[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [πŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de partner en het kind te versterken

Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de partner en het kind te versterken

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2016D45750, datum: 2016-11-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2016Z22316:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (πŸ”— origineel)


No.W12.16.0277/III	's-Gravenhage, 11 november 2016

Bij Kabinetsmissive van 19 september 2016, no.2016001567, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de Minister van Veiligheid en Justitie en de
Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van
de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de
uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de partner en
het kind te versterken, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel beoogt het recht op kraamverlof, zoals neergelegd in
artikel 4:2 van de Wet arbeid en zorg, uit te breiden ten einde een
grotere betrokkenheid van de partner bij de opvoeding van zijn kind te
bewerkstelligen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het
voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet aan
de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. Zij
geeft in overweging op dit moment, mede gelet op het aangekondigde
vervolgonderzoek van de SER, af te zien van het voorstel. Indien het
voorstel wel wordt ingediend bij de Tweede Kamer adviseert zij, mede
gelet op de positie van zelfstandigen, in ieder geval de gemaakte keuze
ten aanzien van de collectieve financiering, en de complexe uitvoering
nader te bezien in verband met het genoemde vervolgonderzoek van de SER.

Het voorstel 

a.	Doel voorstel 

Het voorstel heeft tot doel het kraamverlof uit te breiden met drie –
collectief bekostigde – dagen van de partner van de bevallen moeder,
teneinde de band tussen die partner en het kind te versterken. Ook de
SER wijst in zijn onlangs uitgebrachte advies over het combineren van
werken, leren en zorgen dat voldoende zorg en aandacht van de ouder voor
het kind in het eerste jaar de hechting bevordert. 

b.	Huidige en voorgestelde regeling

De partner van de moeder die is bevallen, heeft, indien die partner
werknemer is, thans recht op twee dagen kraamverlof. De werkgever
betaalt het loon over die twee dagen door. Daarnaast heeft de partner,
aansluitend op de twee dagen kraamverlof, recht op drie dagen
ouderschapsverlof. Of tijdens genoemde drie dagen ouderschapsverlof het
loon (deels) wordt doorbetaald, hangt af van de cao-afspraken in de
desbetreffende sector of onderneming of van het beleid van de werkgever.


Het voorstel breidt het kraamverlof van de partner met drie dagen uit.
Het uitgangspunt daarbij is, aldus de toelichting, dat de werkgever geen
loonkosten behoeft te maken over de extra dagen kraamverlof. Daarom
voorziet het voorstel tevens in bekostiging van de drie extra dagen
kraamverlof uit de collectieve middelen. Daartoe wordt jaarlijks een
rijksbijdrage gestort in het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

De werknemer krijgt over de drie extra dagen kraamverlof een uitkering
ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds. De werknemer vraagt deze
uitkering aan bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering (UWV)
door tussenkomst van de werkgever en met behulp van een
aanvraagformulier. De uitkering is niet hoger dan het maximumdagloon.

c.	Beperkte opzet en collectieve financiering

De Afdeling constateert dat het voorstel voor de werknemer een beperkte
aanpassing meebrengt van het bestaande stelsel. Deze houdt in dat de
drie verlofdagen die de werknemer thans reeds in de vorm van onbetaald
ouderschapsverlof kan opnemen, in het nieuwe stelsel worden gefinancierd
met een uitkering uit de collectieve middelen. 

In het vorengenoemde advies over het combineren van werken, leren en
zorgen bepleit de SER echter een bredere aanpak. Hij doet de aanbeveling
om (opname van) verlof in het eerste jaar na de geboorte van het kind te
optimaliseren en nader te verkennen. Bij een aanpassing van de huidige
verloffaciliteiten staat de vraag naar de optimale vormgeving van het
verlof centraal, aldus de SER. Het verdient naar zijn oordeel
aanbeveling om het gebruik in het eerste jaar te stimuleren door
bijvoorbeeld incentives in te bouwen, de keuzemogelijkheden voor ouders
(zowel vader als moeders) te verruimen en het gebruik van het verlof
meer te richten op hetgeen waarvoor het verlof oorspronkelijk is
bedoeld: de zorg voor het jonge kind. De SER is voornemens verschillende
varianten nader te bestuderen en daarbij na te gaan wat de kosten en
baten zijn. 

De Afdeling merkt op dat door de thans voorgestelde beperkte aanpak en
financiering uit de algemene middelen vooruit wordt gelopen op het
aangekondigde vervolgonderzoek van de SER en de daarin te maken afweging
tussen de verschillende mogelijke varianten in zowel vorm als wijze van
bekostiging van verlofregelingen. Bij de te maken afweging verdient
bovendien – zeker in het geval van een uit een rijksbijdrage te
financieren regeling - ook de positie van zelfstandigen aandacht. De
toelichting gaat hier niet op in.

 

d.	Uitvoering

In het licht van de voorgestelde beperkte aanpassing merkt de Afdeling
over de uitvoering van de voorgestelde regeling het volgende op.

Doordat de drie extra verlofdagen door middel van een uitkering worden
bekostigd, die de werknemer, via de werkgever, moet aanvragen bij het
UWV, is de uitvoering van het voorstel complex. De werkgever betaalt,
zoals nu ook het geval is, gedurende de eerste twee dagen van het
kraamverlof loon aan zijn werknemer. De werkgever doet een aanvraag voor
de uitkering bij het UWV wanneer zijn werknemer de drie extra dagen
kraamverlof opneemt. De uitkering wordt door het UWV rechtstreeks
betaald aan de werknemer. De administratieve lasten voor de werkgever
nemen hierdoor toe. Blijkens de toelichting leidt dit tot extra kosten
van € 2 miljoen op jaarbasis. Bovendien moet de werkgever het loon
voor de werknemer gedurende drie dagen inhouden. 

Uit de toelichting wordt niet duidelijk wat de overwegingen zijn geweest
om te kiezen voor een dergelijke complexe uitvoeringsconstructie. Ook
wordt daarin niet ingegaan op de reden waarom niet is gekozen voor
aansluiting bij de reeds bestaande uitvoeringsregeling voor zwangere
werkneemsters. In die regeling wordt het loon door de werkgever
doorbetaald en worden zijn loonkosten vergoed door het UWV. Ook nu het
voorstel slechts voorziet in een uitkering tot het maximum dagloon, zou
in een dergelijke constructie voor die werknemers die meer verdienen dan
het maximum dagloon de werkgever zelf kunnen kiezen tussen hetzij een
inhouding van het daarboven uitstijgende loon voor drie dagen, hetzij
het gewoon doorbetalen ervan.

Voorts worden de gevolgen van de voorgenomen constructie voor
pensioenregelingen in de toelichting niet inzichtelijk gemaakt. 

Uit de Uitvoeringstoets blijkt daarnaast dat het UWV consequenties
voorziet op systeemtechnisch gebied, onder meer ten behoeve van de
verantwoordings- en beleidsinformatie. Voor de uitvoering van de
regeling is een wijziging van het uitkeringssysteem noodzakelijk. Gelet
op de complexiteit van de regeling is het noodzakelijk eerst
vooronderzoek uit te voeren naar de gewenste systeeminrichting voor de
uitvoering van de regeling en betaling van de uitkering aan werkgevers,
aldus het UWV. Deze aanpassingen leiden er mede toe dat volledig
geautomatiseerde verwerking van de gegevens pas mogelijk is per
1Β januari 2019. Het UWV raamt de kosten die met de uitvoering gemoeid
zullen zijn op structureel € 2,8 miljoen, waarbij de toelichting
aansluit. 

e.	Conclusie

De Afdeling stelt vast dat de vraag waarom thans het kraamverlof wordt
uitgebreid terwijl de SER een breder onderzoek gaat verrichten in de
toelichting niet wordt beantwoord. Voorts concludeert zij dat de wijze
waarop het voorstel is vormgegeven leidt tot een uitvoeringstechnisch
complex stelsel en structureel hoge uitvoeringslasten, terwijl het
voorstel voor de werknemer slechts een beperkte strekking heeft. Dit
klemt te meer nu de SER bredere aanbevelingen heeft gedaan om het verlof
van ouders in het eerste levensjaar van hun kind nader te beschouwen.
Een bredere aanpak biedt de mogelijkheid om tot een betere verhouding
tussen de betekenis van de regeling en de uitvoeringslasten te komen.
Daarbij zou tevens de positie van zelfstandigen moeten worden betrokken,
gezien het feit dat de regeling wordt betaald uit een rijksbijdrage. Bij
een beperkte aanpak zoals voorgesteld, dient te worden gewaarborgd dat
de uitvoering eenvoudig is. Dat is in het voorstel niet het geval. De
Afdeling is dan ook van oordeel dat hetgeen met het voorstel wordt
bereikt onvoldoende opweegt tegen de uitvoeringslasten die er in deze
vorm aan zijn verbonden.

Gelet op al het voorgaande geeft de Afdeling in overweging op dit
moment, mede gelet op het aangekondigde vervolgonderzoek van de SER, af
te zien van het voorstel. Indien het voorstel wel wordt ingediend bij de
Staten-Generaal adviseert zij, mede gelet op de positie van
zelfstandigen, in ieder geval de gemaakte keuze ten aanzien van de
collectieve financiering, en de complexe uitvoering nader te bezien in
verband met het genoemde vervolgonderzoek van de SER. 

2.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W12.16.0277/III

In artikel I, onderdeel A, het voorgestelde derde lid van artikel 4:2
nader inkaderen op de voet van artikel 3:13, vierde lid, en voorts het
zesde lid, nader toelichten aan de hand van voorbeelden.

In artikel II de aan te brengen wijziging in logische volgorde opnemen.

	SER – Advies Een werkzame combinatie. Advies over het combineren van
werken, leren en zorgen in de toekomst van 26 oktober 2016 (Deel I
samenvatting, Deel II analyses).

	Artikel 4:2 Wet arbeid en zorg.

	Artikel 6:5, vierde lid, Wet arbeid en zorg.

	Kamerstukken II 2013/14, 32 855, nr. 17, blz. 3-4 en 10-11, nota van
wijziging met betrekking tot artikel 6.5, vierde lid.

	Toelichting, Algemeen.

	Toelichting, Algemeen.

	Advies SER, blz. 52.

	Toelichting, Algemeen, onder Administratieve lasten en regeldruk.

	Uitvoeringstoets UWV van 28 juni 2016, kenmerk SBK/94057/DB, onder de
punten 8, 9 en 10; Zie ook toelichting Algemeen, onder Inwerkingtreding.

	Toelichting, Algemeen, onder Uitvoeringskosten.

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING