[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34628, bijgewerkt t/m nr. 9 (3e NvW d.d. 15 februari 2017)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2017D02875, datum: 2017-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z23798:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 9 (3e NvW d.d. 15 februari 2017)



	34 628 	Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de
Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een
vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije
voet)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot
een vereenvoudiging van de vaststelling van de beslagvrije voet;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 475, vierde lid, wordt “gegevens” vervangen door:
gegeven.

B

In artikel 475a wordt onder vernummering van het derde tot het vierde
lid na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Het beslag strekt zich niet uit tot onkostenvergoedingen, tenzij deze
als fiscaal loon van de schuldenaar worden beschouwd.

C

Na artikel 475a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 475ab

In de artikelen 475d, 475da, 475e, 475ga, 475gb, 475i en 478 wordt
verstaan onder:

alleenstaande: alleenstaande als bedoeld in artikel 4, eerste lid,
onderdeel a, van de Participatiewet;

alleenstaande ouder: alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4,
eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;

basisregistratie personen: basisregistratie personen als bedoeld in
artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;

echtgenoot: echtgenoot als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet;

belastbaar inkomen: gezamenlijk bedrag van de belastbare winst uit
onderneming, het belastbare loon, het belastbare resultaat uit overige
werkzaamheden, de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen en
de belastbare inkomsten uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.1, tweede
lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

gehuwd: gehuwd als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet;

coördinerende deurwaarder: deurwaarder die op grond van artikel 478
bevoegd is tot inning; 

kind: ten laste komend kind als bedoeld in artikel 4, eerste lid,
onderdeel e, van de Participatiewet; 

leefsituatie: leefsituatie als bedoeld in artikel 475da, eerste lid;

woonkosten: door de schuldenaar verschuldigde rekenhuur als bedoeld in
artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag, dan wel de door de schuldenaar
maandelijks verschuldigde hypotheekrente, erfpacht en, tot ten hoogste
0,057% van de WOZ-waarde, de maandelijkse overige kosten.

D

Artikel 475b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid komt het tweede
lid (nieuw) te luiden:

2. Beslag op een vordering tot nabetaling is niet verder geldig dan
indien de betaling gedurende het beslag tijdig was gedaan. Beslag op een
vordering tot betaling van vakantiebijslag is niet verder geldig dan
indien de vakantiebijslag gelijk met de periodieke inkomsten was
betaald.

E

Artikel 475c komt te luiden:

Artikel 475c

1. Een beslagvrije voet is verbonden aan vorderingen tot periodieke
betaling van:

a. uitkeringen op grond van de Participatiewet;

b. uitkeringen op grond van overige sociale zekerheidswetten,
uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook;

c. uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke
regeling voor oorlogsgetroffenen;

d. bezoldiging als bedoeld in artikel 115 van de Ambtenarenwet met
uitzondering van die bedragen waarop de ambtenaar of gewezen ambtenaar
niet periodiek aanspraak heeft;

e. loon;

f. uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of
ziekengeldverzekering;

g. pensioen en lijfrente, waaronder mede worden verstaan uitkeringen ten
laste van een lijfrenterekening of ten laste van de waarde van een
lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, vierde en zesde
lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

h. inkomstenbelasting begrepen in een voorlopige teruggaaf als bedoeld
in artikel 13, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

i. uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van
levensonderhoud;

j. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h,
van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering
van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in artikel 1.5 van de Wet
kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

2. De beslaglegger legt beslag op de vorderingen tot periodieke
betaling, bedoeld in het eerste lid, in de volgorde van de onderdelen in
dit lid. Indien sprake is van meerdere vorderingen tot periodieke
betaling binnen een onderdeel gaat de hoogste vordering voor.

3. In afwijking van het tweede lid kan de beslaglegger beslag leggen op
een vordering tot periodieke betaling die later is opgenomen in de
volgorde van de onderdelen in het eerste lid, indien hij ter invordering
van zijn vordering tot aan de vastgestelde beslagvrije voet bij deze
periodieke betaling kan volstaan met een beslag onder Ă©Ă©n derde en hij
bij toepassing van het tweede lid genoodzaakt is onder meerdere derden
beslag te leggen.

4. Indien reeds beslag ligt op een andere vordering tot periodieke
betaling houdt de beslaglegger die het latere beslag legt bij de
vaststelling van de hoogte van de beslagvrije voet rekening met dit
beslag.

5. Bij meerdere beslagen op vorderingen tot periodieke betaling als
bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met i, wordt de
beslagvrije voet omgeslagen in verhouding tot de hoogte van deze
betalingen voor zover toepassing van het tweede lid een opvolgend
beslaglegger verplicht tot een beslag op een andere vordering dan de
vordering waarop reeds beslag is gelegd.

6. Een beslag dat in strijd met het tweede of derde lid wordt gelegd,
kan binnen drie jaar na het leggen van het beslag worden vernietigd door
de schuldenaar of door een andere beslaglegger.

7. Een derde-beslagene die een betaling heeft gedaan aan een deurwaarder
die in strijd met artikel 475c, tweede of derde lid, een executoriaal
beslag heeft gelegd dat is vernietigd, heeft niettemin bevrijdend
betaald.

F

Artikel 475d komt te luiden:

Artikel 475d

1. Voor de vaststelling van de beslagvrije voet wordt gebruik gemaakt
van het belastbaar inkomen van de schuldenaar in de laatste maand
waarover op het moment van het leggen van het beslag bij de deurwaarder
gegevens bekend zijn met betrekking tot de bronnen van inkomsten. Indien
dit belastbaar inkomen vanwege een incidentele betaling of maandelijkse
schommelingen geen reële afspiegeling is van het belastbaar inkomen van
de schuldenaar, wordt gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen in de
maand voorafgaand aan de maand, bedoeld in de vorige zin,
onderscheidenlijk het gemiddeld belastbaar inkomen over de laatste drie
maanden. Indien de schuldenaar gehuwd is, wordt bij de vaststelling
eveneens gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen van de echtgenoot
van de schuldenaar. De tweede volzin is in dat geval van overeenkomstige
toepassing.

2. De vaststelling van de beslagvrije voet geldt voor de duur van twaalf
maanden. Bij algemene maatregel van bestuur kan voor bepaalde
categorieën periodieke betalingen een kortere termijn worden bepaald.

3. De deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in
artikel 478 de coördinerende deurwaarder, stelt de beslagvrije voet
opnieuw vast, indien:

a. de termijn, bedoeld in het tweede lid, verstrijkt;

b. hij met redenen omkleed wordt geĂŻnformeerd over een structurele
wijziging van omstandigheden die van belang is voor de vaststelling van
de beslagvrije voet.

4. De deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in
artikel 478 de coördinerende deurwaarder, is bevoegd de beslagvrije
voet opnieuw vast te stellen indien hij op andere wijze dan bedoeld in
het derde lid, onderdeel b, bekend raakt met feiten of omstandigheden
die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de beslagvrije voet.

5. Indien toepassing van het derde of vierde lid leidt tot een verhoging
van de beslagvrije voet, past de deurwaarder of, in geval van samenloop
van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder,
deze verhoging onverwijld toe vanaf het moment dat de verplichting tot
het opnieuw vaststellen van de beslagvrije voet is ontstaan,
onderscheidenlijk vanaf het moment dat hij bekend is geraakt met de
feiten of omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van de
beslagvrije voet.

6. De beslagvrije voet wordt vastgesteld op basis van maandbedragen.

G

Na artikel 475d worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 475da

1. De beslagvrije voet bedraagt ten hoogste:

a. voor een alleenstaande: € 1.486,37;

b. voor een alleenstaande ouder: € 1.623,45;

c. voor gehuwden zonder kinderen: € 1.956,90;

d. voor gehuwden met een of meer kinderen: € 2.093,48.

2. Met inachtneming van het eerste lid bedraagt de beslagvrije voet:

a. voor een alleenstaande: (95% x A) + (((C - D) / 12) x E) + ((F x CÂČ
+ G x C) - J);

b. voor een alleenstaande ouder: (95% x A) + (((C - D) / 12) x E) + ((H
x CÂČ + I x C) - J) + (((C - D) / 12) x K);

c. voor gehuwden zonder kinderen: (95% x B) + (((C - D) / 12) x E) + ((H
x CÂČ + I x C) - J);

d. voor gehuwden met een of meer kinderen: (95% x B) + (((C - D) / 12) x
E) + ((H x CÂČ + I x C) - J) + (((C - D) / 12) x K).

Hierbij staat:

A voor de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de
Participatiewet;

B voor de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de
Participatiewet;

C voor het tot een jaarinkomen herleide belastbaar inkomen zoals dit is
vastgesteld op basis van artikel 475d, eerste lid, van de schuldenaar,
en, indien van toepassing, zijn echtgenoot;

D voor het drempelbedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f,
van de Wet op de zorgtoeslag, dan wel C, indien C lager is dan dit
drempelbedrag;

E voor het percentage van het toetsingsinkomen waarmee het
drempelinkomen wordt vermeerderd, bedoeld in artikel 2, derde lid, van
de Wet op de zorgtoeslag;

F voor de factor a voor een eenpersoonshuishouden, bedoeld in artikel
19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag;

G voor de factor b voor een eenpersoonshuishouden, bedoeld in artikel
19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag;

H voor de factor a voor een meerpersoonshuishouden, bedoeld in artikel
19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag;

I voor de factor b voor een meerpersoonshuishouden, bedoeld in artikel
19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag;

J voor de normhuur, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de
huurtoeslag, dan wel bij een eenpersoonshuishouden de uitkomst van (F x
C2+ G x C), indien de uitkomst van (F x C2 + G x C) lager is dan de
genoemde normhuur, dan wel bij een meerpersoonshuishouden de uitkomst
van (H x C2 + I x C), indien de uitkomst van (H x C2 + I x C) lager is
dan de genoemde normhuur;

K voor het percentage, bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de Wet op
het kindgebonden budget.

3. De uitkomst van het onderdeel (C - D) / 12) x E) in het tweede lid
bedraagt ten hoogste een bedrag gelijk aan de standaardpremie, bedoeld
in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslag herleid naar een
maandbedrag onder aftrek van het bij de desbetreffende leefsituatie
horende bedrag genoemd in artikel 23, tweede lid, van de
Participatiewet.

4. In afwijking van het tweede lid bedraagt de beslagvrije voet 95% van
het maandelijkse inkomen op basis van de periodieke betalingen, genoemd
in artikel 475c, eerste lid, onderdelen a tot en met i, indien dit
inkomen gelijk aan of lager is dan de norm, bedoeld in artikel 21 van de
Participatiewet op basis van de leefsituatie van de schuldenaar.

5. Indien de beslagvrije voet gelijk is aan het voor de desbetreffende
leefsituatie in het eerste lid opgenomen bedrag en de schuldenaar
woonkosten heeft die ten minste 10% meer bedragen dan de in artikel 13,
eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag opgenomen
rekenhuur, wordt de beslagvrije voet op verzoek van de schuldenaar voor
de duur dat de schuldenaar deze woonkosten heeft, doch ten hoogste zes
maanden, verhoogd met het bedrag waarmee de woonkosten de eerder
genoemde rekenhuur vermeerderd met 10% ophoging overstijgen. Indien de
schuldenaar gehuwd is, wordt dit verzoek gehonoreerd, voor zover de niet
beslagen inkomsten van de echtgenoot onvoldoende zijn om de hogere
woonkosten te betalen.

6. Op verzoek van de schuldenaar kan de op grond van het vijfde lid
verhoogde beslagvrije voet nogmaals voor ten hoogste zes maanden worden
verlengd, indien binnen die termijn de vordering waarvoor het beslag is
gelegd volledig kan worden voldaan.

7. De bedragen, genoemd in het eerste lid, zijn gelijk aan de
beslagvrije voet die bij de desbetreffende leefsituatie hoort, indien de
uitkomst van (F x CÂČ + G x C) respectievelijk (H x CÂČ + I x C) gelijk
is aan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van
de Wet op de huurtoeslag. De bedragen worden met ingang van 1 januari en
1 juli van ieder jaar gewijzigd en door of namens Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 475db

De beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475da, wordt in de onderstaande
volgorde verminderd met:

a. de in artikel 475c, eerste lid, onderdelen a tot en met i, genoemde
niet onder beslag liggende vorderingen tot periodieke betaling inclusief
vakantiebijslag van de echtgenoot van de schuldenaar, tot ten hoogste de
helft van de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475da;

b. de in artikel 475c, eerste lid, onderdelen a tot en met i, genoemde
niet onder beslag liggende vorderingen tot periodieke betaling van de
schuldenaar;

c. de bestuursrechtelijke premie als bedoeld in artikel 18f van de
Zorgverzekeringswet, voor zover deze wordt ingehouden op de vordering
tot periodieke betaling waarop beslag ligt;

d. de over het voordeel bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de
loonbelasting 1964 verschuldigde loonbelasting ten gevolge van het voor
privédoeleinden aan de schuldenaar ter beschikking gestelde
vervoermiddel, indien de schuldenaar heeft nagelaten om de inhouding bij
aanvang van het eerste kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin
het beslag is gelegd te doen eindigen.

Artikel 475dc

In afwijking van de artikelen 475da en 475db bedraagt de beslagvrije
voet 95% van het maandelijkse inkomen dat de schuldenaar op basis van
zijn vorderingen tot periodieke betaling, genoemd in artikel 475c,
eerste lid, onderdelen a tot en met i, ontvangt, indien toepassing van
de artikelen 475da en 475db leidt tot een beslagvrije voet die hoger is
dan 95% van het maandelijkse inkomen.

H

Artikel 475e komt te luiden:

Artikel 475e

1. Voor een schuldenaar die op basis van de basisregistratie personen
geen vaste woon- of verblijfplaats heeft zijn de artikelen 475da en
475db onverkort van toepassing, met dien verstande dat de beslagvrije
voet ten hoogste 47,5% van de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel b,
van de Participatiewet bedraagt. 

2. Indien de schuldenaar een vaste woon- of verblijfplaats buiten
Nederland heeft en hij de deurwaarder die gerechtigd is ten laste van
hem beslag te leggen inzicht geeft in zijn leefsituatie en zijn bronnen
van inkomsten, bedraagt de beslagvrije voet het op basis van de
artikelen 475da en 475db vastgestelde bedrag vermenigvuldigd met een bij
regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
vastgestelde factor. 

3. Indien de schuldenaar eigenaar is van een door hemzelf bewoonde
woning en hij een belastbaar inkomen heeft dat lager is dan het voor hem
geldende norminkomen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet op
de huurtoeslag, wordt het op basis van de artikelen 475da en 475db
vastgestelde bedrag op verzoek van de schuldenaar vermeerderd met de bij
zijn woonkosten behorende huurtoeslag, indien de woning zou worden
gehuurd. Indien de schuldenaar gehuwd is, wordt onder belastbaar inkomen
als bedoeld in de vorige zin tevens verstaan het belastbaar inkomen van
zijn echtgenoot.

4. Indien de schuldenaar ter verzorging of verpleging in een daartoe
bestemde inrichting is opgenomen, bedraagt de beslagvrije voet de prijs
die is verschuldigd voor verzorging dan wel verpleging, verhoogd met: 

a. twee derde van de bijstandsnorm, genoemd in artikel 23, eerste lid,
van de Participatiewet;

b. het bedrag, genoemd in artikel 23, tweede lid, van de
Participatiewet.

I

Artikel 475f komt te luiden:

Artikel 475f

1. Indien beslag is gelegd op een vordering tot weerkerende betalingen
die niet in artikel 475c, eerste lid, is omschreven en de schuldenaar
onvoldoende andere middelen van bestaan heeft, kan de schuldenaar de
kantonrechter verzoeken de artikelen 475b en 475d tot en met 475e mede
op die vordering van toepassing te verklaren.

2. Indien bij toepassing van het eerste lid op een vordering tot
weerkerende betalingen tevens beslag ligt of wordt gelegd op een
vordering tot periodieke betaling als bedoeld in artikel 475c, eerste
lid, is artikel 475c, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

J

Na artikel 475f wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 475fa

Indien de toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e leidt tot
een kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid
waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije
voet, kan de kantonrechter op verzoek van de schuldenaar de beslagvrije
voet voor een door hem te bepalen termijn verhogen.

K

Artikel 475g komt te luiden:

Artikel 475g

1. Een schuldenaar is verplicht aan een deurwaarder die gerechtigd is
ten laste van hem beslag te leggen, desgevraagd zijn bronnen van
inkomsten op te geven, alsmede voor de vaststelling van de beslagvrije
voet benodigde gegevens te verstrekken voor zover deze gegevens niet
door de deurwaarder kunnen worden verkregen op grond van de artikelen
475ga en 475gb. 

2. Een deurwaarder die gerechtigd is ten laste van een schuldenaar
beslag te leggen, is bevoegd aan een ieder van wie hij vermoedt dat deze
aan de schuldenaar periodieke betalingen verricht of schuldig is, te
vragen of dat zo is. Een ieder is verplicht hierop desgevraagd
schriftelijk te antwoorden.

3. Bij het antwoord, bedoeld in het tweede lid, wordt ten aanzien van de
voor beslag vatbare periodieke betalingen informatie verstrekt over:

a. de termijn van de betalingen;

b. de omvang van de betalingen na aftrek van de inhoudingen, bedoeld in
artikel 475a, tweede lid;

c. reeds gelegde beslagen alsmede vorderingen als bedoeld in artikel 19
van de Invorderingswet 1990, met vermelding van de deurwaarder die
beslag heeft gelegd of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld
in artikel 478 de coördinerende deurwaarder;

d. reeds lopende verrekeningen met daarbij de hoogte van de openstaande
vordering en het maandelijks geĂŻnde bedrag;

e. inhoudingen in verband met de inning van de bestuursrechtelijke
premie, bedoeld in artikel 18f van de Zorgverzekeringswet;

f. de loonbelasting over het in artikel 13bis van de Wet op de
loonbelasting 1964 bedoelde voordeel ten gevolge van het tevens voor
privédoeleinden ter beschikking stellen van vervoermiddelen aan de
schuldenaar.

L

Na artikel 475g worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 475ga

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in
hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen,
verstrekt op verzoek van een deurwaarder die gerechtigd is ten laste van
een schuldenaar beslag te leggen, ten behoeve van het leggen van dit
beslag gegevens die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten
aanzien van de schuldenaar verwerkt in de polisadministratie, bedoeld in
artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen,
voor zover die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de beslagvrije
voet, de aard van de periodieke inkomsten van de schuldenaar of de
identiteit van degene die periodieke betalingen aan de schuldenaar
verricht. Indien de schuldenaar gehuwd is, verstrekt het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op gelijke wijze gegevens
met betrekking tot de hoogte van het belastbaar inkomen van de
echtgenoot van de schuldenaar.

2. Bij de toepassing van het eerste lid wordt een schuldenaar aangemerkt
als alleenstaande, tenzij uit de basisregistratie personen blijkt dat
hij gehuwd is en zijn echtgenoot woonachtig is op zijn adres. Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afwijken van de vorige
zin, indien de deurwaarder op basis van andere gegevens een andere
leefsituatie kan aantonen.

3. Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid, nader
bepaald.

Artikel 475gb

De deurwaarder is bevoegd het burgerservicenummer van de schuldenaar en
zijn echtgenoot te gebruiken voor zover dit noodzakelijk is voor:

a. het identificeren van de schuldenaar bij het leggen van beslag onder
personen of instanties, bedoeld in de artikelen 475g en 475ga, die zelf
gerechtigd zijn tot het gebruik van het burgerservicenummer; 

b. het verkrijgen van de in de artikelen 475g en 475ga bedoelde gegevens
bij de in deze artikelen genoemde personen en instanties, die zelf
gerechtigd zijn tot het gebruik van het burgerservicenummer;

c. het geven van kennisgevingen die strekken tot uitvoering van zijn
wettelijke taken in het kader van het beslag.

M

Artikel 475i wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:

2. Bij een beslag op een vordering tot periodieke betaling als bedoeld
in artikel 475c, eerste lid, wordt de beslagvrije voet uiterlijk ten
tijde van het betekenen van het beslagexploot schriftelijk medegedeeld
aan de schuldenaar volgens een bij algemene maatregel van bestuur vast
te stellen model onder vermelding van de gegevens waarop de vaststelling
van de beslagvrije voet is gebaseerd en de wijze waarop de beslagvrije
voet is berekend. Bij de mededeling, bedoeld in de vorige zin, wordt de
schuldenaar tevens gewezen op de verplichting van artikel 475g, eerste
lid, en de mogelijkheden op grond van de artikelen 475da, vijfde lid, en
475e, derde en vierde lid, om de beslagvrije voet op verzoek te
verhogen.

3. Indien de schuldenaar binnen vier weken na ontvangst van de
mededeling, bedoeld in het tweede lid, omstandigheden meldt die de
beslagvrije voet verhogen, wordt hiermee rekening gehouden vanaf het
moment van beslaglegging. 

4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij de
mededeling van een op grond van artikel 475d, derde en vierde lid,
opnieuw vastgestelde beslagvrije voet.

5. Indien onder de derde-beslagene ten laste van de schuldenaar reeds
beslag is gelegd, verstrekt de coördinerende deurwaarder aan de andere
deurwaarder op diens verzoek onverwijld schriftelijk de beslagvrije
voet, alsmede de gegevens waarop deze is gebaseerd. De deurwaarder deelt
deze schriftelijk mede aan de schuldenaar onder vermelding van de
mogelijkheid van de schuldenaar om wijzigingen bij de coördinerende
deurwaarder te melden. In de situatie, bedoeld in de tweede volzin,
blijft het derde lid, buiten toepassing.

N

Artikel 478 komt te luiden:

Artikel 478

1. Indien onder de derde-beslagene ten laste van de schuldenaar ook
andere beslagen zijn gelegd en niet bij voorbaat vaststaat dat alle
beslagleggers uit de door de derde-beslagene verschuldigde geldsommen
zullen kunnen worden voldaan, int de deurwaarder die het oudste
executoriale beslag heeft gelegd voor de gezamenlijke beslagleggers
hetgeen de derde-beslagene heeft te betalen of af te geven.

2. Indien beslag is gelegd op een vordering als bedoeld in artikel 475c,
eerste lid, en het oudste executoriale beslag is gelegd door een
beslaglegger die bevoegd is zonder tussenkomst van een deurwaarder
beslag te leggen voor een hoger bevoorrechte vordering dan de
daaropvolgende executoriale beslagen, int in afwijking van het eerste
lid deze beslaglegger. Deze beslaglegger treedt dan op als
coördinerende deurwaarder.

3. Indien de inningsbevoegde deurwaarder of beslaglegger de executie
niet voortzet, wordt onder kennisgeving aan de derde-beslagene en de
schuldenaar de inning overgenomen door de deurwaarder die op grond van
het eerste lid of de beslaglegger die op grond van het tweede lid als
volgende tot inning bevoegd is.

4. De inningsbevoegde deurwaarder of beslaglegger kan in onderlinge
overeenstemming met een andere deurwaarder die gerechtigd is ten laste
van de schuldenaar executoriaal beslag te leggen, de inning, onder
kennisgeving aan de derde-beslagene en de schuldenaar, aan deze andere
deurwaarder overdragen.

5. Een derde-beslagene die een betaling of afgifte heeft gedaan aan een
deurwaarder die een van de andere executoriale beslagen heeft gelegd, is
niettemin bevrijd. De deurwaarder die de gelden of goederen heeft
ontvangen, draagt deze onverwijld af aan de coördinerende deurwaarder. 

6. Ieder van de deurwaarders die beslag heeft gelegd en de beslaglegger
als bedoeld in het tweede lid, is verplicht de anderen zodra mogelijk
van het door hem gelegde beslag op de hoogte te brengen. De
derde-beslagene is verplicht ieder van hen desgevraagd in te lichten
omtrent andere beslagen, de namen en gekozen woonplaatsen van de andere
beslagleggers en het beloop van hun vorderingen. Deze verplichtingen
gelden ook voor en jegens degene op wiens last beslag is gelegd op de
grondslag van het Wetboek van Strafvordering. 

7. Ieder van de beslagleggers kan tussen komen in een procedure als
bedoeld in artikel 477a. 

O

In artikel 479i, tweede lid, wordt “475a, eerste en tweede lid”
vervangen door: 475a, eerste tot en met derde lid.

P

In artikel 720 wordt “artikel 475a, derde lid” vervangen door:
artikel 475a, vierde lid.

Q

In artikel 724, tweede lid, wordt “475a, eerste en tweede lid”
vervangen door: 475a, eerste tot en met derde lid.

ARTIKEL II. INVORDERINGSWET 1990

Artikel 19 van de Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een derde die:

a. uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten, uitgezonderd
kinderbijslag onder welke benaming ook;

b. uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke
regeling voor oorlogsgetroffenen;

c. bezoldiging als bedoeld in artikel 115 van de Ambtenarenwet met
uitzondering van die bedragen waarop de ambtenaar of gewezen ambtenaar
niet periodiek aanspraak heeft;

d. loon;

e. uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of
ziekengeldverzekering;

f. pensioen en lijfrente, waaronder mede worden verstaan uitkeringen ten
laste van een lijfrenterekening of ten laste van de waarde van een
lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet
inkomstenbelasting 2001;

g. uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van
levensonderhoud;

verschuldigd is aan een belastingschuldige, is op vordering van de
ontvanger verplicht de belastingaanslagen van de belastingschuldige te
betalen, voor zover een en ander vatbaar is voor beslag. Voor zover een
en ander niet vatbaar is voor beslag, is de derde op vordering van de
ontvanger verplicht ten hoogste een tiende gedeelte daarvan aan te
wenden voor betaling van de belastingaanslagen van de
belastingschuldige. 

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De vordering geschiedt bij beschikking. Voor het doen van een
vordering dient de ontvanger te beschikken over een aan de
belastingschuldige betekend dwangbevel met bevel tot betaling. Indien de
vordering op de voet van het eerste lid wordt gedaan, is artikel 475i,
tweede tot en met vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, tenzij de vordering
wordt gedaan jegens degene die reeds op vordering van de ontvanger een
belastingaanslag van de belastingschuldige betaalt of zou moeten
betalen. De beschikking heeft rechtsgevolg zodra zij is bekendgemaakt
aan degene jegens wie de vordering is gedaan. De ontvanger maakt de
beschikking tevens bekend aan de belastingschuldige. Indien de vordering
wordt gedaan jegens de curator in een faillissement, vindt de tweede
volzin geen toepassing en blijft bekendmaking van de beschikking aan de
belastingschuldige achterwege.

3. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:

a. “beslag is gelegd” wordt vervangen door “beslag is of wordt
gelegd” en “verzet is gedaan” wordt vervangen door “verzet is of
wordt gedaan”.

b. “waaraan voorrang boven vorderingen wegens rijksbelastingen is
toegekend” wordt vervangen door: waaraan een gelijke of hogere
voorrang is toegekend.

ARTIKEL III. ALGEMENE WET INKOMENSAFHANKELIJKE REGELINGEN

In artikel 45 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt
onder vernummering van het tweede tot derde lid, na het eerste lid een
lid ingevoegd, luidende:

2. Bij een beslag als bedoeld in het eerste lid is artikel 475c, tweede
lid, niet van toepassing.

ARTIKEL IV. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24, vierde lid, onderdeel a, wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

B

In artikel 24a, tweede lid, onderdeel a, wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL V. ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 53, vierde lid, onderdeel a, wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

B

In artikel 54, tweede lid, wordt “artikelen 475c en 475d” vervangen
door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL VI. ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24, vierde lid, onderdeel a, wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

B

In artikel 24a, tweede lid, wordt “artikelen 475c en 475d” vervangen
door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL VII. FAILLISSEMENTSWET

In artikel 295, tweede lid, van de Faillissementswet wordt “artikel
475d” vervangen door: de artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL X. TOESLAGENWET

De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 20, vierde lid, onderdeel a, wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

B

In artikel 20a, tweede lid, wordt “artikelen 475c en 475d” vervangen
door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL XII. WERKLOOSHEIDSWET

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 36, vijfde lid, onderdeel a, wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

B

In artikel 36a, tweede lid, wordt “artikelen 475c en 475d” vervangen
door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL XIII. WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING
VERKEERSVOORSCHRIFTEN

In artikel 27, vijfde lid, van de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften wordt na “artikelen 475a tot en met
475g” ingevoegd: en 475i, tweede tot en met vijfde lid.

ARTIKEL XIV. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 63, vijfde lid, onderdeel a, wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

B

In artikel 64, tweede lid, wordt “artikelen 475c en 475d” vervangen
door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL XV. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

In de artikelen 2:59, vierde lid, onderdeel a, 2:60, tweede lid, 3:56,
vijfde lid, onderdeel a, en 3:57, tweede lid, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt “artikelen
475c en 475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL XVI. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE WERKLOZEN

In de artikelen 35, derde lid, onderdeel a, en 36, tweede lid, van de
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL XVII. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

In de artikelen 57, vijfde lid, onderdeel a, en 57a, tweede lid, van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL XVIII. WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

In de artikelen 77, vijfde lid, onderdeel a, en 78, tweede lid, van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt “artikelen 475c en
475d” vervangen door: artikelen 475c tot en met 475e.

ARTIKEL XIX. WETBOEK VAN STRAFVORDERING

In artikel 576, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt na
“artikelen 475a tot en met 475g” ingevoegd: en 475i, tweede tot en
met vijfde lid,.

ARTIKEL XX. ZIEKTEWET

In de artikelen 33, vijfde lid, onderdeel a, en 33a, tweede lid, van de
Ziektewet wordt “artikelen 475c en 475d” vervangen door: artikelen
475c tot en met 475e.

ARTIKEL XXI. ZORGVERZEKERINGSWET

Artikel 18f van de Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde tot en met
het elfde lid tot vijfde tot en met tiende lid.

2. In het achtste lid (nieuw) wordt na “de derde-beslagene”
ingevoegd “vanaf de dag van het beslag” en wordt na “tot welker
verhaal het beslag is gelegd,” ingevoegd “met inachtneming van het
bepaalde in artikel 478, eerste en tweede lid, van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering,”.

3. Het negende lid (nieuw) komt te luiden:

9. Indien een beslag als bedoeld in het achtste lid is gelegd op een
vordering tot een periodieke betaling als bedoeld in artikel 475c van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt de beslagvrije voet,
berekend overeenkomstig de artikelen 475d tot en met 475e en artikel
475fa van die wet, louter ten aanzien van de vordering van het CAK ter
zake waarvan het beslag is gelegd en enkel voor zover het beslag dient
tot inning van een nieuw vervallende termijn als bedoeld in het negende
lid, verlaagd met de bestuursrechtelijke premie. De verlaging vindt niet
plaats voor zover de beslagvrije voet onder toepassing van artikel
475db, onderdeel c, van die wet reeds is verlaagd voor het in te houden
bedrag van de bestuursrechtelijke premie.

ARTIKEL XXII. OVERGANGSRECHT WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

1. Indien voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F,
van deze wet beslag is gelegd op een periodieke vordering tot betaling
waaraan een beslagvrije voet is verbonden, blijft de door de deurwaarder
volgens het recht dat gold voor de datum van inwerkingtreding van dat
artikelonderdeel vastgestelde beslagvrije voet van toepassing, tot het
moment dat de beslagvrije voet door de deurwaarder of, in geval van
samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende
deurwaarder opnieuw wordt vastgesteld op grond van een van de in artikel
475d, derde of vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering bedoelde situaties.

2. Artikel 475c, tweede tot en met vierde lid, van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering geldt tot twaalf maanden na de datum van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van deze wet niet voor een
beslag dat is gelegd voor de datum van inwerkingtreding van dat
artikelonderdeel.

ARTIKEL XXIII. EVALUATIEBEPALING

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vijf
jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de
praktijk.

ARTIKEL XXIIIA. SAMENLOOP MET DE VERZAMELWET ZVW 2016

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2016 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op
de zorgtoeslag in verband met enkele inhoudelijke en technische
verbeteringen (Verzamelwet Zvw 2016) (Kamerstukken 34 575), tot wet is
of wordt verheven, en artikel I, onderdeel Ao, van die wet later in
werking treedt dan artikel XXI van deze wet, wordt in artikel I,
onderdeel Ao, van die wet "negende lid" vervangen door: achtste lid.

ARTIKEL XXIV. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XXV. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   7