34628 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet)
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2016D48733, datum: 2016-12-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2016Z23798:
- Indiener: J. Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2016-12-15 14:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-12-20 17:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2017-01-11 14:00: Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet) (34628) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2017-01-31 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2017-02-02 13:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2017-02-02 14:00: Ministerie van SZW over Wetsvoorstel vereenvoudiging belastingvrije voet (Technische briefing), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2017-02-16 10:14: Hamerstuk: Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (34 628) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W12.16.0341/III 's-Gravenhage, 2 december 2016
Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2016, no.2016001815, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet), met memorie van toelichting.
Het voorstel wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en enkele andere wetten en beoogt daarmee de regels voor de beslagvrije voet te vereenvoudigen. Voorts beoogt het voorstel tot een betere coördinatie van beslagactiviteiten te komen bij samenloop van verschillende beslagen. Daartoe wordt een meer grofmazig stelsel voorgesteld, alsmede de introductie van een coördinerende deurwaarder.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar maakt opmerkingen over de reikwijdte van de beslagvrije voet, waardoor de effectiviteit ervan in voorkomend geval kan worden ondergraven. Voorts merkt zij op dat verschillen in de vaststelling van de beslagvrije voet kunnen ontstaan indien verschillende deurwaarders over verschillende gegevens inzake de leefsituatie en de inkomenspositie van de schuldenaar beschikken. In verband met deze opmerkingen adviseert zij het voorstel op onderdelen aan te passen.
1. Reikwijdte beslagvrije voet
Een beslagvrije voet geldt ingevolge artikel 475c Rv alleen voor derdenbeslag ter zake van de in dat artikel opgesomde periodieke betalingen. Voor derdenbeslag ter zake van andere weerkerende betalingen kan door middel van een verzoek bij de kantonrechter om een overeenkomstige regeling worden verzocht.1 Bij beslagen onder de schuldenaar zelf voorziet Rv in een veel soberder regeling.2 Het gevolg is dat hetgeen voor schuldenaren met loon of een uitkering (of een andere periodieke betaling) geldt ter bescherming van een minimumbestaan, niet geldt voor schuldenaren met onregelmatige inkomsten of in geval de schuldeiser niet kiest voor derdenbeslag op één van de genoemde periodieke betalingen.
In het bijzonder wijst de Afdeling erop, dat de beslagvrije voet niet geldt voor het bankbeslag onder de bankrekening van de schuldenaar.3 Hierdoor kan de situatie ontstaan dat ter zake van verschillende periodieke betalingen weliswaar de beslagvrije voet is toegepast, maar dat vervolgens bankbeslag wordt gelegd op de bedragen die na toepassing van de beslagvrije voet op de rekening van de schuldenaar zijn gestort. Het effect van de beslagvrije voet wordt dan alsnog tenietgedaan. Het voorstel voorziet niet in maatregelen om dit mogelijke effect tegen te gaan. Gelet op doel en strekking van de beslagvrije voet acht de Afdeling dergelijke maatregelen nodig.
De Afdeling adviseert het voorstel op dit punt aan te vullen.
2. Grofmazige aanpak en aanvullende gegevens
Het voorstel bewerkstelligt de beoogde vereenvoudiging van het stelsel van de beslagvrije voet door het aantal gegevens te beperken dat meeweegt bij het bepalen en toepassen van de beslagvrije voet. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij gegevens die bij de overheid reeds bekend zijn omtrent in het bijzonder inkomen en samenstelling van het huishouden. Praktisch wordt daarvoor vooral aangesloten bij de gegevens uit de polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over uitkeringen en lonen, en bij de basisregistratie personen. Op de gegevens wordt vervolgens een correctieslag gemaakt om het effect van zorg- en huurtoeslagen te verdisconteren. Uitvraag van gegevens bij de schuldenaar – die thans in de praktijk vaak problematisch is – is met de voorgestelde aanpak veel minder noodzakelijk. Hoewel deze aanpak grofmazig is, leidt dit in de meeste gevallen tot een met de huidige situatie vergelijkbare uitkomst, al zullen in individuele gevallen wijzigingen optreden, zo vermeldt de toelichting.4
In het voorstel is er mee rekening gehouden dat de voorgestelde grofmazige aanpak niet in alle gevallen tot bevredigende resultaten leidt en dat daarom soms moet worden teruggevallen op andere beschikbare gegevens. De bedoeling daarbij lijkt te zijn, dat van deze mogelijkheid alleen gebruik wordt gemaakt indien de deurwaarder aan de hand van gegevens duidelijke indicaties heeft dat de feitelijke situatie sterk afwijkt van de uit de polisadministratie en de basisregistratie personen blijkende gegevens, dan wel wanneer de schuldenaar daartoe gegevens aanvoert.5
In het bijzonder belastingdeurwaarders kunnen uit hoofde van de toepasselijke fiscale wetgeving en die inzake toeslagen over aanvullende gegevens beschikken over de leefsituatie van de schuldenaar en voorts meer relevante inkomensgegevens tot hun beschikking hebben dan andere gerechtsdeurwaarders.6
Dit kan ertoe leiden dat de beslagvrije voet, en daarmee het bedrag dat de schuldenaar maandelijks voor zijn levensbehoeften beschikbaar heeft, verschillend wordt vastgesteld, afhankelijk van welke deurwaarder de beslagvrije voet voor die schuldenaar vaststelt.
De Afdeling adviseert nader in te gaan op (de wenselijkheid van) de hiervoor geschetste gevolgen en de eventuele mogelijkheden om te bewerkstelligen dat verschillen in uitkomst, afhankelijk van de deurwaarder die de beslagvrije voet vaststelt, zoveel mogelijk worden gemitigeerd, en zo nodig het voorstel daartoe aan te passen.
3. Artikel 475ga Rv
Het voorgestelde artikel 475ga, eerste lid, Rv regelt de informatieverstrekking van UWV aan de deurwaarder. Het gaat om gegevens uit de polisadministratie over de schuldenaar en de andere leden van het huishouden. Het tweede lid regelt dat voor de toepassing van de informatieverstrekkingsbepaling van het eerste lid wordt uitgegaan van de basisregistratie personen. De deurwaarder kan echter afwijken van de basisregistratie indien hij een andere leefsituatie kan aantonen. Hoewel zulks wel is beoogd,7 geeft dit artikellid nog geen grondslag voor het UWV om voor de informatieverstrekking van die andere leefsituatie uit te gaan.
De Afdeling adviseert het tweede lid aan te passen overeenkomstig de bedoeling ervan.
4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging
het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De vice-president van de Raad van State,
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W12.16.0341/III
In artikel I, onder B, in het derde lid “of bezoldiging” schrappen.
In artikel 475c, eerste lid, onder c, Rv “of voor degene die hun vervangende dienstplicht vervullen” schrappen.
In de toelichting bij artikel 475c, eerste lid, onder j, Rv verduidelijken waarom een uitzondering wordt gemaakt voor de kinderopvangtoeslag.
In artikel 475d Rv rekening houden met de omstandigheid, dat inkomensgegevens die worden vastgesteld op basis van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet op maandbasis worden vastgesteld.
In artikel 475e, tweede lid, Rv de term “totale inkomen” verduidelijken.
Artikel 475f Rv.↩︎
Artikel 447 Rv e.v.↩︎
Zie in dit verband het preadvies van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), Naar een nieuwe beslagvrije voet, vereenvoudiging in een tweetrapsraket, juni 2014, blz. 72 e.v.↩︎
Toelichting, paragraaf 2.4.↩︎
Vergelijk bijvoorbeeld artikel 475ga, tweede lid, Rv.↩︎
Daarbij kunnen zij overigens in voorkomend geval ook beschikken over gegevens inzake inkomen uit aanmerkelijk belang of vermogen, maar met deze gegevens wordt volgens het voorstel, in het bijzonder de artikelen 475d en 475da Rv, geen rekening gehouden.↩︎
Toelichting, paragraaf 5.2.↩︎