[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de socialezekerheidswetgeving, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet studiefinanciering BES, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met opname van een grondslag voor beëindiging van uitkeringen, studiefinanciering en tegemoetkoming bij deelname aan een terroristische organisatie

Eindtekst

Nummer: 2017D00320, datum: 2016-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z19150:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

15 december 2016





	Wijziging van de socialezekerheidswetgeving, de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet studiefinanciering 2000,
de Wet studiefinanciering BES, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage
en schoolkosten en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in
verband met opname van een grondslag voor beëindiging van uitkeringen,
studiefinanciering en tegemoetkoming bij deelname aan een terroristische
organisatie







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk wordt geacht in
  DOCPROPERTY  iOnderwerp  \* MERGEFORMAT  de
socialezekerheidswetgeving, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk
en inkomen, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet studiefinanciering
BES, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de
Algemene wet inkomensafhankelijke regeling en bepalingen op te nemen die
het mogelijk maken een uitkering, studiefinanciering of tegemoetkoming
te beëindigen in geval het gegronde vermoeden bestaat dat de
rechthebbende Nederland heeft verlaten met het doel zich aan te sluiten
bij een terroristische organisatie;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL I ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan de Sociale verzekeringsbank, is gebleken dat het gegronde vermoeden
bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om
zich aan te sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de
Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die
deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een
bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

In hoofdstuk III, paragraaf 1, wordt na artikel 7c een artikel
toegevoegd, luidende:

Artikel 7d

1. Geen recht op kinderbijslag overeenkomstig de bepalingen van deze wet
heeft de verzekerde die een uitreiziger is.

2. De verzekerde heeft geen recht op kinderbijslag overeenkomstig de
bepalingen van deze wet voor een kind dat een uitreiziger is.

C

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Recht op kinderbijslag voor een kind ingevolge deze wet heeft slechts
degene, die op de eerste dag van een kalenderkwartaal verzekerd is en na
toepassing van artikel 7d niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat
hij of het kind zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan
te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel e.

ARTIKEL II ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel p door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

q. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan de Sociale verzekeringsbank, is gebleken dat het gegronde vermoeden
bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om
zich aan te sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de
Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die
deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een
bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Het opschrift van paragraaf 10 van afdeling I van hoofdstuk 3 komt te
luiden:

§ 10 Geen recht op nabestaandenuitkering en wezenuitkering tijdens
vrijheidsontneming, onttrekking aan vrijheidsontneming en deelname aan
een terroristische organisatie in het buitenland

C

Na artikel 32f worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 32g

1. Geen recht op nabestaandenuitkering ontstaat voor de nabestaande
indien hij op de dag van het overlijden van de verzekerde een
uitreiziger is. Geen recht op wezenuitkering ontstaat voor het kind
indien het op de dag van het overlijden van de verzekerde een
uitreiziger is.

2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, ontstaat, onverminderd
artikel 15, 27, 32d of 32h, recht op nabestaandenuitkering of
wezenuitkering vanaf de dag dat:

a. niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat de nabestaande zich
buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een
organisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, en hij voldoet aan
een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden
bedoeld in artikel 66a, tweede lid, en onverminderd artikel 14, derde
lid;

b. niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat het kind zich buiten
Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie
als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, en het voldoet aan een
voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.

3. Voor het tweede lid is artikel 33, eerste lid, van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 32h

1. Het recht op nabestaandenuitkering eindigt, indien de nabestaande,
nadat het recht op nabestaandenuitkering is ingegaan, een uitreiziger
is. Het recht op wezenuitkering eindigt indien het kind, nadat het recht
op wezenuitkering is ingegaan, een uitreiziger is.

2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd
artikel 15, 27, 32d of 32f, het recht op nabestaandenuitkering of
wezenuitkering op de dag dat:

a. niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat de nabestaande zich
buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een
organisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, en hij voldoet aan
een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden,
bedoeld in artikel 66a, tweede lid, en onverminderd artikel 14, derde
lid;

b. niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat het kind zich buiten
Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie
als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, en het voldoet aan een voorwaarde
als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.

3. Voor het tweede lid is artikel 33, eerste lid, van overeenkomstige
toepassing.

ARTIKEL III ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel k door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

l. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan de Sociale verzekeringsbank, is gebleken dat het gegronde vermoeden
bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om
zich aan te sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de
Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die
deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een
bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 8, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

f. het niet langer bestaan van het gegronde vermoeden dat de
pensioengerechtigde dan wel diens partner zich buiten Nederland bevindt
met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel l.

C

Na artikel 8c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8d

1. Voor de pensioengerechtigde ontstaat geen recht op ouderdomspensioen
indien en voor zolang hij een uitreiziger is.

2. Het recht op ouderdomspensioen eindigt, indien de
pensioengerechtigde, nadat het recht op ouderdomspensioen is ingegaan,
een uitreiziger is.

3. De persoon die op grond van het eerste of tweede lid geen recht op
ouderdomspensioen heeft, heeft met ingang van de dag dat niet langer het
gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland bevindt met het
doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel l, met inachtneming van de bepalingen van deze wet
recht op ouderdomspensioen.

4. Geen recht op toeslag heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in
artikel 8, eerste lid, van wie de partner een uitreiziger is. 

5. Voor het derde is artikel 14, eerste lid, van overeenkomstige
toepassing.

ARTIKEL IV PARTICIPATIEWET

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel m door een puntkomma een onderdeel waarvan de lettering
aansluit op het laatste onderdeel toegevoegd, luidende:

#. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het college of de Sociale verzekeringsbank, is gebleken dat het
gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland
bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die door
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het
gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 13, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

h. die een uitreiziger is.

ARTIKEL V REMIGRATIEWET

De Remigratiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de onderdelen f tot en met m geletterd tot
de onderdelen g tot en met n.

2. In het eerste lid wordt na onderdeel e een onderdeel ingevoegd,
luidende:

f. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan de Sociale verzekeringsbank, is gebleken dat het gegronde vermoeden
bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om
zich aan te sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de
Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die
deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een
bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 2b, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel j door een puntkomma een onderdeel ingevoegd,
luidende:

k. geen uitreiziger te zijn.

C

Onder vernummering van artikel 6aa tot 6ab wordt een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 6aa

1. Het recht op remigratievoorzieningen eindigt indien de remigrant of,
voor zover van toepassing, zijn partner of minderjarige kinderen, een
uitreiziger is.

2. Indien het recht op remigratievoorzieningen eindigt op grond van het
eerste lid, en de remigrant een partner heeft, verkrijgt de remigrant of
zijn partner die geen uitreiziger is, een recht op de
remigratievoorzieningen als ware hij een alleenstaande remigrant. Indien
de remigrant uitsluitend met minderjarige kinderen is geremigreerd
ontvangen de achterblijvende minderjarige kinderen een evenredig deel
van het recht op de helft van de remigratievoorzieningen waarop de
remigrant recht zou hebben gehad.

3. De remigrant of zijn partner die op grond van het eerste lid geen
recht op remigratievoorzieningen heeft, heeft met ingang van de eerste
dag van de maand nadat niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat
hij zich buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij
een organisatie als bedoeld in, artikel 1, eerste lid, met inachtneming
van de bepalingen van deze wet recht op remigratievoorzieningen, in welk
geval remigratievoorzieningen als bedoeld in het tweede lid, vervallen.

ARTIKEL VI TOESLAGENWET

De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel h door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

i. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is gebleken dat
het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland
bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die door
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het
gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

11. Zolang een gehuwde of ongehuwde geen recht heeft op een
loondervingsuitkering omdat hij een uitreiziger is, heeft hij geen recht
op toeslag.

ARTIKEL VII WERKLOOSHEIDSWET

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel p door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

q. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het UWV, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze
persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te
sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en
Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad,
is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een
nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen
voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 19, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel m door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

n. een uitreiziger is.

C

In artikel 21, derde lid, onderdeel a, wordt “onderdeel e, g, h of
k” vervangen door: onderdeel e, g, h, k of n.

D

In artikel 68, eerste lid, wordt “19, eerste lid, onderdelen e tot en
met m” vervangen door: artikel 19, eerste lid, onderdelen e tot en met
n.

ARTIKEL VIII WET ALGEMENE OUDERDOMSVERZEKERING BES

De Wet algemene ouderdomsverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan Onze Minister, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat
deze persoon zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die
door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met
het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. wanneer de partner van degene aan wie een ouderdomspensioen is
toegekend een uitreiziger is.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Voor de persoon, bedoeld in het derde lid, onderdeel f, herleeft,
onverminderd de bepalingen van deze wet, het recht op een de toeslag,
bedoeld in het eerste lid, op de dag dat niet langer het gegronde
vermoeden bestaat dat hij zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een
organisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel e.

C

Na artikel 7b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7c

1. Geen recht op een ouderdomspensioen heeft de persoon die een
uitreiziger is.

2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd de
bepalingen van deze wet, het recht op een ouderdomspensioen op de dag
dat niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten de
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt met het doel
zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1,
onderdeel e.

ARTIKEL IX WET ALGEMENE WEDUWEN- EN WEZENVERZEKERING BES

De Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES wordt als volgt
gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan Onze Minister, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat
deze persoon zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die
door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met
het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. die een uitreiziger is.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Voor de weduwe, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, herleeft,
onverminderd de bepalingen van deze wet, het recht op weduwenpensioen op
de dag dat niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat zij zich
buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt met
het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel
1, onderdeel e.

C

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

1. Geen recht op een wezenuitkering heeft degene die een uitreiziger is.

2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd de
bepalingen van deze wet, het recht op een wezenuitkering op de dag dat
niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten de
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt met het doel
zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1,
onderdeel e.

ARTIKEL X WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel o door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

p. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is gebleken dat
het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland
bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die door
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het
gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Na artikel 7c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7d. Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voor
uitreiziger

1. De verzekerde, bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering indien hij op de dag waarop het recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan, een uitreiziger is.

2. De persoon, die op grond van het eerste lid geen recht op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, heeft vanaf de dag dat niet
langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland
bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, met inachtneming van de
bepalingen van deze wet, recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering,
indien hij op die dag arbeidsongeschikt is. Artikel 7, zesde lid, is van
overeenkomstige toepassing.

3. De persoon, bedoeld in het tweede lid, die op de in dat lid bedoelde
dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het
geval is binnen vier weken na die dag, heeft met inachtneming van de
bepalingen van deze wet recht op toekenning van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering. Artikel 7, zesde lid, is van
overeenkomstige toepassing.

C

Aan artikel 19 wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de
verzekerde een uitreiziger is.

D

In artikel 20, vijfde lid, wordt “artikelen 7b en 7c” vervangen
door: artikelen 7b, 7c en 7d.

E

In artikel 21, negende lid, wordt “artikelen 7b en 7c” vervangen
door: artikelen 7b, 7c en 7d.

F

Aan hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, wordt een artikel toegevoegd,
luidende:

Artikel 21d. Heropening van de uitkering na beëindiging deelname aan
terroristische organisatie of terugkeer in Nederland

1. De persoon, wiens arbeidsongeschiktheid in verband met artikel 19,
achtste lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat niet langer het
gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland bevindt met het
doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel p, met inachtneming van de bepalingen van deze
wet, aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering,
indien hij op die dag arbeidsongeschikt is.

2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft
eveneens de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid
bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel
het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.

3. De artikelen 7, zesde lid, 36 en 37 zijn van overeenkomstige
toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.

ARTIKEL XI WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als
volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1:1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel r door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

s. uitreiziger: jonggehandicapte ten aanzien van wie op grond van een
melding van de opsporingsdiensten of inlichtingen- en
veiligheidsdiensten, gericht aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat
dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan
te sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en
Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad,
is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een
nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen
voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 1a:6, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

g. een uitreiziger zijn.

C

In artikel 1a:10, tweede lid, wordt “artikel 1a:6, eerste lid,
onderdelen a tot en met e” vervangen door: artikel 1a:6, eerste lid,
onderdelen a tot en met e en onderdeel g.

D

Aan artikel 2:11 eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

f. een uitreiziger zijn. 

E

In artikel 2:17, tweede lid, wordt “artikel 2:11, eerste lid,
onderdeel a, b, c of d” vervangen door: artikel 2:11, eerste lid,
onderdeel a, b, c, d of f.

F

Na artikel 3:5a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:5b Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voor
uitreiziger

De jonggehandicapte, bedoeld in artikel 3:3, heeft geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering indien en voor zolang hij op de dag
waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan en daarna
een uitreiziger is.

G

Aan artikel 3:19 wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de
jonggehandicapte een uitreiziger is.

H

In artikel 3:21, vierde lid, en artikel 3:22, negende lid, wordt
“artikelen 3:5 en de daarop berustende bepalingen en 3:5a” vervangen
door: artikelen 3:5 en de daarop berustende bepalingen, 3:5a en 3:5b.

I

Na artikel 3:23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:23b Heropening van de uitkering na beëindiging deelname aan
terroristische organisatie

1. De jonggehandicapte, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband
met artikel 3:19, tiende lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat niet
langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland
bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld
in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel s, met inachtneming van de
bepalingen van deze wet recht op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt
is.

2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft
eveneens de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, die op de in
dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie
dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.

3. De artikelen 3:3, vijfde lid, 3:29 en 3:30 zijn van overeenkomstige
toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.

ARTIKEL XII WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het college, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze
persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te
sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en
Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad,
is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een
nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen
voor de nationale veiligheid.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. een uitreiziger is.

2. In het derde lid wordt “tweede lid, onderdelen b, c, d en e”
vervangen door: tweede lid, onderdelen b, c, d, e en h.

ARTIKEL XIII WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS 

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het college, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze
persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te
sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en
Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad,
is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een
nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen
voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 6, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

g. een uitreiziger is.

ARTIKEL XIV WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE WERKLOZEN

De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in alfabetische rangschikking ingevoegd:

uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van de
opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht aan
het UWV, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon
zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij
een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in
overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst
op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of
internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de
nationale veiligheid.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. een uitreiziger zijn.

2. In het vijfde lid wordt “eerste lid, onderdeel a tot en met e”
vervangen door: eerste lid, onderdelen a tot en met e en onderdeel g.

ARTIKEL XV WET KINDERBIJSLAGVOORZIENING BES

De Wet kinderbijslagvoorziening BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende: 

d. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan Onze Minister, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat
deze persoon zich buiten de openbare lichamen bevindt met het doel om
zich aan te sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de
Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die
deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een
bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Geen recht op kinderbijslag BES bestaat voor degene die een
uitreiziger is dan wel voor diens kind dat een uitreiziger is.

C

Aan artikel 13, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

d. de rechthebbende of diens kind waarvoor kinderbijslag BES wordt
ontvangen, een uitreiziger is.

ARTIKEL XVI WET ONGEVALLENVERZEKERING BES

De Wet ongevallenverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het als tweede onderdeel m geletterde onderdeel wordt verletterd tot
onderdeel o.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o (nieuw)
door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan Onze Minister, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat
deze persoon zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die
door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met
het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. indien hij een uitreiziger is.

2. In het tweede lid wordt “eerste lid, onderdeel a en c” vervangen
door: eerste lid, onderdelen a, c en h.

3. Aan het tweede lid wordt toegevoegd: , en evenmin diegene die als
nagelaten betrekking een uitreiziger zijn.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, herleeft,
onverminderd de bepalingen van deze wet, het recht op uitkering op de
dag dat niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten
de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt met het
doel om zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel
1, onderdeel p.

ARTIKEL XVII WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt
gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel n door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

o. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is gebleken dat
het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland
bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die door
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het
gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 43 wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken, indien degene
die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering een uitreiziger
is.

C

Na artikel 47c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 47d

1. De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van
artikel 43, negende lid, is ingetrokken, heeft vanaf de dag dat niet
langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland
bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onderdeel o, met inachtneming van de
bepalingen van deze wet aanspraak op heropening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt
is.

2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft
eveneens de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid
bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel
het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.

3. De artikelen 19, vierde lid, 35, en 47, negende lid, zijn van
overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening
van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.

ARTIKEL XVIII WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN

Na artikel 72 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 72a

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale
verzekeringsbank en de colleges van burgemeesters en wethouders
verstrekken op verzoek aan Onze Minister ten behoeve van de onder hem
ressorterende opsporingsdienst kosteloos de bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur bepaalde gegevens en inlichtingen, die nodig zijn
om de betreffende uitvoeringsinstantie die gegevens te kunnen
verstrekken noodzakelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken
bedoeld in:

a. artikel 7d van de Algemene Kinderbijslagwet;

b. de artikelen 32g, eerste lid, en 32h, eerste lid, van de Algemene
nabestaandenwet;

c. artikel 8d, eerste, tweede en derde lid, van de Algemene
Ouderdomswet;

d. artikel 13, eerste lid, onderdeel h, van de Participatiewet;

e. de artikelen 2b, eerste lid, onderdeel k, en 6aa, eerste lid, van de
Remigratiewet;

f. artikel 2, elfde lid, van de Toeslagenwet;

g. artikel 19, eerste lid, onderdeel n, van de Werkloosheidswet;

h. de artikelen 7d, eerste lid, en 19, achtste lid, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

i. de artikelen 1a:6, eerste lid, onderdeel g, 2:11, eerste lid,
onderdeel f, 3:5b en 3:19, tiende lid, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

j. artikel 6, tweede lid, onderdeel h, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

k. artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

l. artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inkomensvoorziening
oudere werklozen;

m. artikel 43, negende lid, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering;

n. de artikelen 43, onderdeel i, 49, eerste lid, onderdeel b, en 56,
eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen; en

o. artikel 19e, eerste lid, van de Ziektewet.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
met betrekking tot de wijze waarop de gegevensverstrekking, bedoeld in
het eerste lid, plaatsvindt.

ARTIKEL XIX WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in alfabetische rangschikking ingevoegd: 

- uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het UWV, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze
persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te
sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en
Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad,
is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een
nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen
voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 43 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel h, een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. een uitreiziger zijn.

C

In artikel 48, tweede lid, wordt “een of meer uitsluitingsgronden als
bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f” vervangen door: een of
meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f of
i.

D

In artikel 49, eerste lid, onderdeel b, wordt “uitsluitingsgrond als
bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f, g of h” vervangen door:
uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f, g, h of
i.

E

In artikel 50, tweede lid, wordt “een of meer uitsluitingsgronden als
bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f” vervangen door: een of
meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f of
i.

F

In artikel 55, tweede lid, wordt “een of meer uitsluitingsgronden als
bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f” vervangen door: een of
meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f of
i.

G

In artikel 56, eerste lid, onderdeel b, wordt “als bedoeld in artikel
43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f, g of h” vervangen door: als
bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f, g, h of i.

H

In artikel 57, tweede lid, wordt “als bedoeld in artikel 43, onderdeel
a, onder 2°, d, e of f” vervangen door: als bedoeld in artikel 43,
onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i.

I

In artikel 64, vierde lid, wordt “als bedoeld in artikel 43, onderdeel
d, e of f” vervangen door: als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e,
f of i.

ARTIKEL XX WET ZIEKTEVERZEKERING BES

De Wet ziekteverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel m door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

n. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan Onze Minister, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat
deze persoon zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die
door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met
het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Aan artikel 7 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel h door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. indien en voor zolang hij een uitreiziger is.

ARTIKEL XXI ZIEKTEWET

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel l door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

m. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is gebleken dat
het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland
bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die door
Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het
gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

B

Voor hoofdstuk I van de tweede afdeling wordt na artikel 19d een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 19e

1. De verzekerde die een uitreiziger is, heeft geen recht op ziekengeld.

2. Indien het recht op ziekengeld op grond van het eerste lid is
geëindigd dan wel niet is ontstaan wordt betrokkene vanaf de dag dat
niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland
bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, weer als verzekerde aangemerkt,
indien hij op die dag aan de overige voorwaarden, bedoeld in de
artikelen 19 en 19aa, voldoet. Deze verzekerde heeft aanspraak op
heropening dan wel toekenning van het recht op ziekengeld voor de
resterende periode, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, dan wel artikel
29a, vierde lid, met inachtneming van de bepalingen van deze wet.

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

ARTIKEL XXII WET STUDIEFINANCIERING 2000

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.17a. Geen aanspraak uitreiziger

1. Een studerende heeft geen aanspraak op studiefinanciering indien hij
een uitreiziger is.

2. Onze Minister kan besluiten dat een studerende een uitreiziger is
indien het betreft een persoon ten aanzien van wie uit een melding van
de door de daartoe bevoegde opsporingsdiensten of inlichtingen- en
veiligheidsdiensten, gericht aan Onze Minister, is gebleken dat het
gegronde vermoeden bestaat dat de studerende zich buiten het land
Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie
die door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming
met het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

3. In het besluit van Onze Minister dat een studerende een uitreiziger
is, wordt vermeld vanaf welk moment een studerende als uitreiziger is
aangemerkt.

B

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel j, vervalt ‘of’. 

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door ‘,
of’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

l. studiefinanciering ingevolge artikel 2.17a is geweigerd of stopgezet.

3. In het tweede lid, onderdeel f, vervalt ‘of’. 

4. Onder verlettering van onderdeel g tot onderdeel h, wordt na
onderdeel f een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. achteraf is gebleken van feiten of omstandigheden, die, waren zij
eerder bekend geweest, niet tot toepassing van artikel 2.17a zouden
hebben geleid, of. 

C

Na artikel 7.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.2. Herziening van rechtswege 

Indien een studerende op grond van artikel 2.17a geen aanspraak meer
heeft op studiefinanciering wordt de beschikking waarbij
studiefinanciering is toegekend van rechtswege herzien. 

D

Na artikel 9.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.6a. Verwerking van gegevens voor de toepassing van artikel
2.17a

1. Onze Minister verwerkt de persoonsgegevens die hij ontvangt of bezit
ten behoeve van de toepassing van artikel 2.17a. 

2. Bij de verwerking van gegevens op grond van het eerste lid kunnen
bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet
bescherming persoonsgegevens worden verwerkt, voor zover deze gegevens
noodzakelijk zijn voor de toepassing van artikel 2.17a. 

3. Ten behoeve van de toepassing van artikel 2.17a verstrekt Onze
Minister uitsluitend het gegeven of een persoon studiefinanciering heeft
aangevraagd dan wel reeds ontvangt.

4. Artikel 1.7 is voor de gegevensverwerking, bedoeld in dit artikel,
van overeenkomstige toepassing voor een persoon die studiefinanciering
heeft aangevraagd.  

5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter waarborging van
de persoonlijke levenssfeer. Daarbij worden in ieder geval regels
gesteld over:

a. op welke wijze de gegevensverwerking bedoeld in dit artikel,
plaatsvindt;

b. op welke wijze door passende technische en organisatorische
maatregelen deze gegevens worden beveiligd tegen verlies of
onrechtmatige verwerking;

c. op welke wijze wordt gewaarborgd dat de verwerkte persoonsgegevens
slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld,
alsmede hoe daarop wordt toegezien.

ARTIKEL XXIII WIJZIGING VAN DE WET STUDIEFINANCIERING BES

De Wet studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.10a. Geen aanspraak uitreiziger

1. Een studerende heeft geen aanspraak op studiefinanciering BES en
opstarttoelage indien hij een uitreiziger is. 

2. Onze Minister kan besluiten dat een studerende een uitreiziger is
indien het betreft een persoon ten aanzien van wie uit een melding van
de door de daartoe bevoegde opsporingsdiensten of inlichtingen- en
veiligheidsdiensten, gericht aan Onze Minister, is gebleken dat het
gegronde vermoeden bestaat dat de studerende zich buiten het land
Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie
die door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming
met het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van
organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

	3. In het besluit van Onze Minister dat een studerende een uitreiziger
is, wordt vermeld vanaf welk moment een studerende als uitreiziger is
aangemerkt.

B

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel e, vervalt ‘of’. 

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door ‘,
of’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. studiefinanciering BES of opstarttoelage ingevolge artikel 2.10a is
geweigerd of stopgezet. 

3. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt ‘of’. 

4. Onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, wordt na
onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. achteraf is gebleken van feiten of omstandigheden, die, waren zij
eerder bekend geweest, niet tot toepassing van artikel 2.10a zouden
hebben geleid, of. 

C

Na artikel 5.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.1a. Herziening van rechtswege 

Indien een studerende op grond van artikel 2.10a geen aanspraak meer
heeft op studiefinanciering BES of opstarttoelage wordt de beschikking
waarbij studiefinanciering BES is toegekend van rechtswege herzien. 

D

Na artikel 7.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.4a. Verwerking van gegevens voor de toepassing van artikel
2.10a

1. Onze Minister verwerkt de persoonsgegevens die hij ontvangt of bezit
ten behoeve van de toepassing van artikel 2.10a. 

2. Bij de verwerking van gegevens op grond van het eerste lid kunnen
bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet
bescherming persoonsgegevens worden verwerkt, voor zover deze gegevens
noodzakelijk zijn voor de toepassing van artikel 2.10a. 

3. Ten behoeve van de toepassing van artikel 2.10a verstrekt Onze
Minister uitsluitend het gegeven of een persoon studiefinanciering heeft
aangevraagd dan wel reeds ontvangt.

4. Artikel 1.7 is voor de gegevensverwerking, bedoeld in dit artikel,
van overeenkomstige toepassing voor een persoon die studiefinanciering
heeft aangevraagd.  

5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter waarborging van
de persoonlijke levenssfeer. Daarbij worden in ieder geval regels
gesteld over:

a. op welke wijze de gegevensverwerking bedoeld in dit artikel,
plaatsvindt;

b. op welke wijze door passende technische en organisatorische
maatregelen deze gegevens worden beveiligd tegen verlies of
onrechtmatige verwerking;

c. op welke wijze wordt gewaarborgd dat de verwerkte persoonsgegevens
slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld,
alsmede hoe daarop wordt toegezien.

ARTIKEL XXIV WIJZIGING VAN DE WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN
SCHOOLKOSTEN

De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt
gewijzigd:

A

Na artikel 2.22a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.22b. Geen aanspraak uitreiziger

1. Een leerling of student heeft geen aanspraak op tegemoetkoming indien
hij een uitreiziger is. 

2. Onze Minister kan besluiten dat een leerling of student een
uitreiziger is indien het betreft een persoon ten aanzien van wie uit
een melding van de door de daartoe bevoegde opsporingsdiensten of
inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht aan Onze Minister, is
gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat de leerling of student
zich buiten het land Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten
bij een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en Justitie,
in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad, is
geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal
of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de
nationale veiligheid.

3. In het besluit van Onze Minister dat een leerling of student een
uitreiziger is, wordt vermeld vanaf welk moment een leerling of student
als uitreiziger is aangemerkt.

B

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt ‘of’. 

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door ‘,
of’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. tegemoetkoming ingevolge artikel 2.22b is geweigerd of stopgezet. 

3. In het tweede lid, onderdeel h, vervalt ‘of’. 

4. Onder verlettering van onderdeel i tot onderdeel j, wordt na
onderdeel h een onderdeel ingevoegd, luidende:

i. achteraf is gebleken van feiten of omstandigheden, die, waren zij
eerder bekend geweest, niet tot toepassing van artikel 2.22b zouden
hebben geleid, of. 

C

Na artikel 7.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.1a. Herziening van rechtswege 

Indien een leerling of student op grond van artikel 2.22b geen aanspraak
meer heeft op een tegemoetkoming wordt de beschikking waarbij de
tegemoetkoming is toegekend van rechtswege herzien. 

D

Na artikel 9.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.5a. Verwerking van gegevens voor de toepassing van artikel
2.22b

1. Onze Minister verwerkt de persoonsgegevens die hij ontvangt of bezit
ten behoeve van de toepassing van artikel 2.22b. 

2. Bij de verwerking van gegevens op grond van het eerste lid kunnen
bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet
bescherming persoonsgegevens worden verwerkt, voor zover deze gegevens
noodzakelijk zijn voor de toepassing van artikel 2.22b. 

3. Ten behoeve van de toepassing van artikel 2.22b verstrekt Onze
Minister uitsluitend het gegeven of een persoon een tegemoetkoming heeft
aangevraagd dan wel reeds ontvangt.

4. Artikel 1.7 is voor de gegevensverwerking, bedoeld in dit artikel,
van overeenkomstige toepassing voor een persoon die een tegemoetkoming
heeft aangevraagd.  

5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter waarborging van
de persoonlijke levenssfeer. Daarbij worden in ieder geval regels
gesteld over:

a. op welke wijze de gegevensverwerking bedoeld in dit artikel,
plaatsvindt;

b. op welke wijze door passende technische en organisatorische
maatregelen deze gegevens worden beveiligd tegen verlies of
onrechtmatige verwerking;

c. op welke wijze wordt gewaarborgd dat de verwerkte persoonsgegevens
slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld,
alsmede hoe daarop wordt toegezien.

MINISTERIE VAN FINANCIËN

ARTIKEL XXV ALGEMENE WET INKOMENSAFHANKELIJKE REGELINGEN

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Aan artikel 2, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel p door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

q. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van
de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten is
gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten
Nederland bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een
organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in
overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst
op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of
internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de
nationale veiligheid.

B

In het opschrift van hoofdstuk 1, paragraaf 4, wordt “bij
vreemdelingen” vervangen door: bij vreemdelingen en uitreizigers

C

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a. Uitreiziger

1. Een uitreiziger heeft geen aanspraak op een tegemoetkoming. 

2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, ontstaat weer aanspraak
op een tegemoetkoming vanaf de eerste dag van de maand volgend op de
maand waarin niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich
buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een
organisatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel q. 

D

Aan artikel 16, zevende lid, eerste volzin, wordt, onder vervanging van
de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel
toegevoegd, luidende:

c. de belanghebbende als uitreiziger is aangemerkt. 

E

Aan artikel 23, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

c. de belanghebbende als uitreiziger is aangemerkt. 

F

Aan artikel 24a wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. indien de belanghebbende als uitreiziger is aangemerkt.

G

In artikel 39 wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot
derde en vierde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende: 

2. Voor de toepassing van de artikelen 9a, 16, zevende lid, eerste
volzin, aanhef en onderdeel c, 23, eerste lid, aanhef en onderdeel c en
24a, aanhef en onderdeel c, wisselen de Belastingdienst/Toeslagen en de
directeur-generaal Belastingdienst de gegevens en inlichtingen uit die
nodig zijn voor de uitvoering door de directeur-generaal Belastingdienst
of zijn ondergeschikten van de werkzaamheden ten behoeve van de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, bedoeld in artikel 60, eerste en
tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

H

Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39a. Verwerking persoonsgegevens uitreizigers

Voor de toepassing van de artikelen 9a, 16, zevende lid, eerste volzin,
aanhef en onderdeel c, 23, eerste lid, aanhef en onderdeel c en 24a,
aanhef en onderdeel c, kan de Belastingdienst/Toeslagen persoonsgegevens
als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens
verwerken die onderdeel zijn van een melding als bedoeld in artikel 2,
eerste lid, onderdeel q.

SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XXVI

Indien het bij koninklijke boodschap van ... ingediende voorstel van
rijkswet (Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband
met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de
nationale veiligheid, Kamerstukken II, ...) tot wet is of wordt verheven
en in werking treedt of is getreden, wordt in de artikelen I tot en met
XVII, XIX tot en met XXI en XXV van deze wet “die door Onze Minister
van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de
Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die
deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een
bedreiging vormen voor de nationale veiligheid” vervangen door: die is
geplaatst op de lijst van organisaties, bedoeld in artikel 14, vierde
lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap. 

ARTIKEL XXVII INWERKINGTREDINGSBEPALING

1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

2. In het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt zo nodig toepassing
gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE   \* MERGEFORMAT 26