Reactie op een klacht van een burger over de Rijksoverheid en de gemeente Amsterdam in verband met mogelijk tegenstrijdige informatie over een urgentieverklaring in Amsterdam
Brief regering
Nummer: 2017D07356, datum: 2017-03-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2017Z03583:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- 2017-03-23 13:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2017-04-04 16:00: Extra procedurevergadering commissie Wonen en Rijksdienst (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- 2017-04-18 16:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- 2017-04-19 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 8 maart 2017 In uw brief van 21 februari 2017 vraagt u mij te reageren op de klacht van C.J. van den B. te A., d.d. 14 februari 2017, inzake zijn klacht over de Rijksoverheid en de gemeente Amsterdam in verband met mogelijk tegenstrijdige informatie over een urgentieverklaring in Amsterdam. Door middel van deze brief voldoe ik aan uw verzoek. De heer Van den B. geeft in zijn email aan dat uit informatie van het Rijk zou blijken dat hij in zijn omstandigheden (dakloos en zijn partner is zwanger) bij de gemeente een urgentieverklaring aan kan vragen. Echter de gemeente Amsterdam geeft desgevraagd een dergelijke verklaring niet af. De heer Van den B. vraagt zich af hoe dat verschil kan worden verklaard. De heer Van den B. heeft de tekst op de website van het Rijk verkeerd geïnterpreteerd: daar worden slechts voorbeelden van situaties genoemd waarin de gemeente zou kunnen overgaan tot het verlenen van urgentie. Geenszins kan worden afgeleid dat deze criteria door de gemeente gehanteerd moeten worden. Het systeem van de Huisvestingswet 2015 is, dat het gemeenten mogelijkheden biedt om voor woonruimteverdeling en woningvoorraadbeheer regels te stellen. Binnen het kader van deze wet is de gemeente vrij om dat nader in te vullen. Indien de gemeente gebruik maakt van de mogelijkheden om regels voor urgentie te stellen, dient zij daar wel de volgende groepen woningzoekenden in op te nemen: personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten, woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen en vergunninghouders (asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen, deze laatste groep wordt per 1 juli 2017 uit de Huisvestingswet geschrapt). De gemeente is vrij daar nog andere categorieën woningzoekenden aan toe te voegen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk