[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34553, eindtekst

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017)

Eindtekst

Nummer: 2016D44951, datum: 2016-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z16941:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

17 november 2016



	Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige
fiscale maatregelen 2017)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het
fiscale beleid voor het jaar 2017 wenselijk is in een aantal
belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of
technische reparaties aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

0A 

Artikel 3.20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “indien de CO2-uitstoot” vervangen door:
indien uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot.

	2. In het vijfde lid vervalt  onderdeel c onder vervanging van de
puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

A

Aan artikel 3.111, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd,
luidende: Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder een woning
in aanbouw mede verstaan een bouwkavel ter zake waarvan concrete stappen
zijn gezet voor het in gang zetten van bouwkundige werkzaamheden voor de
realisatie van een eigen woning. Ingeval de bouwkundige werkzaamheden
zijn gestart, wordt voor de toepassing van de tweede volzin aangenomen
dat de concrete stappen, bedoeld in die volzin, in ieder geval zes
maanden voor de start van de bouwkundige werkzaamheden zijn gezet.

B

Aan artikel 3.119a wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Indien de belastingplichtige een eigen woning heeft als bedoeld in
artikel 3.111, eerste lid, aanhef en onderdeel b, wordt voor de
toepassing van het eerste lid als een schuld van de belastingplichtige
mede aangemerkt een schuld waarvan de belastingplichtige op grond van
het krachtens erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik, recht van
bewoning of recht van gebruik gehouden is de kosten en lasten te dragen.


C

In artikel 3.119aa wordt, onder vernummering van het zevende lid tot
achtste lid, na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

7. In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, wordt een
vervreemdingssaldo eigen woning bij vervreemding van een woning die
geheel of gedeeltelijk op grond van artikel 3.111, eerste lid, aanhef en
onderdeel b, als eigen woning wordt aangemerkt niet toegevoegd aan de
eigenwoningreserve voor zover dit vervreemdingssaldo betrekking heeft op
het deel van de woning waarop het recht van vruchtgebruik, recht van
bewoning of recht van gebruik, bedoeld in dat onderdeel, is gevestigd.

D

In artikel 3.119c wordt, onder vernummering van het tiende lid tot elfde
lid, na het negende lid een lid ingevoegd, luidende:

10. Indien een schuld op grond van artikel 3.119a, achtste lid, tot de
eigenwoningschuld behoort, en de belastingplichtige, bedoeld in dat lid,
de partner van de erflater was, blijft het aflossingsschema van de
erflater voor deze schuld van toepassing. 

E

In artikel 3.120a worden, onder vernummering van het derde en vierde lid
tot vijfde en zesde lid, na het tweede lid twee leden ingevoegd,
luidende:

3. Indien de vervreemde eigen woning, bedoeld in het tweede lid, voor de
belastingplichtige een eigen woning was als bedoeld in artikel 3.111,
eerste lid, aanhef en onderdeel b, wordt voor de toepassing van het
tweede lid als een schuld die de belastingplichtige had mede aangemerkt
een schuld waarvan de belastingplichtige op grond van het krachtens
erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik, recht van bewoning of recht
van gebruik gehouden was de kosten en lasten te dragen.

4. Een schuld die op grond van het derde lid als restschuld van de
belastingplichtige wordt aangemerkt, wordt voor de toepassing van dit
artikel niet als restschuld aangemerkt van degene op wiens schuld het
recht van vruchtgebruik, het recht van bewoning of het recht van
gebruik, bedoeld in het derde lid, betrekking had.

F

Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het vijfde lid wordt “een belang heeft”
vervangen door: direct of indirect een belang heeft.

2. In het zesde lid worden de onderdelen 1° en 2° geletterd a en b.

3. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste
tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd,
luidende:

7. Tot het vermogen van de onderneming, bedoeld in het zesde lid,
onderdeel a, wordt niet gerekend een belang in een ander lichaam.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt “het zesde lid, onderdeel 1°”
vervangen door: het zesde lid, onderdeel a. 

G

In artikel 4.17c, derde lid, wordt “derde tot en met zesde lid”
vervangen door: derde tot en met zevende lid.

H

In artikel 4.21, vijfde lid, wordt “aanslagen” vervangen door:
belastingaanslagen.

I

Artikel 4.25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt “de aanslag bij de vaststelling waarvan
artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, of artikel 7.5, zevende lid, is
toegepast, in geval van terugkeer van de belastingplichtige naar
Nederland binnen tien jaren nadat hij is opgehouden in Nederland te
wonen onderscheidenlijk artikel 7.5, zevende lid, is toegepast”
vervangen door: de belastingaanslag bij de vaststelling waarvan artikel
4.16, eerste lid, onderdeel h, of artikel 7.5, zevende lid, is
toegepast, in geval van terugkeer van de belastingplichtige naar
Nederland voordat die belastingaanslag volledig is voldaan.

2. In het zesde lid wordt “aanslagen” vervangen door:
belastingaanslagen.

J

Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met
zevende lid tot vijfde tot en met achtste lid, een lid ingevoegd,
luidende:

4. Tot de schulden behoren niet schulden die deel uitmaken van een
algemeenheid waarop een vruchtgebruik als bedoeld in het derde lid rust
of is gevestigd.

2. Aan het vijfde lid (nieuw) wordt een volzin toegevoegd, luidende: De
eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op schulden als bedoeld
in het vierde lid.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt “Het eerste tot en met vierde lid”
vervangen door: Het eerste tot en met vijfde lid.

K

Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid, vierde volzin, vervalt “buiten Nederland
vervulde functie van bestuurder of commissaris van een in Nederland
gevestigd lichaam, alsmede de”. Voorts wordt “worden steeds”
vervangen door: wordt steeds.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

17. De functie van bestuurder of commissaris van een in Nederland
gevestigd lichaam wordt:

a. voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, steeds geacht te
zijn vervuld met behulp van een vaste inrichting in Nederland;

b. voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b en c, steeds
geacht te zijn vervuld in Nederland.

L

In artikel 7.6, derde en vierde lid, wordt “indien artikel 26 van de
Invorderingswet 1990 is toegepast” vervangen door: indien de artikelen
25 of 26 van de Invorderingswet 1990 zijn toegepast.

M

Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel d, onder verlettering van
onderdeel e tot onderdeel d.

2. In het achtste lid vervalt de tweede volzin.

3. Het tiende lid vervalt.

N

Artikel 10.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien in
het voorafgaande jaar een afronding als bedoeld in de eerste of tweede
volzin is toegepast, wordt bij de vervanging, bedoeld in artikel 10.3,
uitgegaan van het niet-afgeronde percentage, onderscheidenlijk van het
niet-afgeronde bedrag.

2. In het tweede lid wordt “de Maandstatistiek van de prijzen”
vervangen door “het Statistisch Bulletin” en wordt “voor het
eerst, al dan niet voorlopig,” vervangen door: voor de tweede maal.

O

Artikel 10bis.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid wordt “de 30-jaarstermijn” vervangen door: de
termijn van 30 jaar, bedoeld in artikel 10bis.10,.

2. Onder vernummering van het achtste en negende lid tot negende en
tiende lid, wordt na het zevende lid een lid ingevoegd, luidende:

8. Indien de belastingplichtige de partner van de erflater was, wordt
als een bestaande eigenwoningschuld als bedoeld in het eerste lid van de
belastingplichtige tot uiterlijk het tijdstip waarop de termijn van 30
jaar, bedoeld in artikel 10bis.10, bij de erflater zou zijn verstreken
mede aangemerkt een schuld voor een eigen woning waarvan de
belastingplichtige op grond van een krachtens erfrecht verkregen recht
van vruchtgebruik, recht van bewoning of recht van gebruik gehouden is
de kosten en lasten te dragen en die bij de erflater een bestaande
eigenwoningschuld was. 

P

Artikel 10bis.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde tot en met
negende lid tot vierde tot en met tiende lid, een lid ingevoegd,
luidende:

3. De in het eerste lid, onderdeel b, genoemde voorwaarde geldt mede
niet indien:

a. het partnerschap van de belastingplichtige is geëindigd en de
kapitaalverzekering in het kader van de financiële afwikkeling daarvan
tot uitkering komt;

b. de belastingplichtige schuldhulpverlening wordt geboden als bedoeld
in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

c. de belastingplichtige een eigen woning heeft vervreemd en hem op het
moment direct na die vervreemding nog steeds of opnieuw een eigen woning
ter beschikking staat, of

d. Onze Minister heeft vastgesteld dat de belastingplichtige financiële
problemen heeft en als gevolg daarvan niet meer in staat is de lasten
met betrekking tot zijn eigen woning te voldoen of die lasten naar
verwachting binnen afzienbare tijd niet meer zal kunnen voldoen.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “derde lid” telkens vervangen
door “vierde lid”. Voorts wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Indien de uitkering plaatsvindt binnen zes maanden na vervreemding van
een eigen woning waarbij het bedrag van de eigenwoningschuld
onmiddellijk na die vervreemding lager is dan het bedrag van de
eigenwoningschuld van die woning onmiddellijk voorafgaande aan die
vervreemding, wordt het in het eerste lid, in verbinding met het vierde
lid, bepaalde bedrag in afwijking van de eerste volzin vervangen door
het bedrag van de eigenwoningschuld van die woning voorafgaande aan die
vervreemding, voor zover dat niet hoger is dan het in het eerste lid, in
verbinding met het vierde lid, bepaalde bedrag.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt “derde lid” vervangen door: vierde
lid.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt “vijfde lid” telkens vervangen
door: zesde lid.

5. In het achtste lid (nieuw) wordt “in het derde lid bedoelde”
vervangen door: in het vierde lid bedoelde.

	6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	11. Voor zover een uitkering uit kapitaalverzekering eigen woning in
een situatie als bedoeld in het derde lid heeft gediend als aflossing
van een schuld die heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo
eigen woning, wordt mede geacht te zijn voldaan aan de voorwaarde,
genoemd in het eerste lid, onderdeel a.

Q

In artikel 10bis.7, onderdeel b, wordt “artikel 10bis.6, achtste en
negende lid” vervangen door: artikel 10bis.6, negende en tiende lid.

R

In artikel 10bis.11, derde lid, wordt “artikel 10bis.6, zesde lid”
vervangen door: artikel 10bis.6, zevende lid.

Ra 

Aan artikel 10a.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Artikel 9, elfde en twaalfde lid, van de Wet op de belasting van
personenauto’s en motorrijwielen 1992 is van overeenkomstige
toepassing.

S

Na artikel 10a.16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a.17 Overgangsbepaling buitenlandse bronbelasting als
voorheffing

Artikel 9.2, eerste lid, onderdeel d, achtste lid en tiende lid, en de
daarop gebaseerde bepalingen, zoals dat artikel en die bepalingen op 31
december 2015 luidden, zijn van overeenkomstige toepassing op geheven
bronbelasting over rentebetalingen die zijn gedaan na 31 december 2015.

ARTIKEL IA

	De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 10bis.4, tweede lid, onderdeel b, vervalt: ten minste 15
jaar, of tot het overlijden van de verzekerde,.

B

	Artikel 10bis.5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt “ten minste 15 jaar, of tot
het overlijden van de rekeninghouder of zijn partner, wordt” vervangen
door: er wordt.

	2. In het derde lid, onderdeel c, wordt “ten minste 15 jaar, of tot
het overlijden van de eigenaar van het beleggingsrecht of zijn partner,
wordt” vervangen door: er wordt. 

C

	Artikel 10bis.6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b, vervalt: ten minste
20 jaar, of, indien de verzekering tot uitkering komt door eerder
overlijden, tot het overlijden,. 

	2. Het eerste lid, tweede volzin, vervalt. 

	3. In het tweede lid wordt “het eerste lid, onderdelen a en b,
genoemde voorwaarden gelden” vervangen door: het eerste lid, onderdeel
a, genoemde voorwaarde geldt. 

	4. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met
elfde lid tot derde tot en met tiende lid. 

5. In het derde lid (nieuw) wordt “De bedragen bepaald op grond van
het eerste lid worden” vervangen door: Het bedrag, genoemd in het
eerste lid, wordt.

	6. In het vijfde lid (nieuw), eerste volzin, wordt “worden de in het
eerste lid genoemde bedragen” vervangen door: wordt het bedrag,
genoemd in het eerste lid,.

	7. In het zevende lid (nieuw) wordt “worden de in het eerste lid
genoemde bedragen” vervangen door: wordt het bedrag, genoemd in het
eerste lid,.

	8. In het tiende lid (nieuw) vervalt: in een situatie als bedoeld in
het derde lid.

D

	Artikel 10bis.7, eerste volzin, komt te luiden: Met betrekking tot het
voordeel uit spaarrekening eigen woning of het voordeel uit
beleggingsrecht eigen woning geldt een vrijstelling waarvan de omvang
wordt berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 10bis.6, met
dien verstande dat artikel 10bis.6, achtste en negende lid, slechts
toepassing vindt bij een continuering als bedoeld in artikel 10bis.5,
vierde lid, onderdeel f.

E

In artikel 10bis.11, derde lid, wordt “artikel 10bis.6, zevende lid”
vervangen door: artikel 10bis.6, zesde lid.

F

	Artikel 10bis.12 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin wordt “worden de in artikel 10bis.6, eerste
lid, vermelde bedragen” vervangen door “wordt het in artikel
10bis.6, eerste lid, vermelde bedrag”. Voorts wordt “andere
bedragen” vervangen door: een ander bedrag.

	2. In de tweede volzin wordt “Deze bedragen worden” vervangen door
“Dit bedrag wordt”. Voorts wordt “de te wijzigen bedragen”
vervangen door: het te wijzigen bedrag.

	3. In de derde volzin wordt “de niet-afgeronde bedragen” vervangen
door: het niet-afgeronde bedrag.

ARTIKEL II

Indien vóór 1 januari 2017 een eigen woning als bedoeld in artikel
3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is vervreemd waarbij het bedrag
van de eigenwoningschuld onmiddellijk na vervreemding van die eigen
woning lager was dan het bedrag van de eigenwoningschuld van die woning
onmiddellijk voorafgaande aan die vervreemding, is artikel 10bis.6,
vijfde lid, tweede volzin, van die wet van overeenkomstige toepassing
indien de uitkering vóór 1 juli 2017 plaatsvindt.

ARTIKEL IIA

	In artikel II wordt “artikel 10bis.6, vijfde lid” vervangen door:
artikel 10bis.6, vierde lid.

ARTIKEL III

In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt hoofdstuk 2,
artikel I, als volgt gewijzigd:

A

Aan onderdeel AM worden twee leden toegevoegd, luidende:

7. In afwijking in zoverre van het eerste lid zijn de minimumtermijnen
voor het jaarlijks voldoen van premies, bedoeld in artikel 26a, tweede
lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, zoals dat luidde op 31
december 2000, niet van toepassing indien:

a. het partnerschap van de belastingplichtige is geëindigd en de
kapitaalverzekering in het kader van de financiële afwikkeling daarvan
tot uitkering komt;

b. de belastingplichtige schuldhulpverlening wordt geboden als bedoeld
in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

c. de belastingplichtige een eigen woning heeft vervreemd en hem op het
moment direct na die vervreemding nog steeds of opnieuw een eigen woning
ter beschikking staat, of

d. Onze Minister heeft vastgesteld dat de belastingplichtige financiële
problemen heeft en hij als gevolg daarvan niet meer in staat is de
lasten met betrekking tot zijn eigen woning te voldoen of die lasten
naar verwachting binnen afzienbare tijd niet meer zal kunnen voldoen.

	8. Het zevende lid is alleen van toepassing indien de uitkering zo veel
als mogelijk heeft gediend als aflossing van de eigenwoningschuld,
bedoeld in artikel 3.119a van de Wet inkomstenbelasting 2001, of als
aflossing van een schuld die heeft geleid tot een negatief
vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa, eerste
lid, van die wet.

B

Onderdeel AP wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 10bis.6, eerste en zevende lid”
vervangen door: artikel 10bis.6, eerste en achtste lid.

2. In het vijfde lid wordt “artikel 10bis.6, vijfde lid” vervangen
door: artikel 10bis.6, zesde lid.

ARTIKEL IIIBIS

	In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt hoofdstuk 2,
artikel I, als volgt gewijzigd: 

A

	Onderdeel AM, zevende en achtste lid, vervalt.  

B

	Onderdeel AP wordt als volgt gewijzigd: 

	1. In het eerste lid wordt “artikel 10bis.6, eerste en achtste lid”
vervangen door: artikel 10bis.6, eerste en zevende lid. 

	2. In het vijfde lid wordt “artikel 10bis.6, zesde lid” vervangen
door: artikel 10bis.6, vijfde lid.

ARTIKEL IIIA

	

	De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 13bis wordt als volgt gewijzigd: 

	1. In het tweede lid wordt “indien de CO2-uitstoot” vervangen door:
indien uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot.

	2. In het vijfde lid vervalt onderdeel c onder vervanging van de
puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

	

B. Aan artikel 36c wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Artikel 9, elfde en twaalfde lid, van de Wet op de belasting van
personenauto’s en motorrijwielen 1992 is van overeenkomstige
toepassing.

ARTIKEL IV

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 23, achtste lid, wordt “zonder de verminderingen als
bedoeld in dat onderdeel” vervangen door: met uitzondering van
eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31 van die wet.

B

Artikel 25, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. aannemelijk is dat ter verkrijging van de S&O-verklaring of bij het
doen van de mededeling, bedoeld in artikel 24, tweede lid, gegevens of
bescheiden zijn verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat een
andere beslissing zou zijn genomen indien de juiste en volledige
gegevens zouden zijn verstrekt;.

C

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bij overtreding van het bij of krachtens artikel 24, tweede, derde of
vierde lid, bepaalde, legt Onze Minister van Economische Zaken aan de
S&O-inhoudingsplichtige een bestuurlijke boete op ter hoogte van
maximaal € 2500.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het tweede
lid vindt artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht geen
toepassing.

ARTIKEL V

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8e wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, is niet van toepassing voor
zover:

a. de activiteiten, bedoeld in dat onderdeel, bestaan uit het ter
beschikking stellen van vermogensbestanddelen; en

b. die vermogensbestanddelen bij het privaatrechtelijke overheidslichaam
waaraan die ter beschikking worden gesteld, worden aangewend ten behoeve
van activiteiten waarvan de voordelen in aanmerking worden genomen bij
het bepalen van de winst.

B

Artikel 8f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. activiteiten verricht voor:

1°. de publiekrechtelijke rechtspersoon tot wie dat privaatrechtelijke
overheidslichaam in een relatie staat als bedoeld in artikel 8e, zesde
lid, of voor een ander privaatrechtelijk overheidslichaam van die
publiekrechtelijke rechtspersoon; of

2°. een publiekrechtelijke rechtspersoon of een privaatrechtelijk
overheidslichaam in het kader van een dienstverleningsovereenkomst,
indien de voordelen uit deze activiteiten bij die publiekrechtelijke
rechtspersoon of dat privaatrechtelijke overheidslichaam bij het bepalen
van de winst buiten aanmerking zouden blijven indien deze activiteiten
door die rechtspersoon of dat lichaam zelf zouden zijn verricht en bij
die publiekrechtelijke rechtspersoon of dat privaatrechtelijke
overheidslichaam sprake zou zijn van activiteiten als bedoeld in
onderdeel b.

2. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde lid tot
vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, is niet van toepassing voor
zover:

a. de activiteiten, bedoeld in dat onderdeel, bestaan uit het ter
beschikking stellen van vermogensbestanddelen; en

b. die vermogensbestanddelen bij de publiekrechtelijke rechtspersoon of
het privaatrechtelijke overheidslichaam waaraan die ter beschikking
worden gesteld, worden aangewend ten behoeve van activiteiten waarvan de
voordelen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de winst.

ARTIKEL VI

Voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden
mede aangemerkt als binnenlandse belastingplichtige die is onderworpen
aan de vennootschapsbelasting:

a. voor de periode van 30 september 2015 tot en met 31 december 2015:

1o. SNS Holding B.V.;

2o. SNS Bank N.V.;

b. voor de periode van 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015: SRH
N.V.;

alsmede lichamen waarin deze rechtspersonen een belang hebben en de
lichamen waarvan deze rechtspersonen een bestuurder kunnen benoemen of
ontslaan.

ARTIKEL VII

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12, derde lid, onderdeel 2°, wordt “het schenkingsrecht”
vervangen door: de schenkbelasting. 

B

In artikel 33, onderdeel 12°, wordt “schenkingsrecht” vervangen
door: schenkbelasting. 

C

Aan artikel 33a wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Ingeval in de aangifte een beroep is gedaan op de vrijstelling,
bedoeld in artikel 33, onderdeel 5o, onder c, of onderdeel 7o, voor een
schenking als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de in artikel
11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vermelde
termijn van drie jaren verlengd met twee jaren.

D

Artikel 35c wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het vijfde lid wordt “een belang heeft”
vervangen door: direct of indirect een belang heeft.

2. Onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot zevende
tot en met negende lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd,
luidende:

6. Tot het vermogen van de onderneming, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel c, onder 1o, wordt niet gerekend een belang in een ander
lichaam. 

E

In artikel 82a, eerste lid, wordt “De verhoogde vrijstelling, bedoeld
in artikel 33, onderdeel 5°, onder a” vervangen door “De verhoogde
vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder a en b”.
Voorts wordt “onder b en c” vervangen door: onder c. 

ARTIKEL VIII

In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt in artikel 25a, eerste
en derde lid, “Artikel 25, zesde lid” vervangen door: artikel 25,
zesde en zevende lid.

ARTIKEL IX

De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt “€ 41,78” vervangen door: € 44,24.

2. In onderdeel b wordt “€ 83,56” vervangen door: € 88,30.

B

Artikel 11d wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt “€ 100,22” vervangen door: € 105,98.

2. In onderdeel b wordt “€ 141,17” vervangen door: € 149,30.

C

Artikel 71h komt te luiden:

Artikel 71h

1. Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor motorbrandstof
die geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van de Richtlijn
hernieuwbare energie indien die biobrandstof voldoet aan
duurzaamheidscriteria als bedoeld in artikel 17 van die richtlijn,
blijkend uit een audit uitgevoerd door een onafhankelijk deskundige of
uit een andere wijze als bedoeld in artikel 18 van die richtlijn;

b. hernieuwbare brandstof als bedoeld in artikel 9.7.1.1 van de Wet
milieubeheer waarvoor een verklaring van de verificateur hernieuwbare
brandstof als bedoeld in artikel 9.7.4.4, tweede lid, van die wet is
afgegeven.

2. Teruggaaf van accijns wordt slechts verleend:

a. over de hoeveelheid biobrandstof of hernieuwbare brandstof in
motorbrandstof als bedoeld in het eerste lid, mits die biobrandstof of
hernieuwbare brandstof een lagere energie-inhoud heeft dan de
gelijkwaardige motorbrandstof waarvan het accijnstarief van toepassing
is; en

b. indien 10 percent of meer van de in de motorbrandstof aanwezige
energie afkomstig is van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof,
bedoeld in het eerste lid.

3. De teruggaaf van accijns bedraagt een percentage van het
accijnstarief van de gelijkwaardige motorbrandstof, bedoeld in het
tweede lid, onderdeel a. Dit percentage is gelijk aan het verschil in
energie-inhoud van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof en die van
de gelijkwaardige motorbrandstof, uitgedrukt als percentage van de
energie-inhoud van de gelijkwaardige motorbrandstof.

4. Voor de vaststelling van de energie-inhoud per volume van de
biobrandstof of hernieuwbare brandstof en die van de gelijkwaardige
motorbrandstof wordt voor zover mogelijk uitgegaan van hetgeen hiertoe
is opgenomen in bijlage III van de Richtlijn hernieuwbare energie.

5. De teruggaaf wordt verleend aan degene die de accijns ter zake van de
uitslag tot verbruik verschuldigd is geworden.

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen
worden gesteld waaronder de teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, wordt
verleend.

7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit artikel.

D

Aan artikel 83 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. De inspecteur kan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede
lid, gebruikmaken van de benodigde apparatuur of dieren.

ARTIKEL X 

	In de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
wordt artikel 9 als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het twaalfde en dertiende lid tot dertiende
en veertiende lid wordt na het elfde lid een lid ingevoegd, luidende:

	12. Indien de CO2-uitstoot niet is gemeten overeenkomstig de bijlage,
genoemd in het elfde lid, maar is gemeten volgens een methode die
blijkens een rechtshandeling van de Europese Commissie als
rechtsopvolger moet worden beschouwd van die bijlage, wordt voor de
toepassing van dit artikel de gemeten CO2-uitstoot herrekend naar een
CO2-uitstoot zoals deze zou zijn vastgesteld bij toepassing van die
bijlage. Deze herrekening geschiedt overeenkomstig de daartoe
vastgestelde rechtshandeling van de Europese Commissie. 

	2. In het veertiende lid (nieuw) wordt “Richtlijn 2002/24/EEG”
vervangen door: Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het
markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU
2013, L 60).

ARTIKEL XA 

	In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt in artikel 23b,
tweede lid, “Artikel 9, elfde lid” vervangen door: Artikel 9, elfde
en twaalfde lid.

ARTIKEL XI

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

0A 

	In artikel 2, tweede lid, wordt “eerste lid, onderdeel b” vervangen
door: eerste lid, onderdeel c.

A

Artikel 22, eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. preparaat: een mengsel als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet
milieubeheer;.

Aa 

	In artikel 64, derde en vierde lid, wordt “de levering van”
vervangen door: de levering of het verbruik van.

B

In artikel 91, eerste lid, wordt “70, eerste tot en met derde lid”
vervangen door: 70, eerste tot en met derde lid, 70a, eerste lid.

ARTIKEL XII

De Douane- en Accijnswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.16, tweede lid, wordt “inslag” vervangen door: in- of
uitslag.

B

Artikel 2.78 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt “bij beschikking” vervangen
door: beschikking.

2. Aan het vijfde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. ingeval een bestuurlijke boete bij afzonderlijke beschikking is
opgelegd: uiterlijk 10 dagen nadat de beschikking is uitgereikt bij
aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs.

C

In artikel 2.86 wordt na het derde lid, onder vernummering van het
vierde tot en met tiende lid tot het vijfde tot en met elfde lid, een
lid ingevoegd, luidende:

4. Indien de belanghebbende in zijn bezwaarschrift het verlangen daartoe
te kennen geeft, wordt hij vóór de uitspraak door de inspecteur
gehoord. Alle oproepingen worden gedaan op een termijn van ten minste
zeven dagen.

D

In artikel 2.87, eerste lid, wordt “artikel 2.86, vierde lid”
vervangen door: artikel 2.86, vijfde lid.

E

In artikel 2.119, vierde lid, wordt “derde, onderscheidenlijk vierde
lid” vervangen door: tweede, onderscheidenlijk derde lid.

F

Aan artikel 3.137, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

f. materieel ten behoeve van het houden van rampenoefeningen.

G

In artikel 3.138, eerste lid, wordt “artikel 3.137, eerste lid,
onderdelen a tot en met c” vervangen door: artikel 3.137, eerste lid,
onderdelen a tot en met f.

H

In artikel 3.145, tweede lid, wordt “zes maanden” vervangen door:
vijf jaren.

I

In artikel 4.23, eerste lid, onderdelen a en b, wordt “vervaardigd”
vervangen door: vervaardigd of verwerkt.

ARTIKEL XIII

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Indien een voorschot is verleend op de voet van artikel 16 en vijf
jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar, wordt
het bedrag van de tegemoetkoming ten minste gesteld op het bedrag van
het verleende voorschot.

B

In artikel 16, vijfde lid, wordt “kan het voorschot herzien”
vervangen door: kan het voorschot herzien, met dien verstande dat het
voorschot daarbij niet kan worden verlaagd indien op het tijdstip van de
herziening ten minste vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van
het berekeningsjaar.

C

Artikel 38a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt “nodig” vervangen door:
noodzakelijk.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan de bij algemene maatregel
van bestuur aangewezen bestuursorganen waarmee op basis van een
convenant wordt samengewerkt de gegevens waarvan bij die algemene
maatregel van bestuur is bepaald dat verstrekking noodzakelijk is voor
de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van het betreffende
bestuursorgaan.

ARTIKEL XIV

De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van
belastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen de onderdelen e en g.

2. In het tweede lid wordt “Richtlijn 2003/48/EG en Richtlijn
2011/16/EU” vervangen door: Richtlijn 2011/16/EU.

B

Hoofdstuk IA vervalt.

C

Artikel 6a vervalt.

D

In artikel 14, vijfde lid, wordt “bedoeld in de artikelen 6a, 6b en
6c” vervangen door: bedoeld in de artikelen 6b en 6c.

E

Na artikel 34 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk IIIA Overgangsrecht

Artikel 34a

1. De artikelen 2, eerste lid, onderdelen e en g, 4a tot en met 4k, 4m
tot en met 4p, 6a en 14, vijfde lid, en de daarop gebaseerde bepalingen,
zoals deze op 31 december 2015 luidden, zijn van overeenkomstige
toepassing ter zake van rentebetalingen die vóór 1 januari 2016 hebben
plaatsgevonden.

2. De artikelen 2, eerste lid, onderdeel e, 4l en 4n, zoals deze op 31
december 2015 luidden, zijn van overeenkomstige toepassing op een
verzoek als bedoeld in artikel 4l in verband met rentebetalingen die
zijn gedaan na 31 december 2015.

ARTIKEL XV

In de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit komt het in artikel
III, onderdeel C, opgenomen artikel 16, achtste lid, van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen te luiden:

8. De Belastingdienst/Toeslagen kan afzien van het verlenen van een
voorschot indien een aanvraag wordt ingediend door een belanghebbende
die een vergrijp heeft begaan of wiens partner een vergrijp heeft begaan
waarvoor hem of zijn partner een bestuurlijke boete is opgelegd op grond
van deze wet of op grond van de artikelen 67cc, 67d of 67e van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen of waarvoor hem of zijn partner een
strafrechtelijke sanctie wegens een daaraan soortgelijk misdrijf is
opgelegd, mits de bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie binnen
een periode van vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onherroepelijk is
geworden. Indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat
naast de draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de
draagkracht van medebewoners van belang is, kan de
Belastingdienst/Toeslagen eveneens afzien van het verlenen van een
voorschot indien een aanvraag wordt ingediend door een belanghebbende
wiens medebewoner een vergrijp heeft begaan of een strafrechtelijke
sanctie opgelegd heeft gekregen als bedoeld in de eerste volzin.

ARTIKEL XVI

In het Belastingplan 2015 komt artikel XXXVII, achtste lid, te luiden:

8. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XV, onderdeel F, onder
3, en onderdeel Ic, in werking op een bij koninklijk besluit vast te
stellen tijdstip, waarbij kan worden bepaald dat genoemde onderdelen van
artikel XV in werking treden met terugwerkende kracht tot en met
1 januari 2015.

ARTIKEL XVII

De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.32 wordt “artikel 10a.16” vervangen door “artikel
10a.17” en wordt “Artikel 10a.17” vervangen door: Artikel 10a.18.

B

In artikel 3.33 wordt “artikel 10a.17” vervangen door: artikel
10a.18.

ARTIKEL XVIII

In de Wet uitwerking Autobrief II vervalt artikel XXIX.

ARTIKEL XVIIIA

	Wanneer de rechtshandelingen, bedoeld in artikel 9, twaalfde lid, van
de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, door
de Europese Commissie zijn vastgesteld en zijn gepubliceerd in het
Publicatieblad van de Europese Unie, wordt dat artikel bij ministeriële
regeling gewijzigd in die zin dat in dat artikel wordt verwezen naar die
rechtshandelingen. Die ministeriële regeling kan voor zover nodig
terugwerken tot en met de dag waarop die rechtshandelingen in werking
zijn getreden.

ARTIKEL XIX

1. Onder toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum
treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2017, met dien
verstande dat artikel V voor het eerst toepassing vindt met betrekking
tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2017. 

2. Artikel XI, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 juni 2015.

3. Artikel I, onderdeel L, werkt terug tot en met 15 september 2015,
15.15 uur.

4. Artikel VI, onderdeel a, werkt terug tot en met 30 september 2015.

5. Artikel VI, onderdeel b, werkt terug tot en met 1 oktober 2015.

6. Artikel I, onderdelen M en S, artikel XI, onderdeel B, en artikel
XIV, onderdelen A tot en met E, werken terug tot en met 1 januari 2016.

7. Artikel I, onderdelen F en G, en artikel VII, onderdeel D, werken
terug tot en met 1 juli 2016.

8. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen IA, IIA en IIIBIS
in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL XX

Deze wet wordt aangehaald als: Overige fiscale maatregelen 2017.



Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën, 

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   20