Reactie op verzoek commissie over het energielabel voor woningen
Brief regering
Nummer: 2017D21357, datum: 2017-07-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2017Z10282:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2017-09-05 15:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2017-09-05 16:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- 2018-02-22 14:00: Bouwregelgeving en energiebesparing (aanvangstijdstip gewijzigd). (Algemeen overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2018-03-07 18:00: Bouwregelgeving en energiebesparing (voortzetting AO, 2e termijn) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2018-03-14 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 juli 2017 De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft mij verzocht om een reactie op de brief van mevrouw A. van L. inzake het energielabel voor woningen. Hierbij reageer ik op de door mevrouw Van L. gestelde vragen. Een aantal van de gestelde vragen gaan over de vaststelling van labelklassen en de verbetervoorstellen voor specifieke appartementen. Mevrouw Van L. schetst dat in 2012 in haar appartementencomplex 46 appartementen een energielabel C hebben gekregen en één appartement een label B. Hoewel ik niet over de specifieke situatie van het appartementencomplex kan oordelen, is het zo dat appartementen met dezelfde energiebesparende maatregelen in één gebouw verschillende energielabels kunnen krijgen. Dit is met name afhankelijk van de oppervlakte en de hoeveelheid buitenschil van de verschillende appartementen. In een complex kan bijvoorbeeld het ene appartement een groter percentage buitenschil hebben dan het andere appartement. De mate waarin deze buitenschil geïsoleerd is, heeft invloed op de hoogte van het label. Ook de oppervlakte van een appartementen heeft invloed op de hoogte van het energielabel, doordat in de systematiek het principe geldt dat grotere woningen in beginsel meer energie nodig zullen hebben dan kleinere. Uit de invoergegevens uit de labeldatabase die wordt beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is af te leiden dat voor de appartementen in het appartementencomplex van mevrouw Van L. onder andere verschillende gebruiksoppervlakten, glasoppervlakten, geveloppervlakten en toepassingen van beton in de gevels zijn ingevoerd. Bij het energielabel staan de energetische prestaties van de woning centraal. Sinds 2012 wordt er onderscheid gemaakt in de labelsystematiek tussen ventilatoren op wisselstroom en ventilatoren op gelijkstroom, waarbij ventilatoren op gelijkstroom hoger worden gewaardeerd. De investeringskosten en de kosten die in de gebruiksfase samenhangen met de keuze voor een bepaald type maatregel spelen voor de bepaling van de hoogte van de energieprestaties en voor het energielabel geen rol. Wat betreft de verbetervoorstellen die voor de appartementen in het complex van mevrouw Van L. zijn gedaan, stelt mevrouw Van L. terecht dat deze moeten aansluiten bij de woning in kwestie. Ik kan niet oordelen of de opname van de woningen door de betreffende adviseur correct is gedaan en daarmee samenhangende of de verbetervoorstellen voor de specifieke woningen correct zijn opgesteld, maar de verbetervoorstellen worden (en werden dat ook in 2012) opgesteld met een geautomatiseerd systeem. Verbetermaatregelen die al zijn doorgevoerd of niet relevant zijn voor bepaalde type woningen zullen niet worden voorgesteld. Isolatiemaatregelen bij slecht of matig geïsoleerde onderdelen van gevels worden niet voorgesteld als het om een zeer gering aandeel (<5%) van het totale geveloppervlak gaat. Uit de invoergegevens uit de labeldatabase is af te leiden dat bij het betreffende appartementencomplex een onderdeel niet/matig is geïsoleerd, echter de totale geveloppervlakte van de appartementen verschilt waardoor het bij het ene appartement (net) meer dan 5% van de totale gevel betreft en bij een ander appartement (net) minder dan 5% van de totale gevel. Het energielabel wordt per appartement en niet per complex opgesteld, waardoor deze verschillen in de verbetervoorstellen kunnen ontstaan. Het energielabel is niet een besluit dat is vastgesteld door de overheid, waardoor er geen mogelijkheid is voor bezwaar of beroep. Als de gevraagde huur als gevolg van het energielabel te hoog is, dan staat de gang naar de Huurcommissie open. Hierbij is van belang dat een eventuele aanpassing van het energielabel tot een lagere huurprijs zou moeten leiden. Wanneer niet de maximale huur wordt gerekend, hoeft een aanpassing van het energielabel niet te leiden tot een lagere huurprijs. Ook kan worden overwogen een ander gecertificeerd bedrijf te verzoeken de appartementen op te nemen en met de eventuele verschillende uitkomsten naar de verhuurder te stappen. Overigens kan met de energiebesparingsverkenner van de RVO een inschatting worden gemaakt van het energielabel van woningen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt naar woningtypen ( HYPERLINK "https://energiebesparingsverkenner.rvo.nl/" https://energiebesparingsverkenner.rvo.nl/ ). Het voorbeeld van Milieu Centraal uit de brief van mevrouw Van L. betreft een hoekwoning uit 1955 en is daarom minder geschikt als voorbeeld voor het appartementencomplex in Venlo. Uit de besparingsverkenner volgt dat een energielabel C voor een appartement uit 1983 zonder extra maatregelen goed mogelijk is. Bij de bepaling van de huurprijs voor sociale huurwoningen met het energielabel of de Energie-Index is het van belang wanneer het energielabel of de Index voor de woning is opgesteld. Tot 1 januari 2015 werden de huurpunten gebaseerd op de energielabelklasse van het energielabel. Met de invoering van de nieuwe methodiek in 2015 met het zogeheten Nader Voorschrift, worden de huurpunten voor energieprestatie gewaardeerd op basis van de Energie-Index, zoals die per 1 januari 2015 wordt vastgesteld. Die Energie-Index is niet zonder meer vergelijkbaar met de Energie-Index of de energielabelklasse die werd vermeld op energielabels tot 1 januari 2015. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk