zoals
naar voren gebracht door mevrouw Mulder. Ik zal de Kamer over beide
acties nader informeren in de volgende brief over de ontwikkelingen
omtrent snel internet in het buitengebied die de Kamer nog dit jaar
ontvangt.

2. Nederland prijst zichzelf uit de markt ten aanzien van de havens en
de agrarische sector, bijvoorbeeld problemen met logistiek bij de douane
waar het lid Geurts eerder op heeft gewezen. De havens staan onder druk
door het ontbreken van een gelijk speelveld. Hoe zit de minister dit?

Antwoord

De Nederlandse zeehavens opereren in een sterk concurrerend
internationaal speelveld en zij doen dat uitstekend. Het speelveld dient
wel gelijk te zijn en daar heeft het kabinet aandacht voor. Zo heeft
Nederland tijdens het EU voorzitterschap belangrijke stappen gezet om de
EU havenverordening af te ronden waardoor er meer transparantie komt in
de financiële stromen rond zeehavenactiviteiten. Ook bepleit Nederland
richtsnoeren staatssteun voor zeehavens zodat er duidelijke spelregels
zijn voor overheidssteun aan zeehavens. Het kabinet volgt het speelveld
actief en spreekt de Europese Commissie daar waar nodig aan op
ongewenste verstoringen.

3. Maakindustrie in de lucht- en ruimtevaartsector: Hebben we de positie
van ESA nu veiliggesteld, blijft dat instituut in Nederland en plukken
we daar de vruchten van?

Antwoord 

Nederland hecht grote waarde aan de ESA vestiging ESTEC te Noordwijk.
Onder meer de werkgelegenheid dat ESTEC biedt en het gunstige
ondernemersklimaat dat zich in de nabijheid van ESTEC bevindt. 

Enkele jaren geleden is een zogenaamd “White Paper” ESTEC opgesteld
met 10 actielijnen om de interactie tussen ESTEC en de Nederlandse
samenleving, universiteiten, kennisinstituten en bedrijven verder te
intensiveren. Recent is het besluit genomen tot de vestiging van het
Galileo Reference Center in de nabijheid van ESTEC, waarmee de positie
alleen maar versterkt zal worden. Verder ben ik in gesprek met ESTEC, de
provincie Zuid-Holland en de gemeente Noordwijk over de mogelijkheden om
een nieuw gebouw voor conferenties en vergaderingen op het terrein van
ESTEC te realiseren. 

In november ontvangt uw Kamer een brief waarin ik nader inga op de
voortgang van het ruimtevaartbeleid en over inzet van het Nederlandse
kabinet bij de komende ESA Ministersconferentie op 1 en 2 december a.s.
te Luzern/Zwitserland. In deze brief zal ik ook ingaan op de positie van
ESTEC.

4. Het CDA wil een onafhankelijke energiemix waarbij het gebruik van
Groningengas wordt omgezet naar restwarmte of hoogcalorisch gas. Graag
een reactie van de minister.

Antwoord

Een overstap van laag- naar hoogcalorisch gas kan op dit moment niet
worden gemaakt in de gebouwde omgeving. Onze gasapparaten kunnen het
hoogcalorische gas niet aan. Vanaf 1 januari 2017 zullen alle
nieuwe gasapparaten dat wel moeten kunnen. Gelet op de vervangingsmarkt
van de gasapparaten is het dan mogelijk om vanaf het jaar 2030 deze
omschakeling te maken, maar dat is een ingrijpende operatie. Het is de
vraag of dat verstandig is, omdat dit investeringen betreft van fossiel
naar fossiel. In het Energierapport is geschetst dat we het gebruik van
aardgas in de gebouwde omgeving zoveel mogelijk proberen te beperken en
te vervangen door duurzame alternatieven, zoals restwarmte,
elektriciteit of geothermie. Op deze wijze verminderen van de
afhankelijkheid van gas in het algemeen, dus ook van Groningengas. Ik
zal daar in de Energieagenda nader op ingaan.

5. Wanneer komt de minister met zijn visie op het gasgebouw?

Antwoord

Het kabinet heeft in het Energierapport aangegeven dat de positie van
gas zal veranderen. Onze energievoorziening wordt verduurzaamd. De inzet
van gas zal de komende decennia flink omlaag gaan. Dat neemt niet weg
dat gas voorlopig nog een belangrijke energiebron blijft en veilige
gaswinning gedurende deze periode voor Nederland belangrijke voordelen
met zich meebrengt. Voor het kabinet is het daarbij van belang dat bij
de gaswinning de publieke doelen goed worden gediend: veiligheid,
leveringszekerheid en een maximale opbrengst voor de staat voor elke
veilig gewonnen kubieke meter gas. Die belangen staan in het gasgebouw
centraal, evenals de wens om tot een transparant geheel te komen. 

Tegen deze achtergrond heeft het kabinet aangekondigd om de inrichting
van het gasgebouw te bezien en daar met de andere partijen in het
gasgebouw, Shell en ExxonMobil, over in gesprek te gaan. Ik kan u zeggen
dat gesprekken inmiddels zijn aangevangen. Gelet op de belangen moet ik
in dit proces grote zorgvuldigheid betrachten. 

6. Verschillende instituten en universiteiten verrichten onderzoeken in
het kader van de aardbevingsproblematiek in Groningen. Hoe wordt dat bij
elkaar gebracht?

Antwoord 

In het kader van de aardbevingsproblematiek in Groningen worden
inderdaad diverse onderzoek uitgevoerd, zowel ten aanzien van de
ondergrond als de bovengrond. Alle onderzoeken worden na afronding
openbaar gemaakt. De NCG voert regie over het onderzoek en de
kennisontwikkeling gerelateerd aan aardbevingen ten aanzien van de
bovengrond. Hij heeft daarvoor een programma in oprichting. Ten aanzien
van de ondergrond zal eind dit jaar een kennisprogramma effecten
mijnbouw in werking zijn (zie mijn brief van 24 juni jl., Kamerstuk 32
849, nr. 80). Beide initiatieven zijn erop gericht om de onderzoeken te
coördineren en een structureel karakter te geven. 

7. Het is belangrijk met draagvlak te komen tot een transitie naar
hernieuwbare energie. Is de minister bereid op korte termijn de
gedragscode wind op land te verplichten en tot een aanscherping ervan te
komen?

Antwoord

Het Rijk heeft het bieden van mogelijkheden voor participatie verplicht
gesteld in de Omgevingswet. Omdat elk project uniek is, is er bewust
voor gekozen geen regels te stellen aan de manier waarop dat moet. Het
staat sectoren vrij om dit zelf nader in te vullen en vast te leggen in
gedragscodes, zoals voor wind op land is gebeurd. Dit geeft de
flexibiliteit die bij wetgeving ontbreekt.

Ik ben van oordeel dat het algemeen verbindend verklaren van een
gedragscode geen effectief middel is om participatie en draagvlak te
bevorderen. Participatie is maatwerk en dat kan een wet niet geven. Veel
effectiever is het om in de rol van bevoegd gezag actief bij te dragen
aan participatie en draagvlak en op de naleving van de gedragscode door
marktpartijen toe te zien. Ik doe dit ook voor de projecten waarvoor het
Rijk bevoegd is en ik heb er bij het IPO en de VNG op aangedrongen
hetzelfde doen.

De Omgevingswet geeft bevoegde gezagen met het verplicht stellen van
participatie nog betere handvatten om op deze naleving toe te zien. Weer
nieuwe wetgeving is daarmee overbodig. Wel ben ik met alle betrokken
partijen in gesprek om te verkennen of zij gezamenlijk willen werken aan
een verbeterde versie van de gedragscode wind op land, die door meer
partijen wordt ondertekend. Het Rijk heeft daarbij een faciliterende
rol.

Antwoorden op vragen van de leden Monasch en Mei Li Vos van de
PvdA-fractie

1. Veel jongeren moeten de regio uit om een opleiding te volgen, die
afstand is te groot en de kosten voor vervoer zijn hoog. Graag een
reactie van de minister hierop.

Antwoord

De aanwezigheid van voldoende en goed opgeleide vakkrachten is
belangrijk. Techniekpact stimuleert de instroom in technische
opleidingen. In het schooljaar 2015/2016 gaat 30% van de mbo-instroom
naar technische opleidingen. Nu de trend gekeerd is en er meer jongeren
voor een technische opleiding kiezen is het zaak dat ondernemers zich
ook een aantrekkelijke werkgever tonen en deze jongeren aan zich weet te
binden.

Het kabinet stimuleert publiek-private samenwerkingen in het mbo via de
Centra voor innovatief vakmanschap en het Regionaal Investeringsfonds.
De Rijksoverheid heeft sinds 2011 € 95 mln in deze samenwerkingen
geïnvesteerd. Het bedrijfsleven steekt hier € 140 mln in. In totaal
zijn ruim 1300 bedrijven betrokken. Eén van de doelen van deze
publiek-private samenwerking is dat zij de aansluiting van het onderwijs
op de vraag van het bedrijfsleven verbetert. Via dit soort plannen komen
leerlingen veel vaker tijdens hun opleiding of stage in een bedrijf.

Om tegemoet te komen in de reiskosten, kunnen vanaf 1 januari 2017
minderjarige mbo-studenten met een beroepsopleidende leerweg gebruik
maken van een OV-kaart.

2. Er zit een gat in de Wet Van Dam. Bij bijvoorbeeld het aanbieden van
proefabonnementen van producten door middel van ongevraagde
vervolgzendingen. Heeft de minister deze klachten van ACM ook gehoord?
En komt er in deze kabinetsperiode nog een wetsvoorstel van deze
minister of van de minister van VenJ, consumentgerelateerd, waarin dit
wordt aangepast? Wanneer kunnen we deze verwachten?

Antwoord

Het lid Mei Li Vos wijst op consumenten die problemen hebben met
bedrijven die hen gratis producten aanbieden, waarna consumenten, met
een simpele muisklik mogelijk ongewild aan vervolgzendingen vast blijven
zitten. Deze situatie valt niet onder de specifieke regels voor
consumentenbescherming zoals geboden door de wet Van Dam, welke zijn
geïmplementeerd in het Burgerlijk Wetboek. Ik onderken het probleem en
neem het ook serieus. Voordat ik echter besluit over het nemen van
eventuele maatregelen wil ik eerst in overleg met de ACM over de aard en
de omvang van het probleem. Ik zal uw Kamer hierover informeren voor het
krokusreces.

3. Hoe staat het met het wetsvoorstel dat ertoe strekt dat verenigingen
namens consumenten massaschadeclaims kunnen indienen? Wat vindt u van
het idee van een consumentenombudsman ten behoeve van de afhandeling van
massaschade, bijvoorbeeld door een kartel? Waar zou een dergelijke
ombudsman gepositioneerd moeten worden?

Antwoord

Het lid Mei Li Vos wijst op de gebrekkige werking van de vrijwillige
Claimcode in een collectieve procedure. Daarover heeft zij eerder ook
Kamervragen gesteld. De beantwoording van deze Kamervragen is
overgedragen aan de minister van Veiligheid en Justitie, omdat de vragen
verband houden met het wetsvoorstel om een collectieve
schadevergoedingsactie in te voeren. De minister van Veiligheid en
Justitie zal binnenkort deze vragen beantwoorden. Bij de beantwoording
zal ook worden ingegaan op het idee om een Ombudsman bij massaclaims te
laten onderhandelen.

Antwoorden op vragen van het lid Graus van de PVV-fractie

1. Kleine bedrijven komen in problemen door late betaling door
decentrale overheden. De PVV wil dat de namen van dubieuze debiteuren
worden gepubliceerd en worden gekort op de publieke geldstromen die ze
ontvangen, bijvoorbeeld het gemeentefonds. Graag een reactie van de
minister hierop.

Antwoord

Ik heb vóór de zomer een overzicht gepubliceerd van alle
betaaltermijnen van de gemeenten en provincies in Nederland (kamerstuk
31490, nr. 209). Daarin kunt u van iedere gemeente en provincie nakijken
hoe het met de betaaltermijnen is gesteld. Ik zie op dit moment geen
noodzaak om van die lijst een uittreksel te maken met enkel de namen van
de gemeenten die niet met een mooie score in die lijst staan. Wel volg
ik zeer nauwlettend de ontwikkelingen op dit terrein en sluit ik
aanvullende stappen niet uit als gemeentes onvoldoende tempo maken.

Ik zie in het korten op publieke geldstromen geen operationeel verband
met het vlot afwikkelen van betalingsverkeer. Wel effectief is dat
overheden voortdurend gewezen worden op hun verantwoordelijkheid en
verantwoording moeten afleggen over hun prestaties. 

2. Er zijn ca. een miljoen zzp’ers die naar de mening van de PVV over
één kam worden geschoren. De PVV pleit ervoor om een onderscheid te
maken tussen de zes verschillende soorten zzp’ers, waaronder in ieder
geval bewustgekozen vs. noodgedwongen zzp’ers, en het instellen van
een Taskforce zzp voor maatwerk en het benutten talenten, in overleg met
stakeholders. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

Achter het begrip zzp’er gaan inderdaad vele verschijningsvormen
schuil. Het kabinet is zich hier van bewust. Het rapport van het
interdepartementaal beleidsonderzoek naar zelfstandigen zonder personeel
(IBO zzp), dat het kabinet vorig jaar aan uw Kamer aanbood, is
opgeluisterd met portretten die dit treffend illustreren. Al die
portretten maken duidelijk dat van dé zzp’er onmogelijk kan worden
gesproken. Achter de soortnaam ‘zzp’er’ gaat een grote
heterogeniteit schuil. 

Het kabinet omarmt deze grote verscheidenheid binnen de totale groep
zzp’ers. Een onderverdeling van deze groep in zes soorten zzp’ers op
basis van enkele onderscheidende dimensies is niet alleen subjectief,
het doet ook geen recht aan deze grote verscheidenheid. Binnen de totale
groep zzp’ers zijn er zzp’ers die relatief veel overeenkomsten
kennen met zelfstandigen met personeel en zzp’ers die relatief veel
overeenkomsten kennen met werknemers. Er is dus even veel
verscheidenheid binnen de totale populatie zzp’ers, als tussen
zzp’ers en andere groepen werkenden. 

Het instellen van een taskforce die zich richt op alleen zzp’ers doet
naar de mening van het kabinet geen recht aan dit gegeven. Het leidt
niet tot beter maatwerk in beleid, want het zou er bijvoorbeeld toe
kunnen leiden dat er in beleid onderscheid zou ontstaan tussen – op
andere vlakken vergelijkbare - zelfstandigen met en zonder personeel.
Onderscheid in beleid tussen vergelijkbare groepen acht het kabinet
onwenselijk. Het kan bovendien de doorgroei van zzp’ers naar
werkgeverschap verstoren.

3. Hoe staat het met het voortbestaan van Actal?

Antwoord 

Zoals in de voorjaarrapportage regeldruk aan de Kamer is gemeld, hecht
het kabinet aan het voortbestaan van een externe waakhond op het gebied
van regeldruk.

Actal zal worden omgevormd tot een adviescollege toetsing regeldruk
waarbij zij zich toeleggen op de toetsing van voorgenomen regelgeving.
In de najaarsrapportage regeldruk die uw Kamer volgende maand zal worden
toegezonden zal nader worden beschreven hoe die toetsing verder wordt
vormgegeven.

4. Wat gaat de minister doen tegen stijgende emigratie en het wegvloeien
kennis en kennisdragers?

Antwoord

Ik heb geen aanwijzingen dat de emigratie stijgt. Integendeel. Volgens
het CBS is sinds 2008 niet alleen het aantal autochtone emigranten
gedaald, maar ook het aandeel autochtonen dat plannen heeft om te
emigreren is afgenomen van 6% in 2008 tot 4% in 2013. De afname geldt
zowel voor laag-, middelbaar- als hoogopgeleiden. Emigranten vertrokken
vooral naar onze buurlanden Duitsland en België.

 

5. Hoe gaat de minister bijdragen aan betere synergie tussen onderwijs
en bedrijfsleven? Zorg voor voldoende stageplekken bij ambachtsmensen.
Er zou een taskforce handwerkeconomie moeten komen. 

Antwoord

Het kabinet stimuleert publiek-private samenwerking in het middelbaar
beroepsonderwijs, via de centra voor innovatief vakmanschap en het
Regionaal Investeringsfonds mbo. 

Beroepsonderwijs en bedrijfsleven werken samen in
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) om
studenten de beste praktijkopleiding te geven met uitzicht op een baan.
Bedrijven krijgen zo steeds de vakmensen die ze nodig hebben. 

Voor de instandhouding van kleine, unieke opleidingen is een apart
loket- en expertisepunt belegd bij SBB. De SBB heeft hiertoe een
sectorkamer Specialistisch vakmanschap opgericht, waarin onderwijs en
bedrijfsleven sectorspecifieke afspraken over de uitvoering van de
wettelijke taken: ontwikkelen en onderhouden van de
kwalificatiestructuur, zorg voor voldoende en kwalitatief goede
leerbedrijven, en ontwikkelen van arbeidsmarkt, bpv- en
doelmatigheidsinformatie. 

SBB biedt ook een zoekfunctie voor stageplekken, en een meldpunt voor
stagetekorten. 

6. De PVV verzoekt de minister samen met de minister van IenM en de
maritieme sector met een stappenplan te komen voor behoud van de
kennisbasis en de wereldwijde nummer 1-positie van de sector. Graag een
reactie hierop.

Antwoord 

De maritieme sector maakt onderdeel uit van de topsector water. De
internationale positie en de kennisbasis van de maritieme sector zijn
van groot belang voor de Nederlandse economie. Die positie en
kennisbasis is de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de
betrokken bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Ik span mij samen
met mijn collega van IenM en de andere betrokken partijen in om de
concurrentiepositie en kennisbasis van de maritieme sector te borgen.

Om de internationale maritieme toppositie van Nederland te behouden en
te versterken is de rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015-2025
ontwikkeld, in nauwe samenwerking met partijen uit de maritieme sector.
Uw Kamer is 24 juni jl. geïnformeerd over de voortgang bij de
uitvoering van die strategie.

De minister van IenM heeft op 30 september 2016 mede namens de minister
van Defensie en mijzelf de bijdragen van de ministeries aan het
maritieme onderzoek aan uw Kamer toegelicht in de reactie op de motie
van Kamerlid Jacobi die hierom verzocht (Kamerstuk 31 409, nr. 96). In
deze reactie heeft zij aangegeven de sector te ondersteunen om optimaal
gebruik te kunnen maken van de diverse generieke en specifieke
regelingen.

Antwoorden op vragen van het lid Bruins van de ChristenUnie-fractie

1. In de begroting staat een bezuiniging van € 0,5 miljoen op het Van
Swinden Laboratorium (VSL). In de recente brief noemt de minister een
bezuiniging van € 350.000. Kan de minister dit nader toelichten? Hoe
ziet de financiering van VSL voor 2017 eruit?

Antwoord

Ik ga ervan uit dat het lid Bruins aan het bedrag van € 0,5 mln komt
door de begrotingscijfers voor de Bijdrage metrologie voor 2017 en 2016
met elkaar te vergelijken. In mijn brief van 24 oktober jl. vergelijk ik
echter het daadwerkelijk voor VSL vastgelegde budget in 2016 met het
begrotingscijfer voor 2017 voor de Bijdrage metrologie. Het
daadwerkelijk vastgestelde budget was € 0,15 mln lager dan het begrote
bedrag in 2016. Dit maakt dat de feitelijke bedrag dat VSL in 2017
minder ontvangt € 0,35 mln bedraagt.

2. Is de minister bereid om de keuzevrijheid van bewoners bij
herstelwerkzaamheden van schade door de gaswinning in Groningen te
maximaliseren en lokale aannemers in Groningen nog meer kans te geven?
En lokale ondernemers dus niet alleen als onderaannemer van door CVW
goedgekeurde bedrijven te laten werken? Wil de minister het CVW hierop
aanspreken?

Antwoord 

Er is op dit moment een volledige keuzevrijheid voor de bewoner bij
schadeherstel. Er zijn drie opties waaruit bewoners kunnen kiezen: 

De bewoner laat de schade herstellen door een CVW-gecertificeerde
aannemer; 

De bewoner laat de schade herstellen door een bedrijf van eigen
voorkeur. CVW betaalt in dat geval de factuur van deze aannemer; 

De bewoner laat het CVW het schadebedrag zoals vastgesteld in het
rapport van de schade-expert uitbetalen. 

Het CVW werkt met bedrijven en vakmensen die zijn geselecteerd op basis
van de Erkenningsregeling van CVW. CVW heeft aangegeven zoveel mogelijk
lokale bedrijven te betrekken bij het herstel. Er zijn op dit moment
meer dan 4500 vakmensen aangetrokken. Zij zijn werkzaam bij 875
bedrijven van verschillende omvang. Er zijn dus volop kansen voor
bedrijven om mee te profiteren van de werkzaamheden die CVW uitzet. 

3. De ChristenUnie is geschrokken van recente berichten over de dwang op
winkeliers om op zondag open te gaan, onder meer in Woerden en Houten.
De regering wacht eerst de evaluatie af van de wet, pas eind van dit
jaar weten we meer. Dat duurt erg lang: we constateren toch nu dat de
dwang om op zondag open te gaan onwenselijk is? Wat kan de minister nog
doen voor de winkeliers tussen nu en eind van het jaar?

Antwoord

Gedegen onderzoek naar een wet kost tijd. Het is van belang voor een
goede besluitvorming om eerst deze externe evaluatie van de gewijzigde
Winkeltijdenwet af te wachten voordat er nu maatregelen worden genomen.
De evaluatie zal ik, inclusief bijbehorende beleidsbrief, naar uw Kamer
sturen voor het einde van het jaar. In de beleidsbrief zal ik de
verschillende belangen tegen elkaar afwegen, zoals het belang van de
winkelier, verhuurder en werknemer. Ik wil niet op deze zaken
vooruitlopen. Wel zal in de tussentijd nog overleg plaatsvinden met de
Verenging Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) over het gebruik van
boeteclausules in private contracten. De uitkomsten van dit gesprek zal
ik meenemen in mijn beleidsbrief over de evaluatie. 

Antwoorden op vragen van de leden Verhoeven en Van Veldhoven van de
D66-fractie

1. VVD en D66 werken aan een aanscherping van de Wet markt en overheid.
De minister wordt gevraagd om niet voor ondernemer te spelen en de
organisatie van de Startup Delta conferentie te stoppen.

Antwoord

De overheid heeft een aanjaagfunctie en kan initiatieven, die bijdragen
aan het beleidsdoel en voor zover passend binnen wet- en regelgeving,
incidenteel ondersteunen. Evenementen en congressen zijn cruciaal voor
het versterken van het ecosysteem voor startups. Daar ontmoeten
startups, investeerders en vertegenwoordigers van kennisinstituten,
grote bedrijven en overheden elkaar, ontstaan nieuwe ideeën en worden
zaken gedaan. Eén van de initiatieven in mei van dit jaar was
StartupFest Europe. 

StartupFest is in de eerste plaats een platform voor diverse partijen om
hun eigen evenement te organiseren met een open uitnodiging aan partijen
om aan te sluiten. Het platform heeft, met bijdragen van private en
publieke partijen en ondersteund vanuit StartupDelta, bereikt dat de
innovatiehubs hebben samengewerkt en Nederland zich als “one single
hub” internationaal heeft weten te profileren. Tijdens het StartupFest
Europe 2016 werden op 16 locaties verspreid over het land ruim 30
evenementen onder één vlag georganiseerd. Daardoor kreeg ook ieder
afzonderlijk evenement meer impact. Deze activiteiten waren soms
publiek-privaat georganiseerd, soms privaat. Private partijen maken
daarbij zelf de keuze of en op welke wijze zijn willen deelnemen aan dit
evenement. Daarbij drukken we marktpartijen niet weg. Integendeel, we
vragen juist marktpartijen om aan te haken. De partners in het platform
hebben nog geen beslissing genomen over de opzet en financiering van
Startupfest 2017. 

2. Duurzame opwekking van energie: De minister heeft toegezegd dat € 1
miljard uit de energiereserve terug zal vloeien naar de schatkist.
Betekent dit dat dat geld niet meer nodig is voor de energietransitie?

Antwoord

In de begrotingsreserve duurzame energie zitten kasmiddelen die in enig
jaar niet zijn uitgegeven met name als gevolg van vertraging, uitval van
projecten of tegenvallende productie. Deze middelen blijven op deze
manier beschikbaar voor de stimulering van hernieuwbare
energieproductie. 

Een nieuw kabinet maakt bij zijn aantreden een geactualiseerde raming
van de uitgaven voor hernieuwbare energieproductie. Op dat moment worden
de middelen vanuit de begrotingsreservereserve toegevoegd aan de
bestaande begroting en meerjarenramingen. Het geheel aan middelen (de
middelen in de begrotingsreserve, plus de ‘oude’ meerjarenraming op
de begroting) blijft in stand. Deze middelen blijven nodig en daarom
beschikbaar voor de stimulering van hernieuwbare energieproductie.
Indien blijkt dat er minder middelen nodig zijn voor het financieren van
de kasuitgaven volgend uit de doelstellingen voor hernieuwbare energie
uit het Energieakkoord dan eerder verwacht werd, zal de Opslag Duurzame
Energie minder hard hoeven te stijgen. 

3. Kunt u reageren op het actieplan energieopslag dat gisteren is
gepresenteerd?

Antwoord

Wanneer in de toekomst vraag en aanbod van elektriciteit minder met
elkaar in de pas lopen wordt het belang van opslag, maar ook andere
opties om meer flexibiliteit in het energiesysteem te brengen, evident.
Veel zaken uit het actieplan energieopslag hebben dan ook mijn aandacht.
In de energieagenda, die eind dit jaar naar Kamer zal worden gezonden,
zal op de rol van flexibiliteitsopties worden ingegaan. Ook aan opslag
zal worden gerefereerd. 

Daarnaast is de evaluatie van de salderingsregeling begonnen en daarbij
zal ook worden meegenomen wat deze voor innovatieve technieken als
opslag betekent.

Opslag heeft in de Topsector energie in verschillende projecten nu al
een plaats. Het gaat daarbij onder andere om warmte-koude opslag,
‘power to heat’ en ‘power to gas’. Het programma
systeemintegratie van de Topsector Energie faciliteert daarnaast dit
jaar diverse haalbaarheidsstudies naar energieopslag en innovatieve
conversietechnologieën.

Antwoorden op vragen van het lid Ouwehand van de PvdD-fractie

1. De Partij voor de Dieren constateert dat mestvergisting geen
oplossing voor de transitie naar duurzaamheid is, omdat dit de productie
van mest in stand houdt. De PvdD bepleit het aanpakken van het
mestprobleem. Graag een reactie hierop.

Antwoord

De PvdD stelt dat mestvergisting niet de oplossing van het mestprobleem
is en er andere oplossingen moeten worden gevonden. Daar ben ik het mee
eens. Mestvergisting is een manier van mestbewerking waarmee biogas uit
mest wordt gemaakt. Het is geen mestverwerking. Wat overblijft, het
digestaat, heeft nog steeds de status van mest en moet, als er geen
plaatsingsruimte is binnen de mestnormen, worden afgezet buiten de
Nederlandse landbouw. Voor de aanpak van het teveel aan mest verwijs ik
naar de diverse brieven die de staatssecretaris van Economische Zaken
over dit onderwerp naar uw Kamer heeft gestuurd. 

Antwoorden op vragen van het lid Van Tongeren van de GroenLinks-fractie

1. Wat is de omvang van de bruto en netto gaswinning uit het
Groningenveld? 

Antwoord

Wat betreft de omvang van de gaswinning uit het Groningenveld geldt dat
NAM daarover frequent rapporteert op haar website. De cijfers die daar
worden gepubliceerd zijn ook de cijfers die ik hanteer in mijn
rapportages aan de Tweede Kamer over de omvang van de gaswinning uit het
Groningenveld. 

Daarbij geldt dat NAM een klein gedeelte van het uit het Groningenveld
gewonnen gas nodig heeft om het gas te kunnen winnen, dit gas wordt
ingezet als brandstof voor de compressoren die op het veld staan. Het
jaarlijkse eigen verbruik door NAM bedraagt ongeveer 0,5 miljard m³.
Het resterende deel is dan beschikbaar voor de markt. 

De totaal gewonnen hoeveelheid kan ‘bruto’ genoemd worden en het
deel dat beschikbaar is voor verkoop kan ‘netto’ genoemd worden. De
winningsbesluiten zien toe op de werkelijk gewonnen hoeveelheden, dus de
‘bruto winning’.

2. Van Tongeren (GL): 

GroenLinks acht het vastleggen van het plafond voor de gaswinning in
Groningen voor een periode van vijf jaar niet wenselijk, vanwege de
wisselende gasprijs en de bevingsproblematiek. Waarom niet kiezen voor
een kortere periode, waarin kan worden gekeken naar genoemde prijs en de
bevingen? 

Antwoord

NAM is gevraagd voor 1 oktober 2020 een nieuw winningsplan in te dienen,
zodat het daarop gebaseerde volgende instemmingsbesluit per 1 oktober
2021, conform advies van de Mijnraad, kan ingaan. Hiermee wordt mogelijk
gemaakt om over een langere periode meetgegevens te verzamelen om de
continuïteit van recent ingezet beleid, zoals een vlakke winning, te
waarborgen en te kunnen evalueren. Daarbij merk ik op dat de gasprijs op
geen enkele wijze van invloed is op de hoogte van het winningsplafond en
dat fluctuaties in de gasprijs daarvoor dus ook niet ter zake doen.

3. Van Tongeren (GL):

De minister voert de motie Van Tongeren over het faciliteren van
proefprocessen tegen NAM niet uit, met als argumentatie dat het niet
gebruikelijk is bij te dragen aan processen tegen private partijen. Gaan
we dan ook de bijdrage aan rechtsbijstand schrappen? GroenLinks verzoekt
om de Groningers alsnog juridisch bij te staan.

Antwoord 

Zoals ik heb aangegeven tijdens het debat van 14 september jl. en in
mijn brief van 12 oktober jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 288) is de situatie
in Groningen mijns inziens niet gebaat bij het stimuleren van
gerechtelijke procedures. De schadeafhandeling in Groningen is zodanig
ingericht dat bewoners niet naar de rechter hoeven om schade aan hun
woning als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld vergoed te
krijgen. Een schademelding wordt vanaf het moment van de melding zo snel
en goed mogelijk opgepakt. Allereerst beoordeelt een eerstelijnsexpert
de melding. Vervolgens is een second opinion mogelijk op het eerste
schaderapport en is er, indien de bewoner zich hier niet in kan vinden,
een laagdrempelige geschilbeslechtingsmogelijkheid via de Arbiters
Aardbevingsschade. Het oordeel van de arbiters is bindend voor NAM, maar
niet voor bewoners. Ik ben van mening dat de schadeafhandeling hiermee
op een voor bewoners adequate wijze is geregeld, waarbij de
schadeafhandelingsprocedure erop gericht is te voorkomen dat een gang
naar de rechter nodig is.

In mijn brief heb ik verder aangegeven dat het kabinet het binnen het
Nederlandse rechtssysteem ten algemene niet passend acht voor de Staat
om gerichte proefprocessen van particulieren tegen een specifiek privaat
bedrijf (financieel) te stimuleren. Dit doet niets af aan de
mogelijkheden voor rechtsbijstand. Indien een bewoner besluit om naar de
rechter te stappen, kan hij of zij rechtsbijstand inschakelen. Bewoners
kunnen, ook in Groningen, als zij onder een bepaalde inkomensgrens
vallen, gebruik maken van gesubsidieerde rechtsbijstand. 

4. Begrotingsreserve duurzame energie: kan de minister toelichten
wanneer de kasschuiven terugkomen en hoe burgers in Nederland er zeker
van kunnen zijn dat het geld gebruikt wordt waar het geld voor bedoeld
is, namelijk hernieuwbare energieproductie?

Antwoord

In mijn brief van 25 maart jl. over de begrotingsreserve duurzame
energie heb ik de werking van de begrotingsreserve uitgebreid
toegelicht. In deze brief heb ik uiteengezet dat er geen sprake is van
het onttrekken van middelen aan de begrotingsreserve duurzame
energieproductie voor andere bestemmingen dan hernieuwbare energie. Bij
Voorjaarsnota 2016 is een kasschuif in de middelen voor de SDE
doorgevoerd: er wordt in 2017 € 35 miljoen en in 2018 € 25 miljoen
uit de middelen voor SDE gehaald, wat in 2022 en 2023 weer aan de
middelen voor de SDE wordt toegevoegd. Door deze kasschuif blijven de
middelen behouden voor hernieuwbare energie in latere jaren.

4. Wat is de ambitie van de minister ten aanzien van sociale
ondernemingen, wil hij sociale ondernemingen extra ondersteuning geven? 

Antwoord 

Op 1 juli 2016 heeft de minister van SZW de kabinetsreactie op het
SER-advies inzake sociale ondernemingen naar uw Kamer gestuurd. Hierin
staat een zestal acties benoemd, naast een aantal beleidsinitiatieven
die de departementen van VenJ, BZK, VWS en BuZa ondernemen.

Zoals u weet span ik mij in voor een goed ondernemingsklimaat voor alle
ondernemers. Daarbij gaat het ook over de onderwerpen die in het
SER-advies zijn benoemd, zoals toegang tot kapitaal en het gemak om te
starten en te groeien. 

Antwoorden op vragen van het lid Öztürk van de GrKÖ-fractie

1. GrKÖ heeft een schijf van vijf opgesteld voor een gezond bedrijf:
Starters stimuleren, groeien en bloeien door goede kredietverlening,
etnisch profileren aanpakken, regeldruk verlagen, goede
bedrijfsoverdracht realiseren. Graag uw reactie hierop. We willen de
minister uitdagen om een eigen schijf van vijf te maken. Daarbij richten
op naast grote bedrijven ook op kleine ondernemers. Meer krediet en
minder regels. De 3e schijf gaat over rechtvaardigheid en discriminatie.
We krijgen noodsignalen over etnisch profileren, onder andere bij
politie en inspecties. Graag een reactie, wat is het beeld van de
minister? Is de minister bereid een onderzoek te doen naar de effecten
van etnisch profileren op de ondernemersmarkt?

Antwoord 

De meeste van de onderwerpen die de heer Özturk noemt komen terug in
mijn beleid, waarbij ik aandacht heb voor zowel grote als kleine
ondernemingen. Ten aanzien van etnisch profileren merk ik op dat het
kabinet tegen bewust of onbewust etnisch profileren is. Het voorkomen
van etnisch profileren door toezichthoudende overheidsinstanties heeft
de aandacht van het kabinet. Door verschillende overheidsdiensten worden
de nodige maatregelen genomen om etnisch profileren door
overheidsinstanties te voorkomen. De meeste toezichthouders werken met
risico-inschattingen, risicoselectie of risicomodellen, begrippen die
alle synoniem zijn. Er is geen algemene opzet of inrichting daarvan. Bij
risicomodellen staat het risico voorop. Bedrijven met vergelijkbare
risicoprofielen hebben in beginsel evenveel kans om te worden
gecontroleerd. De concentratie van risico’s in een bepaald gebied of
sector kan leiden tot een geografische concentratie van inspecties.

Het kabinet is tegen bewust of onbewust etnisch profileren. Het
voorkomen van etnisch profileren door toezichthoudende
overheidsinstanties heeft de aandacht van het kabinet. Door
verschillende overheidsdiensten worden de nodige maatregelen genomen om
etnisch profileren door overheidsinstanties te voorkomen. De meeste
toezichthouders werken met risico-inschattingen, risicoselectie of
risicomodellen, begrippen die allen synoniem zijn. Etniciteit maakt geen
onderdeel uit van de modelmatige risico-inschatting. Er is geen algemene
opzet of inrichting daarvan. Bij risicomodellen staat het risico voorop.
Bedrijven met vergelijkbare risicoprofielen hebben in beginsel evenveel
kans om te worden gecontroleerd. De concentratie van risico’s in een
bepaald gebied of sector kan leiden tot een geografische concentratie
van inspecties.

2. Voorstel van de GrKÖ-fractie is een voucher van € 750 voor alle
startende ondernemers om diensten te kunnen inkopen (bijvoorbeeld een
coach of onderzoek), te financieren uit bijvoorbeeld het
topsectorenbeleid. Graag een reactie. 

Antwoord

Ondernemers die starten met een onderneming moeten natuurlijk een plan
hebben voor hoe ze het gaan aanpakken. Ongeacht de kwaliteit van zo’n
plan al een voucher geven voor gratis diensten is niet nodig en
staatssteungevoelig. Er zijn reeds vele vormen van publieke
dienstverlening voor startende ondernemers beschikbaar, onder meer via
de Kamer van Koophandel. Coaching wordt zonder voucher op allerlei
plekken aangeboden, onder meer bij incubators of via Qredits dat
coaching aanbiedt in combinatie met microkrediet voor starters. 

3. Kleine bedrijven gaan aan regeldruk ten onder en kunnen niet iemand
inschakelen. Graag creatieve oplossingen om hieraan tegemoet te komen.

Antwoord

Ik deel het belang om goed te kijken naar de positie van kleine
bedrijven in wet- en regelgeving. Het kabinet heeft diverse maatregelen
genomen om de regeldruk voor kleine bedrijven te verminderen. Een
voorbeeld daarvan is de vrijstelling voor microbedrijven (minder dan 10
werknemers) van de verplichtingen uit het jaarrekeningenrecht. Een ander
voorbeeld is het programma ruimte in regels, waar ondernemers
regeldrukproblemen kunnen aandragen. Van de werklijst van 206
belemmeringen zijn er 143 afgerond (d.d. aug. 2016).

Ook in de maatwerkaanpak regeldruk is er aandacht voor de kleine
bedrijven. In de maatwerkaanpak wordt door bedrijven,
brancheorganisaties en overheidsorganisaties gezamenlijk gekeken naar
oplossingen voor knelpunten die door bedrijven worden ervaren. Dit
gebeurt bijvoorbeeld in een maatwerkaanpak rond de winkelambachten. 

Voorts werk ik aan een programma voor digitale voorzieningen waarmee het
juist ook voor kleine ondernemers eenvoudiger wordt om informatie te
verkrijgen en vooral ook om zaken met de overheid digitaal af te
handelen. Dit programma omvat bijvoorbeeld het digitale
Ondernemersplein, digitale regelhulpen, de omgeving MijnOverheid voor
Ondernemers en de Berichtenbox. De actuele stand van zaken met
betrekking tot alle activiteiten om de regeldruk te verminderen en de
dienstverlening te verbeteren wordt nog dit najaar aan de Kamer
gezonden.

4. Er is vaak geen opvolger voor een onderneming. Dat is ook
kapitaalvernietiging. Er is betere matching nodig tussen ondernemers en
opvolgers. Graag uw reactie.

Antwoord

Matching tussen ondernemers en opvolgers is succesvol opgepakt door
diverse marktpartijen. De overheid vervult bijvoorbeeld een goede rol in
de vorm van voorlichting. De KvK verstrekt informatie en organiseert
onder andere webinars. Op het gebied van opvolging van een onderneming
ligt geen aanvullende taak voor het kabinet. Ingrijpen werkt louter
marktverstorend.

Bureau Bestuursraad





Ons kenmerk

BBR / 16161109









	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
25 







Bureau Bestuursraad

Bezoekadres

Bezuidenhoutseweg 73

2594 AC Den Haag

Postadres

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

Factuuradres

Postbus 16180

2500 BD Den Haag

Overheidsidentificatienr

00000001003214369000

T	070 379 8911 (algemeen)

www.rijksoverheid.nl/ez



Ons kenmerk 

BBR / 16161109 

Bijlage(n)

1



> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag



De Voorzitter van de Tweede Kamer 

der Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA  DEN HAAG



Datum	26 oktober 2016

Betreft	Beantwoording vragen gesteld tijdens de begrotingsbehandeling
Economische Zaken 2017, deel economie, energie en innovatie



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
25