[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 9 november 2016

Brief regering

Nummer: 2016D43153, datum: 2016-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2016Z20960:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Hierbij treft u aan de schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 9 november jl.

De Minister voor Buitenlandse Handel

en Ontwikkelingssamenwerking,

Lilianne Ploumen

Vragen van het lid Smaling (SP)

Vraag

Kan de gereserveerde EUR 50 miljoen voor jongeren (LEAD Programma?) niet beter besteed worden aan matchmaking tussen jongeren in ontwikkelingslanden en hier?

Antwoord

Het LEAD-programma is in januari 2016 van start gegaan. Inmiddels is het beschikbare budget vastgelegd via verplichtingen aan vier consortia van NGO’s (onder leiding van respectievelijk Oxfam Novib, Hivos, Spark en SOS Kinderdorpen) en leningen aan bedrijven via het DGGF. Matchmaking tussen jongeren in ontwikkelingslanden en Nederland maakt geen deel uit van deze activiteiten. Wel kunnen ondernemers uit lage- en middeninkomenslanden een beroep doen op een door RVO uitgevoerd matchmaking-programma waarmee ze gekoppeld worden aan Nederlandse ondernemers.

Vraag

Wat is de Nederlandse inzet voor de Wildlife conferentie in Vietnam en kunnen daar niet een paar (slag)tandjes bij?

Antwoord

Nederland zal via het Ministerie van Economische Zaken op ambtelijk niveau vertegenwoordigd zijn bij de conferentie in Hanoi over Illegal Wildlife Trade. Deze conferentie volgt op een in Nederland georganiseerde conferentie waar het concept van Wildlife Deals werd gelanceerd. Het concept behelst samenwerking tussen overheden, NGO's en bedrijfsleven t.b.v. de aanpak van wildlife crime. Nederland zal zich in Vietnam ervoor inzetten dat meer landen bekend zijn met dit concept en hier invulling aan gaan geven. Daarnaast zal Nederland zich actief inzetten voor de totstandkoming van een gezamenlijke verklaring om wereldwijd stroperij en illegale handel in wildlife te bestrijden. Mijn collega Van Dam zal u spoedig in een Kamerbrief de Nederlandse inzet doen toekomen. Hierin zullen ook de resultaten van de onlangs gehouden Conferentie van Partijen van het Verdrag inzake de Internationale Handel van Beschermde Planten en Dieren (CITES) gemeld worden.

Vragen van het lid Taverne (VVD)

Vraag

Kan de Minister een toelichting geven op de huidige stand van zaken met betrekking tot een onafhankelijke IMVO-toezichthouder?

Antwoord

Partijen bij convenanten bepalen gezamenlijk hoe hoe monitoring en toezicht op de naleving van de afspraken in convenanten wordt vormgegeven. Dit is in lijn met de aard van het convenantenproces. Het Openbaar Ministerie (OM) beschikt daarnaast al over mogelijkheden om bedrijven te vervolgen voor mensenrechtenschendingen. Het kabinet ziet daarom op dit moment geen aanleiding om een nieuwe onafhankelijke toezichthouder in het leven te roepen.

Vraag

Is de minister voornemens het ACM de voorlopige zienswijze te geven over de convenanten?

Antwoord

Over het voornemen om de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de voorlopige zienswijze te geven over convenanten is uw Kamer op 7 november 2016 geïnformeerd (Kamerstuk 2016Z20574). In de toelichting op de nieuwe beleidsregel mededinging en duurzaamheid is aangegeven dat het niet wenselijk is een formele beoordeling vooraf door de ACM te laten uitvoeren. Dit druist namelijk in tegen het uitgangspunt van (Europese) wetgeving dat partijen zelf als eerste moeten beoordelen of afspraken mogelijk zijn, en de mededingings- autoriteiten hier achteraf toezicht op houden. Ook vanuit budgettair perspectief ligt een formele beoordeling vooraf niet in de rede. Wel hebben partijen de mogelijkheid aan de ACM te vragen om informeel mee te kijken met convenanten op het grensvlak van mededinging en duurzaamheid. De ervaring is dat de ACM hier in de praktijk welwillend tegenover staat onder voorbehoud dat partijen voorafgaand een self-assessment van het duurzaamheidsinitiatief in het licht van de mededingingswetgeving uitvoeren.

Vragen van het lid Mulder (CDA)

Vraag

Hoe gaat de minister de kansen pakken, die er voor het Nederlandse bedrijfsleven liggen in de mitigatie en adaptatie van klimaatverandering. En welke instrumenten wil de minister hiervoor inzetten? Hoe gaat zij dat samen met collega’s I&M en EZ doen?

Antwoord

Op het gebied van water en adaptatie werkt BZ samen met Nederlandse kennisinstellingen en de collega’s van I&M en EZ aan de ontwikkelingsplannen voor veilige delta’s in zeven landen: Bangladesh, Colombia, Egypte, Indonesië, Mozambique, Myanmar en Vietnam. Op deze wijze delen deze landen in de ervaring van Nederland op het gebied van deltabeheer en heeft het Nederlands bedrijfsleven kans opdrachten te verwerven.

Op het gebied van voedselzekerheid en adaptatie betrekken BZ en EZ Nederlandse adviseurs en kennisinstellingen bij aanpassingen van de landbouw in Oost-Afrika, zoals verbeteren van bodemvruchtbaarheid, verbeterd zaaizaad en het gebruik van satellietbeelden voor landbouwverzekeringen en weersvoorspellingen.

Het Nederlandse bedrijfsleven zet zijn expertise in voor de ontwikkeling van geothermische energie in Indonesië en Oost Afrika. Nederlandse spelers zijn betrokken bij schone kooktoestellen en zonne-energiesystemen voor arme huishoudens in ontwikkelingslanden. Een consortium van ECN, Atradius en Universiteit Wageningen verkent de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven bij projecten van multilaterale klimaatfondsen.

Er is een breed scala aan instrumenten waar het bedrijfsleven gebruik van kan maken. Er zijn publieke private samenwerkingsinstrumenten zoals het Fonds Duurzaam Water en het Fonds Duurzame Ontwikkeling en Voedselzekerheid. Infrastructuurprojecten worden ondersteund via PSD-instrumenten zoals DRIVE. FMO ontwikkelt innovatieve programma’s waarmee actief Nederlandse investeringen worden ondersteund (Dutch Swans). De ambassades identificeren mogelijkheden binnen programma’s van ontwikkelingsbanken en multilaterale fondsen in hun resort.

Het handelsinstrumentarium ondersteunt bedrijven en investeerders om ook op het gebied van klimaatverandering kansen te benutten. Tien bedrijven gaan mee naar de klimaattop in Marrakesh om Nederlandse oplossingen voor klimaat te laten zien. De handelsmissie later deze maand naar Indonesië richt zich uitsluitend op private oplossingen voor klimaatuitdagingen, op het terrein van mitigatie zowel als van adaptatie.

Vraag
Hoe kijkt de minister aan tegen een investeringsbank naast de FMO die kan investeren in duurzame projecten op het gebied van klimaat en energie?

Antwoord:
Het kabinet werkt momenteel aan een brief waarin we voorstellen zullen doen voor een Nederlandse financieringsinstelling. Het Kabinet komt nog deze kabinetsperiode met deze brief. Hier zal het Kabinet onder andere ingaan op het verbeteren van het financieringslandschap voor Nederlandse ondernemers die willen bijdragen aan de duurzaamheidsuitdagingen gerelateerd aan de Global Goals. In deze brief wordt een passage opgenomen over de internationale dimensie van dit vraagstuk, waarin de relatie met FMO en deze nieuwe instelling wordt omschreven.

Vraag

Kan de deal met Turkije ook flexibeler in de rest van de regio worden ingezet? Hoeveel is inmiddels al naar Turkije overgemaakt? Ziet de minister mogelijkheden om een deel van het geld in Jordanië en Libanon in te zetten? Kan minister ingaan op de verdeling van het Nederlandse budget voor opvang in de regio?

Antwoord

Ruim de helft van alle Syrische vluchtelingen in de Syrië-regio verblijft in Turkije; het land biedt opvang aan 2,5 miljoen door UNHCR geregistreerde Syrische vluchtelingen. De EU “Facility for Refugees in Turkey” (FRIT) is bedoeld om de leefomstandigheden van de Syrische vluchtelingen te verbeteren. Dit vormt onderdeel van de afspraken van de EU met Turkije. In reactie op de klacht van Turkije dat besteding niet snel genoeg gaat, heeft het kabinet aangegeven dat het hecht aan snelle inzet van deze faciliteit. Het gaat erom dat we efficiënt en effectief de Syrische vluchtelingen en de gemeenschappen die hen opvangen weten te bereiken. Inmiddels is dit proces versneld. Er zijn 34 projecten gecontracteerd ter waarde van EUR 1,2 miljard. Daarvan is EUR 677 miljoen uitbetaald. De faciliteit voor vluchtelingen in Turkije heeft in totaal een omvang van EUR 3 miljard voor de periode 2016-2017, waarvan EUR 2 miljard wordt bijgedragen door EU-lidstaten. Het Nederlandse aandeel hierin op basis van de BNI-sleutel voor reguliere afdrachten bedraagt EUR 93,9 miljoen.

De EU-steun aan Libanon en Jordanië is reeds aanzienlijk, bijvoorbeeld via het Regionale Trustfonds van de EU voor de Syrië regio (Madad fonds). Ook is recentelijk overeenstemming bereikt over de inhoud van afspraken inzake migratie met Libanon en Jordanië. Het kabinet heeft zich hier hard voor gemaakt. De EU biedt handelsvoordelen, financiële steun en expertise, en Libanon en Jordanië verplichten zich om de opvang van vluchtelingen te verbeteren, bijvoorbeeld door vluchtelingen betere toegang te geven tot onderwijs en de arbeidsmarkt. Deze compacts worden bekrachtigd tijdens Associatieraden met beide landen later dit jaar.

Daarnaast draagt het kabinet ook bilateraal op verschillende manieren bij aan het versterken van opvang in de Syrië regio. Zo werd tijdens de conferentie over de Syrië-regio in Londen op 4 februari 2016 EUR 50 miljoen beschikbaar gesteld voor programma’s om perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen te verbeteren. In mei 2016 stelde het kabinet nog eens EUR 260 miljoen beschikbaar voor opvang in de regio, waarvan EUR 86 miljoen voor Libanon, EUR 60 miljoen voor Jordanië en EUR 20 miljoen voor Irak. In de Kamerbrief van 7 november 2016 is uw Kamer nader geïnformeerd over de aanwending van deze middelen (Kamerstuk 19 637-2253).

Vraag

Hoe kijkt de minister aan tegen de oproep van het CDA voor het inrichten van een nationaal platform voor het hergebruik van medische apparatuur die ingezet kan worden in ontwikkelingslanden?

Antwoord

Dit voorstel zal worden besproken met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een eventueel nationaal initiatief zou moeten aansluiten op afspraken die in internationaal kader gemaakt moeten worden, waar Nederland aandacht voor zal vragen. Ontwikkeling van internationale richtlijnen valt onder de verantwoordelijkheid van de WHO en de Europese Commissie. Effectiviteit van hergebruik van medische apparatuur in ontwikkelingslanden wordt mede beïnvloed door de mate waarin tweedehands apparatuur aansluit op prioriteiten in ontwikkelingslanden en door gebrek aan training en budget voor gebruik en onderhoud van de apparatuur.

Vraag

Kan de minister aangeven waarom er vanuit het DGGF weinig krediet aan Indonesië is verstrekt? Kan de minister aangeven of de juiste doelgroepen in Indonesië worden bereikt met het DGGF?   

Antwoord

Op basis van de huidige portefeuille van onderdeel 2 (Lokaal Investeren) zal DGGF via investeringen in 18 intermediaire fondsen ruim 1.500 ondernemers in 35 verschillende lage- en middeninkomenslanden financieren. Daaronder is een investering van circa EUR 11 miljoen in het Aavishkaar Frontier Fund dat actief is in Indonesië, Bangladesh, Sri Lanka en Pakistan. Aavishkaar is een pionier op het gebied van ontwikkelingsgerelateerde investeringen met een hoog risico en begon haar activiteiten in India in 2007. Aavishkaar breidt haar bewezen investeringsmodel voor het bereiken van de missing middle met risicodragend kapitaal uit naar andere MKB markten. Daartoe is recentelijk een lokaal kantoor in Indonesië geopend waar Indonesische ondernemers terecht kunnen die in Indonesië niet of nauwelijks bediend worden. Het DGGF staat open voor extra initiatieven in Indonesië onder de voorwaarde dat ook deze intermediaire fondsen de missing middle bereiken.

Vraag

Kan de minister aangeven hoeveel DGGF-transacties tussen EUR 10.000 en EUR 80.000 hebben plaatsgevonden?     

Antwoord

De gemiddelde financieringsomvang van de huidige Dutch Good Growth Fund (DGGF) portefeuille aan de lokale MKB-ondernemers in ontwikkelingslanden bedraagt ongeveer EUR 100.000. Achter dit gemiddelde bedrag schuilen ruim 1.500 transacties variërend van EUR 5.000 tot EUR 5 miljoen. Omvang van het financieringsbedrag is afhankelijk van het type intermediair fonds, het financieel product dat verstrekt wordt en de landencontext waarin deze financiële intermediairs opereren.

Vragen van het lid Van Laar (PvdA)

Vraag

Kan de minister iets zeggen over het onderzoek dat het Nationaal Contact Punt (NCP) uitvoert in de gas- en oliesector?

Antwoord

Het Nationaal Contact Punt (NCP) heeft op 25 oktober 2016 van het kabinet het verzoek gekregen onderzoek te doen naar de implementatie van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen door de Nederlandse olie- en gassector. De uitkomsten van het onderzoek worden voorjaar 2017 verwacht.

Vraag

Wat doet de minister om de druk op te voeren op de bedrijfssectoren waar veel risico’s op misstanden zijn? Vooral op die sectoren die geen convenant willen afsluiten?

Antwoord

Naast de olie-en gassector lijkt vooralsnog de bouwsector (de Vereniging van Nederlandse Aannemers met Belangen in het Buitenland - NABU) geen initiatief te nemen voor het realiseren van een IMVO-convenant. Volgens NABU leveren de arbeidsomstandigheden op projectlocaties in het buitenland het hoogste IMVO-risico op. NABU beziet daarom hoe het aan kan sluiten bij de internationale koepel van vakbonden in de bouw, de Building & Woodworkers International (BWI). Deze beslissing is recentelijk door NABU genomen. Momenteel onderzoekt het Nationaal Contact Punt (NCP) hoe dat zich verhoudt tot het naleven van de OESO-richtlijnen en een IMVO-convenant. Op basis daarvan besluit het kabinet over eventuele vervolgstappen.

Vraag

Kan de minister aangeven hoe het momenteel staat met de toezegging om tot een strategische handels- en investeringsagenda van de FMO te komen.

Antwoord

FMO werkt momenteel actief aan een strategische agenda die handel en investeringen in lage en middeninkomenslanden bevordert. FMO verbindt hiervoor de ontwikkelingsbehoeften van overheden in ontwikkelingslanden aan oplossingen die Nederlandse bedrijven hiervoor kunnen bieden. Zo werkt FMO met de overheid van Ivoorkust aan het verbeteren van de infrastructuur om duurzaam geproduceerde cacao makkelijker uit het land te exporteren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en het netwerk van de Amsterdamse haven, een mondiale speler wat betreft de import van cacao. Door de samenwerking neemt de duurzame productie van cacao toe, verbetert de positie van Ivoorkust op de mondiale cacaomarkt en sluiten cacaoboeren in Ivoorkust aan op de internationale waardeketens. Nederland draagt daarnaast via het Initiatief Duurzame Handel bij aan bevordering van een duurzame en levensvatbare cacaosector in Ivoorkust met betrokkenheid van 200.000 cacaoboeren in 2020.

Vraag

Wat kan het kabinet extra doen voor de vrouwenorganisaties in Noord-Syrië?

Antwoord

De inzet voor vrouwen in Noord-Syrië wordt gesteund via diverse programma’s:

  • Via Women on the Frontline: politieke participatie van vrouwen (HIVOS, 7 MENA-landen, EUR 5,9 mln. 2013-2016), waaronder in Noord-Syrië.

  • Via het United Nations Population Fund (UNFPA): medische en psychosociale steun aan vrouwen in onder meer Noord-Syrië.

  • Met het African Women’s Development Fund. Dit fonds zet in op versterking van vrouwenorganisaties op het terrein van pleiten en beïnvloeden in zowel de regio Afrika als de regio Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het African Women’s Development Fund ontvangt EUR 20 miljoen 2017-2020 van de extra middelen uit de motie Van Laar voor het ondersteunen van regionale vrouwenorganisaties (Kamerstuk 33 625, nr. 207).

  • Via het Nationaal Actieplan 1325 voor vrouwen, vrede en veiligheid door middel van een voorstel voor het bevorderen van betrokkenheid van vrouwen bij vrede en veiligheidsvraagstukken in Noord-Syrië met expliciete aandacht voor Koerdische vrouwen (EUR 2 miljoen in de periode 2016-2019).

Vraag

Voor de bestrijding van de knikkebolziekte is meer hulp nodig. Is de minister bereid te bekijken hoe de bestrijding van de ziekte ingebed kan worden in de meerjarenplannen, bijvoorbeeld in Zuid Soedan, en hoe ontwikkelingsorganisaties en internationale organisaties hier een bijdrage aan kunnen leveren?

Antwoord

Het kabinet ondersteunt onderzoek naar de knikkebolziekte en een effectieve aanpak daarvan. Dit onderzoek loopt volgens planning nog tot eind 2017. Afhankelijk van de voortgang van het onderzoek zal worden bezien of een verlenging noodzakelijk en wenselijk is. Aan de hand van (tussentijdse of eind-) resultaten van het onderzoek wordt beoordeeld of en hoe dit op te nemen in de meerjarenplannen en hoe andere organisaties hierbij te betrekken.

Vragen van het lid Bosma (PVV)

Vraag

Wat betekent de verkiezing van Donald Trump voor het klimaatbeleid van de minister?

Antwoord

Het is goed gebruik nieuw gekozen regeringsleiders te beoordelen op hun daden. Het onlangs in werking getreden akkoord van Parijs is door zo goed als alle landen ter wereld ondertekend. Ook de Verenigde Staten hebben het akkoord geratificeerd. Het is daarmee een robuust verdrag. Er is mondiaal consensus dat klimaatverandering grote risico’s met zich meebrengt en dat klimaatbeleid noodzakelijk is.

Vraag

Waarom moet Nederland ontwikkelingsgeld geven aan de Clinton Foundation voor projecten in Afrika?

Antwoord

Er gaan geen ODA-middelen naar de Clinton Foundation. Wel heeft het ministerie van Economische Zaken in 2013 een non-ODA bijdrage verleend aan de Clinton Foundation. En ondanks dat die uitgaven non-ODA waren, hebben ze impact gehad op armoedebestrijding en bevordering van voedselzekerheid in Malawi, Rwanda en Tanzania. Nederland zocht geschikte partners in het kader van de Alliance for Climate Smart Agriculture om bij te dragen aan klimaat-slimme landbouw in Rwanda en andere landen in Oost-Afrika. Het Clinton Development Initiative bleek een daadkrachtige en effectieve partner, die zich in het bijzonder richt op de positie van kleine boeren door ze toegang te geven tot markten en te zorgen dat zij een eerlijke prijs ontvangen voor hun producten.

Vraag
Hoe is het afgelopen met de Nederlandse ambassadeur in Kenia, die ontwikkelingsgeld een bodemloze put noemde?

Antwoord

Er heeft een gesprek plaatsgevonden met de betreffende ambassadeur.

Vraag

Wanneer kwam de minister erachter dat het onjuist was om begrotingssteun te verlenen aan Mozambique?

Antwoord

Op 13 april jl. bevestigde de Mozambikaanse minister van Financiën het bestaan van leningen die de vorige Mozambikaanse regering in 2013 en 2014 zijn aangegaan. Deze leningen zijn buiten de begroting om en zonder medeweten en toestemming van het parlement afgesloten. Hierover is uw Kamer geïnformeerd per brief van 16 juni 2016. Het kabinet besloot op 30 mei jl. de directe steun aan de centrale overheid van Mozambique op te schorten. Op 22 augustus jl. besloot het kabinet om deze voorlopige maatregel om te zetten in een definitieve maatregel voor 2016. Hierover is uw Kamer geïnformeerd per brief van 6 september 2016.

Vragen van het lid Van Veldhoven (D66)

Vraag
Het plan van aanpak inzake implementatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs) kan nog aan helderheid winnen. In de begroting moet duidelijk worden aangeven welk artikel aan welk SDG-doel bijdraagt. Kan de minister een toelichting geven?

Antwoord

In de begroting is per thema weergegeven welke resultaten worden beoogd, met welke indicatoren dit wordt gemeten en wat de streefwaarden zijn voor 2017. Deze indicatoren en streefwaarden zijn mede afgeleid van de Global Goals. Zoals tijdens het Wetgevingsoverleg d.d. 7 november 2016 is gemeld, stelt het kabinet methodologische notities op met een technische uitwerking van de indicatoren, een nadere precisering van de definitie en een toelichting op de toepassing van de indicatoren. In deze notities wordt per indicator en streefwaarde de relatie met de Global Goals benoemd. Deze notities worden gepubliceerd. In de begroting van 2018 zal deze informatie worden opgenomen.

Vraag
Welke Nederlandse departementen dragen bij aan welk SDG-doel en hoe? Kunt u hiervan een overzicht geven ten aanzien van binnen- en buitenland?

Antwoord

Alle betrokken departementen hebben een overzicht van het nationale rijksbeleid per doel opgesteld. In de Kamerbrief “Global Goals: implementatie, monitoring en rapportage” d.d. 24 mei 2016 is dit overzicht als bijlage toegevoegd. Het is een eerste inventarisatie die periodiek zal worden bijgewerkt. Op dit moment wordt het overzicht aangevuld met het internationale beleid van de departementen. Dit aangevulde overzicht zal de Kamer toegaan. Het overzicht is te vinden op de website van de Rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ontwikkelingssamenwerking/documenten/rapporten/2016/05/17/duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen-inventarisatie-nationale-implementatie.

Daarnaast geeft het CBS-rapport “Meten van SDG’s: eerste beeld voor Nederland” d.d. 4 november 2016 een beeld van de stand van zaken in Nederland. Dit rapport vormt een goede aanzet voor consultaties met maatschappelijke partners over de prioriteiten voor Nederland. Op 8 december vindt hierover op de Erasmus Universiteit Rotterdam een bijeenkomst plaats met studenten, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en bedrijven.

Vraag
Waarom wordt budget voor (duurzame?) energie vrijwel geheel multilateraal besteed, terwijl het juist ons principe is om met lokale organisaties te werken? 

Antwoord

In 2017 wordt 30% van het budget voor hernieuwbare energie via multilaterale organisaties besteed. De multilaterale instellingen maken het mogelijk succesvolle projecten die worden uitgevoerd met lokale partners substantieel op te schalen. In de vorig jaar gepubliceerde evaluatie van het hernieuwbare-energiebeleid concludeerde IOB dat deze aanpak bijzonder succesvol was.

‘Energizing Development’ (EnDev) en ‘Africa Biogas’ zijn de grootste programma’s voor hernieuwbare energie . Lokale NGO’s voeren deze programma’s uit in samenwerking met HIVOS en SNV.

Een voorbeeld van de manier waarop inzet via lokale organisaties hand in hand kan gaan met inzet via multilaterale kanalen is de ontwikkeling van zonnelampen in Afrika. Deze werd aanvankelijk vooral door lokale pioniers ter hand genomen en is vervolgens opgeschaald door het ‘Lighting Africa’-programma van de Wereldbank en IFC.

Vraag
Kan de minister toelichten waarom Nederland uit UNIDO, de VN-organisatie voor industriële ontwikkeling, wil treden?

Antwoord

Bijdragen aan multilaterale organisaties worden bepaald op basis van (1) de relevantie van het mandaat van de organisatie voor de beleidsdoelen van de hulp en handel agenda; en (2) op hun effectiviteit. Met Nederlandse middelen moeten immers voldoende resultaten worden behaald. Daarnaast bekijkt het kabinet of organisaties een breder beleidsbelang dienen en of zij een belangrijke schakel in het mondiale ontwikkelingssysteem zijn. UNIDO voldoet niet of niet in voldoende mate aan deze criteria. Daarom zal het lidmaatschap van UNIDO niet worden voortgezet.

Vraag

Wat doet de minister om organisaties te ondersteunen die van duurzaamheid hun speerpunt maken, gelet op de onzekerheden rondom het WRI-budget?

Antwoord

Het United Nations Environment Programme en het World Resources Institute zijn voorbeelden van organisaties met duurzaamheid als speerpunt waaraan Nederland steun verleent. De steun aan het World Resources Institute (USD 22 miljoen voor de periode 2012-2017) loopt in september 2017 af. Komend voorjaar zal een beslissing worden genomen over vervolgfinanciering. Daarnaast zijn twee Nederlandse experts gedetacheerd bij het WRI. De Nederlandse bijdrage aan UNEP bedraagt ruim EUR 10 miljoen voor de periode 2016 – 2017.

Vraag
Kleine incubators/promotionele activiteiten van de ambassades zijn belangrijk: die fondsen van de ambassades mogen niet worden ingezet voor projecten buiten ontwikkelingssamenwerking. Is dit correct? Is de minister bereid om de voorwaarden en budget te verruimen?

Antwoord

Ambassades beschikken over ODA-middelen waarmee bedrijven en kennisinstellingen worden aangemoedigd met innovatieve voorstellen te komen voor maatschappelijke vraagstukken. Deze activiteiten vinden plaats in ontwikkelingslanden en dragen in belangrijke mate bij aan oplossingen voor ontwikkelingslanden. Het kabinet erkent daarnaast het belang van innovatie voor vraagstukken in meer ontwikkelde landen. Hier kunnen bedrijven een beroep doen op kennis over zakelijke kansen en netwerken van ambassades, consortiavorming, het gezamenlijk ontwikkelen van Holland Branding en non-ODA financieringsfaciliteiten van het Dutch Trade and Investment Fund en de exportkredietverzekering.

Vraag
Wanneer treedt het klimaatverdrag van Parijs in werking? 

Antwoord

Het verdrag is op 4 november jongstleden in werking getreden.

Vraag
Kan de minister een toelichting geven over de extra 10 miljoen euro voor zuidelijke vrouwenorganisaties die weg valt tegen een taakstelling van 13 miljoen? Hoe gaat de minister dit oplossen?

Antwoord

In gevolge de motie Van Laar/Van Veldhoven is EUR 10 miljoen per jaar toegevoegd aan het budget voor “Gelijke rechten en kansen voor vrouwen” (begrotingssubartikel 3.2). De ruilvoettaakstelling van EUR 13 miljoen komt ten laste van het budget voor “Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids” (begrotingssubartikel 3.1). De bedragen vallen daarmee niet tegen elkaar weg.

Vraag
Kan de minister toelichting geven op steun aan mensenrechtenverdedigers? Hoe zorgen we voor basisvoorzieningen voor persoonlijke veiligheid voor vrouwen en mannen die echt hun nek uitsteken? Waar betalen ze bijvoorbeeld het regelen van onderduikadressen/veilige telefoons voor communicatie van? Is daar voldoende geld voor beschikbaar?

Antwoord

Er zijn verschillende mogelijkheden om communicatiemiddelen en onderduikadressen te financieren. Het Shelter City-programma van het Mensenrechtenfonds is hier een voorbeeld van. In gevallen van nood en acute dreiging wordt door NGO’s gezocht naar onderduikmogelijkheden in de regio. Een ander voorbeeld uit het Mensenrechtenfonds zijn de programma’s van East and Horn of Africa Human Rights Defenders en Frontline Defenders.

Het kabinet steunt ook in EU-verband de opvang voor mensenrechtenverdedigers. Via het EU-mechanisme Protect Defenders wordt een passende tijdelijk opvanglocatie in de regio gezocht, waar mensenrechtenverdedigers hun werk kunnen voortzetten.

Vragen van het lid Voordewind (CU)

Vraag
In deze begroting wordt de 25% norm voor het maatschappelijk middenveld niet gehaald. Is de minister bereid om verandering aan te brengen met eventueel vrijvallende middelen bij najaarsnota? En hoe verhoudt zich dat tot de ontwikkeling van het uitgavenpercentage via bedrijven?

Antwoord

Het kabinet stuurt niet op de verdeling van geldstromen over financieringskanalen, maar streeft wel naar maximale betrokkenheid van maatschappelijke organisaties. Het is de ambitie om 25 procent van de middelen te besteden via maatschappelijke organisaties. De aangenomen motie Voordewind-Mulder (Kamerstuk 34 300 (XVII), nr. 14) wordt gezien als een aanmoediging en bevestiging van die ambitie.

Ondanks het toegenomen aandeel in het ontwikkelingsbudget van de toerekening voor eerstejaarsopvang van asielzoekers komt voor 2016 de raming via maatschappelijke organisaties uit op 22 procent ten opzichte van 20 procent in 2015. De daling van 2015 wordt hiermee al gekeerd en de ambitie is om deze trend in 2017 voort te zetten.

Het percentage van het ontwikkelingsbudget dat via bedrijven wordt besteed is in 2015 eveneens afgenomen door het toegenomen budget voor de eerstejaars opvang van asielzoekers; van 6,8 procent in 2014 naar 5,7 procent in 2015.

Vraag

Is de minister bereid een wettelijke ondergrens in te stellen voor eerlijke handel, die bedrijven uit risicosectoren een wettelijke ‘due diligence’ voorschrijft?

Antwoord

Het kabinet zet zich in om samen met belanghebbenden afspraken te maken over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en het onderzoeken van risico’s in de keten (due diligence). Het kabinet is ervan overtuigd dat dit leidt tot innovatieve oplossingen die breed worden gedragen; wetgeving biedt dat niet. Bovendien is het lastig om het toepassen van due diligence – wat een continu proces is en geen simpele regels kent over wat wel en niet mag – wettelijk af te dwingen. Ervaringen binnen en buiten Europa laten dat zien. Het kabinet streeft niet naar een juridisch antwoord, maar naar gezamenlijke afspraken om eerlijke handel te realiseren.

Vraag

Is de minister bereid een onafhankelijke toezichthouder aan te stellen voor de sectorconvenanten en verplichte certificering in deze sectoren in te voeren?

Antwoord

Partijen bij convenanten bepalen zelf hoe monitoring en toezicht op de naleving van de afspraken in convenanten wordt vormgegeven. Het Openbaar Ministerie kan bedrijven vervolgen voor mensenrechtenschendingen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft hierover gesproken met het Openbaar Ministerie. Het kabinet ziet op dit moment geen aanleiding om een nieuwe onafhankelijke toezichthouder in het leven te roepen.

Certificering is een belangrijk instrument in de verduurzaming van handelsketens. Het draagt bij aan transparantie en afrekenbaarheid van bedrijven. Op dit moment is er geen reden om certificering verplicht te stellen. Verschillende sectoren werken aan verbetering van certificering en andere manieren van verduurzaming.

Vraag
Wat doet de minister om Qatar en de FIFA onder druk te zetten om de mensenrechtensituatie in Qatar te verbeteren?

Antwoord

Nederland zet zich in om de situatie van arbeidsmigranten in Qatar te verbeteren en heeft hierover regelmatig op politiek en hoog-ambtelijk niveau contact met de autoriteiten van Qatar. Er wordt specifiek aandacht besteed aan arbeidsomstandigheden in het kader van de voorbereidingen voor het WK Voetbal 2022. Op 9 mei 2016 organiseerde de ambassade in Qatar, in het kader van het voorzitterschap van de Europese Unie, een ronde-tafelbijeenkomst met Europese bedrijven en hun lokale partners om de toepassing van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights ter plaatse te verbeteren. De bijeenkomst werd bijgewoond door vertegenwoordigers van de Qatarese overheid en het bedrijfsleven.

Nederland is actief in de zaak tegen Qatar binnen het klachtenmechanisme van de International Labour Organization (ILO). In de ILO beheersraad van maart 2016 drong Nederland, namens de EU en al haar lidstaten, aan op samenwerking van Qatar met de ILO en op verdere maatregelen van de overheid om arbeidsomstandigheden van migranten te verbeteren.

Ook de FIFA zet stappen om haar beleid op het gebied van mensenrechten aan te scherpen. De FIFA heeft John Ruggie, de voormalige Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN op het gebied van mensenrechten en bedrijfsleven, gevraagd om hierbij te adviseren.

Vraag
Wat kan de minister doen om de positie van vrouwen en minderheden Noord-Syrië te steunen?

Antwoord

De inzet voor vrouwen in Noord-Syrië wordt gesteund via diverse programma’s:

  • Via Women on the Frontline: politieke participatie van vrouwen (HIVOS, 7 MENA-landen, EUR 5,9 mln. 2013-2016), waaronder in Noord-Syrië.

  • Via het United Nations Population Fund (UNFPA): medische en psychosociale steun aan vrouwen in onder meer Noord-Syrië.

  • Met het African Women’s Development Fund. Dit fonds zet in op versterking van vrouwenorganisaties op het terrein van pleiten en beïnvloeden in zowel de regio Afrika als de regio Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het African Women’s Development Fund ontvangt EUR 20 miljoen 2017-2020 van de extra middelen uit de motie Van Laar voor het ondersteunen van regionale vrouwenorganisaties (Kamerstuk 33 625, nr. 207).

  • Via het Nationaal Actieplan 1325 voor vrouwen, vrede en veiligheid door middel van een voorstel voor het bevorderen van betrokkenheid van vrouwen bij vrede en veiligheidsvraagstukken in Noord-Syrië met expliciete aandacht voor Koerdische vrouwen (EUR 2 miljoen in de periode 2016-2019).

Vragen van het lid Grashoff (GL)

Vraag
Beschouwt de minister de moties over investeringsbescherming als afgedaan, of legt zij deze naast zich neer? 

Antwoord

In de brief van 7 juni 2016 (Kamerstuk 31 793, nr. 157) hebben de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een reactie gegeven op de aangenomen motie Dik-Faber/Klaver [31 793, nr. 128] van 19 mei 2016 over een carve-out clausule voor klimaatbeleid in handels- en investeringsverdragen. In deze brief is uiteen gezet dat de beleidsruimte van staten om wetgeving te maken ter bescherming van alle publieke belangen is gewaarborgd. Het uitsluiten van rechtstoegang voor specifieke sectoren biedt geen toegevoegde waarde. Een te breed geformuleerde carve-out zou juist kunnen leiden tot rechtsonzekerheid. Veel verschillende producten en diensten hebben immers invloed op klimaatverandering in positieve en in negatieve zin: van kolencentrales tot fietsen, en van zonnepanelen tot veel uiteenlopende vormen van vervoer. Een algemene carve-out zou ertoe kunnen leiden dat zowel investeerders in de autosector als investeerders in de fietsensector geen toegang hebben tot het Investment Court System.

De aangenomen motie Klaver/Jasper van Dijk [34 300, nr. 52] over herziening van het Energy Charter Treaty, die is aangenomen tijdens de begrotingsbehandeling 2016, is ondersteuning van beleid. Het kabinet heeft aangegeven dat de nieuwe EU-aanpak voor investeringsbescherming uiteindelijk in alle investeringsovereenkomsten, inclusief het Energy Charter, zou moeten worden opgenomen. Het Energy Charter Treaty is een multilateraal verdrag dat niet alleen over investeringsbescherming in de energiesector gaat, maar ook over markttoegang en doorvoer. Dit is van essentieel belang voor de energieveiligheid in Nederland. Een eerste discussie over verbeteringen van het investeringshoofdstuk van het Energy Charter Treaty vond op 20 september 2016 plaats.

Vraag
Hoe gaat de minister uitvoering geven aan klimaatakkoorden die nog niet zijn afgedaan?

Antwoord

Naar verwachting zullen de komende jaren meer verdragen volgen op deelterreinen van klimaat. Een belangrijk recent verdrag is het Kigali-amendement op het Montreal Protocol, waardoor thans naast CFK’s, die schadelijk zijn voor de ozonlaag, ook de uitstoot van HFK’s, een zeer krachtig broeikasgas, door apparaten zoals airco’s wordt beperkt. Nederland ondersteunt ontwikkelingslanden bij implementatie van dit verdrag. In de luchtvaart en scheepvaart zijn (verdergaande) emissie-afspraken nodig. Dit zijn lastige onderhandelingen, die door het ministerie van Infrastructuur en Milieu gevoerd worden.

Vraag
Wordt bijgehouden in hoeverre de hulp & handel agenda ook voor armoedebestrijding positief effect heeft? 

Antwoord

Voor alle programma’s die met ODA worden gefinancierd zijn concrete resultaten benoemd die gericht zijn op armoedebestrijding. Over voortgang wordt in jaarverslagen en resultatenrapportage gerapporteerd. Alle programma’s worden na afronding geëvalueerd.

Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP)

Vraag
Ziet de minister kansen om vormen van samenwerking tussen bedrijven en NGO’s op het gebied van armoedebestrijding voor de allerarmsten verder te faciliteren en versterken?

Antwoord

Nederland kent een lange traditie van samenwerking tussen maatschappelijke organisaties, de overheid en het bedrijfsleven. Ook voor de toekomst ziet het kabinet veel mogelijkheden voor deze vorm van samenwerking op het gebied van armoedebestrijding en het gezamenlijk realiseren van de Global Goals.

Zo werkt de Nederlandse overheid in landen als Congo en Rwanda onder andere via publiek private partnerschappen, die boeren aan de onderkant van de markt de kans geven om te profiteren van de kennis en markttoegang geboden door bedrijven. Maatschappelijke organisaties helpen binnen deze partnerschappen kleine boeren om hun landbouwmethoden en de omvang en kwaliteit van hun productie te verbeteren. Daarmee vergroten zij het inkomen van de allerarmsten en dragen ze bij aan voedselzekerheid.

Ook werkt het kabinet met maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven aan de verduurzaming van internationale waardeketens. Dit komt ten goede aan de allerarmsten. In productielanden gebeurt dit door samen met lokale overheden, vakbonden, producenten en internationale inkopers in te zetten op betere arbeidsomstandigheden en een leefbaar loon. In Nederland wordt via de IMVO-convenanten gewerkt aan verduurzaming door afspraken te maken met bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden over betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen en schone productie.

Vraag
In hoeverre worden ‘hulpvoorwaarden’ bij handel consequent nageleefd, en waar kan dit beter?

Antwoord

Er is per vorm van dienstverlening een IMVO-kader. In het algemeen geldt voor alle handelsbevorderende activiteiten dat bedrijven moeten handelen naar de OESO-richtlijnen. Bedrijven die bijvoorbeeld op missie meewillen moeten de OESO-richtlijnen onderschrijven. Wanneer er aanwijzingen zijn dat een bedrijf zich niet aan de OESO-richtlijn houdt – bijvoorbeeld wanneer ze een 0-score hebben op de transparantiebenchmark – dan gaan we in gesprek met het betreffende bedrijf en maken we verbeterafspraken. Indien er geen verbetering optreedt, kan deelname aan het betreffende instrumentarium worden ontzegd. Het Nationaal Contactpunt (NCP) speelt een belangrijke rol in de naleving van de OESO-richtlijnen. In geval van conflict tussen twee partijen over de toepassing ervan, kunnen zij bij het NCP advies inwinnen en hun handelswijze op basis hiervan aanpassen.

Het kabinet stimuleert bedrijven actief om aan de OESO-richtlijnen te voldoen, bijvoorbeeld door convenanten in verschillende sectoren aan te jagen en hierin specifiek aan te dringen op sectorgerelateerde IMVO-uitdagingen, zoals leefbaar loon in de textielsector.

Vraag
Kunt u de rationale achter de extra bezuiniging op handel en hulp uitleggen?

Antwoord

Het kabinet heeft vanwege de ruilvoetverslechtering op elke begroting extra moeten bezuinigen. Voor de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bedraagt de bezuiniging voor 2016 in totaal EUR 49 miljoen. De gevolgen van deze taakstelling zijn evenredig verdeeld over de speerpunten (Water, Voedselzekerheid, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten en Veiligheid en Rechtsorde) en de dwarsdoorsnijdende thema’s (private sectorontwikkeling en klimaat) exclusief gender. De budgetten op deze thema’s worden jaarlijks met drie procent verlaagd. Dit leidt tot de volgende structurele kortingen per thema:

Speerpunten en dwarsdoorsnijdende thema’s (excl. gender)

Taakstelling

(x EUR 1 mln)

PSD 9
Voedselzekerheid 11
Water 6
Klimaat 4
SRGR 13
V&R 6
Totaal 49

Vragen van het lid Thieme (PvdD)

Vraag

Wat gaat minister doen aan vormen van roofbouw en uitputting die samenhangen met internationale handel?

Antwoord

Roofbouw en uitputting zijn geen standaardverschijnselen bij internationale handel, maar waar dat nodig is werkt het kabinet hard aan de verduurzaming van handelsketens. Nederlandse organisaties werken in productiegebieden voor palmolie, soja, cacao, koffie, thee en bloemen aan duurzamer gebruik van land en water en het beheer van bosgebieden. Dit gebeurt in Indonesië, Kenia, Ethiopië, Vietnam en Brazilië. Daarbij wordt samenwerking van lokale organisaties en bedrijven gestimuleerd. In Indonesië resulteert dit in groene groeiplannen voor de provincies West-Kalimantan en Zuid-Sumatra. De gouverneurs van deze provincies coördineren de samenwerking.
Via het European Partnership for Responsible Minerals werkt het kabinet aan verduurzaming van grondstoffenketens. Dit gebeurt door projecten in ontwikkelingslanden en door een groter bewustzijn te bevorderen bij het Europese midden- en kleinbedrijf ter voorkoming van misstanden in hun keten (due diligence). Ook werkt het kabinet via partnerschappen met het Initiatief Duurzame Handel, Solidaridad en UTZ aan duurzame productie en betere inkomens voor boeren.