[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34506, bijgewerkt t/m nr. 25 (5e NvW d.d. 30 januari 2017)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2016D44690, datum: 2017-01-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z12996:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 25 (Vijfde Nota van Wijziging d.d. 30 januari 2017)
34 506 Voorstel van wet van het lid Van Laar houdende de invoering van een zorgplicht ter voorkoming van de levering van goederen en diensten die met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen (Wet zorgplicht kinderarbeid)
Nr. 5 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

 

​ Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

​ Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijk te verankeren dat ondernemingen die op de Nederlandse markt goederen en diensten verkopen er binnen hun mogelijkheden redelijkerwijs alles aan doen om te voorkomen dat hun producten en diensten tot stand komen met gebruikmaking van kinderarbeid, zodat consumenten deze met een gerust hart kunnen kopen;

​ Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

​ In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 

​ a. kinderarbeid: arbeid, verricht door:

​ 1°. personen jonger dan 13 jaar; of

​ 2°. personen ouder dan 12 jaar en jonger dan 18 jaar, voor zover het arbeid betreft die de ergste vormen van kinderarbeid betreffen, bedoeld in artikel 3 van het op 17 juni 1999 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (Trb. 1999, 177);

b. [vervallen]

c. eindgebruiker: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het goed gebruikt of verbruikt of de dienst afneemt;

​ d. onderneming: een onderneming in de zin van artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 of elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en wijze waarop zij wordt gefinancierd;

​ e. toezichthouder: de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen toezichthouder;​

f. bindende aanwijzing: een zelfstandige last die wegens een overtreding wordt opgelegd;

​ g. zelfstandige last: de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften;

h. Onze Minister: Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

​ 

Artikel 2 Toezicht

 

​ 1. De toezichthouder is belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

2. Iedere natuurlijke persoon en rechtspersoon wiens belangen geraakt zijn door het doen of laten van een onderneming bij de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, kan daarover een klacht indienen bij de toezichthouder.

3 Uitsluitend een concrete aanwijzing voor niet naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet door een aanwijsbare partij, biedt grond voor het indienen van een klacht.

4. Een klacht kan pas door de toezichthouder in behandeling worden genomen nadat deze door de onderneming is afgehandeld, dan wel zes maanden na indiening van de klacht bij de onderneming zonder dat deze is afgehandeld.

  

Artikel 3 Verklaring

 

​ 1. Elke in Nederland gevestigde onderneming die goederen of diensten aan Nederlandse eindgebruikers verkoopt of levert, verklaart dat zij gepaste zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 4 betracht om te voorkomen dat die goederen of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand komen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op niet in Nederland gevestigde ondernemingen die goederen of diensten aan Nederlandse eindgebruikers verkopen of leveren.

​ 2. De onderneming zendt de verklaring, bedoeld in het eerste lid, na inschrijving in het handelsregister onverwijld aan de toezichthouder. Ondernemingen die reeds ingeschreven staan bij het handelsregister zenden de verklaring binnen zes maanden na het in werking treden van deze wet toe aan de toezichthouder. De onderneming die niet in het Europese deel van Nederland is gevestigd en die niet wordt ingeschreven in het handelsregister, zendt de verklaring aan de toezichthouder binnen zes maanden nadat de onderneming voor de tweede keer in een bepaald jaar goederen of diensten levert aan eindgebruikers in Nederland.

​ 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen uitzonderingen worden toegestaan voor het tijdstip waarop de verklaring wordt aangeleverd en kunnen nadere regels worden gesteld over inhoud en vorm van de verklaring. 

​ 4. Onder het leveren van goederen, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan het enkel vervoeren van goederen.

 

Artikel 4 Gepaste zorgvuldigheid

 

​ 1. De onderneming die met inachtneming van het bepaalde krachtens het vierde lid onderzoekt of er een redelijk vermoeden bestaat dat de te leveren goederen of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen en die in geval van het bestaan van een redelijk vermoeden, een plan van aanpak vaststelt en uitvoert, betracht gepaste zorgvuldigheid.

​ 2. Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is gericht op bronnen die voor de onderneming redelijkerwijs kenbaar en raadpleegbaar zijn.

​ 3. [vervallen]​

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden, met inachtneming van de ILO-IOE Child Labour Guidance Tool for Business, nadere eisen gesteld aan het onderzoek en aan het plan van aanpak, bedoeld in het eerste lid.

​ ​5. Onze Minister kan een gezamenlijk plan van aanpak dat tot doel heeft om daarbij aangesloten ondernemingen gepaste zorgvuldigheid te laten betrachten om te voorkomen dat goederen of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand komen, en dat tot stand komt tussen één of meer maatschappelijke organisaties, organisaties van werknemers of organisaties van werkgevers, goedkeuren. Een onderneming die handelt in overeenstemming met een door Onze Minister goedgekeurd gezamenlijk plan van aanpak, betracht gepaste zorgvuldigheid.

 

Artikel 5 Bestuurlijke boete

 

​ 1. De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van artikel 3, tweede lid, van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de tweede categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. 

​ 2. De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht ter zake van:

a. het niet voldoen aan de verplichting tot het verrichten van onderzoek of het opstellen van een plan van aanpak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, of

b. het niet voldoen aan de vereisten voor het onderzoek of het plan van aanpak, bedoeld in artikel 4, vierde lid.

​ 3. Artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing op het eerste en tweede lid van dit artikel.

​ 4. De toezichthouder legt geen bestuurlijke boete op wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 en 4, dan nadat hij een bindende aanwijzing heeft gegeven. De toezichthouder kan de overtreder een termijn stellen waarbinnen de aanwijzing moet worden opgevolgd.

​ 5. [vervallen]

 

Artikel 6 Opschorting boete

 

​ De werking van een beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt opgeschort tot het tijdstip waarop de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, op het bezwaar respectievelijk het beroep is beslist.

 

Artikel 7 Strafbaarstelling

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Wet zorgplicht kinderarbeid, artikel 3, tweede lid, en artikel 4, eerste en vierde lid, indien in de vijf jaar voorafgaand aan de overtreding, op grond van artikel 5, eerste of tweede lid, van die wet een bestuurlijke boete is opgelegd voor eenzelfde overtreding door de onderneming, begaan in opdracht of onder feitelijke leiding van eenzelfde bestuurder.

Artikel 8 Evaluatie

 

​ Onze Minister zendt binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

 

​ Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, maar niet eerder dan 1 januari 2020.

 

Artikel 10 Citeertitel

 

​ Deze wet wordt aangehaald als: Wet zorgplicht kinderarbeid.

 

​ Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

 

Gegeven

 

 

 

 

 

 

 

 

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking