[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Integratie van de Wet huurcommissieregeling BES in een Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland onder gelijktijdige aanpassing van eerstgenoemde wet, van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland)

Eindtekst

Nummer: 2017D09357, datum: 2017-03-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z15499:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

30 maart 2017





	Integratie van de Wet huurcommissieregeling BES in een Wet maatregelen
huurwoningmarkt Caribisch Nederland onder gelijktijdige aanpassing van
eerstgenoemde wet, van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet
volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (Wet
maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is tegelijk met
het voorstel van wet tot aanpassing van Boek 7a van het Burgerlijk
Wetboek BES, de bepalingen van de Wet huurcommissieregeling BES te
integreren in een nieuw wetsvoorstel en deze bepalingen waar mogelijk te
rangschikken, te vereenvoudigen, te actualiseren alsmede in een aantal
artikelen inhoudelijke wijzigingen aan te brengen en voorts de Wet
volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES aan te
passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. HUURPRIJZEN EN HUURCOMMISSIE

AFDELING 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. gebrek: gebrek als bedoeld in artikel 7a:1603i van het Burgerlijk
Wetboek BES;

b. huur en verhuur, huurprijs, servicekosten en woning: hetgeen
daaronder wordt verstaan in de derde afdeling van titel 7 van Boek 7a
van het Burgerlijk Wetboek BES;

c. huurcommissie: huurcommissie als bedoeld in artikel 1.4;

d. inflatiepercentage: het onmiddellijk voorafgaand aan de datum van
1 juli, ieder jaar in januari door het Centraal Bureau voor de
Statistiek bekendgemaakte percentage, waarmee de consumentenprijzen
(alle huishoudens) ten opzichte van het aan die bekendmaking
voorafgaande jaar zijn verhoogd, met dien verstande dat dat percentage
ten minste 0 bedraagt;

e. openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba.

AFDELING 2. REIKWIJDTE

Artikel 1.2

Deze wet is van toepassing in de openbare lichamen.

Artikel 1.3

1. Hoofdstuk 1 van deze wet is niet van toepassing op overeenkomsten van
huur en verhuur van een woning die een gebruik betreffen, dat naar zijn
aard slechts van korte duur is.

2. Op huurovereenkomsten waarop ingevolge artikel 7a:1603, derde lid,
van het Burgerlijk Wetboek BES de onderafdelingen 2 en 3 van de derde
afdeling van titel 7 van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES ten dele
van toepassing zijn, is dit hoofdstuk slechts van toepassing voor zover
dat uit die onderafdelingen voortvloeit.

3. Bij eilandsverordening wordt het in artikel 7a:1603, derde lid, van
het Burgerlijk Wetboek BES bedoelde bedrag van de huurprijs bij de
aanvang van de bewoning vastgesteld, waarboven ingevolge dat artikel
voornoemde onderafdelingen ten dele van toepassing zijn.

4. Bij eilandsverordening wordt het bedrag, bedoeld in het derde lid,
jaarlijks, met ingang van 1 juli, aangepast met het inflatiepercentage. 

AFDELING 3. INSTELLING, INRICHTING, SAMENSTELLING EN TAKEN VAN DE
HUURCOMMISSIE EN VAN DE VOORZITTER VAN DE HUURCOMMISSIE

§ 1. Instelling, inrichting en samenstelling van de huurcommissie

Artikel 1.4

In elk der openbare lichamen wordt door het bestuurscollege een
huurcommissie ingesteld die bevoegd is voor het betreffende openbare
lichaam.

Artikel 1.5

1. De huurcommissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. De leden
zijn afkomstig uit de kring van huurders onderscheidenlijk verhuurders.

2. Aan de huurcommissie worden een secretaris en een plaatsvervangend
secretaris toegevoegd. De secretaris en de plaatsvervangend secretaris
verrichten de werkzaamheden, hen door de huurcommissie of door haar
voorzitter opgedragen.

3. Voor iedere huurcommissie worden voorts benoemd een plaatsvervangend
voorzitter, een plaatsvervangend lid, uitsluitend om bij afwezigheid of
ontstentenis van het daartoe benoemd lid in de huurcommissie de belangen
van de huurders van woningen te vertegenwoordigen, een plaatsvervangend
lid, uitsluitend om bij afwezigheid of ontstentenis van het daartoe
benoemd lid in de huurcommissie de belangen van de verhuurders te
vertegenwoordigen. Zij voldoen aan dezelfde vereisten als de voorzitter
onderscheidenlijk de leden van de huurcommissie.

Artikel 1.6

1. Het bestuurscollege van elk van de openbare lichamen benoemt, schorst
en ontslaat de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris
en de plaatsvervangend secretaris van de huurcommissie. De voorzitter,
de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend
secretaris van de huurcommissie worden in ieder geval ontslagen indien
zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.

2. Een besluit houdende benoeming, schorsing en ontslag van de
voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de
plaatsvervangend secretaris van de huurcommissie behoeft de goedkeuring
van de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens
strijd met het recht of het algemeen belang.

3. Het eerste en tweede lid en de artikelen 1.7 en 1.8, eerste lid, zijn
ten aanzien van de voorzitter van de huurcommissie eerst van toepassing
met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
elk van de openbare lichamen verschillend kan worden vastgesteld. Tot
dat tijdstip is de zittingsvoorzitter, bedoeld in artikel 3a, tweede
lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, voor de uitvoering
van de hoofdstukken 1 en 2 van deze wet tevens werkzaam in de kwaliteit
van voorzitter van de huurcommissie van het openbaar lichaam. 

 	4. Het bestuurscollege van elk van de openbare lichamen benoemt de
leden en de plaatsvervangende leden van de huurcommissie. Hij is tevens
bevoegd de leden en de plaatsvervangende leden van de huurcommissie te
schorsen en te ontslaan. 

Artikel 1.7

1. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden en de
plaatsvervangende leden van de huurcommissie zijn meerderjarige
Nederlandse onderdanen, waarbij die voorzitter, die plaatsvervangend
voorzitter, die leden en die plaatsvervangende leden ingezetenen zijn
van het eiland, waarvoor de huurcommissie is ingesteld.

2. Aan de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter is op grond van
het afleggen van een examen van een opleiding in het wetenschappelijk
onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking
heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad
Master op het gebied van het recht verleend, dan wel heeft die
voorzitter en die plaatsvervangend voorzitter op grond van het afleggen
van een examen van een opleiding aan een universiteit dan wel de Open
Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren
verkregen, of blijk heeft gegeven op andere wijze de voor de functie van
voorzitter dan wel plaatsvervangend voorzitter benodigde kennis te
hebben verworven. De leden, de secretaris en de plaatsvervangend
secretaris hebben blijk gegeven de voor de functie van lid, secretaris
respectievelijk plaatsvervangend secretaris benodigde kennis te hebben
verworven.

3. Niemand kan worden benoemd in meer dan een van de in artikel 1.5
genoemde hoedanigheden.

4. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden, de
plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris
van de huurcommissie zijn niet metterdaad betrokken bij de uitoefening
van een bedrijf dat werkzaam is of mede werkzaam is op het gebied van
een woning, noch is het hen toegestaan beroepsmatig betrokken te zijn
bij het beheer van en de beschikking over een woning dan wel deel uit te
maken van het bestuur van een vereniging, vennootschap of stichting die
daarbij is betrokken.

Artikel 1.8

1. De voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de
huurcommissie genieten een bezoldiging en verdere vergoedingen volgens
bij eilandsverordening te stellen regels. Hun rechtspositie wordt nader
geregeld bij eilandsverordening.

2. De plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangende
leden genieten een vergoeding volgens bij eilandsverordening te stellen
regels. 

§ 2. Taken van de huurcommissie en van de voorzitter van de
huurcommissie

Artikel 1.9

1. De huurcommissie heeft de in het tweede tot en met vierde lid en de
in artikel 1.10 aangegeven taken.

2. De huurcommissie doet uitspraak:

a. ingevolge artikel 7a:1603b van het Burgerlijk Wetboek BES over de
redelijkheid van de overeengekomen aanvangshuurprijs;

b. ingevolge artikel 7a:1603c van het Burgerlijk Wetboek BES over de
redelijkheid van het voorstel tot verhoging van de huurprijs;

c. ingevolge artikel 7a:1603g van het Burgerlijk Wetboek BES over de
redelijkheid van het voorstel tot verlaging van de huurprijs;

d. ingevolge artikel 7a:1603h van het Burgerlijk Wetboek BES over het
bedrag van de verhoging van de huurprijs na de totstandkoming van
voorzieningen, veranderingen of toevoegingen;

e. ingevolge artikel 7a:1603i van het Burgerlijk Wetboek BES over de in
rekening te brengen huurprijs bij vermindering van het woongenot als
gevolg van een gebrek;

f. ingevolge artikel 7a:1603j van het Burgerlijk Wetboek BES over de in
rekening te brengen huurprijs en het voorschotbedrag aan servicekosten
indien tussen partijen slechts een prijs en niet een huurprijs is
overeengekomen; 

g. ingevolge artikel 7a:1603k van het Burgerlijk Wetboek BES over de
betalingsverplichting met betrekking tot de servicekosten;

h. ingevolge artikel 7a:1603l van het Burgerlijk Wetboek BES over de op
grond van een beding in rekening gebrachte vergoeding;

i. ingevolge artikel 7a:1603o van het Burgerlijk Wetboek BES over de
opzegging van de huurovereenkomst;

j. ingevolge artikel 7a:1603x van het Burgerlijk Wetboek BES over de
huurprijsvaststelling.

3. De huurcommissie doet uitspraak in gevallen waarin als gevolg van een
uitspraak als bedoeld in de artikelen 7a:1603b en 7a:1603i van het
Burgerlijk Wetboek BES de in rekening te brengen huurprijs in verband
met gebreken is verlaagd, omtrent het verholpen zijn van die gebreken.

4. De huurcommissie doet ten aanzien van een huurovereenkomst als
bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, desverzocht uitspraak over
aangelegenheden waaromtrent de huurcommissie bevoegd zou zijn uitspraak
te doen indien artikel 1.3, tweede lid, daaraan niet in de weg zou
staan. De huurcommissie doet een dergelijke uitspraak slechts voor zover
in de huurovereenkomst of anderszins tussen partijen is afgesproken dat
de desbetreffende aangelegenheden bij geschil aan de huurcommissie
worden voorgelegd.

5. De huurcommissie doet uitspraak indien ingevolge artikel 1.25, vijfde
lid, verzet is gedaan tegen een uitspraak van de voorzitter.

Artikel 1.10

De huurcommissie verstrekt op verzoek aan het Gerecht in eerste aanleg
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba nadere inlichtingen over een door
haar gedane uitspraak, alsmede, ingeval zij geen uitspraak heeft gedaan,
indien het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
geacht kan worden daarbij belang te hebben, over de aan een woning toe
te kennen kwaliteit en een voor die woning redelijk te achten huurprijs.

Artikel 1.11

De voorzitter heeft tot taak in afwijking van artikel 1.9, eerste lid,
en de in het tweede en derde lid van dat artikel aangegeven gevallen
uitspraak te doen indien ten aanzien van een aan de huurcommissie gedaan
verzoek een van de in artikel 1.25, eerste lid, bedoelde gevallen zich
voordoet.

AFDELING 4. TOETSINGSCRITERIA EN UITSPRAKEN HUURCOMMISSIE

§1. Algemeen

Artikel 1.12

1. Een verzoek aan de huurcommissie wordt schriftelijk ingediend. De
huurcommissie behandelt en beslist de bij haar aangebrachte zaken binnen
zes weken na ontvangst van het verzoekschrift. 

2. De huurcommissie toetst bij aan haar gedane verzoeken of voldaan is
aan de voor die verzoeken bij of krachtens deze wet gestelde
voorschriften.

Artikel 1.13

1. Bij eilandsverordening worden per categorie woning regels gegeven
voor de waardering van de kwaliteit van een woonruimte, van de
redelijkheid van de huurprijs en van wijziging daarvan. 

2. De huurcommissie kan, indien de aard van de woning daartoe aanleiding
geeft, de kwaliteit van de woning beoordelen in afwijking van het in
eerste lid bepaalde, indien zij daartoe regels heeft gesteld en deze
openbaar heeft gemaakt.

3. Bij eilandsverordening wordt het maximale huurverhogingspercentage
vastgesteld. Bij eilandsverordening kan het maximale
huurverlagingspercentage worden vastgesteld. 

§ 2. Aanvangshuurprijs

Artikel 1.14

1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603b van het
Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de
redelijkheid van de overeengekomen huurprijs. 

2. De huurcommissie toetst in dat geval de redelijkheid van de
overeengekomen huurprijs aan de krachtens artikel 1.13, eerste lid,
gegeven regels.

3. Indien de huurcommissie de overeengekomen huurprijs niet redelijk
acht, vermeldt zij in haar uitspraak de huurprijs die zij redelijk acht.

4. In geval sprake is van een huurovereenkomst als bedoeld in artikel
1.3, tweede lid, spreekt de huurcommissie, indien de beoordeling,
bedoeld in het tweede lid, zou leiden tot een huurprijs boven de in
artikel 7a:1603, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek BES bedoelde
grens, uit dat de door partijen overeengekomen huurprijs redelijk is.
Indien de huurprijs na de uitspraak van de huurcommissie en in
voorkomend geval na de vaststelling ervan door het Gerecht in eerste
aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba dan wel het Gemeenschappelijk
Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint
Eustatius en Saba onherroepelijk is komen vast te staan en niet boven
die grens uitkomt, is artikel 7a:1603, derde lid, van het Burgerlijk
Wetboek BES op die huurovereenkomst niet langer van toepassing.

5. De huurcommissie beoordeelt de kwaliteit van de woonruimte en de
redelijkheid van de huurprijs naar de toestand op de datum van ingang
van de huurovereenkomst.

Artikel 1.15

1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603b van het
Burgerlijk Wetboek BES spreekt de huurcommissie tevens uit of zij van
oordeel is dat de overeengekomen huurprijs of de op grond van artikel
1.14, derde lid, redelijk geachte huurprijs, gelet op de gebreken ten
aanzien van de woonruimte, in rekening dient te worden gebracht. Indien
de huurcommissie van oordeel is dat die huurprijs, gelet op de gebreken,
niet in rekening dient te worden gebracht, geeft zij deze gebreken in de
uitspraak aan en vermeldt zij een in verhouding tot die gebreken lagere
huurprijs als de in rekening te brengen huurprijs.

2. Bij eilandsverordening worden regels gegeven die de huurcommissie bij
de beoordeling van de redelijkheid van de in rekening te brengen
huurprijs in acht neemt.

3. De huurcommissie vermeldt in de uitspraak de datum van ingang van de
in rekening te brengen lagere huurprijs, zijnde de ingangsdatum van de
huurovereenkomst.

4. De huurcommissie bepaalt in de uitspraak dat, nadat de in die
uitspraak genoemde gebreken zijn verholpen, de in rekening te brengen
lagere huurprijs niet meer van toepassing is met ingang van de eerste
dag van de maand, volgend op die waarin de opheffing van die gebreken
heeft plaatsgevonden.

5. Indien tussen huurder en verhuurder geen overeenstemming bestaat over
het al dan niet verholpen zijn van de gebreken, doet de huurcommissie
daarover op verzoek van de verhuurder uitspraak. In voorkomend geval
geeft zij daarbij aan in welke maand de opheffing heeft plaatsgevonden.

§ 3. Verhoging van de huurprijs

Artikel 1.16

1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603f van het
Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de
redelijkheid van de huurprijsverhoging die is vermeld in het daaraan ten
grondslag liggende voorstel. De huurcommissie spreekt uit welke
huurprijsverhoging zij redelijk acht, in welk geval zij tevens aangeeft
tot welke huurprijs die huurprijsverhoging leidt, dan wel dat zij een
huurprijsverhoging niet redelijk acht.

2. De huurcommissie vermeldt in de uitspraak de datum van ingang van de
huurprijsverhoging, zijnde de in het eerste lid bedoelde voorstel
vermelde datum van ingang, dan wel een latere datum indien de wet dat
voorschrijft.

3. De huurcommissie toetst het voorstel tot huurprijsverhoging aan het
krachtens artikel 1.13, derde lid, geldende maximale
huurverhogingspercentage.

4. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de woonruimte worden
voorzieningen die de huurder onverplicht voor eigen rekening heeft
aangebracht en waardoor het woongerief geacht kan worden te zijn
gestegen, buiten beschouwing gelaten.

5. De huurcommissie toetst het voorstel tot huurprijsverhoging indien de
huurprijs, vermeerderd met de voorgestelde huurprijsverhoging, de
maximale huurprijsgrens zou kunnen overschrijden, tevens aan de
krachtens artikel 1.13, eerste lid, gegevens regels. 

6. De huurcommissie beoordeelt de redelijkheid van de wijziging van de
huurprijs naar de toestand op het tijdstip van de in het voorstel tot
verhoging van de huurprijs genoemde ingangsdatum.

§ 4. Verlaging van de huurprijs

Artikel 1.17

1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603g van het
Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de
redelijkheid van de huurprijsverlaging die is vermeld in het daaraan ten
grondslag liggende voorstel. De huurcommissie spreekt uit welke
huurprijsverlaging zij redelijk acht, in welk geval zij tevens aangeeft
tot welke huurprijs die huurprijsverlaging leidt, dan wel dat zij een
huurprijsverlaging niet redelijk acht.

3. Artikel 1.16, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, is van
overeenkomstige toepassing.

§ 5. Verhoging van de huurprijs na de totstandkoming van voorzieningen,
veranderingen of toevoegingen

Artikel 1.18

1.In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603h van het
Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de
huurprijswijziging die zij redelijk acht. De huurcommissie vermeldt in
de uitspraak dat de overeengekomen huurprijs redelijk is dan wel welke
de huurprijs is die zij redelijk acht, alsmede de datum van ingang van
de huurprijswijziging, zijnde de eerste dag van de maand, volgend op die
waarin de voorzieningen, veranderingen of verbeteringen zijn
gereedgekomen.

2.De huurcommissie toetst of het bedrag van de verhoging van de
huurprijs in redelijke verhouding staat tot de door de verhuurder
gemaakte kosten met betrekking tot de voorzieningen, veranderingen of
toevoegingen. De artikelen 1.13, eerste lid, en 1.16, vierde lid, zijn
van overeenkomstige toepassing.

§ 6. De in rekening te brengen huurprijs bij vermindering van het
woongenot als gevolg van een gebrek

Artikel 1.19

1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603i van het
Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak of zij van
oordeel is dat de overeengekomen huurprijs, in verband met de gebreken
ten aanzien van de woonruimte, in rekening dient te worden gebracht.
Indien de commissie van oordeel is dat die huurprijs, in verband met de
gebreken, niet in rekening dient te worden gebracht, geeft zij deze
gebreken in de uitspraak aan en vermeldt zij een in verhouding tot die
gebreken lagere huurprijs als de in rekening te brengen huurprijs.

2. De huurcommissie neemt bij haar oordeel de krachtens artikel 1.15,
tweede lid, vastgestelde regels in acht, met dien verstande dat de
huurcommissie zich slechts een eigen oordeel over de gebreken vormt,
voor zover deze aan de verhuurder door middel van de in artikel
7a:1603i, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek BES bedoelde
kennisgeving door de huurder zijn gemeld, alsmede over de gebreken die
van zodanige aard of samenhang zijn dat ze ook zonder aanzegging aan de
verhuurder bekend moesten zijn, zulks naar de toestand op het tijdstip
waarop de bedoelde kennisgeving door de huurder is verzonden.

3. De huurcommissie vermeldt in de uitspraak de datum van ingang van de
in rekening te brengen lagere huurprijs, zijnde de eerste dag van de
maand, volgend op die waarin de in het tweede lid bedoelde aanzegging
door de huurder aan de verhuurder is verzonden.

4. Artikel 1.15, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

§ 7. All-in prijzen, servicekosten en bedingen

Artikel 1.20

1. Indien de huurcommissie in geval van een verzoek als bedoeld in
artikel 7a:1603j van het Burgerlijk Wetboek BES van oordeel is dat niet
een huurprijs is overeengekomen, stelt zij de huurprijs vast op 55% van
de overeengekomen prijs en het voorschotbedrag aan servicekosten op 25%
van de overeengekomen prijs.

2. De huurprijs en het bedrag aan servicekosten, bedoeld in het eerste
lid, treden in de plaats van de overeengekomen prijs met ingang van de
eerste dag, volgend op die waarin het verzoek is ontvangen.

Artikel 1.21

1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603k van het
Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de
betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot de
servicekosten.

2. De huurcommissie toetst de servicekosten aan de voor de berekening
daarvan geldende wettelijke voorschriften en aan de redelijkheid.

Artikel 1.22

1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603l van het
Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak omtrent de vraag
of met een beding in verband met de totstandkoming van een
huurovereenkomst een niet redelijk voordeel is overeengekomen.

2. Indien de huurcommissie het overeengekomen voordeel niet redelijk
acht, vermeldt zij in haar uitspraak hetgeen zij met betrekking tot het
onderwerp van het beding redelijk acht.  

§ 7. Opzegging van de huurovereenkomst 

Artikel 1.23

In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7a:1603o van het
Burgerlijk Wetboek BES doet de huurcommissie uitspraak of zij van
oordeel is dat de huurovereenkomst op juiste gronden is opgezegd.

Artikel 1.24

Indien bij de behandeling van het verzoek blijkt, dat er tussen de
verhuurder en de huurder een geschil bestaat over het bedrag van de
huurprijs, dat op grond van bepalingen van dit hoofdstuk verschuldigd
is, zal de huurcommissie daarnaar onderzoek doen, aan partijen
mededelen, welk bedrag van de huurprijs naar haar mening verschuldigd is
en de vordering niet toewijzen alvorens de huurder een termijn te hebben
gegund om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

AFDELING 5. VOORZITTERSUITSPRAKEN

Artikel 1.25

1. De voorzitter doet onverwijld binnen drie weken na het voorbereidend
onderzoek, bedoeld in artikel 1.33, schriftelijk en met redenen omkleed
uitspraak, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk
redelijk of niet redelijk is.

2. Van een kennelijk redelijk verzoek is in ieder geval sprake in het
geval, bedoeld in artikel 7a: 1603f, vijfde lid, van het Burgerlijk
Wetboek BES, tenzij:

a. de huurcommissie in een eerdere uitspraak heeft uitgesproken dat op
grond van artikel 7a: 1603i van het Burgerlijk Wetboek BES een lagere
huurprijs redelijk is en de in die uitspraak genoemde gebreken nog niet
zijn verholpen;

b. het percentage van de in het voorstel opgenomen huurverhoging het in
artikel 1.13, derde lid, bedoelde maximale huurverhogingspercentage te
boven gaat, in welk geval het verzoek slechts kennelijk redelijk is,
voor zover het dat percentage niet overschrijdt.

3. De voorzitter vermeldt in voorkomende gevallen in de uitspraak tot
welke huurprijs zijn uitspraak leidt, alsmede de datum van ingang.

4. De huurcommissie zendt onverwijld een afschrift van de
voorzittersuitspraak aan partijen.

5. Tegen de uitspraak, bedoeld in het eerste lid, kan de huurder en
verhuurder binnen zes weken na verzending van het afschrift van die
uitspraak schriftelijk en gemotiveerd in verzet gaan bij de
huurcommissie. De voorzitter wijst in zijn uitspraak partijen op deze
mogelijkheid en op de vorm en de termijn die daarbij in acht genomen
moeten worden.

6. Is de huurcommissie van oordeel dat het verzet, bedoeld in het vijfde
lid, gegrond is, dan vervalt de uitspraak, bedoeld in het eerste lid, en
wordt het aan de in het eerste lid bedoelde uitspraak ten grondslag
liggende verzoek overeenkomstig afdeling 4 door de huurcommissie in
behandeling genomen.

7. Indien geen van de in het zesde lid genoemde partijen binnen de in
dat lid genoemde termijn in verzet is gegaan, is hetgeen in artikel
7a:1603s van het Burgerlijk Wetboek BES is bepaald met betrekking tot
een uitspraak van de huurcommissie, van overeenkomstige toepassing op de
uitspraak van de voorzitter.

AFDELING 6. WERKWIJZE VAN DE HUURCOMMISSIE

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.26

Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter worden zijn
werkzaamheden verricht door de plaatsvervangend voorzitter. Bij
afwezigheid of ontstentenis van een lid, neemt een der plaatsvervangende
leden zitting op verzoek van de voorzitter en met inachtneming van het
bepaalde bij artikel 1.5, derde lid. Bij afwezigheid of ontstentenis van
de secretaris worden zijn werkzaamheden verricht door de
plaatsvervangend secretaris of, bij afwezigheid of ontstentenis van
deze, door het lid van de huurcommissie dat de voorzitter daartoe zal
aanwijzen.

Artikel 1.27

1. Waar in hoofdstuk 1 van deze wet sprake is van de voorzitter van de
huurcommissie, wordt daaronder mede verstaan de plaatsvervangend
voorzitter, die bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter diens
werkzaamheden verricht.

2. Onder de secretaris wordt mede verstaan de plaatsvervangend
secretaris, wanneer deze op verzoek van de voorzitter de werkzaamheden
van de secretaris verricht.

3. Een plaatsvervangend lid, dat op verzoek van de voorzitter aan de
werkzaamheden van de huurcommissie deelneemt is, wat die werkzaamheden
betreft, lid van de huurcommissie in de plaats van het lid dat hij
vervangt.

Artikel 1.28

De huurcommissie kan geen zaak behandelen, indien niet de voorzitter en
twee leden aanwezig zijn en de belangen van huurders en die van
verhuurders van woningen niet gelijkelijk vertegenwoordigd zijn.

Artikel 1.29

De voorzitter, de leden en de secretaris van de huurcommissie zijn
verplicht het geheim van de beraadslagingen te bewaren. Zij zijn voorts
verplicht tot geheimhouding omtrent al hetgeen hun in hun hoedanigheid
is bekend geworden.

§ 2. De voorbereiding van de zitting

Artikel 1.30

Hij die een verzoekschrift tot de huurcommissie heeft gericht, verschaft
haar alle hem ten dienste staande gegevens ter vervulling van haar taak.
Hij volgt de aanwijzingen hem door of namens de huurcommissie gegeven.

Artikel 1.31

1. De secretaris doet alle ingekomen stukken onverwijld aan de
voorzitter ter kennisneming toekomen.

2. De secretaris stelt de partij die niet de verzoeker is in kennis van
de inhoud van het verzoek.

Artikel 1.32

Indien een verzoekschrift niet voldoende mededeling bevat, stelt de
secretaris de verzoeker in de gelegenheid het verzoekschrift aan te
vullen. 

Artikel 1.33

1. De voorzitter en de leden kunnen de zaak onderzoeken, voordat deze
door haar wordt beslist. Van het onderzoek wordt een schriftelijk
rapport opgemaakt.

2. De voorzitter en de leden kunnen voorts een plaatselijk onderzoek
instellen of getuigen of deskundigen horen. 

3. De huurcommissie kan, voor zover dat redelijkerwijs voor de
uitoefening van haar taken als bedoeld in artikel 1.9, tweede tot en met
vierde lid, en de taken van de voorzitter, bedoeld in artikel 1.11,
nodig is van de verhuurder inzage en het nemen van afschrift vorderen
van boeken en andere zakelijke bescheiden. De verhuurder is verplicht
van hem krachtens de eerste volzin gevorderde inzage en nemen van
afschrift van boeken en andere zakelijke bescheiden te verlenen, een en
ander op de wijze en binnen de termijn, door de huurcommissie
respectievelijk de voorzitter te bepalen. Het niet voldoen aan de in de
tweede volzin omschreven verplichting wordt gestraft met een geldboete
van de tweede categorie. Het strafbare feit is een overtreding. 

4. De voorzitter en de leden hebben toegang tot alle woningen, alsmede
tot ruimte die als zodanig kan worden gebruikt, voor zover dat
redelijkerwijs voor de uitoefening van hun taak nodig is. Zij kunnen
zich bij het betreden door bepaalde, door hen aan te wijzen personen
doen vergezellen. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van
de sterke arm.

Artikel 1.34

1. De voorzitter bepaalt dag, plaats en uur van behandeling van de zaak.
De secretaris geeft daarvan onverwijld kennis aan de leden.

2. Schriftelijke bescheiden met betrekking tot de zaak worden voor de
behandeling bij de secretaris neergelegd ter kennisneming van de leden.

Artikel 1.35

De oproeping van de huurder en van de verhuurder om bij de behandeling
van een verzoek krachtens dit hoofdstuk tegenwoordig te zijn, geschiedt
schriftelijk door de secretaris.

§ 3. De zitting

Artikel 1.36

Huurder en verhuurder kunnen zich voor de huurcommissie door een
gemachtigde doen bijstaan of door een schriftelijk gemachtigde doen
vertegenwoordigen.

Artikel 1.37

1. De huurcommissie is bevoegd zodanige personen op te roepen en, al of
niet na beëdiging, als getuigen of deskundigen te horen of te doen
horen, als zij voor de voorlichting nodig achten. Die personen zijn
verplicht te verschijnen en de gevorderde voorlichting te geven. Zij
worden door de secretaris opgeroepen bij aangetekende brief.

2. Aan de verschenen personen kan vergoeding worden toegekend op de voet
van het tarief van Besluit tarief justitiekosten strafzaken BES.

3. Indien de huurcommissie beëdiging van een getuige wenselijk
oordeelt, geschiedt deze op de wijze van zijn godsdienstige gezindheid
voor het afleggen van een verklaring.

4. De huurcommissie kan getuigen of deskundigen horen, die door een der
partijen meegebracht, vrijwillig voor haar verschijnen.

Artikel 1.38

De secretaris is bij de zitting van de huurcommissie aanwezig. Hij houdt
aantekening van hetgeen aldaar verhandeld wordt, met vermelding van de
zakelijke inhoud van de verklaringen van de door de huurcommissie
gehoorde personen.

§ 4. De uitspraak en verdere bepalingen

Artikel 1.39

De voorzitter en de leden onthouden zich van deelneming aan de
behandeling van enige zaak, welke hun, hun echtgenoten of bloed- of
aanverwanten tot en met de derde graad, persoonlijk aangaat, of waarin
zij of een der genoemde personen als gemachtigden zijn betrokken. Deze
onthouding wordt ten aanzien van een dergelijke zaak als afwezigheid
aangemerkt.

Artikel 1.40

1. In alle zaken doet de voorzitter hoofdelijk rondvraag, te beginnen
met het jongste lid in leeftijd. Zelf brengt hij het laatst zijn advies
uit.

2. Ieder aanwezig lid brengt zijn advies uit.

Artikel 1.41

Alle beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.

Artikel 1.42

1. De uitspraak van de huurcommissie wordt op het verzoekschrift gesteld
of daaraan gehecht. 

2. De uitspraak is met redenen omkleed, zij vermeldt de voorzitter en de
leden, die haar hebben gegeven, en wordt door de voorzitter en de
secretaris van de zitting, waarin de beslissing genomen is, ondertekend.

3. De mededeling van de uitspraak van de huurcommissie aan partijen
geschiedt bij gedagtekende aan te tekenen brieven van de secretaris,
waarbij aan ieder van hen een afschrift van de uitspraak en van het
verzoekschrift toegezonden wordt.

Artikel 1.43

1. De secretaris houdt een openbaar register aan, waarin met weglating
van de namen van de betrokken huurders en verhuurders de slotwoorden van
de uitspraken van de huurcommissie zijn opgenomen.

2. In dit register worden, ieder onder een afzonderlijk nummer, vermeld
alle zaken in de volgorde waarin zij worden aangebracht.

3. Bij eilandsverordening kunnen nadere regels worden gesteld over de
inrichting van het register.

Artikel 1.44

Voor de bestrijding van bureaukosten en de uitbetaling van de aan
getuigen en deskundigen toe te leggen vergoedingen worden door het
bestuurscollege aan de secretaris gelden ter beschikking gesteld.

AFDELING 7. SLOT- OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 1.45

Bij eilandsverordening kunnen ter uitvoering van afdeling 4 nadere
regels worden gesteld, waarbij formulieren kunnen worden vastgesteld.

Artikel 1.46

De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij een
huurcommissie onderscheidenlijk de voorzitter van de huurcommissie
aanhangige verzoeken worden met toepassing van het vóór het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet geldende recht behandeld door de
huurcommissie onderscheidenlijk de voorzitter van de huurcommissie.

Artikel 1.47

De toepasselijkheid van de bepalingen van hoofdstuk 1 van deze wet kan
niet bij overeenkomst worden uitgesloten of beperkt.

Artikel 1.48

In elke na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 7a:1603k,
tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek BES, ingestelde rechtsvordering
ter zake van de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid van dat artikel,
wordt een uitspraak van de huurcommissie dan wel beschikking van het
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba omtrent de
betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot deze
vergoedingen overgelegd. 

Artikel 1.49

In elke rechtsvordering ter zake van hetgeen onverschuldigd mocht zijn
betaald in verband met een overeenkomst als bedoeld in artikel 7a:1603j
van het Burgerlijk Wetboek BES waarbij partijen slechts de hoogte van de
prijs en niet die van de huurprijs zijn overeengekomen, wordt een
uitspraak van de huurcommissie, bedoeld in artikel 1.20, dan wel een
beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius
en Saba als bedoeld in artikel 7a: 1603s van het Burgerlijk Wetboek BES
overgelegd. 

Artikel 1.50 

De Wet huurcommissieregeling BES wordt ingetrokken.

HOOFDSTUK 2. WIJZIGING VAN DE ZEVENDE TITEL VAN BOEK 7A VAN HET
BURGERLIJK WETBOEK BES

Artikel 2.1

De zevende titel van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als
volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van de eerste afdeling komt te luiden: Afdeling 1.
Algemene bepalingen.

B

Het opschrift van de tweede afdeling komt te luiden: Afdeling 2.
Verplichtingen van de verhuurder en de huurder.

C

De derde afdeling komt te luiden:

AFDELING 3 . BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE DE HUUR VAN WONINGEN. 

ONDERAFDELING 1. ALGEMEEN

Artikel 1598

1. Deze afdeling is uitsluitend van toepassing op huur en verhuur van
woningen.

2. Onder huur en verhuur van een woning wordt verstaan de overeenkomst
waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere
partij, de huurder, een woning in gebruik te verstrekken en de huurder
zich verbindt tot een tegenprestatie. 

3. Onder huurcommissie wordt verstaan de huurcommissie, bedoeld in
artikel 1.4 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland.

4. Onder huurprijs wordt verstaan de prijs die is verschuldigd voor het
enkele gebruik van de woning. 

5. Onder servicekosten wordt verstaan de vergoeding voor de zaken en
diensten die geleverd worden in verband met de bewoning van de woning.

6. Onder woning wordt verstaan ieder gebouw of elk gedeelte van een
gebouw dat afzonderlijk wordt verhuurd, alsmede elk perceel huurgrond
voor het hebben daarop van woning.

Artikel 1599

Deze afdeling is niet van toepassing op huur welke een gebruik van een
woning betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is.

Artikel 1600

1. Geringe en dagelijkse reparatiën zijn voor rekening van de huurder.

2. Bij gebreke van een overeenkomst worden als zodanig aangemerkt
reparatiën aan de sluiting van de luiken of blinden, de binnensloten,
de vensterglazen binnen- en buitenshuis, en al hetgeen verder door het
plaatselijk gebruik daaronder begrepen wordt.

3. Niettemin komen die reparatiën ten laste van de verhuurder, indien
zij door de vervallen toestand van het verhuurde of door overmacht
noodzakelijk zijn geworden.

Artikel 1601

De huur van meubelen om een geheel huis, een gehele woning, of enig
ander vertrek, daarmede te stofferen wordt gehouden voor zo lang te zijn
aangegaan, als de huizen, de woningen of vertrekken, volgens plaatselijk
gebruik, doorgaans verhuurd worden.

Artikel 1602

1. De huur van gestoffeerde kamers wordt gehouden bij het jaar te zijn
aangegaan, wanneer dezelve is aangegaan voor een zekere som in het jaar;
bij de maand, wanneer dezelve is aangegaan tegen een bepaalde som in de
maand; bij de dag, wanneer dezelve is aangegaan tegen een bepaalde som
voor iedere dag.

2. Indien niet blijkt, dat de huur voor een zekere som bij het jaar, bij
de maand of voor iedere dag is aangegaan, wordt dezelve geacht volgens
plaatselijk gebruik te zijn gesloten.

ONDERAFDELING 2. DE HUURPRIJS

Artikel 1603

1. In hoofdstuk 1 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland worden nadere regels gegeven aangaande huurprijzen en andere
vergoedingen. 

2. Ter zake van huur gelden de huurprijzen die partijen zijn
overeengekomen, voor zover uit deze onderafdeling niet anders
voortvloeit.

3. De volgende artikelen van deze onderafdeling en onderafdeling 3 zijn,
behoudens de artikelen 1603b, 1603d, 1603k en 1603l, niet van toepassing
op een overeenkomst van huur en verhuur, die betrekking heeft op een
woning, ten aanzien waarvan bij de aanvang van de bewoning een huurprijs
gold of geldt, die, indien nodig herleid tot een bedrag per jaar, hoger
is dan het krachtens 1.3, derde lid, van de Wet maatregelen
huurwoningmarkt Caribisch Nederland vastgestelde bedrag.

Artikel 1603a

1. De huurprijs kan worden verhoogd hetzij op grond van een beding in de
huurovereenkomst dat in deze wijziging voorziet, hetzij indien een
dergelijk beding niet van kracht is, op de wijze als voorgeschreven in
de artikelen 1603e en 1603f. Gedurende het bestaan van een dergelijk
beding is toepassing van die artikelen uitgesloten. Indien een dergelijk
beding niet meer van kracht is, kan vanaf een tijdvak van twaalf maanden
na het tijdstip waarop laatstelijk toepassing is gegeven aan het beding,
aan de hiervoor genoemde artikelen toepassing worden gegeven.

2. Leidt toepassing van een beding als bedoeld in lid 1 tot verhoging
van de huurprijs met een hoger percentage dan het maximale
huurverhogingspercentage, bedoeld in artikel 1.13, derde lid, van de Wet
maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland, dan is het beding
nietig voor zover zij tot dit hogere percentage leidt en geldt de
huurprijs als verhoogd met dat maximale huurverhogingspercentage.

Artikel 1603b

De huurder kan tot uiterlijk zes maanden na het tijdstip waarop een door
hem met betrekking tot die woonruimte voor de eerste maal aangegane
huurovereenkomst is ingegaan, de huurcommissie verzoeken uitspraak te
doen over de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs.

Artikel 1603c

1. De huurprijs kan op verzoek van de verhuurder worden verhoogd op de
wijze voorgeschreven in de artikelen 1603e en 1603f:

a. gedurende het eerste tijdvak van twaalf maanden na de dag van ingang
van de huur ten hoogste eenmaal, en

b. telkens tegen het einde van elkaar opvolgende tijdvakken van twaalf
maanden na hetzij het ingaan van de onder a bedoelde verhoging, hetzij
bij gebreke van zodanige verhoging de dag van ingang van de huur. 

2. Een verhoging van de huurprijs krachtens lid 1 is niet mogelijk,
zolang er tussen huurder en verhuurder geen overeenstemming is dat de,
bij toepassing van de artikelen 1.15 en 1.19 van de Wet maatregelen
huurwoningmarkt Caribisch Nederland geconstateerde gebreken ten aanzien
van de woonruimte zijn opgeheven.

3. In afwijking van lid 1 kan de huurprijs worden verhoogd tegen het
einde van een tijdvak dat even zoveel korter dan twaalf maanden is als
het daaraan voorafgaande tijdvak langer dan twaalf maanden is geweest.

4. De huurprijs kan op verzoek van de huurder worden verlaagd op de
wijze voorgeschreven in de artikelen 1603e en 1603g.

Artikel 1603d

Bepalingen in huurovereenkomsten die tot gevolg hebben dat de huurprijs
in enig tijdvak van twaalf maanden meer dan eenmaal wordt verhoogd, zijn
nietig, tenzij het gaat om het geval van artikel 1603h.

Artikel 1603e

1. Een voorstel tot wijziging van de huurprijs moet tenminste twee
maanden voor de voorgestelde dag van ingang van de wijziging
schriftelijk worden gedaan.

2. Het in lid 1 bedoelde voorstel dient te vermelden:

a. de geldende huurprijs;

b. het percentage of het bedrag van de wijziging van de huurprijs;

c. de voorgestelde huurprijs;

d. de voorgestelde dag van ingang van de voorgestelde huurprijs;

e. de wijze waarop en het tijdvak waarbinnen de huurder, wanneer hij
bezwaren heeft tegen het voorstel, daarvan kan doen blijken, en de
gevolgen die deze onderafdeling verbindt aan het niet doen blijken van
bezwaren.

2. Indien een overeenkomst tot wijziging van de huurprijs tot stand komt
naar aanleiding van een voorstel daartoe, dat niet voldoet aan lid 1
aanhef en onder b, d of e, blijft de voordien geldende huurprijs
verschuldigd, tenzij blijkt dat degene tot wie het voorstel was gericht
niet door het verzuim is benadeeld.

Artikel 1603f

1. Indien de huurder voor het tijdstip waarop de verhoging van de
huurprijs blijkens het voorstel had moeten ingaan, schriftelijk
verklaart met het voorstel van de verhuurder niet in te stemmen, kan de
verhuurder tot zes weken na dat tijdstip onder overlegging van een
afschrift van dat voorstel en van voornoemde verklaring van de huurder
de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van
het voorstel. 

2. De huurder kan de huurcommissie binnen vier maanden na het in lid 1
bedoelde tijdstip verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van
het voorstel, indien:

a. hij noch vóór het in lid 1 bedoelde tijdstip de daar bedoelde
schriftelijke verklaring doet, noch door het betalen van de voorgestelde
huurverhoging doet blijken met die verhoging in te stemmen, en

b. de verhuurder hem binnen drie maanden na het in lid 1 bedoelde
tijdstip bij aangetekend schrijven nogmaals van het voorstel in kennis
heeft gesteld, waarbij een afschrift van het voorstel is gevoegd, en hij
met het voorstel tot huurverhoging niet instemt.

De huurder legt bij dit verzoek een afschrift over van het voorstel en
van dat schrijven.

3. De huurder wordt geacht de voorgestelde verhoging van de huurprijs
met ingang van de in het voorstel genoemde datum van ingang met de
verhuurder te zijn overeengekomen indien hij, na ontvangst van het in
het tweede lid bedoelde schrijven, niet binnen vier maanden na die datum
van ingang een verzoek tot de huurcommissie heeft gericht.

4. Indien de huurder het in het tweede lid bedoelde verzoek doet, stelt
de huurcommissie de verhuurder daarvan onverwijld in kennis.

5. Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 1603e bij
aangetekend schrijven heeft gedaan, kan hij, indien voldaan is aan lid 2
onder a, binnen zes weken na het in lid 1 bedoelde tijdstip de
huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het
voorstel. De verhuurder legt bij dit verzoek een afschrift over van het
voorstel en een bewijs van aangetekende verzending.

Artikel 1603g

Indien de verhuurder met een voorstel van de huurder tot verlaging van
de huurprijs niet instemt, kan de huurder tot uiterlijk zes weken na het
tijdstip waarop de verlaging blijkens het voorstel had moeten ingaan, de
huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het
voorstel.

Artikel 1603h

1. De huurprijs van woonruimte waarin of waaraan gedurende de huurtijd
door of vanwege de verhuurder:

a. voorzieningen zijn aangebracht die verband houden met een maatregel
die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een
gehandicapte, bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, in
de kosten waarvan ingevolge enige wettelijke regeling een financiële
tegemoetkoming is verleend, of

b. veranderingen of toevoegingen, waaronder niet wordt verstaan het
verhelpen van gebreken als bedoeld in artikel 1569, zijn aangebracht,
waardoor het woongerief geacht kan worden te zijn gestegen en die niet
ingrepen zijn als bedoeld onder a, is de huurprijs, vermeerderd met een
bedrag dat in redelijke verhouding staat tot de door de verhuurder
gemaakte kosten van deze ingrepen, veranderingen of toevoegingen met
dien verstande dat de nieuwe huurprijs niet hoger mag zijn dan die welke
bij toepassing van de regels bedoeld in artikel 1.13, eerste lid, van de
Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland als redelijk is aan
te merken.

2. Indien partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het
bedrag van de verhoging, kan ieder van hen binnen drie maanden na de
totstandkoming van de ingrepen, veranderingen of toevoegingen de
huurcommissie verzoeken daarover een uitspraak te doen. 

3. Onder gehandicapte in het eerste lid wordt verstaan een persoon die
ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt.

Artikel 1603i

1. Voor de vordering van de huurder tot vermindering van de huurprijs op
grond van artikel 1574 geldt een met inachtneming van de volgende leden
toe te passen vervaltermijn van zes maanden na de aanvang van de dag
volgend op die waarop de huurder van het gebrek kennis heeft gegeven aan
de verhuurder.

2. Is de vordering van de huurder gegrond op een tekortkoming die
krachtens artikel 1569 als een gebrek heeft te gelden, dan kan de
huurder, in plaats van zijn vordering binnen de in lid 1 bedoelde
termijn bij de rechter in te stellen, binnen zes maanden na de aanvang
van de dag volgend op die waarop de huurder van het gebrek heeft kennis
gegeven aan de verhuurder, de huurcommissie verzoeken over de
vermindering uitspraak te doen overeenkomstig de in artikel 1.15, tweede
lid, van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland bedoelde
eilandsverordening. De huurder kan eerst een verzoek tot de
huurcommissie richten, indien de verhuurder niet binnen zes weken na de
aanvang van de dag volgend op die waarop de huurder van het gebrek
kennis heeft gegeven aan de verhuurder, het gebrek heeft verholpen.

3. Na het verstrijken van de in de voorgaande leden bedoelde termijn van
zes maanden kan, voor wat het verleden betreft, geen huurvermindering
worden verlangd over een langere periode dan zes maanden, voorafgaande
aan het instellen van de vordering of het indienen van het verzoek.

ONDERAFDELING 3. ANDERE VERGOEDINGEN

Artikel 1603j

Indien de huurovereenkomst meer omvat dan het enkele gebruik van de
woning en bij die overeenkomst slechts de hoogte van de prijs en niet
die van de huurprijs is vastgesteld, kan de huurder de huurcommissie
verzoeken de huurprijs en het voorschotbedrag aan servicekosten vast te
stellen. 

Artikel 1603k

1. Indien de huurder en de verhuurder geen overeenstemming hebben kunnen
bereiken over een betalingsverplichting van de huurder met betrekking
tot de servicekosten, kan de huurder of verhuurder de huurcommissie
verzoeken uitspraak daarover te doen.

2. De verhuurder verstrekt aan de huurder elk jaar, uiterlijk zes
maanden na het verstrijken van een kalenderjaar, een overzicht van de in
dat kalenderjaar in rekening gebrachte servicekosten, met vermelding van
de wijze van berekening daarvan. 

3. Het verzoek heeft betrekking op niet meer dan één tijdvak van ten
hoogste twaalf maanden en kan worden gedaan tot uiterlijk vierentwintig
maanden nadat de in het tweede lid genoemde termijn voor het verstrekken
van het overzicht door de verhuurder is verstreken.

Artikel 1603l

1. Elk in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst
betreffende woonruimte gemaakt beding, niet de huurprijs betreffende,
voor zover daarbij ten behoeve van een der partijen een niet redelijk
voordeel wordt overeengekomen, is nietig.

2. Elk in verband met de totstandkoming van een zodanige
huurovereenkomst gemaakt beding, voor zover daarbij door of tegenover
een derde enig niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is nietig.

3. Indien sprake is van een beding als bedoeld in het eerste en tweede
lid kunnen de verhuurder en de huurder de huurcommissie verzoeken
uitspraak te doen over de vraag of met dat beding enig niet redelijk
voordeel is overeengekomen. 

Artikel 1603m

Van de bepalingen van de onderafdelingen 2 en 3 kan niet worden
afgeweken, tenzij uit die 

bepalingen anders voortvloeit.

ONDERAFDELING 4. HET EINDIGEN VAN DE HUUR

Artikel 1603n

1. In afwijking van artikel 1587 eindigt een voor bepaalde tijd voor de
duur van langer dan vier jaar aangegane huur niet door het enkele
verloop van de huurtijd; zij kan door elk van beide partijen worden
opgezegd tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag,
niet vallend voor het verstrijken van de bepaalde tijd. Op een voor
bepaalde tijd voor de duur van vier jaar of korter aangegane huur, die
schriftelijk wordt aangegaan, is artikel 1587 onverkort van toepassing.
Indien na afloop van een voor bepaalde tijd aangegane huur met dezelfde
huurder opnieuw een huurovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan,
geldt deze laatste overeenkomst als een huurovereenkomst voor onbepaalde
tijd. 

2. Een voor onbepaalde tijd aangegane of voor onbepaalde tijd verlengde
huur kan door elk van beide partijen worden opgezegd tegen een voor de
betaling van de huurprijs overeengekomen dag.

3. De opzegging door de verhuurder moet op straffe van nietigheid de
gronden vermelden die tot de opzegging hebben geleid. Een opzegging op
andere dan de in artikel 1603p genoemde gronden, is nietig. De huurder
moet bij de opzegging worden gevraagd binnen zes weken aan de verhuurder
mede te delen of hij al dan niet toestemt in beëindiging van de
overeenkomst.

4. Bij de opzegging moeten de volgende termijnen in acht worden genomen:

a. bij opzegging door de huurder: een termijn gelijk aan de tijd die
tussen twee opvolgende voor betaling van de huurprijs overeengekomen
dagen verstrijkt, doch niet korter dan een maand en niet langer dan drie
maanden;

b. bij opzegging door de verhuurder: een termijn niet korter dan drie
maanden, voor elk jaar dat de huurder krachtens overeenkomst
ononderbroken het gehuurde in gebruik heeft gehad verlengd met één
maand tot ten hoogste zes maanden.

5. Een opzegging die in strijd met het eerste, derde of vierde lid,
onder a, is gedaan en een opzegging die op een kortere termijn is gedaan
dan die van het vierde lid, onder b, gelden niettemin als waren zij
gedaan tegen de voorgeschreven dag en met inachtneming van de
voorgeschreven termijn.

6. Elk beding waarbij in strijd met het vierde lid, onder a, een langere
opzegtermijn of waarbij in strijd met het vierde lid, onder b, een
kortere opzegtermijn wordt overeengekomen of waarbij van andere
bepalingen van dit artikel wordt afgeweken, is nietig. Eveneens is
nietig elk beding dat de huur zonder opzegging doet eindigen.

7. Dit artikel geldt niet, indien de beëindiging geschiedt met
wederzijds goedvinden nadat de huur is ingegaan.

Artikel 1603o

1. De verhuurder kan, indien hij zes weken na de opzegging van de
overeenkomst niet van de huurder een schriftelijke mededeling heeft
ontvangen dat hij in de beëindiging van de overeenkomst toestemt, de
huurcommissie verzoeken het tijdstip vast te stellen waarop de
overeenkomst zal eindigen. De verhuurder vermeldt daarbij de naam van de
huurder en kort de gronden waarop hij meent de huur te moeten opzeggen.
De gronden hebben, behoudens het geval, bedoeld in artikel 1603p, tweede
lid, uitsluitend betrekking op het niet voldoen door de huurder aan zijn
verplichtingen als bedoeld in de tweede en derde afdeling. 

2. Een opgezegde overeenkomst blijft, tenzij de huurder de overeenkomst
heeft opgezegd of na de opzegging door de verhuurder schriftelijk in de
beëindiging heeft toegestemd, na de dag waartegen is opgezegd van
rechtswege van kracht, tot onherroepelijk is beslist op een verzoek van
de verhuurder als bedoeld in het eerste lid.

3. De huurcommissie neemt bij haar beslissing enkel de in de opzegging
genoemde gronden in aanmerking.

4. Indien de huurcommissie het verzoek afwijst, wordt de overeenkomst
van rechtswege verlengd. De huurcommissie beslist of de overeenkomst
voor onbepaalde tijd of voor een door haar vast te stellen bepaalde tijd
wordt verlengd.

5. Indien de huurcommissie het verzoek toewijst, stelt zij tevens het
tijdstip van ontruiming vast. De toewijzing geldt als een veroordeling
tot ontruiming tegen dat tijdstip.

Artikel 1603p

1. De huurcommissie wijst het verzoek slechts toe indien:

a. de huurder niet aan zijn in de tweede en derde afdeling omschreven
verplichtingen voldoet, en

b. de koper van de woning gebruik wil maken van de bevoegdheid, bij de
overeenkomst voorbehouden om, ingeval van verkoop, de huurder tot
ontruiming van het gehuurde te noodzaken overeenkomstig het bepaalde in
artikel 1595.

De huurcommissie kan de huurder, op zijn verzoek, een termijn gunnen om
alsnog aan zijn verplichting als bedoeld in onderdeel a te voldoen. Na
het verstrijken van die termijn beslist de huurcommissie na verhoor,
althans behoorlijke oproeping, van partijen.

2. Indien de huurcommissie het verzoek toewijst, bepaalt zij, met
inachtneming van de termijnen tot het doen van opzeggingen, het tijdstip
waarop de huur een einde zal nemen en geeft zij een bevel tot
ontruiming.

Artikel 1603q

1. Een onherroepelijk geworden bevel tot ontruiming levert een
executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES kan worden ten uitvoer
gelegd. 

2. De huurcommissie kan het bevel tot ontruiming niet uitvoerbaar bij
voorraad verklaren.

 

Artikel 1603r

Van deze onderafdeling kan niet ten nadele van de huurder worden
afgeweken. 

ONDERAFDELING 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 1603s

1. Wanneer de huurcommissie op een verzoek van de huurder of verhuurder
als bedoeld in de onderafdelingen 2 en 3 uitspraak heeft gedaan, worden
zij geacht te zijn overeengekomen wat in die uitspraak is vastgesteld,
tenzij een van hen binnen acht weken nadat aan hen afschrift van die
uitspraak is verzonden, een beslissing van het Gerecht in eerste aanleg
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft gevorderd over het punt
waarover de huurcommissie om een uitspraak was verzocht.

2. Tegen een beslissing krachtens dit artikel is geen hogere voorziening
toegelaten.

Artikel 1603t

Een wijziging van de huurprijs, vastgesteld in een uitspraak van de
huurcommissie of van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint
Eustatius en Saba, mag in rekening worden gebracht met ingang van de in
het voorstel tot wijziging voorgestelde dag dan wel indien de huurprijs
is vastgesteld zonder dat daartoe een voorstel is gedaan, de dag waarop
vaststelling is verzocht aan de huurcommissie of vaststelling is
gevorderd bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius
en Saba. Zo in de uitspraak een latere dag van ingang wordt vastgesteld,
geldt die wijziging met ingang van die latere dag.

Artikel 1603u

1. Van de uitspraak van de huurcommissie als bedoeld in onderafdeling 4
staat zowel aan de huurder als aan de verhuurder gedurende acht weken na
de dagtekening van de mededeling beroep open bij het Gerecht in eerste
aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2. Tegen een beslissing krachtens dit artikel staat geen ander
rechtsmiddel open dan cassatie in het belang van de wet.

D

Na de derde afdeling wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 3a. Bijzondere bepalingen inzake de huur van bedrijfsruimte

ONDERAFDELING 1. ALGEMEEN

Artikel 1603v

1. Deze afdeling is uitsluitend van toepassing op huur en verhuur van
bedrijfsruimte.

2. Onder bedrijfsruimte wordt verstaan: 

a. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, die krachtens
overeenkomst van huur en verhuur is bestemd voor de uitoefening van een
kleinhandelsbedrijf, van een restaurant- of cafébedrijf, van een
afhaal- of besteldienst of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien
in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor
rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening
aanwezig is;

b. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan die krachtens zulk
een overeenkomst bestemd is voor de uitoefening van een hotelbedrijf;

c. een onroerende zaak die krachtens zulk een overeenkomst is bestemd
voor de uitoefening van een kampeerbedrijf.   HYPERLINK
"http://maxius.nl/burgerlijk-wetboek-boek-7/artikel290/lid3" \o ""  

 3. Tot de in het tweede lid bedoelde bedrijfsruimte worden ook gerekend
de onroerende aanhorigheden, de bij het een en ander behorende grond en
de, mede gelet op de bestemming van die bedrijfsruimte, afhankelijke
woning. 

4. Onder huurcommissie wordt verstaan de huurcommissie, bedoeld in
artikel 1.4 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland.

5. Onder huurprijs wordt verstaan de prijs die is verschuldigd voor het
enkele gebruik van de bedrijfsruimte. 

Artikel 1603w

1. De artikelen 1.2, 1.4 tot en met 1.8, 1.10 tot en met 1.12 en 1.23
tot en met 1.47 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland, de artikelen 1600 tot en met 1602, de artikelen 1603n, eerste
tot en met derde lid en zevende lid, 1603o tot en met 1603s en 1603u
zijn van overeenkomstige toepassing op de huur en verhuur van
bedrijfsruimte.

2. De termijn van opzegging bedraagt:

a. voor de huurder ten minste een jaar;

b. voor de verhuurder ten minste een jaar.

3.  Een opzegging die in strijd met artikel 1603n, eerste en derde lid,
of het tweede lid, onderdeel a, is gedaan en een opzegging die op een
kortere termijn is gedaan dan die van het tweede lid, onderdeel b,
gelden niettemin als waren zij gedaan tegen de voorgeschreven dag en met
inachtneming van de voorgeschreven termijn. Elk beding waarbij in strijd
met het tweede lid, onderdeel a, een langere opzegtermijn of waarbij in
strijd met het tweede lid, onderdeel b, een kortere opzegtermijn wordt
overeengekomen of waarbij van artikel 1603n, eerste tot en met derde lid
en zevende lid, wordt afgeweken, is nietig. Eveneens is nietig elk
beding dat de huur zonder opzegging doet eindigen.

4. Hoofdstuk 1 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland is niet van toepassing ten aanzien van zeehavens, luchthavens
en op de in het eerste lid bedoelde bedrijfsruimte voor zover deze in
een zeehaven of op een luchthaven gevestigd zijn of daarmee ruimtelijk
verbonden zijn.

ONDERAFDELING 2. DE HUURPRIJS

Artikel 1603x

1. Zowel de huurder als de verhuurder kunnen verzoeken dat de
huurcommissie de huurprijs, zo deze niet overeenstemt met die van
vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse, nader zal vaststellen: 

a. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd geldt, na afloop van de
overeengekomen duur; 

b. in alle andere gevallen, telkens wanneer tenminste vijf jaar zijn
verstreken sinds de dag waarop de laatste door partijen vastgestelde
huurprijs is ingegaan of waarop de laatste door de huurcommissie dan wel
het Gerecht in eerste aanleg voor de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba vastgestelde huurprijs is verzocht. 

2. Bij de nadere vaststelling van de huurprijs let de huurcommissie op
het gemiddelde van de huurprijzen van vergelijkbare bedrijfsruimte ter
plaatse, die zich hebben voorgedaan in een tijdvak van vijf jaren
voorafgaande aan de dag van het instellen van de vordering. Iedere aldus
in de vergelijking te betrekken huurprijs wordt herleid volgens de
algemene ontwikkeling van het prijspeil sinds de dag waarop die
huurprijs gold tot aan die van het instellen van de vordering. Zo het
niet mogelijk is de huurcommissie de voor de toepassing van deze
maatstaf benodigde gegevens te verschaffen, maakt de huurcommissie een
schatting aan de hand van de wel te zijner beschikking staande gegevens,
waarbij zij die maatstaf zoveel mogelijk als richtsnoer bezigt. 

3. De huurcommissie wijst een verzoek tot verhoging van de huurprijs af,
voor zover deze is gegrond op verbeteringen van het gehuurde, die op
kosten van de huurder zijn aangebracht. 

4. Indien de huurcommissie de huurprijs nader vaststelt, geldt deze met
ingang van de dag waarop deze is verzocht, tenzij zij op verzoek van een
der partijen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval een
andere ingangsdatum vaststelt. Zij kan daarbij tevens bepalen dat de
huurprijs gedurende een door haar vast te stellen termijn van ten
hoogste vijf jaren geleidelijk zal worden aangepast. 

ONDERAFDELING 3. SLOTBEPALING

Artikel 1603y

Van deze afdeling kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

E

Het opschrift van de vierde afdeling komt te luiden:

Afdeling 4. Bijzondere bepalingen inzake de huur van landerijen.

HOOFDSTUK 3. WIJZIGING VAN DE WET VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER BES

Artikel 3.1

In artikel 3.1, tweede lid, onder a, van de Wet volkshuisvesting,
ruimtelijke ordening en milieubeheer BES wordt na ‘gegeven’
ingevoegd: of voor verkoop zijn bestemd.

HOOFDSTUK 4

[Vervallen]

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 en 5.2

[Vervallen]

Artikel 5.3

Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst zendt binnen vijf jaar na het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van deze
wet.

Artikel 5.4

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Artikel 5.5

Deze wet wordt aangehaald als: Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch
Nederland.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

 

 

 PAGE    

 PAGE   25