[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34766, bijgewerkt t/m nr. 13 (5e NvW 3 november 2017)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2017D26735, datum: 2017-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 7

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2017Z11261:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 13 (Vijfde Nota van Wijziging d.d. 3 november 2017)		




	34 766	Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2018)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige
wijzigingen aan te brengen in de wetgeving van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6a wordt onder verlettering van onderdeel b naar onderdeel c
een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. wordt voor de toepassing van hoofdstuk 3 van deze wet onder
verzekerde mede verstaan de niet-verzekerde persoon die recht op
kinderbijslag heeft verkregen op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april
2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU
2004, L 166);.

Aa

	Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	10. In afwijking van het zesde lid, onderdeel b, sub 1°, is het woord
“dichtstbijzijnde” niet van toepassing wanneer:

	a. het kind een beroepsopleiding volgt aan een niet uit ’s Rijks kas
bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie
en beroepsonderwijs; of

	b. het kind een beroepsopleiding volgt aan een uit ’s Rijks kas
bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de
Wet educatie en beroepsonderwijs en de dichtstbijzijnde instelling een
niet uit ’s Rijks kas bekostigde instelling is als bedoeld in artikel
1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

B

In artikel 7a, tweede lid, wordt “over een kalenderjaar recht”
vervangen door: over een kalenderjaar tot uitbetaling gekomen recht.

C

In artikel 20 wordt “kan worden betaald” vervangen door “is
betaald, dan wel kan worden betaald” en wordt “ter voorkoming of”
vervangen door “ter voorkoming, verrekening en”.

D

Artikel 21a vervalt.

E

In artikel 36 wordt “tweede categorie” vervangen door: tweede
categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht.

F

Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 41a

Artikel 7a, tweede lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW
2018, blijft van toepassing op een recht op een extra bedrag aan
kinderbijslag over het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar
waarin artikel I, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2018 in werking is
getreden.

ARTIKEL II. ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van artikel 7a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd,
luidende:

De volgens de formule vastgestelde verdere verhoging van de
pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd wordt door of namens
Onze Minister bekendgemaakt in de Staatscourant.

B

Artikel 24, eerste lid, komt te luiden:

1. Het ouderdomspensioen dat als gevolg van een besluit als bedoeld in
artikel 17 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins
onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank
teruggevorderd van de pensioengerechtigde of zijn wettelijke
vertegenwoordiger, dan wel van de erfgenaam van de pensioengerechtigde
voor zover het onverschuldigd betaalde in het vermogen van die erfgenaam
is gevallen.

C

Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De Sociale verzekeringsbank kan hetgeen is teruggevorderd op grond
van artikel 24, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

2. In het tweede lid wordt “de belanghebbende” vervangen door: de
pensioengerechtigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

ARTIKEL IIA. ALGEMENE NABESTAANDENWET 

	In artikel 2, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet wordt “1
januari 2018” telkens vervangen door: 1 januari 2019. 

ARTIKEL III. ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET

In artikel 28a, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet vervalt de
tweede zin.

ARTIKEL IV. ARBEIDSTIJDENWET

De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8:3a, vierde lid, vervalt de tweede zin.

B

In artikel 8:8, eerste lid, wordt “of de door Onze Minister aangewezen
ambtenaar, bedoeld in artikel 10:5, eerste lid,” vervangen door: , de
door Onze Minister aangewezen ambtenaar, bedoeld in de artikelen 8:3a,
eerste lid, of 10:5, eerste lid, of de door Onze Minister van
Infrastructuur en Milieu en Onze Minister tezamen aangewezen ambtenaar,
bedoeld in artikel 10:5, tweede lid,.

ARTIKEL IV0. BURGERLIJK WETBOEK 

	In artikel 631, derde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek wordt “voor een verzekering” vervangen door: aan een
verzekeraar, een premiepensioeninstelling of een pensioeninstelling uit
een andere lidstaat als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet,.

ARTIKEL IVA. BURGERLIJK WETBOEK 

	In artikel 672, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt
na “artikel 671a, lid 1” ingevoegd: of lid 2.

ARTIKEL V. PARTICIPATIEWET

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6b, eerste lid, wordt “artikel 12, tweede lid, van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag” vervangen door: artikel 12,
derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

B

Artikel 10b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “of een persoon aan wie het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt”
vervangen door: of een persoon die een uitkering ontvangt op grond van
de Werkloosheidswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, of de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, of recht heeft op
arbeidsondersteuning als bedoeld in artikel 2:15 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

2. In het derde lid wordt “uitsluitend op verzoek van een persoon als
bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet of een persoon
aan wie het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering
verstrekt” vervangen door: op verzoek van een persoon als bedoeld in
het eerste lid.

C

In artikel 10c, onderdeel b, wordt “artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, onder 1, 2, 3, 5 of 6,” vervangen door: artikel 7, eerste lid,
onderdeel a, onder 1, 2, 3, 5 of 6, of artikel 10d, tweede lid,.

Ca

	In artikel 37, vierde lid, wordt “1 januari 2018” telkens vervangen
door: 1 januari 2019.

D

In artikel 38, derde lid, wordt “onderdelen j, n, en y” vervangen
door: onderdelen j, n, r en y.

E

Artikel 47b komt te luiden:

Artikel 47b. Invulling toepassing artikelen voor Sociale
verzekeringsbank

Voor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, wordt in de artikelen 9,
met uitzondering van het eerste lid, onderdelen b en c, 15, tweede lid,
16, eerste lid, 17, 19a, tweede lid, 31, tweede lid, onderdeel m, en
zesde lid, 40, tweede tot en met vijfde lid, 41, vierde, vijfde, achtste
en tiende lid, 43, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 44, eerste en
derde lid, 48, derde en vierde lid, 52, eerste lid, 53a, eerste tot en
met zesde lid, 54, 55, 57, 58, eerste, tweede, vierde, vijfde, zevende
en achtste lid, 60, eerste tot en met zesde lid, 60c, 61, 62b, vierde
lid, 62e, 62f, 62g, 62h, derde lid, 63, 66, 78t, tweede lid, 78x, eerste
lid, onderdeel b, 78z, eerste, tweede en vierde lid, 81, eerste en
tweede lid, voor “het college” telkens gelezen: de Sociale
verzekeringsbank.

F

Aan artikel 47c, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De
Sociale verzekeringsbank kan tevens bepalen dat het bedrag van de
verlaging wordt verrekend over de maand van oplegging van de maatregel
en ten hoogste de twee volgende maanden, waarbij over de eerste maand
ten minste 1/3 van het bedrag van de verlaging wordt verrekend.

G

In artikel 78t, tweede lid, wordt “Onverminderd artikel 78s brengt het
college” vervangen door: Het college brengt.

ARTIKEL VI. REMIGRATIEWET

De Remigratiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2b, zevende lid, wordt “achtereenvolgens verschillende
rechtmatige uitkeringen of inkomensvoorzieningen” vervangen door
“rechtmatig eenzelfde uitkering of inkomensvoorziening dan wel
achtereenvolgens verschillende rechtmatige uitkeringen of
inkomensvoorzieningen” en wordt “die wetten” vervangen door “die
wet dan wel die wetten”.

B

Aan artikel 5a wordt een zin toegevoegd, luidende: Deze verplichting
geldt niet indien die feiten en omstandigheden door de Sociale
Verzekeringsbank kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk
voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden
verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede
zin van toepassing is.

C

In artikel 6e worden, onder vernummering van het zevende lid tot het
negende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

7. De in het zesde lid, onderdelen a, b en c, genoemde termijn is tien
jaar indien de terugvordering het gevolg is van het niet of niet
behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 5a.

8. De in het zesde lid, onderdelen a en b, genoemde termijn is drie jaar
indien:

a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de
beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering, niet te boven is gegaan; en

b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk
nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 5a.

D

Artikel 6f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt na “bedoeld in artikel 6b,” ingevoegd
“of het terug te vorderen bedrag bedoeld in artikel 6e” en wordt
”degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd” vervangen door
“de in het eerste lid bedoelde persoon”.

2. In het vijfde lid, aanhef, wordt na ‘artikel 6b, achtste lid,’
ingevoegd: of artikel 6e, negende lid,.

ARTIKEL VIA. TOESLAGENWET

	Artikel 44g van de Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. In het eerste lid (nieuw) vervallen de onderdelen a en b.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2019. 

ARTIKEL VII. VREEMDELINGENWET 2000

In artikel 45b, tweede lid, onderdeel g, van de Vreemdelingenwet 2000
wordt “artikel 7, tweede lid, onderdeel a,” vervangen door: artikel
7, eerste lid, onderdeel a.

ARTIKEL VIII. WERKLOOSHEIDSWET 

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

0A

	In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, wordt na “de bestuurder van
een vennootschap als bedoeld in artikel 132, derde lid, van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek, ” ingevoegd: is, dan wel, indien een
vennootschap toepassing geeft aan artikel 129a van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, de uitvoerend bestuurder is, bedoeld in artikel
129a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van een
vennootschap als bedoeld in artikel 132, derde lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek,. 

A

Artikel 20, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel c wordt de punt vervangen door een
puntkomma.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. op aanvraag van de werknemer die weer arbeid verricht en die daardoor
minder dan vijf uur arbeidsurenverlies als bedoeld in artikel 16, eerste
lid, onderdeel a, heeft, maar niet eerder dan met ingang van de eerste
dag van de kalendermaand waarin de werknemer de aanvraag heeft
ingediend.

B

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “en de op grond van het vierde lid gestelde
regels” vervangen door: , het vierde lid en de op grond van het vijfde
lid gestelde regels.

2. In het eerste lid wordt “artikel 20, eerste lid, onderdeel a of
c” vervangen door: artikel 20, eerste lid, onderdeel a, c of d.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het slot van de onderdelen a en b vervalt “of”.

b. Onderdeel c komt te luiden:

c. wegens een combinatie van de hier bedoelde omstandigheden; 

kan, ook indien deze omstandigheden zich aaneensluitend voordoen,
slechts herleven indien de periode tussen de eindiging van het recht en
het vervallen van de omstandigheid of omstandigheden als hier bedoeld
niet langer is dan zes maanden.

c. Onder verlettering van onderdeel c naar onderdeel d wordt een
onderdeel ingevoegd, luidende:

c. op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel d; of.

C

In artikel 27, zevende lid, wordt “artikel 26, eerste lid, onderdelen
b of d” vervangen door: artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder
1°, of artikel 26, eerste lid, onderdeel b of d. 

D

In artikel 42a, derde lid, wordt “tenzij hij deze inkomsten ontvangt
uit arbeid als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e”
vervangen door: tenzij de zorg of ondersteuning wordt verleend als
zelfstandige.

E

In artikel 53, tweede lid, wordt “artikel 6, onderdeel c” vervangen
door: artikel 6, eerste lid, onderdeel c.

F

In artikel 76a, derde lid, onderdeel b, wordt “een aansprakelijkheids-
en ongevallenverzekering” vervangen door: een
aansprakelijkheidsverzekering.

G

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van artikel 79, eerste
lid, onderdeel b, door een punt, vervalt artikel 79, eerste lid,
onderdeel c.

H

Artikel 130z wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “op grond van deze wet zoals deze komt te
luiden na de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet
werk en zekerheid” vervangen door: op grond van deze wet, zoals die
luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van de hiervoor bedoelde
algemene maatregel van bestuur.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid,
wordt bepaald op welke wijze het dagloon wordt berekend bij de
omzetting, bedoeld in het tweede lid.

I

	In de artikelen 130bb, eerste lid, en 130dd, eerste lid, vervalt de
tweede zin.

J

	In hoofdstuk XB wordt na artikel 130ee een artikel toegevoegd,
luidende: 

Artikel 130ff

	Artikel 4, eerste lid, onderdeel e, zoals dat luidde op de dag voor de
datum van inwerkingtreding van artikel VIII, onderdeel OA, van de
Verzamelwet SZW 2018, blijft van toepassing op een recht op uitkering op
grond van deze wet dat is ontstaan voor de inwerkingtreding van artikel
VIII, onderdeel OA, van de Verzamelwet SZW 2018.

ARTIKEL IX. WET ALLOCATIE ARBEIDSKRACHTEN DOOR INTERMEDIAIRS 

De Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt als volgt
gewijzigd:

A

Na artikel 7b wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 7c 

1. Een werkzoekende, die in aanmerking komt voor terbeschikkingstelling
of voor arbeidsbemiddeling, verstrekt aan degene die arbeidskrachten ter
beschikking stelt of die arbeidsbemiddeling verricht een document als
bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet
op de identificatieplicht.

2. Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of
arbeidsbemiddeling verricht, stelt de identiteit van een werkzoekende
vast voorafgaand aan de terbeschikkingstelling of voor de voordracht tot
bemiddeling aan de hand van een document als bedoeld in het eerste lid.

3. Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of die
arbeidsbemiddeling verricht, neemt een afschrift van het document,
bedoeld in het eerste lid, op in diens administratie, voor zover op hem
niet de verplichtingen rusten, bedoeld in artikel 28, eerste lid,
onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.

4. Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of
arbeidsbemiddeling verricht, vernietigt het afschrift, bedoeld in het
derde lid, zodra dit afschrift niet meer noodzakelijk is voor de
vaststelling, bedoeld in het tweede lid, maar uiterlijk vier weken nadat
het afschrift in de administratie is opgenomen. De verplichting tot
vernietiging geldt niet indien degene die arbeidskrachten ter
beschikking stelt de verplichting heeft, bedoeld in artikel 28, eerste
lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.

B

In artikel 22, vierde lid, vervalt de tweede zin.

ARTIKEL X. WET ARBEID EN ZORG

Aan het slot van de artikelen 3:1, derde lid, 3:8, derde lid, en 3:18,
vierde lid, van de Wet arbeid en zorg wordt toegevoegd: of, indien het
een zwangerschap van meer dan een kind betreft, minder dan tien weken
heeft bedragen.

ARTIKEL XI. WET ARBEID VREEMDELINGEN

De Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15, eerste lid, wordt “worden” vervangen door: wordt.

B

In artikel 17b, vierde lid, van de Wet arbeid vreemdelingen vervalt de
tweede zin.

ARTIKEL XII. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

Aan artikel 70, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen worden twee zinnen toegevoegd, luidende: 

Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen worden
vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek
aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële
regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt
bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.

ARTIKEL XIII. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als
volgt gewijzigd:

A

In artikel 2:15, eerste lid, onderdeel d, wordt “Stb. 580” vervangen
door: Stb. 2009, 580.

B

In de artikelen 2:24, derde lid, onderdeel b, en 3:69, derde lid,
onderdeel b, wordt “een aansprakelijkheids- en
ongevallenverzekering” vervangen door: een
aansprakelijkheidsverzekering.

C

De artikelen 2:25 en 2:26 vervallen.

D

In artikel 2:27 vervalt: met betrekking tot de aanvraag van
loonsuppletie, bedoeld in artikel 2:25, van inkomenssuppletie, bedoeld
in artikel 2:26, de termijn waarbinnen die aanvraag wordt ingediend,
alsmede omtrent de rechtsgevolgen die aan overschrijding van die termijn
zijn verbonden, en.

E

In artikel 2:58, eerste lid, onderdeel b, wordt “artikel 2:22, 2:23,
2:25 of 2:26” vervangen door: artikel 2:22 of 2:23.

F

In artikel 2:64, eerste lid, wordt “de artikelen 2:22, 2:23, 2:25 of
2:26” vervangen door: de artikelen 2:22 en 2:23.

G

In artikel 2:65 wordt “de artikelen 2:22, 2:23, 2:25 en 2:26”
vervangen door: de artikelen 2:22 en 2:23.

H

In artikel 3:6 wordt “Stb. 580” telkens vervangen door: Stb. 2009,
580.

I

In artikel 3:67, eerste lid, vervalt: de jonggehandicapte die de
leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en.

J

In artikel 3:68, eerste lid, vervalt: de jonggehandicapte die de
leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en.

K

In artikel 8:9 wordt “Stb. 580” vervangen door: Stb. 2009, 580.

L

In artikel 8:10a wordt “(Stb. 589)” vervangen door: (Stb. 2009,
589). 

ARTIKEL XIV. WET ARBEIDSVOORWAARDEN GEDETACHEERDE WERKNEMERS IN DE
EUROPESE UNIE

De Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling ’dienstontvanger’ wordt “de in Nederland
gevestigde onderneming” vervangen door: de natuurlijke persoon die in
Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft of de
onderneming of rechtspersoon, bedoeld in artikel 5 onderscheidenlijk
artikel 6 van de Handelsregisterwet 2007, die in Nederland is gevestigd,
dan wel de onderneming, die in Nederland werkzaam is of er werkzaamheden
doet verrichten maar niet in Nederland is gevestigd,

2. De begripsbepaling ‘dienstverrichter’ komt te luiden:

- dienstverrichter: degene die vanuit een andere lidstaat in het kader
van transnationale dienstverrichting zijn werknemer ter beschikking
stelt om tijdelijk arbeid te verrichten in Nederland;

3. In de begripsbepaling ‘gedetacheerde werknemer’ wordt “in een
andere lidstaat dan de staat waar de werknemer gewoonlijk arbeid
verricht” vervangen door: in Nederland en niet gewoonlijk in of vanuit
Nederland arbeid verricht.

4. In de begripsbepaling ‘lidstaat’ wordt na “de Europese
Economische Ruimte” ingevoegd: of Zwitserland.

5. In de begripsbepaling ‘transnationale dienstverrichting’ vervalt
telkens: dan de staat waar de werknemer gewoonlijk arbeid verricht.

6. In de begripsbepaling ‘zelfstandige’ wordt “in het kader van de
uitoefening van beroep of bedrijf arbeid verricht in een andere lidstaat
dan de staat waar hij gewoonlijk arbeid verricht” vervangen door: in
de uitoefening van beroep of bedrijf tijdelijk arbeid verricht in
Nederland, maar niet in Nederland zijn woonplaats of gewone
verblijfplaats heeft of niet gewoonlijk in of vanuit Nederland arbeid
verricht.

B

In artikel 2 vervalt “en gewoonlijk in een andere lidstaat arbeid
verrichten”

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “zijn verantwoordelijk voor” vervangen
door: zijn belast met.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bestuursorganen en toezichthouders verstrekken desgevraagd of uit
eigen beweging aan Onze Minister alle gegevens en inlichtingen, die
noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn taken in verband met de
uitvoering van deze wet.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Onze Minister verstrekt de gegevens, die hij verwerkt op grond van
het tweede en derde lid, aan bestuursorganen en toezichthouders, die
noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken in verband met
transnationale dienstverrichting.

D

In artikel 6, tweede lid, wordt “bedoeld in artikel 8, vijfde lid”
vervangen door: bedoeld in artikel 8, zesde lid.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt “de voor de uitbetaling van
het loon verantwoordelijke persoon” vervangen door: de voor de
uitbetaling van het loon verantwoordelijke natuurlijke persoon of
rechtspersoon.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot vijfde
tot en met achtste lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd,
luidende:

4. De gegevens die op grond van dit artikel door Onze Minister worden
verwerkt worden verstrekt aan bestuursorganen en toezichthouders, voor
zover die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken in verband
met transnationale dienstverrichting.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt “bedoeld in het eerste lid”
vervangen door: bedoeld in het eerste lid, en het verstrekken van
gegevens op grond van dit artikel aan bestuursorganen en
toezichthouders.

F

In artikel 9, tweede lid, wordt “bedoeld in artikel 8, vijfde lid”
vervangen door: bedoeld in artikel 8, zesde lid.

G

Artikel 12, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen a tot en met c wordt “bedoeld in artikel 8, vijfde
lid” vervangen door: bedoeld in artikel 8, zesde lid.

2. In onderdeel b wordt “artikel 8, eerste, derde of vijfde lid”
vervangen door: artikel 8, eerste, derde of zesde lid.

ARTIKEL XV. WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN

De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A 

In artikel 14, eerste lid, wordt “van het Nabestaandenfonds en het
Ouderdomsfonds” vervangen door: van het Ouderdomsfonds. 

B

Artikel 28 van de Wet financiering sociale verzekering wordt als volgt
gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij regeling
van Onze Minister kan worden bepaald dat het deel van de premie dat ten
gunste komt van het desbetreffende sectorfonds in bijzondere gevallen
voor één of meerdere sectoren aan de hand van het gemiddelde van de
premie van een aantal sectoren jaarlijks kan worden vastgesteld op een
door Onze Minister te bepalen wijze.

2. De eerste zin van het tweede lid komt te luiden: In afwijking van het
eerste lid wordt met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur
te stellen regels over een uitkering op grond van de Werkloosheidswet,
de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1,
van de Wet arbeid en zorg aan de werknemer of gelijkgestelde, bedoeld in
artikel 3:6, eerste lid, van die wet, over een toeslag op grond van de
Toeslagenwet en over loon op grond van een arbeidsovereenkomst als
bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening voor het deel
van de premie dat ten gunste komt van een sectorfonds door het UWV een
gemiddeld premiepercentage vastgesteld.

3. In het zesde lid, wordt “als bedoeld in het eerste lid” vervangen
door: als bedoeld in het eerste en tweede lid.

C

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van
werkgevers voor wie de opslag of korting per sector wordt vastgesteld
kan in bijzondere gevallen bij regeling van Onze Minister worden bepaald
dat de opslag of korting op een door Onze Minister te bepalen wijze
wordt vastgesteld aan de hand van het gemiddelde van de opslag of
korting van een aantal sectoren.

2. Onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot zesde
tot en met negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Indien de werkgever een overheidswerkgever is op wie artikel 7:662
van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is, en deze geheel of
gedeeltelijk is overgegaan naar een andere werkgever, alsmede in geval
van een dergelijke overgang bij faillissement, stelt de inspecteur de
vastgestelde opslag of korting, bedoeld in het derde lid, opnieuw vast
bij voor bezwaar vatbare beschikking voor:

a. de rechtsopvolger van die overheidswerkgever dan wel de verkrijger
van een deel daarvan, en 

b. voor de overheidswerkgever die een deel van de organisatie
overdraagt.

Het bepaalde bij of krachtens het zevende lid, inzake de in het derde,
vierde en vijfde lid bedoelde opslag en korting is van overeenkomstige
toepassing.

D

Artikel 38b, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van
burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt
toegeleid, en van wie op eigen verzoek door het UWV is of wordt
vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk
minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van de persoon,
bedoeld in de vorige zin, nadere regels worden gesteld.

Da

	Aan artikel 38g wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. Bij de gegevensverwerking die nodig is op grond van het vierde en
vijfde lid kan door de werkgever die de arbeidsbeperkten ter beschikking
stelt en de werkgever aan wie deze arbeidsbeperkten ter beschikking zijn
gesteld om onder zijn toezicht en leiding arbeid te verrichten, het
burgerservicenummer worden gebruikt.

E

In artikel 85, eerste lid, vervalt onderdeel d.

F

In artikel 93 wordt “bedoeld in de artikelen 100 en 102” vervangen
door: bedoeld in artikel 100,.

G

Artikel 102 vervalt. 

H

In artikel 106 wordt “bedoeld in de artikelen 108, 109 en 110”
vervangen door: bedoeld in de artikelen 108 en 109,.

I

Artikel 110 vervalt.

J

In artikel 114, onderdeel j, wordt “artikelen 38, vierde lid”
vervangen door: artikelen 38, derde lid, 38a, achtste lid.

K

In artikel 120, tweede lid, wordt “Bij regeling van Onze Minister en
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden, in
overeenstemming met Onze Minister van FinanciĂ«n” vervangen door: Bij
regeling van Onze Minister van Financiën worden, in overeenstemming met
Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

L 

	In hoofdstuk 7a wordt na artikel 122p een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 122q. Overgangsrecht in verband met de Wet beperking
ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters

	1. Artikel 40, vierde lid, voor zover het ziet op de toestemming voor
het zelf dragen van het risico van betaling van de uitkeringen, bedoeld
in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien de
werkgever:

	a. op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel
III, onderdeel C, onderdeel 2, van de Wet beperking ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid vangnetters het risico droeg van de betaling van
de uitkeringen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel
b, zoals dat artikel op die dag luidde; 

	b. in 2016 een bank of een verzekeraar om een schriftelijke garantie,
als bedoeld in artikel 40, tweede lid, heeft verzocht; en 

	c. de garantie, bedoeld onder b, zonder dat hem daarvan een verwijt kan
worden gemaakt, niet uiterlijk op 31 december 2016 aan de inspecteur
heeft kunnen overleggen, met als gevolg dat het zelf dragen van risico
op grond van artikel 122e, derde lid, Wfsv, is beëindigd.

	2. In afwijking van artikel 40, negende lid, wordt de toestemming,
bedoeld in artikel 40, eerste lid, aan de werkgever, bedoeld in het
eerste lid, door de inspecteur enkel verleend met ingang van 1 juli
2018.

	3. Dit artikel vervalt met ingang van 2 juli 2018.

ARTIKEL XVI. WET INBURGERING

	De Wet inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A 

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘eerste lid’ vervangen door:
eerste en tweede lid. 

	2.	In het vierde lid wordt ‘het eerste of tweede lid’ vervangen
door: het eerste, tweede of derde lid.

B

In artikel 16, eerste lid, wordt "bij of krachtens artikel 8, aanhef en
onderdeel a" vervangen door: bij of krachtens artikel 8, eerste lid,
aanhef en onderdeel a.

ARTIKEL XVII. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

In artikel 4b, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt “artikel
12, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag”
vervangen door: artikel 12, derde lid, van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag.

ARTIKEL XVIII. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4b, eerste lid, wordt “artikel 12, tweede lid, van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag” vervangen door: artikel 12,
derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

B

In artikel 6, tweede lid, wordt ”eerste lid, onderdelen a, b, c en
d” vervangen door: eerste lid, onderdelen a, b, c, d en g.

ARTIKEL XIX. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE WERKLOZEN

De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt als volgt gewijzigd:

0A

	In artikel 3a, derde lid, wordt “artikel 59, vierde lid, van de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen” vervangen door: artikel 59,
zesde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

A

Aan artikel 12, eerste lid, worden twee zinnen toegevoegd, luidende:

Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door
het UWV kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift
als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij
ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële
regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing
is.

B

In artikel 19, vijfde lid, wordt “als bedoeld in artikel 15, onderdeel
a” vervangen door: als bedoeld in artikel 15, onderdelen a of b.

C

In artikel 50, tweede lid, wordt “1 januari 2027” vervangen door: 1
januari 2030.

ARTIKEL XX. WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN

In artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen wordt “de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en
met 1.59” vervangen door: de artikelen 1.45, derde lid, 1.47, eerste
lid, en 1.49 tot en met 1.59.

ARTIKEL XXA. WET MAATREGELEN WET WERK EN BIJSTAND EN ENKELE ANDERE
WETTEN

	In artikel VI van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele
andere wetten vervallen de onderdelen A, B, D, F, G en H.

ARTIKEL XXB. WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2015

	Artikel 5.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als
volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

	2. Het CAK is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de
cliënt, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid die
noodzakelijk zijn voor de vaststelling en inning van een bijdrage als
bedoeld in artikel 2.1.4 of 2.1.5 indien de betaling reeds is verricht
door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale
verzekeringsbank op grond van artikel 57, derde lid, van de Algemene
nabestaandenwet, artikel 20, tweede lid, van de Algemene ouderdomswet,
artikel 39, tweede lid, van de Werkloosheidswet, artikel 57, tweede lid,
van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel
2:55, tweede lid, en 3:47, tweede lid, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 30, tweede
lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, artikel 54, tweede
lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 71,
tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel
40, tweede lid, van de Ziektewet.

	2. In het derde lid (nieuw) wordt na ‘het eerste lid’ ingevoegd: en
het CAK is de verantwoordelijke voor de verwerking, bedoeld in het
tweede lid.

ARTIKEL XXC. WET MELDING COLLECTIEF ONTSLAG 

	In artikel 3, eerste lid, van de Wet melding collectief ontslag wordt
na “faillissement” ingevoegd: of toepassing ten aanzien van hem van
de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

ARTIKEL XXI. WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG

De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd: 

A

In artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt “in de uitoefening van
beroep of bedrijf” vervangen door: in de uitoefening van bedrijf of in
de zelfstandige uitoefening van beroep.

Aa

	Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. De werkgever is met toepassing van artikel 623 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek verplicht het minimumloon tijdig te voldoen.

Ab

	In artikel 11 wordt “de artikelen 8 en 13a” vervangen door: de
artikelen 7, zesde lid, 8 en 13a.  

B

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt ‘op grond van artikel 631’ vervangen
door: met overeenkomstige toepassing van artikel 631.

	2. De eerste zin van het tweede lid komt te luiden: In afwijking van
het eerste lid is inhouding toegestaan, met overeenkomstige toepassing
van artikel 631, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

	3. In het tweede lid wordt ‘artikel 2, derde lid’ vervangen door:
artikel 3, eerste lid.

C

Artikel 18b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt “om” vervangen door: op.

2. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:

	e. bescheiden waaruit voor de toepassing van artikel 12b de volgende
gegevens blijken:

	1°. de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in dat artikel;

	2°. de omvang van de productie van de werknemer, waar nodig
uitgesplitst naar de verschillende onderdelen per stukloonnorm op grond
van artikel 12a, derde lid, die hierop van toepassing is, in een
uitbetalingstermijn;.

D

In artikel 18i, vierde lid, vervalt de tweede zin.

E

In artikel 18p, zevende lid, wordt “artikel 14b, vierde lid”
vervangen door “artikel 14b, vijfde lid” en wordt na “naam en
vestigingsplaats van de werkgever” ingevoegd “en de locatie waar het
onderzoek heeft plaatsgevonden”.

ARTIKEL XXII. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

In artikel 65g, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt “een aansprakelijkheids- en
ongevallenverzekering” vervangen door: een
aansprakelijkheidsverzekering.

ARTIKEL XXIII. WET OP DE EUROPESE ONDERNEMINGSRADEN

Artikel 10, zevende lid, van de Wet op de Europese ondernemingsraden
vervalt.

ARTIKEL XXIV. WET OP HET ALGEMEEN VERBINDEND EN HET ONVERBINDEND
VERKLAREN VAN BEPALINGEN VAN COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN

In artikel 10a, derde en vierde lid, van de Wet op het algemeen
verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve
arbeidsovereenkomsten wordt “dienstverrichters” telkens vervangen
door: dienstverrichters, dan wel de voor de uitbetaling van het loon
verantwoordelijke natuurlijke personen of rechtspersonen.

ARTIKEL XXV. WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel g, vervalt “de Centrale
organisatie werk en inkomen, ”.

B

Aan artikel 30b wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de
vacatures, bedoeld in het vijfde lid, uitsluitend kunnen worden
opengesteld voor hiertoe aangewezen leeftijdscategorieën. Deze regeling
kan ook betrekking hebben op vacatures die zonder tussenkomst van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden geplaatst.

C

Artikel 54, zesde lid, komt te luiden:

6. De Belastingdienst verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, zonder dat
daaraan een verzoek ten grondslag ligt, gegevens over samenloop van een
uitkering met inkomen uit of in verband met arbeid of bedrijf of over
vermogen, die bij de uitvoering van een belastingwet of bij de
invordering van enige rijksbelasting bekend zijn geworden, voor zover
die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in het eerste
lid bedoelde taken met betrekking tot het verstrekken van uitkeringen en
taken, bedoeld in artikel 30, vijfde lid, en artikel 34, tweede lid.
Voorts verstrekt de Belastingdienst aan de Sociale verzekeringsbank,
zonder dat daaraan een verzoek ten grondslag ligt, gegevens over
verzekerde en niet verzekerde tijdvakken, die bij de uitvoering van een
belastingwet of bij de invordering van enige rijksbelasting bekend zijn
geworden, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de
verzekerdenadministratie, bedoeld in artikel 35.

D

In artikel 83c, eerste lid, vervalt “of de Centrale organisatie werk
en inkomen”.

ARTIKEL XXVI. WET TEGEMOETKOMINGEN LOONDOMEIN

De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onder h, komt te luiden:

h. jaarloon: het door een werknemer in een dienstbetrekking als bedoeld
in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet in een kalenderjaar genoten
loon uit tegenwoordige dienstbetrekking overeenkomstig het loon waarvan
door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel e, van de
Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de werknemer is gedaan;

Aa

In artikel 2.1 wordt “uiterlijk op 1 mei” vervangen door: uiterlijk
op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum.

B

In artikel 2.2, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt
“inkomensondersteuning” vervangen door: arbeidsondersteuning.

C

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. in de kalendermaand voorafgaand aan de aanvang van de
dienstbetrekking: 

1°. recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen; of 

2°.	arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de
(re)integratie arbeidsgehandicapten zou zijn geweest in verband met het
recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen indien dat artikel niet
zou zijn ingetrokken en tevens voor 1 januari 2006 arbeidsgehandicapte
was op grond van dat artikel;

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “geen dienstbetrekking had
met een andere werkgever dan de werkgever, bedoeld in onderdeel a,”
vervangen door: geen dienstbetrekking had met een andere werkgever dan
de werkgever, bedoeld in onderdeel a, en nog bij die werkgever in
dienstbetrekking is,.

D

Artikel 2.14, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie
bij dezelfde werkgever gaat bekleden en in de kalendermaand voorafgaand
aan de hervatting van zijn eigen arbeid of het gaan bekleden van een
andere functie bij dezelfde werkgever:

1°.recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen; of

2°. een persoon is die voor 1 januari 2006 arbeidsgehandicapte is
geworden als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de (re)integratie
arbeidsgehandicapten in verband met het recht op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, en arbeidsgehandicapte
zou zijn geweest als bedoeld in dat artikel indien dat artikel niet zou
zijn ingetrokken; en

E

In artikel 2.15, eerste lid, wordt “De doelgroepverklaring wordt
aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking”
vervangen door: De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie
maanden na de gehele of gedeeltelijke hervatting van zijn eigen arbeid
of het gaan bekleden van een andere functie.

F

In artikel 3.1, vierde lid, wordt “bij regeling van Onze Minister van
Financiën, na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid” vervangen door: bij regeling van Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van
Financiën.

G

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot het
derde lid.

2. In het derde lid (nieuw) wordt “bij regeling van Onze Minister van
Financiën, na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid” vervangen door: bij regeling van Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van
Financiën. 

H 

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt “Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen” vervangen door: De inspecteur.

2.  Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. De data, genoemd in het tweede en vijfde lid, kunnen bij regeling van
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018
worden vastgesteld op een latere datum die ten hoogste twee maanden
later is gelegen indien daartoe om een uitvoeringstechnische reden
aanleiding bestaat.

Ha

Aan artikel 4.2, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien
toepassing is gegeven aan artikel 4.1, zevende lid, kan de datum,
genoemd in de eerste zin, bij regeling van Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018 worden vastgesteld op een
latere datum die ten hoogste twee maanden later is gelegen.

Hb

In artikel 4.7, vierde lid, wordt “1 mei” vervangen door: de in
artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum.

I

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. over het voor de werkgever van toepassing zijnde aangiftetijdvak
direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1 voor de
werknemer, bedoeld in onderdeel a, een premiekorting op grond van de
artikelen 47, 49, 122a, 122b of 122l van de Wet financiering sociale
verzekeringen, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van
artikel 5.1 heeft toegepast in de aangifte over dat tijdvak of uiterlijk
op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum van het jaar
waarin artikel 5.1 in werking is getreden in een correctiebericht als
bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 met
betrekking tot die aangifte; en

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. in de loonaangifte over het laatste aangiftetijdvak van het jaar
voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 5.1 de indicatie
voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b, heeft aangegeven, dan wel
uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum
van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden, de aangifte over
dat aangiftetijdvak door middel van een correctiebericht als bedoeld in
artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft aangevuld met een
indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b;

3. In de slotpassage wordt “de reeds verstreken duur van de toepassing
van de premiekorting” vervangen door: de reeds verstreken duur van de
premiekorting.

ARTIKEL XXVII. WET VAN 21 NOVEMBER 2015 TOT WIJZIGING VAN DE WET
KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN IN VERBAND MET DE
TOTSTANDKOMING VAN HET PERSONENREGISTER KINDEROPVANG EN
PEUTERSPEELZAALWERK EN DE MOGELIJKHEID TE KOMEN TOT MEERTALIGE
BUITENSCHOOLSE OPVANG (STB. 2015, 452)

Artikel I, onderdeel C, onder 4, van de Wet van 21 november 2015 tot
wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in
verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en
peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige
buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452) komt te luiden:

4. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Een houder of voorgenomen houder kan een aanvraag als bedoeld in
artikel 1.45, eerste lid, indienen na inschrijving als bedoeld in het
derde lid in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.
De verklaring omtrent het gedrag is op het moment van de aanvraag niet
ouder dan twee maanden indien het een voorgenomen houder betreft en niet
ouder dan twee jaar indien het een houder betreft.

ARTIKEL XXVIII. WET VAN 23 AUGUSTUS 2016 TOT AANPASSING VAN ENIGE
BEPALINGEN IN DE WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN IN
VERBAND MET DE REPARATIE VAN ENIGE ONVOLKOMENHEDEN (STB. 2016, 319)

De Wet van 23 augustus 2016 tot aanpassing van enige bepalingen in de
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de
reparatie van enige onvolkomenheden (Stb. 2016, 319) wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel II, onderdeel F, komt te luiden:

F

In de artikelen 1.62, tweede en derde lid, 1.63, tweede lid, en 1.65,
eerste lid, wordt “de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met
1.59” vervangen door: de artikelen 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en
derde lid, en 1.49 tot en met 1.59.

B

Na artikel II, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

FA

In artikel 1.72, eerste lid, wordt “de artikelen 1.45, derde lid,
1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59” vervangen door: de
artikelen 1.45, derde lid, 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en derde lid,
en 1.49 tot en met 1.59.

ARTIKEL XXIX. WET VAN 31 MEI 2017 TOT WIJZIGING VAN DE WET KINDEROPVANG
EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN IN VERBAND MET DE HERIJKING EN
HARMONISATIE VAN ENIGE KWALITEITSEISEN VOOR KINDERCENTRA EN
PEUTERSPEELZALEN, DE INNOVATIE VAN DIE KWALITEITSEISEN EN HET AANPASSEN
VAN ENIGE EISEN AAN DE KWALITEIT VAN VOORSCHOOLSE EDUCATIE (WET
INNOVATIE EN KWALITEIT KINDEROPVANG) (STB. 2017, 251)

In de aanhef van artikel I van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van
de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met
de herijking en harmonisatie van enige kwaliteitseisen voor kindercentra
en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het
aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie
(Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang) (Stb. 2017, 251) wordt “Wet
kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen” vervangen door: Wet
kinderopvang.

ARTIKEL XXIXA. WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

	Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 475ab wordt als volgt gewijzigd:

	1. De definities van echtgenoot en coördinerende deurwaarder worden op
alfabetische volgorde geplaatst.

	2. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

	polisadministratie: polisadministratie als bedoeld in artikel 33 van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

B

	Artikel 475c, vijfde lid, komt te luiden:

	5. Bij meerdere beslagen op vorderingen tot periodieke betaling als
bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met i, wordt de
beslagvrije voet omgeslagen in verhouding tot de hoogte van deze
betalingen voor zover toepassing van het tweede of derde lid ertoe leidt
dat een opvolgend beslaglegger beslag legt op een andere vordering dan
de vordering waarop reeds beslag is gelegd. 

C

	Artikel 475d, eerste lid, komt te luiden:

	1. Voor de vaststelling van de beslagvrije voet wordt gebruik gemaakt
van het belastbaar inkomen van de schuldenaar en, indien de schuldenaar
gehuwd is, de echtgenoot. De hoogte van het belastbaar inkomen wordt
berekend op basis van het meest recente maandinkomen zoals dat blijkt
uit de polisadministratie op het moment van beslaglegging, tenzij dit
maandinkomen geen reële afspiegeling vormt van het belastbaar inkomen
op het moment van beslaglegging omdat het maandinkomen fluctueert of er
sprake is van een incidentele betaling. Of het meest recente
maandinkomen een reële afspiegeling van het belastbaar inkomen vormt,
wordt beoordeeld aan de hand van in de polisadministratie opgenomen
gegevens over de vier meest recente maanden. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop in het
geval dat het meest recente maandinkomen geen reële afspiegeling van
het belastbaar inkomen vormt, het belastbaar inkomen wordt berekend.

D

	In artikel 475da wordt onder vernummering van het zevende tot achtste
lid een lid ingevoegd, luidende:

	7. Indien de schuldenaar eigenaar is van een door hemzelf bewoonde
woning en hij een belastbaar inkomen heeft dat lager is dan het voor hem
geldende norminkomen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet op
de huurtoeslag, wordt de beslagvrije voet op verzoek van de schuldenaar
verhoogd met een bedrag waarvan de wijze van vaststelling bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Indien de
schuldenaar gehuwd is, wordt onder belastbaar inkomen als bedoeld in de
vorige zin tevens verstaan het belastbaar inkomen van de echtgenoot.

E

	Artikel 475db wordt als volgt gewijzigd:

	1.	Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

	2.	In onderdeel b wordt na “periodieke betaling” ingevoegd:
inclusief vakantiebijslag.

	3.	Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. De hoogte van het op basis van het eerste lid, onderdelen a en b, in
mindering te brengen bedrag wordt berekend op basis van het meest
recente maandinkomen zoals dat blijkt uit de polisadministratie op het
moment van beslaglegging, tenzij dit maandinkomen geen reële
afspiegeling vormt van het belastbaar inkomen op het moment van
beslaglegging omdat het maandinkomen fluctueert of er sprake is van een
incidentele betaling. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
worden regels gesteld over de wijze waarop de hoogte van het in
mindering te brengen bedrag wordt berekend. Artikel 475d, eerste lid,
derde en vierde zin, is van overeenkomstige toepassing. 

F

	Artikel 475e wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste, tweede en derde lid komen te luiden:

	1. Indien de schuldenaar op grond van de basisregistratie personen geen
woonadres in Nederland heeft, bedraagt de beslagvrije voet op grond van
de artikelen 475da en 475dc ten hoogste 47,5% van de norm, genoemd in
artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet.

	2. Indien de schuldenaar over een niet in de basisregistratie personen
opgenomen vaste woon- of verblijfplaats beschikt en hij de deurwaarder
die gerechtigd is ten laste van hem binnen Nederland beslag te leggen,
inzicht geeft in zijn leefsituatie en zijn bronnen van inkomsten,
bedraagt de beslagvrije voet in afwijking van het eerste lid het op
grond van de artikelen 475da tot en met 475dc vastgestelde bedrag. 

	3. Indien de schuldenaar buiten Nederland een vaste woon- of
verblijfplaats heeft, wordt de op basis van het eerste of het tweede lid
vastgestelde beslagvrije voet vermenigvuldigd met een bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur vastgestelde factor.

G

	Artikel 475g, derde lid, onderdeel d, wordt als volgt gewijzigd:

	De zinsnede “met daarbij de hoogte van de openstaande vordering en
het maandelijks geïnde bedrag” wordt vervangen door:, waarbij indien
de verrekening ziet op een vordering tot periodieke betaling genoemd in
artikel 475c, eerste lid, onderdeel j, in ieder geval het maandelijks
geĂŻnde bedrag wordt vermeld. 

H

	In het artikel 475ga, eerste lid, vervalt: , bedoeld in artikel 33 van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

I

	Artikel 475i wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt in de eerste zin “bij algemene maatregel
van bestuur” vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur.

	2. In het tweede lid wordt in de tweede zin na “vijfde lid”
ingevoegd “en zevende” en vervalt: en vierde.

	3. In het vierde lid wordt, onder vervanging van de punt door een
komma, toegevoegd:

met dien verstande dat, indien de schuldenaar binnen vier weken na de
mededeling van de opnieuw vastgestelde beslagvrije voet omstandigheden
meldt die de beslagvrije voet verhogen, hiermee rekening wordt gehouden
vanaf het moment dat de beslagvrije voet opnieuw is vastgesteld.

J

	Artikel 478 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt de zin “Deze beslaglegger treedt dan op
als coördinerende deurwaarder” vervangen door: Deze beslaglegger
treedt dan op als ware hij coördinerende deurwaarder. De aan de
coördinerende deurwaarder toegekende bevoegdheden en verplichtingen
komen in dat geval toe aan deze beslaglegger.

	2. In het vijfde lid wordt “is niettemin bevrijd” vervangen door:
heeft niettemin bevrijdend betaald.

	3. In het zesde lid wordt “de beslaglegger als bedoeld in het tweede
lid” vervangen door: de beslaglegger, bedoeld in het tweede lid.

K

	Aan artikel 479g, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Indien het beslag op deze wijze wordt gelegd, komen de in de artikelen
475g, 475ga, 475gb en 475i, tweede tot en met vijfde lid, aan de
deurwaarder toegekende bevoegdheden en verplichtingen gelijkelijk toe
aan de raad voor de kinderbescherming of het Landelijk Bureau Inning
Onderhoudsbijdragen.

L

	Artikel 479i, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 

	1. De zinsnede “475b-475h” wordt vervangen door: 475b tot en met
475i.

ARTIKEL XXX. WET VAN 31 MEI 2017 TOT WIJZIGING VAN DE WET KINDEROPVANG
EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN EN ENKELE ANDERE WETTEN IN VERBAND
MET DE HARMONISATIE VAN DE REGELGEVING MET BETREKKING TOT KINDERCENTRA
EN PEUTERSPEELZALEN (WET HARMONISATIE KINDEROPVANG EN
PEUTERSPEELZAALWERK) (STB. 2017, 252)

In de aanhef van artikel I van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van
de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere
wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking
tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en
peuterspeelzaalwerk) (Stb. 2017, 252) wordt “Wet kinderopvang en
kwaliteitseisen peuterspeelzalen” vervangen door: Wet kinderopvang.

ARTIKEL XXXI. WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking de volgende
begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van
de Werkloosheidswet;.

B

In artikel 15, zesde lid, wordt “tenzij hij deze inkomsten ontvangt
uit arbeid als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de
Ziektewet” vervangen door: tenzij de zorg of ondersteuning wordt
verleend als zelfstandige.

C

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt "meer verdient dan zijn resterende
verdiencapaciteit" vervangen door: een inkomen verdient dat hoger is dan
zijn resterende verdiencapaciteit.

2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen
als bedoeld in dit artikel wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden
bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet
langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig
handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het
wel volledig wordt genoten.

D

In artikel 37, tweede lid, onderdeel b, wordt “een aansprakelijkheids-
en ongevallenverzekering” vervangen door: een
aansprakelijkheidsverzekering.

E

	Artikel 48 komt te luiden:

Artikel 48. Later ontstaan van het recht op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering

1. Indien op de dag, bedoeld in artikel 47, tweede lid, geen recht op
een arbeidsongeschiktheidsuitkering is ontstaan, ontstaat het recht op
een arbeidsongeschiktheidsuitkering op de dag dat de verzekerde duurzaam
en volledig arbeidsongeschikt is, indien hij op de dag daaraan
voorafgaand:

a. recht had op een WGA-uitkering;

b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de volledige en duurzame
arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:

1°. de in artikel 47, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit
dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd
ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of

2°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en
voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had
op een WGA-uitkering; of

c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de volledige en duurzame
arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vier weken na:

1°. de in artikel 47, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit een
andere oorzaak dan op grond waarvan hij gedurende de wachttijd
ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of 

2°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en
voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht
had op een WGA-uitkering.

2. Het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat niet indien
een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°,
d, e, f of i zich voordoet.

3. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat alsnog op de
dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43,
onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich meer voordoet, mits de
verzekerde op die dag volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

F

Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50. Herleven van het recht op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering

1. Indien op grond van artikel 49 het recht op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering is geëindigd, herleeft het recht op die
uitkering op de dag dat de verzekerde weer volledig en duurzaam
arbeidsongeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:

a. recht had op een WGA-uitkering;

b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de volledige en duurzame
arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:

1°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als
op grond waarvan hij eerder recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering; of

2°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en
voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had
op een WGA-uitkering; of

c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de volledige en duurzame
arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vier weken na:

1°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak
dan op grond waarvan hij eerder recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering; of 

2°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en
voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht
had op een WGA-uitkering.

2. Het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering herleeft niet indien
een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°,
d, e, f of i zich voordoet.

3. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering herleeft alsnog op de
dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43,
onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich meer voordoet, mits de
verzekerde op die dag volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

G

Artikel 55 komt te luiden:

Artikel 55. Later ontstaan van het recht op een WGA-uitkering

1. Indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op
een WGA-uitkering is ontstaan, ontstaat het recht op een WGA uitkering
op de dag dat de verzekerde gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij
op de dag daaraan voorafgaand:

a. recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;

b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke
arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:

1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit
dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd
ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of

2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als
op grond waarvan hij eerder recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering; ofc. minder dan 35% arbeidsongeschikt
was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken
na:

1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit een
andere oorzaak dan op grond waarvan hij gedurende de wachttijd
ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of 

2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak
dan op grond waarvan hij eerder recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering.

2. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat niet indien een
uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d,
e, f of i zich voordoet. 

3. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat alsnog op de dag dat geen van
de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder
2°, d, e, f of i zich meer voordoet binnen vijf jaar na de in artikel
54, tweede lid, of artikel 49 bedoelde dag, mits de verzekerde op die
dag gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.

H

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57. Herleven van een recht op een WGA-uitkering

1. Indien op grond van artikel 56 het recht op een WGA-uitkering is
geëindigd, herleeft het recht op die uitkering op de dag dat de
verzekerde weer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag
daaraan voorafgaand:

a. recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;

b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke
arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:

1°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en
voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had
op een WGA-uitkering; of

2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als
op grond waarvan hij eerder recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering; of

c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke
arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken na:

1°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en
voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht
had op een WGA-uitkering; of 

2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak
dan op grond waarvan hij eerder recht had op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering. 

2. Het recht op een WGA-uitkering herleeft niet indien een
uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d,
e, f of i zich voordoet.

3. Het recht op WGA-uitkering herleeft alsnog op de dag dat geen van de
uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, a, onder 2°, onderdeel
d, e, f of i zich meer voordoet binnen vijf jaar na de in artikel 56 of
artikel 49 bedoelde dag, mits de verzekerde op die dag gedeeltelijk
arbeidsgeschikt is.

4. In afwijking van het derde lid geldt de voorwaarde van gedeeltelijke
arbeidsgeschiktheid niet indien op de dag waarop het recht op
WGA-uitkering is geëindigd omdat een of meer van de uitsluitingsgronden
als bedoeld in artikel 43, a, onder 2°, onderdeel d, e, f of i van
toepassing waren, de duur van de loongerelateerde uitkering nog niet was
verstreken. 

I

In artikel 61, vierde lid, wordt "ten minste 50% van doch minder dan
zijn overblijvende verdiencapaciteit benut" vervangen door: een inkomen
verdient van ten minste 50% van doch minder dan zijn overblijvende
verdiencapaciteit.

J

Aan artikel 82 wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Indien de eigenrisicodrager een overheidswerkgever is op wie artikel
7:662 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is, en deze geheel
of gedeeltelijk is overgegaan naar een andere werkgever, alsmede in
geval van een dergelijke overgang bij faillissement van die
overheidswerkgever, zijn het derde, vierde en vijfde lid van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder werkgever die
de onderneming overdraagt of heeft overgedragen wordt verstaan de
overheidswerkgever die niet langer bestaat of deels is overgegaan en
onder de werkgever die de onderneming verkrijgt de rechtsopvolger van
deze overheidswerkgever dan wel de verkrijger van een
organisatieonderdeel daarvan.

K

In artikel 84, zesde lid, wordt “de in het derde lid bedoelde
bedragen” vervangen door: de in het derde en vierde lid bedoelde
bedragen.

L

In artikel 85, derde lid, wordt “op de laatste werkdag voordat de
dienstbetrekking eindigt” vervangen door: op de laatste dag van de
dienstbetrekking.

M

In artikel 88, vierde lid, wordt “in artikel 64, derde lid,”
vervangen door: in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, artikel 64,
derde lid,.

ARTIKEL XXXIA. WET ZIEKTEVERZEKERING BES

	In artikel 5, tweede lid, van de Wet ziekteverzekering BES wordt na
“loon per dag van de werknemer” een zinsnede ingevoegd, luidende: ,
en 100% van het loon per dag van de werknemer gedurende het
zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL XXXII. ZIEKTEWET

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, worden de onderdelen vanaf het als tweede
onderdeel m geletterde onderdeel m en n verletterd tot onderdelen n en
o.

B

In de artikelen 3, derde lid, 33, vijfde lid, en 89 wordt “onder”
vervangen door: onderdelen.

C

In artikel 3, zesde lid, onderdeel b, wordt “onder a” vervangen door
“onderdelen a” en wordt “onder g” vervangen door “onderdeel
g”.

D

In de artikelen 4, eerste lid, onderdeel b, 5, onderdeel b, en 10, onder
1° en 2°, wordt “onder” vervangen door: onderdeel.

Da

	In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, wordt na “de bestuurder van
een vennootschap als bedoeld in artikel 132, derde lid, van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek,” ingevoegd: dan wel, indien een vennootschap
toepassing geeft aan artikel 129a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,
de uitvoerend bestuurder, bedoeld in artikel 129a, eerste lid, van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek, van een vennootschap als bedoeld in
artikel 132, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.

E

In artikel 4, tweede lid, wordt “onder a en b” vervangen door
“onderdelen a en b” en wordt “onder a” vervangen door
“onderdeel a”.

F

In de artikelen 5 en 28, tweede lid, wordt “regelen” vervangen door:
regels.

G

In artikel 10 worden de aanduidingen “1°.”, “2°.”
onderscheidenlijk “3°.” vervangen door: a., b. onderscheidenlijk c.

H

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 7, onderdeel a, artikel 8,
onderdelen a en c, artikel 8a en artikel 8c, onderdeel a” vervangen
door: de artikelen 7, onderdeel a, 8, onderdelen a en c, 8a en 8c,
onderdeel a.

2. In het tweede lid wordt “artikel 7, onderdeel b, artikel 8,
onderdeel b, en artikel 8c, onderdeel b,” vervangen door: de artikelen
7, onderdeel b, 8, onderdeel b, en 8c, onderdeel b.

I

In de artikelen 19aa, eerste lid, en 19d wordt “van de Ziektewet”
vervangen door: van deze wet.

J

De artikelen 26a, 86, 87b en 91a vervallen.

K

Artikel 29b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt “geen
dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever”
vervangen door: geen dienstbetrekking meer had of geen dienstbetrekking
had met een andere werkgever dan zijn eigen werkgever.

2. In het tweede lid, onderdeel f, wordt “artikel 10b, derde lid, van
de Participatiewet” vervangen door: artikel 10b, eerste lid, van de
Participatiewet.

L

Artikel 29d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt “als bedoeld in artikel 3,
4 of 5” vervangen door: als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, welke is
aangevangen vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, en.

2. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

6. De werknemer die is geboren voor 1 januari 1962 en die onmiddellijk
voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5,
welke is aangevangen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31
december 2019, gedurende ten minste 52 weken recht had op een uitkering
op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet, heeft vanaf de eerste
dag van zijn ongeschiktheid tot werken wegens ziekte recht op ziekengeld
over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn
aangevangen in de vijf jaren na aanvang van zijn dienstbetrekking.

7. Met uitzondering van de eerste volzin van het eerste lid, zijn het
eerste tot en met vijfde lid van overeenkomstige toepassing op het zesde
lid.

M

In artikel 30, vijfde lid, wordt “als bedoeld in hoofdstuk 2 van de
Wet sociale werkvoorziening” vervangen door: als bedoeld in hoofdstuk
2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening”.

N

Artikel 38, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin wordt “op de laatste werkdag voordat de
dienstbetrekking eindigt” vervangen door: op de laatste dag van de
dienstbetrekking.

2. In de tweede zin wordt “de laatste werkdag, bedoeld in de eerste
zin” vervangen door “de laatste dag, bedoeld in de eerste zin” en
wordt “op die laatste werkdag” vervangen door: op die laatste dag
van de dienstbetrekking.

Na

	Na artikel 38a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38aa

	1.	In afwijking van artikel 38, tweede lid, en artikel 38a, tweede lid,
onderdeel a, en in afwijking van artikel 85, derde lid, van de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen is de termijn voor het doen van de
aangifte of melding aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
van de ongeschiktheid tot werken van een verzekerde voor een
eigenrisicodrager:

	a. uiterlijk zes weken na de laatste dag van het dienstverband indien
de verzekerde aanspraak maakt op ziekengeld op grond van artikel 29,
tweede lid, onderdeel a of c, en

	b. uiterlijk zes weken na de eerste dag van ongeschiktheid tot het
verrichten van zijn arbeid indien de verzekerde aanspraak maakt op
ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel b.

	2.	De eigenrisicodrager, bedoeld in het eerste lid, meldt, na ontvangst
van de melding van de verzekerde dat deze weer in staat is tot het
verrichten van zijn arbeid, aan het Uitvoeringsorgaan
werknemersverzekeringen, uiterlijk op de tweede dag na de
hersteldmelding door de verzekerde, de eerste dag waarop die verzekerde
weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Deze melding wordt
door de eigenrisicodrager niet eerder gedaan dan de melding bedoeld in
het eerste lid. 

	3.	Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 455 indien de
eigenrisicodrager de verplichting, bedoeld in het eerste of tweede lid,
niet of niet behoorlijk is nagekomen. De artikelen 45a, achtste tot en
met elfde lid, en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. 

O

In artikel 39c wordt “onder” vervangen door: , onderdeel.

P

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt “of de Werkhervattingskas”
vervangen door: , de Werkhervattingskas of de eigenrisicodrager.

2. In het derde lid wordt na “tot het ten onrechte of tot een te hoog
bedrag verlenen van uitkering,” ingevoegd: of ter zake van het zich
niet houden aan een voorschrift als bedoeld in artikel 30, eerste lid,
onderdeel b,.

Q

In artikel 52e, derde lid, onderdeel b, wordt “een aansprakelijkheids-
en ongevallenverzekering” vervangen door: een
aansprakelijkheidsverzekering.

Qa

	In artikel 63a, eerste lid, wordt na “gebleken ongeschiktheid”
ingevoegd: tot het verrichten van arbeid wegens ziekte.

Qb

	Artikel 63c komt te luiden:

	Artikel 63c 

	1. De eigenrisicodrager laat zich ter zake van de begeleiding bij
gebleken ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte van
de personen, bedoeld in artikel 63a, eerste lid, tweede zin, bijstaan
door een bedrijfsarts of arbodienst. Hetgeen bij of krachtens de
artikelen 14, tweede, vierde tot en met elfde, en vijftiende lid, 14a,
16, eerste lid, tweede lid, onderdeel b, vierde lid, onderdeel b, en
tiende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet is bepaald met betrekking
tot de bedrijfsarts of arbodienst is van overeenkomstige toepassing, met
dien verstande dat voor “werkgever” wordt gelezen “de
eigenrisicodrager” en voor “werknemer” “de persoon, bedoeld in
artikel 63a, eerste lid, tweede zin, van de Ziektewet” en dat de
verplichting tot schriftelijke vastlegging door of vanwege een
overeenkomst, bedoeld in artikel 14, vierde en vijfde lid, van de
Arbeidsomstandighedenwet, slechts betrekking heeft op de taak, bedoeld
in de eerste zin. 

	2. Met het toezicht op de naleving en met de uitoefening van specifieke
handhavingsbevoegdheden ten aanzien van het eerste lid is belast de
toezichthouder, bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet, respectievelijk
de aangewezen toezichthouder of ambtenaar, bedoeld in de artikelen 27,
28a, 28b, 30 en 34 van de Arbeidsomstandighedenwet. Bij de uitoefening
van het toezicht op en de handhaving van het eerste lid, beschikken de
toezichthouder en de aangewezen toezichthouder of ambtenaar over
dezelfde bevoegdheden als waarover zij, ten aanzien van de artikelen,
genoemd in het eerste lid, tweede zin, beschikken in het kader van de
Arbeidsomstandighedenwet, met dien verstande dat in artikel 24 en de
genoemde artikelen van de Arbeidsomstandighedenwet voor “werkgever”
wordt gelezen “de eigenrisicodrager” en voor “werknemer” “de
persoon, bedoeld in artikel 63a, eerste lid, tweede zin, van de
Ziektewet”. 

	3. Het niet naleven van het eerste lid, eerste zin, en van de in het
eerste lid, tweede zin, van overeenkomstige toepassing verklaarde
artikelen 14, tweede lid, onder a tot en met f, vierde en vijfde lid, en
14a, tweede en derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet wordt als
overtreding aangemerkt. Het niet naleven van het van overeenkomstige
toepassing verklaarde artikel 16, tiende lid, en van de krachtens de in
het eerste lid, tweede zin, genoemde artikelen vastgestelde
voorschriften voor zover het niet naleven van die voorschriften op grond
van het genoemde artikel 16, tiende lid, als overtreding is aangemerkt,
wordt als overtreding aangemerkt. De artikelen 34 tot en met 43 van de
Arbeidsomstandighedenwet zijn van overeenkomstige toepassing. 

	4. De werkgever legt bij de aanvraag, bedoeld in artikel 40, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen, een
afschrift over van de schriftelijke vastlegging, bedoeld in het eerste
lid, tweede zin.

	5. Indien de eigenrisicodrager zich met betrekking tot de begeleiding,
bedoeld in het eerste lid, niet meer laat bijstaan door een bedrijfsarts
of een arbodienst meldt hij dat zo spoedig mogelijk aan de inspecteur,
bedoeld in artikel 1 van de Wet financiering sociale verzekeringen, en
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete
op van ten hoogste € 455 indien de eigenrisicodrager deze verplichting
niet is nagekomen. De artikelen 45a, derde, vierde en vijfde lid, 45c,
en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

	6. De toestemming, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van
de Wet financiering sociale verzekeringen kan, onverminderd het tiende
lid van dat artikel, door de inspecteur, bedoeld in artikel 1 van de Wet
financiering sociale verzekeringen, zonder aanvraag van de
eigenrisicodrager met onmiddellijke ingang bij voor bezwaar vatbare
beschikking worden beëindigd, indien de eigenrisicodrager zich met
betrekking tot de begeleiding, bedoeld in het eerste lid, niet meer laat
bijstaan door een bedrijfsarts of een arbodienst.

R

Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, en vierde lid, onderdeel a, wordt
“onderdeel a, b” vervangen door: onderdelen a, b.

2. In het eerste lid, onderdeel f, en vierde lid, onderdeel e, wordt
“onderdeel b” vervangen door: onderdelen b.

S

	In artikel 72c, tweede lid, wordt “artikel 38a, tweede en derde
lid,” vervangen door: 38a, tweede en derde lid, 38aa, eerste lid,.

T

In artikel 73b wordt “de artikelen” vervangen door: artikel.

U

In artikel 77 wordt “tweede categorie” vervangen door: tweede
categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht.

V

De artikelen 95 en 96 vervallen.

W

In artikel 104, vierde lid, onderdeel a, vervalt: van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.

X

	Na artikel 106 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 107

	Artikel 4, eerste lid, onderdeel e, zoals dat luidde op de dag voor de
datum van inwerkingtreding van artikel XXXII, onderdeel Da, van de
Verzamelwet SZW 2018, blijft van toepassing op een recht op uitkering op
grond van deze wet of op grond van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen of de Wet arbeid en zorg dat is ontstaan voor de
inwerkingtreding van artikel XXXII, onderdeel Da, van de Verzamelwet SZW
2018. 

Artikel 108

	Deze wet wordt aangehaald als: Ziektewet.

ARTIKEL XXXIII. ZORGVERZEKERINGSWET

Aan artikel 13a van de Zorgverzekeringswet worden twee leden toegevoegd,
luidende:

8. Bij ministeriële regeling kan een publiekrechtelijke rechtspersoon
worden aangewezen

die de verzekerde met een Zvw-pgb op diens verzoek ondersteunt bij het
verkrijgen van de vergoeding van zijn zorgverzekeraar voor en zijn
werkgeverstaken of opdrachtgeverschap in verband met de door verzekerde
betrokken zorg of diensten.

9. In de ministeriële regeling, bedoeld in het achtste lid, kunnen
regels worden gesteld over de uitvoering van de ondersteuning en over de
verstrekking van een jaarlijkse rijksbijdrage voor de uitvoering van de
ondersteuning.

ARTIKEL XXXIV. SAMENLOOP WET VAN 31 MEI 2017 TOT WIJZIGING VAN DE WET
KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN EN ENKELE ANDERE WETTEN
IN VERBAND MET DE HARMONISATIE VAN DE REGELGEVING MET BETREKKING TOT
KINDERCENTRA EN PEUTERSPEELZALEN (WET HARMONISATIE KINDEROPVANG EN
PEUTERSPEELZAALWERK) (STB. 2017, 252) EN WET VAN 21 NOVEMBER 2015 TOT
WIJZIGING VAN DE WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN IN
VERBAND MET DE TOTSTANDKOMING VAN HET PERSONENREGISTER KINDEROPVANG EN
PEUTERSPEELZAALWERK EN DE MOGELIJKHEID TE KOMEN TOT MEERTALIGE
BUITENSCHOOLSE OPVANG (STB. 2015, 452)

Indien artikel I, onderdeel L, van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging
van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele
andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met
betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie
kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) (Stb. 2017, 252) eerder in werking
is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel B, van de Wet van 21
november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het
personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid
te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452), wordt in
de aanhef van artikel I van laatstgenoemde wet “Wet kinderopvang en
kwaliteitseisen peuterspeelzalen” vervangen door: Wet kinderopvang.

ARTIKEL XXXV. SAMENLOOP WET VAN 31 MEI 2017 TOT WIJZIGING VAN DE WET
KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN EN ENKELE ANDERE WETTEN
IN VERBAND MET DE HARMONISATIE VAN DE REGELGEVING MET BETREKKING TOT
KINDERCENTRA EN PEUTERSPEELZALEN (WET HARMONISATIE KINDEROPVANG EN
PEUTERSPEELZAALWERK) (STB. 2017, 252) EN WET VAN 23 AUGUSTUS 2016 TOT
AANPASSING VAN ENIGE BEPALINGEN IN DE WET KINDEROPVANG EN
KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN IN VERBAND MET DE REPARATIE VAN ENIGE
ONVOLKOMENHEDEN (STB. 2016, 319)

Indien artikel I, onderdeel L, van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging
van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele
andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met
betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie
kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) (Stb. 2017, 252) eerder in werking
is getreden of treedt dan artikel II, onderdeel B, van de Wet van 23
augustus 2016 tot aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang
en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van
enige onvolkomenheden (Stb. 2016, 319), wordt in de aanhef van artikel
II van laatstgenoemde wet “Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen” vervangen door: Wet kinderopvang.

ARTIKEL XXXVI. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen
terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan
artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum.

ARTIKEL XXXVII. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet SZW 2018.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1