Pakket Belastingplan 2018
Stenogram
Nummer: 2017D30483, datum: 2017-10-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2017Z14321:
- Gericht aan: M. Snel, staatssecretaris van Financiën
- Indiener: P.F.L.M. Tielens-Tripels, griffier
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2017-10-30 12:30: Pakket Belastingplan 2018 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Financiën heeft op 30 oktober 2017 overleg gevoerd met de heer Snel, staatssecretaris van Financiën, over:
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018) (34785);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018) (34786);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en enkele andere wetten (Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling) (34787).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Anne Mulder
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Tielens-Tripels
Voorzitter: Anne Mulder
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bruins, Leijten, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Omtzigt, Van Raan, Van Rooijen, Snels, Aukje de Vries en Van Weyenberg,
en de heer Snel, staatssecretaris van Financiën.
Aanvang 12.32 uur.
De voorzitter:
Aan de orde is de eerste termijn van de Kamer over het Belastingplan
2018. Ik wil graag eerst het woord geven aan de staatssecretaris, zodat
hij kan vertellen of wij nog nota's van wijziging tegemoet mogen zien
en, zo ja, welke dat zijn en wanneer die komen. Als hij dat heeft gedaan
kunnen we vervolgens in onze procedurevergadering bespreken wat we
daarmee doen. Ik wil daar niet nu een discussie over hebben. Ik wil
graag de staatssecretaris laten vertellen wat hij weet en dan besluiten
we daar later over in onze procedurevergadering. Ik geef het woord aan
de staatssecretaris van Financiën.
Staatssecretaris Snel:
Dank u wel, voorzitter. Inderdaad: het mag duidelijk zijn dat een aantal
maatregelen die zijn afgesproken in het regeerakkoord, al in 2018
ingaan. Er zijn ook een aantal maatregelen die in 2019 in moeten gaan,
maar waar een uitvoeringstermijn voor zit, waardoor ook die maatregelen
tijdig geregeld moeten worden. De Kamer heeft volgens mij in de
procedurevergadering van 27 oktober aan mijn ambtsvoorganger gevraagd om
de Kamer daar uiterlijk 3 november over te informeren.
Zeven maatregelen komen daarvoor in aanmerking; ik zal ze even opnoemen.
Ik noem de aanpassing van de vermogensrendementsheffing, die al in 2018
ingaat. Ik noem het geleidelijk afschaffen van de inkomensafhankelijke
combinatiekorting en arbeidskorting, een maatregel die per 2019 ingaat.
Ik noem het verhogen van de ouderenkorting en het introduceren van de
geleidelijke afbouw van de ouderenkorting met 15%, een maatregel die ook
in 2019 ingaat. Dan noem ik het geleidelijk afschaffen van de aftrek
wegens geen of geringe eigenwoningschuld, ook wel de wet-Hillen of de
regeling-Hillen genoemd. Dat moet in 2019 ingaan. Ook noem ik het
terugdraaien van de verlenging van de eerste tariefschijf in de
vennootschapsbelasting, zoals opgenomen in het Belastingplan 2017. Dat
moet per 2018 ingaan. Voorts noem ik het verhogen van het effectieve
tarief van de Innovatiebox van 5% naar 7%, een maatregel die ook in 2018
moet ingaan. Ten slotte noem ik het verhogen van de tabaksaccijns, een
maatregel die ook in 2018 ingaat.
Zoals gezegd: om de datum te halen is het nodig dat deze maatregelen
allemaal worden omgezet in wetgeving of in aanpassing van de wetgeving.
Uiteraard hecht ik aan een ordentelijk wetgevingsproces. Daarom wordt
deze wetgeving voor advies aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Dat
proces is inmiddels gestart. Nadat ik dat advies heb ontvangen, zal ik
de nota van wijziging — of nota's van wijziging, afhankelijk van het
advies — zo snel mogelijk naar uw Kamer sturen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor deze toelichting en informatie. Dan
zullen wij als commissie in een van onze procedurevergaderingen —
misschien moet dat ook wel snel — bepalen hoe we met de nota's van
wijziging en de verdere planning omgaan. Ik wil daar nu verder geen
discussie over voeren, want dat gaan we doen in onze
procedurevergadering. Toch zie ik mevrouw Leijten haar vinger opsteken.
Ik aarzel. Waar wilt u het over hebben, mevrouw Leijten? Over de
planning? Even voor de duidelijkheid: we bespreken dit in de
procedurevergadering. Maar u wilt opheldering, neem ik aan?
Mevrouw Leijten (SP):
We bespreken het hier ook, want hier krijgen wij te horen welke zeven
voorstellen dat zijn.
De voorzitter:
Nee.
Mevrouw Leijten (SP):
Ja. Ik wil heel graag weten van de staatssecretaris, die hecht aan een
goed wetgevingstraject, wanneer wij de stukken krijgen en wanneer het
uiteindelijk besloten moet zijn. Hoeveel tijd heeft de Kamer dus voor
een goede behandeling van de wet?
De voorzitter:
Ik begrijp de vraag van mevrouw Leijten, maar ik weet niet zeker of de
staatssecretaris die nu kan beantwoorden. We moeten in de
procedurevergadering vaststellen wanneer we wat behandelen. Ik kijk naar
de staatssecretaris of hij genegen is deze vraag te beantwoorden.
Staatssecretaris Snel:
Als ik het heb over een gedegen proces of een ordentelijk
wetgevingsproces, snap ik sowieso op voorhand dat het dit jaar qua tijd
niet heel royaal is. Ook geldt dat de Raad van State nog een besluit
moet nemen over wat we nu aan de raad voorleggen. Uiteraard zal de raad
zijn best doen om dat zo snel mogelijk te doen, maar dat is zijn
verantwoordelijkheid. Als het meezit, krijgen wij het in de loop van
deze week terug. Vrijdag kan het dan terug naar de Kamer. Dat is het
ideale scenario. Ik zeg erbij dat ik niet degene ben die daarover gaat;
dat is de Raad van State.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we nu beginnen met de eerste termijn van de Kamer over
het Belastingplan 2018. Graag geef ik het woord aan mevrouw De
Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We behandelen vandaag drie wetten. Ik wil die
daarom ook maar in die volgorde behandelen. Ik begin dus bij het
Belastingplan zelf.
Allereerst de omzetbelasting voor de zeeschepen en het nultarief. Ik
moet eerlijk zeggen dat ik de beantwoording in de nota naar aanleiding
van het verslag met stijgende verbazing en toch ook wel een beetje met
boosheid heb gelezen. Het is wel een heel technocratische beantwoording.
Er is geen enkel oog voor de gevolgen. De enige redenering is dat het in
overeenstemming moet worden gebracht met de Btw-richtlijn 2006. Ik vind
dat we ook moeten kijken welke consequenties dat heeft voor de
verschillende sectoren. We hebben begrepen dat er ook geen overleg is
geweest met de rederijen die naar de Waddeneilanden varen en ook niet
met de eilandbestuurders. Ik kom zo nog terug op de rest van de
sector.
De eilandbewoners zijn afhankelijk van de vaarverbinding. Het is hun
enige verbinding met het vasteland, dus ze zullen er ook altijd gebruik
van moeten maken. Bijvoorbeeld de voetbalelftallen op de eilanden gaan
toch echt elke veertien dagen voor een uitwedstrijd naar de vaste wal.
We zijn benieuwd of de staatssecretaris bereid is om in elk geval met de
rederijen en met de eilandbesturen nog een keer op heel korte termijn om
tafel te gaan. Rederij Doeksen heeft bijvoorbeeld inmiddels aangegeven
dat zij de 6%-verhoging niet zal doorvoeren, maar de 9%-verhoging wel.
Klopt dat? We zijn ook benieuwd hoe dat met de andere rederijen zit. Er
zijn natuurlijk concessies met de verschillende waddenveren. Daar staat
ook in dat er niet zomaar verhoogd mag worden en dat daar speciale
toestemming van het kabinet voor nodig is. We zijn benieuwd hoe het
kabinet van plan is om daarmee om te gaan. Klopt het dat zo'n passage
niet in de concessie zit voor de boot voor Texel, TESO? Wij hebben dat
namelijk begrepen.
Er is veel onrust op de Waddeneilanden. Het is ook niet niks, want het
is hun enige verbinding. Er is gezegd dat er bij de inbreng in het
btw-comité indertijd geen rekening gehouden is met de waddenveren. Ik
vind dat wel bijzonder. Zou het mogelijk zijn geweest om daar te pleiten
voor bijvoorbeeld een overgangsregeling of een uitzondering? Via de
vragen in het verslag wilden we duidelijkheid krijgen over hoe andere
landen dat uitvoeren. We hebben begrepen dat Griekenland het op papier
op dezelfde manier uitvoert, maar ik weet niet hoe ze dat in de praktijk
doen. We hebben begrepen dat er voor bijvoorbeeld de Deense
Waddeneilanden wel weer een vrijstelling is. We vragen ons af waarom die
wel mogelijk is. We vragen ons ook af of er niet ook gekeken is naar
bijvoorbeeld compensatie voor bijvoorbeeld de bewoners van de
Waddeneilanden.
Er is gezegd dat er geen overleg is en dat deze maatregel beperkte
consequenties heeft. Maar als ik zie hoeveel brieven wij op dit moment
krijgen over deze regeling, bijvoorbeeld van de loodsen, de KNVR en
Deltalinqs, heb ik niet de indruk dat dit een heel beperkte uitvoering
is. Is er met de sectoren ook overleg geweest? Er wordt toch ook
aangegeven dat dit de concurrentiepositie zou beïnvloeden, dat dit
behoorlijke administratieve lasten oplevert en dat het ingewikkeld wordt
om aan te tonen of men ten minste 90% op volle zee is geweest. Wat
gebeurt er bijvoorbeeld als men 89% op volle zee is geweest? Ook hier
stel ik de vraag of de staatssecretaris bereid is om met de betrokken
sectoren alsnog een keer op heel korte termijn om tafel te gaan om de
consequenties voor die verschillende sectoren duidelijk te
krijgen.
Mijn tweede punt gaat over de kansspelbelasting. Het kabinet zegt dat
het niet ongebruikelijk is dat een tijdelijke derving in het
parlementaire proces wordt opgevangen door extra lasten. Het is wellicht
niet ongebruikelijk, maar wel wrang voor de sector. Waarom is het al in
de prognoses van de belastinginkomsten opgenomen als de wet- en
regelgeving nog niet is aangenomen? Wat is daarvoor de beleidslijn? En
waarom duurde de beantwoording vanuit het ministerie ten aanzien van de
wetsvoorstellen voor de kansspelen in de Eerste Kamer zo lang?
De verhoging wordt teruggedraaid op het moment dat de Wet COA actief
wordt. Er zit alleen geen deadline aan vast. Ik snap dat dat voor de
sector in ieder geval tot onzekerheid leidt. Kan de staatssecretaris
aangeven waarom voor de wetswijziging is gekozen, in plaats van die
deadline, de datum waarop die verhoging weer eindigt, er gewoon te
zetten?
Een ander groot punt in dit verhaal zijn toch wel de geneesmiddelen. De
VVD kan zich vinden in de hoofdlijn om de oplossing te zoeken in de
koppeling met de geregistreerde middelen. Dit is volgens ons duidelijk
en ook goed uitvoerbaar, maar we hebben toch nog wat vragen over de
zelfzorgmiddelen. Kan er op dat punt niet een verschuiving gaan
plaatsvinden naar officiële geneesmiddelen, waardoor er bijvoorbeeld
extra druk komt te staan op de zorgkosten? Mensen zouden kunnen zeggen:
nou, ik koop dat middeltje dat niet geregistreerd is niet meer bij de
drogist; ik ga naar de huisarts toe en ik laat me daar een wel
geregistreerd middel voorschrijven. Ik ben benieuwd of de
staatssecretaris daarop kan reflecteren en ook kan aangeven of dat het
gevolg zou kunnen zijn.
Er zijn ondernemers die uitvoeringsproblemen verwachten, in elk geval in
de overgangstermijn. Ik ben benieuwd naar de reactie van de
staatssecretaris daarop. Men heeft dat natuurlijk wel zien aankomen,
maar de definitieve besluitvorming in de Eerste Kamer vindt natuurlijk
uiteindelijk pas ergens in november of december plaats. Dan is het
ingewikkeld om daarop te anticiperen.
Wij zijn benieuwd waarom bij de aftrek van de uitgaven voor de
specifieke zorgkosten wel gekozen is voor de kosten van geneesmiddelen
die worden voorgeschreven door de arts, en waarom daarbij niet ook wordt
aangesloten bij de geneesmiddelen.
We hebben ook nog een vraag over de fiscale neutraliteit. Daar is ook al
naar gevraagd in het verslag. Zijn er nu geen middelen die vergelijkbaar
zijn en straks toch onder een ander btw-tarief gaan vallen?
Ik heb nog een paar korte punten bij dit onderdeel. Zo is er de
afvalstoffenheffing bij verwijdering buiten Nederland. Er moet nog
dekking gevonden worden voor de uitvoeringskosten van de ILT. Ik ben
benieuwd wanneer daarover duidelijkheid is. Het kan wat ons betreft niet
zo zijn dat we dit straks gaan invoeren en dat de ILT het dan niet kan
uitvoeren, omdat het een belangrijke maatregel is voor het gelijke
speelveld.
Dan de Invorderingswet. Die gaat over de aansprakelijkheid van
pandhouders, hypotheekhouders en executanten ten aanzien van de btw. Het
gaat hierbij ook om het evenredigheidsbeginsel. Waarom wordt in de wet
niet toegevoegd dat diegene wist of behoorde te weten dat er
omzetbelasting verschuldigd was, in plaats van zoals het nu opgenomen is
in de wet? Dat is volgens ons ook de formulering die het Europese Hof
van Justitie gebruikt. We zijn wel blij te lezen dat de
factoringmaatschappijen nu uitgesloten zijn van deze maatregel, omdat
deze hierop niet van toepassing is. Maar waarom wordt dat in een
leidraad geregeld en niet in de wet zelf?
Tot slot wat betreft dit voorstel kom ik op de gevolgen voor het
bedrijfsleven en de burger. Daar wordt maar één alinea aan gewijd in dit
voorstel. Ik moet zeggen dat het wel een heel technocratische exercitie
wordt. Mensen in het land en veel bedrijven worden natuurlijk door
maatregelen geraakt. Als ik dan zie hoe bijvoorbeeld omschreven wordt
wat er gebeurt met het nultarief voor de zeeschepen, dan denk ik dat men
daar echt te kort door de bocht is geweest. Ik zou graag willen dat daar
in de toekomst wat meer aandacht voor is. Dat geldt sowieso ook voor het
punt van het overleg voorafgaand aan de presentatie van de plannen. Ik
snap dat dat soms ingewikkeld is en in een tijdklem zit, maar mensen en
bedrijven voelen zich nu vaak overvallen. Wij zien dat bijvoorbeeld bij
het nultarief voor zeeschepen, maar ook bij de kansspelbelasting. Wij
houden hier in ieder geval een pleidooi om waar mogelijk toch echt
voortijdig overleg te voeren met de sectoren. Ik ben benieuwd naar de
reactie van de staatssecretaris daarop.
Vorig jaar hebben wij nog gevraagd naar de werkkostenregeling. Er is een
motie ingediend om de evaluatie daarvan naar voren te halen en in 2017
uit te voeren. Ik ben benieuwd wanneer die gereed is en met wie hierover
overleg is geweest. We gaan ervan uit dat in ieder geval met ONL,
MKB-Nederland en bijvoorbeeld RECRON is overlegd.
Mijn laatste punt bij deze wet is de belastingrente. De VVD heeft daar
eerder dit jaar vragen over gesteld. Toen heeft staatssecretaris Wiebes
aangegeven dat je je goed kan voorstellen dat er belastingplichtigen
zijn die de regeling belastingrente onrechtvaardig vinden. Het gaat erom
dat bedrijven in sommige gevallen 8% belastingrente moeten betalen. We
zijn benieuwd hoe de opvolger van staatssecretaris Wiebes daarover
denkt.
Dan het wetsvoorstel dat gaat over overige fiscale maatregelen. Ik begin
met de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap. Er wordt een
probleem geschetst. Dat probleem ziet de VVD ook, maar er zitten toch
nog wel wat principiële punten aan de oplossing waarvoor nu wordt
gekozen. Ik denk dat het op zich logisch is dat geen schenkbelasting
verschuldigd is als bij de huwelijksvoorwaarden 50%-50% wordt
afgesproken. Op verzoek van het CDA zijn de pensioenvoorzieningen hier
ook van uitgezonderd. Ik denk ook dat dat heel goed is. We hebben toen
ook gevraagd op welk vlak de maatregel disproportioneel is als deze in
de huidige vorm zou worden ingevoerd. Daar is eigenlijk niet echt een
reactie op gekomen. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris daar nog op
kan ingaan.
Het volgende punt: wanneer moet je de schenkbelasting nu gaan betalen?
Er wordt gesteld dat dit bij het wijzigen van de huwelijksvoorwaarden
het geval is. Maar een arrest van de Hoge Raad uit 1959 — dat is al heel
lang geleden; waarschijnlijk waren de meesten van ons toen nog niet
geboren — stelt dat het aangaan van een huwelijk geen voltooide
vermogensverschuiving is en dus geen schenking; dat gebeurt pas bij
scheiden of overlijden. In dit voorstel wordt daarvan afgeweken. Volgens
mij kan je daardoor een aantal rare situaties krijgen: straks blijk je
eigenlijk helemaal geen vermogen te hebben, maar heb je daarover wel
schenkbelasting betaald. We hebben ook nog een vraag over bijvoorbeeld
ondernemers, die nog redelijk vaak wijzigingen doorvoeren in de
huwelijkse voorwaarden. Kan dat ook nog tot knelpunten leiden?
Het tweede punt betreft de nephuwelijken. Het lijkt erop dat het huidige
voorstel een erg ingewikkelde variant is om de fraus legis uit te
werken. Waarom kan dat niet aangepakt worden bij de fraus legis? De
belastinginspecteur moet nu aantonen dat er sprake is van een
nephuwelijk. Daarvoor moet hij achter de voordeur kijken. Over de
slaapkamer zal ik het maar helemaal niet hebben, maar welke bevoegdheden
kan de belastinginspecteur daarvoor inzetten en hoe kan hij aantonen dat
er sprake is van een nephuwelijk? Er wordt nu één voorbeeld genoemd: een
huwelijk van één dag. Ik denk dat iedereen zich kan voorstellen dat dat
een nephuwelijk is, maar is er straks bijvoorbeeld ook sprake van een
nephuwelijk als het leeftijdsverschil heel groot is? Is het dan bijna
automatisch een nephuwelijk? Hoe kan de inspecteur dan aantonen dat het
huwelijk niet is aangegaan uit liefde, maar om erfbelasting te ontlopen?
Ik heb daar dus een aantal wat meer principiële vragen over.
Verder is er nog de fiscale eigenwoningproblematiek, die ook ontstaat
door het nieuwe huwelijksvermogensrecht. Vragen van het CDA daarover
wilde de staatssecretaris niet beantwoorden, maar ik vind dit toch wel
een punt. Welke problemen ontstaan in het nieuwe systeem als de
eigenwoningreserve bij een van de partners niet duidelijk is? Hoe kan
dat opgelost worden? De voorganger heeft gezegd dat bezien zou worden in
hoeverre deze uitwerking meer in lijn kan worden gebracht met de
doelstelling van de bijleenregeling. Dat klinkt heel abstract, maar wat
gaat de nieuwe staatssecretaris daaraan doen?
De Geefwet wordt verlengd. Dat is wat ons betreft een goede nieuwe
aanzet.
Dan hebben we nog de beperking van de heffingskortingen voor
buitenlandse belastingplichtigen. Als wij de antwoorden goed hebben
begrepen, heeft dit geen consequenties voor de individuele
belastingplichtige. Klopt dat? Hoe zal de informatievoorziening aan de
buitenlandse belastingplichtige nu plaatsvinden? Bij eerdere maatregelen
die deze groep raakten, hebben wij gezien dat zij zich vaak overvallen
voelen. Dat geeft weer heel veel commotie. We zijn benieuwd hoe dat nu
geregeld gaat worden.
Dan de aanpassing van de berekening van de vermogenswinst bij interne
gebruiksvergoedingen binnen de fiscale eenheid; zo heet het geloof ik in
de wet. De VVD is in algemene zin voorstander van de
tegenbewijsregeling, omdat dat vaak rechtvaardiger is. In dit geval
wordt de tegenbewijsregeling op dit moment geschrapt. In hoeveel
gevallen kan het zo zijn dat er toch dubbele belasting wordt betaald?
Waarom past de tegenbewijsregeling niet in deze systematiek? Zoals nu
geredeneerd wordt, klinkt het nogal technocratisch. Wat zou erop een
tegenbewijsregeling tegen zijn?
Dan de erf- en schenkbelasting. Er staat ook een apart onderdeel in;
daarover hebben wij vragen gesteld. Je moet binnen acht maanden aangifte
doen van erfbelasting, maar dat is vaak onduidelijk. Als wij daarover
bellen, krijgen wij signalen dat mensen eigenlijk veel eerder moeten
zijn dan die acht maanden, want dan moet het volledig afgehandeld zijn.
In de antwoorden wordt gezegd dat er een wetswijziging nodig is om dat
te regelen. Dat zal dan zo zijn, maar er zou ook budgettaire dekking van
4 miljoen voor nodig zijn. Gaat de Belastingdienst er dan van uit dat
mensen sowieso al te laat betalen? In zo'n situatie hebben mensen al een
moeilijke tijd. Ik denk dat het dan belangrijk is dat je helder
communiceert over wanneer zij wat moeten doen. We vragen de
staatssecretaris dus in ieder geval om de informatievoorziening te
verbeteren. Er wordt verwezen naar iets wat op de website staat, maar
uit de brieven die erover gestuurd worden, wordt echt niet duidelijk dat
het veel eerder moet dan na acht maanden. Ik zou het beter vinden als
dat wel duidelijk is.
Dan de accijnzen. De inspecteur moet niet alleen toegang kunnen krijgen
tot de accijnsgoederenplaats. Wij denken dat dit een goede optie is. De
vraag is wel: wanneer mag hij dat doen? Dat is een beetje dezelfde vraag
als bij het huwelijksvermogensrecht. Het is best een vergaande
bevoegdheid. Hij moet het vermoeden hebben dat er iets aan de hand is.
Wat betekent dit dan? Aan wat voor type vermoedens moeten we dan denken?
Of mag hij zomaar willekeurig ergens binnenlopen?
Dan het vervallen van de schorsende werking van het fiscaal verzet. De
VVD heeft daar een dilemma bij. Ik snap het punt dat er heel veel
gebruik van wordt gemaakt maar niet wordt toegekend. De vraag is wel hoe
de rechtsbescherming nu eigenlijk geregeld is, bijvoorbeeld als je bij
een executoriale verkoop niet op tijd zelf de schorsende werking
aanvraagt. Welke knelpunten ziet de staatssecretaris daarbij en hoe
zouden die opgelost kunnen worden? Is het ook niet zo dat de juridische
kosten van de Belastingdienst feitelijk worden verschoven naar degenen
waarover het gaat? Dat zijn toch vaak al mensen die het eigenlijk niet
goed kunnen betalen.
Dan de uitbreiding van de mededelingsplicht voor een bodemzaak. Het
lijkt er een beetje op dat de Belastingdienst steeds meer privileges
krijgt. We vinden dat dit in verhouding moet blijven staan. Wat is het
gevolg voor de pandhouder als hij in de huidige situatie geen melding
maakt? In hoeverre kan de pandhouder aansprakelijk gesteld worden of een
boete krijgen?
Dan de laatste twee punten bij dit wetsvoorstel, te beginnen met de
inkeerregeling. Wij snappen dat de inkeerregeling wordt afgeschaft voor
zwartspaarders naar aanleiding van de Panama Papers. Dat staat buiten
kijf. Wij vragen ons wel af welke gedragseffecten het heeft. Roept het
bij mensen niet het gevoel op: het herstellen van fouten bij de
belastingaangifte doe ik dan maar niet meer? Ik zou dat een slechte zaak
vinden. Het kabinet is relatief optimistisch over het ontbreken van die
gedragseffecten, maar hoe zeker is de staatssecretaris daarvan?
Dan de Belastingwet BES. Daarin wordt voor een aantal groepen
vrijstelling van de vastgoedbelasting geregeld voor onroerende zaken.
Wij zijn benieuwd wat het precies kost. De reden is dat vijftien
instellingen op omvallen zouden staan, maar er wordt volgens mij nog
gewerkt aan een nieuw fiscaal stelsel voor de BES. Dat was tenminste een
ander voorstel. Volgens mij is het feit dat een instelling op omvallen
staat, niet altijd de reden om te zeggen: we gaan een
belastingvrijstelling geven. Ik denk dat dan heel veel partijen op de
stoep zullen staan bij de staatssecretaris. Waarom is gekozen voor die
ruime interpretatie van het begrip? En kan de staatssecretaris aangeven
welke instellingen eronder zouden gaan vallen?
Tot slot de wet op het afschaffen van de btw-landbouwvrijstelling. Daar
is vorig jaar al over gesproken en er zijn ook al moties over ingediend.
Vandaar dat het hier nu ook terug te vinden is. Ik moet eerlijk zeggen
dat ik nog wel wat vraagtekens zet bij het proces, zeker omdat niet
helemaal duidelijk is wat de administratieve lasten voor het
bedrijfsleven zijn. LTO zegt dat die een paar honderd euro bedragen,
maar het ministerie zegt dat die lasten €50 zijn. Daar zit een
behoorlijk verschil tussen.
Verder heb ik nog vragen over de overgangstermijn. Er wordt heel
makkelijk gezegd: je had het kunnen weten, want vorig jaar is het al
aangekondigd in de begroting van het ministerie van EZ. De vraag is
alleen wanneer je nou begint met die veranderingen. Ga je die al
doorvoeren voordat je de regeling überhaupt kent en voordat duidelijk is
dat het besluit ook echt genomen wordt?
Vorig jaar was er sprake van een bedrag van 18 miljoen euro. Dat wordt
nu 22 miljoen euro. Tijdens de discussie vorig jaar is heel nadrukkelijk
gezegd: sluis dat bedrag nou terug naar de sector. Dat kwam ook in de
beleidsdoorlichting van het ministerie zelf naar voren. Het gaat nu
gewoon op in het geheel. Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen
om het op de een of andere manier toch terug te sluizen naar de
sector?
We hebben gevraagd naar de paardensector en de diensten voor de
fokinstellingen. Klopt het dat zij 15% meer belasting moeten gaan
betalen? Dat vinden wij echt wel een heel forse stijging. Wij vragen ons
af hoe de kleinere groep die hierdoor getroffen wordt, dus de kleine
particuliere fokkers, hierdoor geraakt wordt, want de btw is natuurlijk
een behoorlijke kostenpost. We hebben natuurlijk de KOR, de
kleineondernemersregeling. In hoeverre kan die hiervoor een oplossing
bieden voor dit soort kleine ondernemers?
Dat was het, wat mij betreft, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Vanochtend hadden we het voorproefje en nu
hebben we dan de eerste termijn van het Belastingplan, met een scala aan
maatregelen. Ik wil mijn bijdrage als volgt indelen. Ik begin met wat
algemene opmerkingen, mede in relatie tot het regeerakkoord. Vervolgens
zal ik gaan naar de voorstellen uit het Belastingplan die gaan over
inkomenspolitiek, vermogens, energiebelasting, geneesmiddelen,
zeeschepen en de invordering.
Ik begin met het algemene deel. Een van de grote frustraties van de
voorganger van de staatssecretaris was dat het hem niet gelukt is om
stappen te zetten voor een herziening van het belastingstelsel. Zo begon
hij zijn periode, maar hij moest al snel zijn poging opgeven. Een nieuw
stelsel dat rechtvaardiger, groener en structureel beter was voor de
economie en de werkgelegenheid: het lukte niet. Wel is er inmiddels 5
miljard belastinggeld weggegooid, als je dat ziet in het kader van een
herziening van het belastingstelsel.
In dit regeerakkoord worden op dit punt zo'n 40 tot 50 maatregelen
genomen, maar er is geen herziening. Het stelsel wordt niet eenvoudiger.
Sterker nog, als ik de CPB-doorrekening goed begrijp, is er geen enkel
effect op de structurele werkgelegenheid, terwijl er toch weer 6 miljard
tegenaan gaat, hoe je dan ook precies kijkt naar nieuw beleid of naar
voren gehaald, al ingezet beleid. Hoe beoordeelt de staatssecretaris
dat? Welke bijdrage levert de vlaktaks aan een eerlijker stelsel? Wat is
de opbrengst in termen van werkgelegenheid? Niets, toch? Dat is niet gek
als je kijkt naar de verschuivingen in de marginale druk, toch een van
de grote problemen in ons belastingstelsel. Aan de bovenkant zie je door
de tariefverlaging een klein effect, maar voor de lage inkomens en
middeninkomens is dat effect er niet of nauwelijks. Welke bijdrage
levert de btw-verhoging aan een eerlijker en beter stelsel? Welke
bijdrage levert de afschaffing van de dividendbelasting aan een
eerlijker en beter stelsel?
Mij frustreert dit. We lijken gevangen in de paradox van de
complexiteit, zoals ik eerder heb gezegd. Het stelsel is zo ingewikkeld,
dat het te ingewikkeld is om het te vereenvoudigen, met de problemen bij
de Belastingdienst als een van de oorzaken. Is de staatssecretaris het
met mij eens dat wij ons hierdoor niet moeten laten ontmoedigen? Is hij
bereid om als nieuwe staatssecretaris initiatieven te nemen om ondanks
het regeerakkoord het debat te stimuleren over een noodzakelijke
herziening van het belastingstelsel? De toeslagen, de inkomenspolitiek,
kijk naar de geweldige omvang van de verzilveringsproblemen, die
overigens weer vergroot worden door de voorstellen in het regeerakkoord.
Er is nog heel veel te doen aan een verbouwing van het belastingstelsel.
Wil de staatssecretaris daar vorderingen mee maken?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik aarzel een heel klein beetje, voorzitter, maar het is een vraag
richting u. Volgens mij hebben we over anderhalve week de Algemene
Financiële Beschouwingen. Dan kunnen we het echt ook over het hele
regeerakkoord hebben. Ik wil er ook nog wel een halfuurtje extra gaan
staan als mensen vragen aan mij of aan de collega's uit de
regeringspartijen hebben. Dat is allemaal het probleem niet. Maar ik
vind het wat onhandig dat we voor de regeringsverklaring al min of meer
het debat over het regeerakkoord aangaan. Dat is even een beetje de
aarzeling.
De voorzitter:
Het wordt nu een ordedebat. Ik geef eerst het woord aan mevrouw
Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
De doorgang van het Belastingplan verdient geen schoonheidsprijs. Wij
spreken hier immers met een staatssecretaris, ware het niet dat we
onderling debat voeren en dat we over een week vooral met de
staatssecretaris een debat voeren, voordat het debat over de
regeringsverklaring is geweest. Maar dat ligt niet aan de oppositie. En
dat ligt niet aan de mensen die het regeerakkoord willen bespreken. Dat
ligt aan het te lang onderhandelen en aan het feit dat we dit niet
konden uitstellen. Dus als welke fractie dan ook, of dat nou een
regerings- of een oppositiefractie is, wat wil zeggen over het
regeerakkoord, dan is dat heel erg terecht. De VVD heeft daar niet voor
gekozen, die heeft het enkel en alleen bij het Belastingplan gelaten.
Waar begon dit debat mee? Met een staatssecretaris die aankondigde wat
er nog allemaal aankomt. Als je het allemaal netjes had willen doen, zeg
ik tegen de heer Omtzigt, dan was het vandaag niet doorgegaan. U heeft
dat wel gewenst. Er is een meerderheid die dat heeft gedaan. Niet
mekkeren dan over de inbreng van de Kamer!
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, ik heb een punt van orde. In de procedurevergadering heeft
het CDA …
De voorzitter:
Even wachten nu. Ik merk dat er in dit overleg een ordedebat komt. Ik
begrijp wel waar dat vandaan komt, maar ik vind ook dat iedereen dan
even het woord moet krijgen. Dan kunnen we concluderen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik word hier op iets aangesproken. We hebben twee schema's voorgelegd
gekregen. Ik heb voor het tweede schema gestemd, en dat was het schema
waarbij we volgende week maandag zouden beginnen en alles een week
zouden opschuiven, juist om dit te voorkomen en juist om het wel over
het regeerakkoord te kunnen hebben. Een aantal oppositiepartijen heeft
expliciet vandaag het debat willen voeren. Dat vind ik prima, maar je
kunt mij niet verwijten dat ik niet gezegd heb: laten we het een week
uitstellen, juist om die vragen te kunnen stellen.
De voorzitter:
De heer Omtzigt maakt zijn punt. Laten we dit even afmaken. Ik zag nog
meer vingers. Ik wil nog even zeggen dat we proberen om hier op een
pragmatische wijze met het Belastingplan om te gaan. Ik hoop dat dit
mogelijk is en roep iedereen ertoe op om te proberen dat ook te doen.
Dat gezegd hebbend, geef ik het woord aan de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Dat we vandaag in deze rommelige sfeer het debat hebben, is
niet aan de Kamer te wijten. Dat is aan de formerende partijen. Ik vind
het echt wel heel zenuwachtig en krampachtig om bij een paar inleidende
zinnen van een collega direct aan de bel te trekken alsof die collega
zijn woorden niet mag gebruiken. Ik vind dat echt ongepast. Het staat
ieder Kamerlid vrij om bij elk debat zijn of haar inbreng te leveren. Ik
ben ook weleens wat minder gelukkig als collega's wat zeggen. Ik vind
dat iedereen daar vrij in is, en daar sta ik ook voor, ook als
volksvertegenwoordiger. Ik vind ook dat de heer Omtzigt dat zou moeten
doen. Ik zal zelf ook een paar algemene opmerkingen maken. Dat is ook
niet anders te doen, want we behandelen hier een deel van de wetgeving
van het Belastingplan, maar er komt nog een heel deel aan. Dat kun je
niet knippen, dat kun je niet helemaal los van elkaar zien. Ik wil ook
die ruimte hebben. Ik vind het zeer terecht dat we vandaag het debat
hebben. Maar we krijgen nog zeven wetten. Die moeten allemaal in een
paar weken door de Kamer worden gejast. Ik moet nog zien of dat
überhaupt en qua uitvoeringstoetsen een beetje fatsoenlijk kan. Het is
dus maar goed dat we vandaag in ieder geval het eerste stuk al doen.
Maar een collega die gewoon een algemene introductie geeft, dan zo de
maat nemen! U kunt hem gewoon inhoudelijk interrumperen. Doet u dat
dan!
De voorzitter:
Wie wil verder nog het woord? Ik zie de heer Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil even vaststellen dat wij ook voor uitstel
waren en dat wij het vandaag dan ook alleen over het Belastingplan gaan
hebben.
De voorzitter:
We hebben vorige week de procedurevergadering gehad. We hebben de opties
op een rij gezet. Kunnen we het uitstellen? Komen we dan zelf niet in de
knel? Komen onze collega's in de Eerste Kamer niet in de knel? Komt de
Belastingdienst niet in de eerste knel? We hebben afgesproken om het zo
te doen. Dat is tegelijkertijd pragmatisch en politiek. Ik roep ook
iedereen op om zich een beetje in acht te nemen, maar ik begrijp wel dat
mensen in algemene zin iets willen zeggen over de belastingen. Daarvoor
zijn wij politici. Ik geef het woord dus weer aan de heer Snels om zijn
betoog te vervolgen.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter, na enige verbazing over dit interruptiedebatje.
Hoe je het ook wendt of keert, het debat over het Belastingplan is toch
het belangrijkste debat dat wij als financieel woordvoerders over
fiscaal beleid hebben. Dat we daar een politiek debat van maken, lijkt
me dus vanzelfsprekend. Bovendien geeft de staatssecretaris pas volgende
week antwoord, dus hij heeft een week de tijd om na te denken over hoe
hij mijn vragen gaat beantwoorden. Ik ben zeer benieuwd. Ik ben ook
benieuwd óf hij ze gaat beantwoorden. Als hij dat niet doet, zal ik hem
daaraan houden. Maar ik was toch al klaar met mijn inleidende
opmerkingen. Nu gaan we dus door naar de wat meer concrete opmerkingen,
die nog steeds vrij algemeen zijn, zoals ik u vast kan mededelen.
De inkomenspolitiek is een beetje ingewikkeld, want dit Belastingplan
maakt natuurlijk nog deel uit van het koopkrachtpakket van het vorige
kabinet. Het zijn deels nieuwe maatregelen en deels maatregelen die
onderdeel zijn van het vorige regeerakkoord. In de Macro Economische
Verkenning zien we dat de hoogste inkomens er het meeste op vooruitgaan
en lage inkomens wat minder. Dat is een deel van een wat langduriger
trend van ongelijkheid die toeneemt, niet alleen door autonome
economische ontwikkelingen, maar ook door beleid: een lastenverlichting
voor de hoogste inkomens. Ik overweeg hierover amendementen in te
dienen, bijvoorbeeld om het tarief van de eerste schijf te verlagen door
het terugdraaien van de verlenging van de derde schijf. Maar ik wil dan
ook wel graag kunnen kijken naar de wetsvoorstellen over de
arbeidskorting, de ouderenkorting en de combinatiekorting. Dat is nog
een extra reden om haast te maken met de nota van wijziging, zodat de
Kamer ook kan amenderen. Het gaat er niet alleen om dat de
belastingwetgeving snel door de Kamer gaat, maar wij mogen er ook wat
van vinden en wijzigingen voorstellen.
Ik kom bij de vermogens. Hetzelfde geldt voor de
vermogensrendementsheffing, die is aangekondigd in het regeerakkoord. De
staatssecretaris heeft aangekondigd dat er een nota van wijziging komt.
Daar moeten we op wachten. Over het voorstel zelf zeg ik dat ik niet
zozeer bezwaar heb tegen de verhoging van de belastingvrije voet. Ik
vind het goed dat we ook kleine spaarders tegemoetkomen. Ik heb er wel
wat moeite mee dat de voorstellen uiteindelijk betekenen dat de
opbrengsten uit vermogen gaan dalen, terwijl Nederland al een land is
waar de belastingen op kapitaal — het vermogen is onderdeel daarvan — al
heel erg laag zijn in vergelijking met andere Europese landen. Het is
ook een land waar de vermogensongelijkheid vrij groot is. Wat is het
oordeel van de staatssecretaris hierover? Ook hier zou ik de nota van
wijziging willen zien om amendementen te kunnen voorbereiden.
In het Belastingplan zit een tijdelijke — voor twee jaar — verhoging van
de energiebelasting, die volgt uit het energieakkoord. De opbrengsten
worden gebruikt voor stimulering van energiebesparing in de huursector.
Natuurlijk steunt mijn fractie de vergroening van het stelsel, maar de
verdeling begint te knellen. Grote bedrijven betalen minder door
vrijstellingen en lagere tarieven dan kleine bedrijven of huishoudens.
De opslag van duurzame energie is wat mijn fractie betreft te veel
gericht op huishoudens en te weinig op bedrijven. Ik hoor van de
staatssecretaris graag een analyse van en een visie op deze verdeling.
Ik zie dat het nieuwe regeerakkoord stevige ambities heeft voor
klimaatbeleid, maar we moeten het draagvlak vergroten. Dat kan alleen
als de grootste vervuilers ook echt gaan betalen en de energierekening
van huishoudens, zeker die met lage inkomens, niet voortdurend toeneemt;
graag een reactie. Een concrete maatregel uit dit Belastingplan betreft
een 50/50-verdeling in de verhoging van de energiebelasting. Ook hier
overweeg ik een amendement om deze verdeling aan te passen en budgettair
neutraal te houden.
Dan kom ik bij de geneesmiddelen. Ik begrijp waarom de aanscherping van
de voorwaarden voor toepassing van het verlaagde btw-tarief als reactie
op de Hoge Raad — de zonnebrand en de tandpasta — in deze
wetsvoorstellen zit. De directe budgettaire derving van 30 miljoen en
mogelijk een veel grotere derving zijn niet de bedoeling. Ik begrijp ook
dat het voor de Belastingdienst prettig is om niet meer individueel te
hoeven toetsen of een product kwalificeert als geneesmiddel. Dat is niet
de taak van de Belastingdienst. En toch is er nu sprake van
overshooting. Een opbrengst van ruim 40 miljoen betekent dat deze
maatregelen gevolgen hebben voor genees- en hulpmiddelen die eerst wel,
maar nu niet meer onder het lagere tarief vallen en dus gevolgen hebben
voor burgers. Ik zou graag van de staatssecretaris horen of het klopt
dat medische hulpmiddelen, zoals middelen tegen acne, huidaandoeningen,
blaasontsteking, brandend maagzuur, hoesten en diarree door dit voorstel
in het verhoogde btw-tarief komen te vallen. Zo ja, is hij daar dan
gelukkig mee? Ik niet. Hierbij zou in onze ogen de drempel voor gebruik
zo laag mogelijk moeten liggen. Wij willen toch graag dat niemand geremd
wordt om dergelijke hulpmiddelen te gebruiken? Is de staatssecretaris
dat met GroenLinks eens?
Uiteraard is er een wetenschappelijk verschil tussen geneesmiddelen en
medische hulpmiddelen, maar de vraag is in hoeverre ze ook anders
behandeld dienen te worden. Zoals in de nota naar aanleiding van het
verslag staat, is in het ene geval het medische hulpmiddel effectiever
en in het andere geval het geneesmiddel. De staatssecretaris gaf aan in
de nota naar aanleiding van het verslag dat een fabrikant zich moet
wenden tot het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en moet kunnen
aantonen dat het werkingsmechanisme metabool, immunologisch of
farmacologisch is. Maken wij hiermee de drempel niet te hoog? Er zijn
alternatieven overwogen, onder anderen door Neprofarm, VNO-NCW en
MKB-Nederland. Waarom is er niet toch gekozen voor alternatieven voor
dit voorstel, dat volgens de fractie van GroenLinks toch iets te veel
aan overshooting doet?
Dan kom ik op de 0% btw op zeeschepen. Wij zijn ons ervan bewust dat het
hierbij slechts gaat om het in lijn brengen van de Nederlandse
regelgeving met de EU-regelgeving, maar het gaat om een merkwaardig
voorstel. Ik krijg een beetje het gevoel dat in Europa het verkeerde
debat wordt gevoerd, zeker als je kijkt naar de klimaatdoelen die in
Parijs zijn afgesproken. Ten eerste noem ik het principe waar wij als
GroenLinks heilig in geloven: de vervuiler betaalt! Is de
staatssecretaris het met ons eens dat grote schepen op volle zee gezien
zouden moeten worden als grote vervuilers? Is het dan niet gek dat bij
zeeschepen over bijvoorbeeld brandstof geen btw hoeft te worden
afgedragen? Hoe zien de internationale afspraken omtrent het heffen van
belasting op zeeschepen in het algemeen eruit? Speelt vergroening daarin
überhaupt een rol?
Uiteraard gaan deze vragen niet over het concrete voorstel uit het
Nederlandse Belastingplan, maar wij zouden toch graag horen hoe de
staatssecretaris hiertegen aankijkt, zeker omdat het over
grensoverschrijdende fiscale zaken gaat.
Merkwaardig is het effect op de veerdiensten tussen de Waddeneilanden.
Collega De Vries sprak er al over.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Naar de Waddeneilanden ...
De heer Snels (GroenLinks):
Ja, naar de Waddeneilanden. In de antwoorden staat dat alle landen
hieraan moeten voldoen, ook Griekenland of Italië. Het gaat hier ook om
de definitie van volle zee. Dat is ook een Europese definitie. Omdat de
veren niet op volle zee komen, komen ze niet in aanmerking voor het
nultarief. Dat is niet goed voor de veerdiensten en het is niet goed
voor de mensen die ervan afhankelijk zijn. Is er niet in Europa gekeken
of dat niet anders kan? Bijvoorbeeld door veren in de definitie van
volle zee mee te nemen? Wij krijgen als Kamerleden veel vragen van de
Waddeneilanden. Ik kan mij voorstellen dat dit ook in andere landen zo
is. Is hiervoor niet een oplossing te vinden? Toch een vrijstelling of
een zekere vorm van compensatie, in welke vorm dan ook?
Dan kom ik bij de invordering. Ik neem even als inleiding het
vereenvoudigde derdenbeslag en het fiscaal verzet samen. Eigenlijk gaat
het hierbij om een wat fundamenteler probleem met de wijze waarop de
overheid optreedt en bijvoorbeeld de wijze waarop de overheid bijdraagt
aan het in problemen komen van mensen en kleine bedrijven en zij mensen
ook in de schulden duwt. De Rekenkamer heeft hierover gepubliceerd. De
Ombudsman heeft dat gedaan in 2013 en 2016. Overheidsbeleid is zo
complex dat mensen door de overheid in de schulden raken. Onlangs
verscheen het Manifest Schuldvrij! Als je eenmaal in de schulden komt,
raak je er niet meer vanaf. De Belastingdienst draagt hieraan bij.
Onderkent de staatssecretaris dit? De Belastingdienst wordt in het
manifest getypeerd als een meedogenloze incassomachine. Hoe beoordeelt
de staatssecretaris deze kwalificatie? Dit is wat GroenLinks betreft een
van de grote thema's waarop een wat veelomvattender antwoord van het
kabinet zou moeten komen. Dit gaat ten koste van het vertrouwen dat
mensen in de overheid en in de politiek hebben. Waarom niet een wat
groter plan, dat kijkt naar de dienstverlening van de overheid en hoe
die te verbeteren en mensen echt te helpen? Daarom verbaast het mij
eigenlijk dat deze twee lossere voorstellen in dit wetsvoorstel
staan.
Ik ga concreter in op de concrete voorstellen. Ten eerste de uitbreiding
reikwijdte vereenvoudigd derdenbeslag. De Raad van State heeft
geadviseerd om de uitbreiding van de belastinginvordering te beperken
tot concreet omschreven gevallen die in de praktijk vaak voorkomen.
GroenLinks heeft, net als de VVD, gevraagd aan de staatssecretaris
waarom aan dit advies geen opvolging wordt gegeven. De staatssecretaris
gaf aan dat er twee redenen zijn om de maatregel niet te beperken tot
concreet omschreven gevallen. De eerste is efficiëntiewinst en de tweede
is dat dit ook voor belastingschuldigen een verbetering is, vanwege
lagere kosten. Daarnaast schrijft de staatssecretaris dat de procedure
van het derdenbeslag met de voorgestelde maatregel slechts wordt
vereenvoudigd, maar dat de bevoegdheden van de Belastingdienst niet
worden uitgebreid.
Als ik dit zo bekijk, dan lijkt het er dus op dat zowel de kosten voor
de Belastingdienst omlaag gaan als ook de kosten voor de
belastingschuldige, terwijl de bevoegdheden van de Belastingdienst niet
worden uitgebreid. Klopt deze analyse? Heb ik het bij het rechte eind?
En kan de staatssecretaris bevestigen en garanderen dat er voor
belastingplichtigen geen nadelige gevolgen zijn van deze uitbreiding? Ik
doel met name op burgers en kleine bedrijven die al in de schulden
zitten. Mij valt op dat het argument dat gebruikt wordt voor deze
maatregel de efficiëntiewinst is bij de Belastingdienst, en niet de
dienstverlening aan burgers en bedrijven. Dat zou ik graag omgekeerd
willen zien.
Vervallen schorsende werking fiscaal verzet. Wij begrijpen dat het voor
de Belastingdienst vervelend is dat er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt
van het fiscaal verzet, zeker nu het aantal verzetsprocedures in de
afgelopen jaren is toegenomen. Toch hebben wij er als GroenLinks bezwaar
tegen dat de bewijslast hier eigenlijk wordt omgekeerd. In het nieuwe
voorstel moet de belastingschuldige zelf naar de rechter voor een
schorsende werking, terwijl het nu de belastingontvanger is die naar de
rechter moet om de schorsende werking ongedaan te maken. Hoe zit het
eigenlijk met de mogelijkheden die er nu al zijn voor de
belastingontvanger? Klopt het dat de belastingontvanger ook nu al naar
de rechter kan stappen om de schorsende werking ongedaan te maken? Klopt
het bovendien dat een verzet niet kan zijn gegrond op het niet ontvangen
hebben van een belastingaanslag, aanmaning of een dwangbevel, of op het
feit dat de belastingaanslag te hoog zou zijn vastgesteld? Klopt het ook
dat de belastingontvanger de schorsende werking aan het verzet inmiddels
al kan ontzeggen, met toestemming van de rechter, indien de
belastingplichtige het verzet alleen heeft ingesteld om de boel uit te
stellen en dus misbruik maakt van het recht?
Hoe zit het met de rechtspositie van de belastingschuldige in het nieuwe
voorstel? De staatssecretaris geeft aan dat de rechtspositie van de
belastingschuldige niet wordt verzwakt, omdat de belastingschuldige zelf
naar de rechter kan stappen met het verzoek om schorsende werking te
verlenen aan het verzet. Maar maken we met deze extra rechtsgang de
drempel niet te hoog voor de belastingschuldige? Worden de belangen van
belastingschuldigen hier niet te veel ondergeschikt gemaakt aan het
terugdringen van oneigenlijk gebruik van de maatregel? Klopt het dat het
hier uiteindelijk maar gaat om een besparing van €350.000 per jaar?
Rechtvaardigt deze besparing de extra drempel voor valide gevallen in
voldoende mate?
Kortom, GroenLinks heeft bezwaren bij dit voorstel en zal dan ook graag
van de staatssecretaris horen of er geen andere manieren zijn om te
zorgen dat de Belastingdienst minder tijd en geld kwijt is aan onnodige
vertraging. Zijn er al andere voorstellen onderzocht, bijvoorbeeld om
het verzet geen schorsende werking te geven als er overduidelijk sprake
is van een niet-onderbouwd verzoek?
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Van Rooij.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, dank u wel. Wij spreken vandaag over de wijze van
behandeling van het Belastingplan 2018. Er komt een nota van wijziging
met al bekende voorstellen uit het regeerakkoord met betrekking tot box
3, verhoging van de vrijstelling en een aanpassing van de
berekeningswijze voor het rendement. Allemaal tot uw dienst, omdat het
welkome lastenverlichtingen zijn en daar kan niemand bezwaar tegen
hebben, mits het nog uitvoerbaar is, met een tijdige voorbereiding, door
de veelgeplaagde Belastingdienst. Ik kom daar straks in een andere
context op terug. Deze wijziging is blijkbaar uitvoerbaar.
De 50PLUS-fractie heeft een aantal vragen over de te volgen procedure
met betrekking tot de nota van wijziging. Ik zal het korter houden dan
ik aanvankelijk van plan was. De reden is dat er een geruchtmakend
voorstel is dat deel zou moeten uitmaken van het Belastingplan 2019,
maar dat nu al ingediend wordt bij het Belastingplan 2018, terwijl het
pas ingaat in 2019. Dat zal nu ook moeten worden behandeld bij het plan
dat wij nu bespreken. Officieel weet de Tweede Kamer nog van niets en
kunnen we het dus ook niet inhoudelijk behandelen. Toch wil ik er nu
over spreken, omdat er na indiening nog nauwelijks tijd is om er
fatsoenlijk over te debatteren. Ik verwijs kort naar de eerdere
discussie onder ons. De 50PLUS-fractie wil nu weten wat ons de komende
weken en dagen te wachten staat. Daar zullen wij ook in de commissie
verder over spreken.
Voorzitter. Er is afgelopen vrijdag al een tipje van de sluier
opgelicht. Wat weten we dan zowaar al wel? Na afloop van de eerste
ministerraad werd ons via de media het volgende compte gedaan. Ik citeer
het ANP-bericht: "De aflosboete voor huizenbezitters wordt niet eerder
ingevoerd dan in 2019, zoals in het regeerakkoord staat. Wel begint het
kabinet al met de voorbereiding van de zogenaamde Wet Hillen omdat de
Belastingdienst daar extra tijd voor nodig heeft, aldus de
staatssecretaris die middag na de Ministerraad."
Blijkbaar is het zo dat systemen van de Belastingdienst daar een
beslissende rol in spelen. Dat lijkt mij een drogreden en ik zal dat
uitleggen. Ik heb nog nooit zo'n smoes gehoord. Elk jaar, ja elk jaar,
moet de Eerste Kamer zich haasten om het Belastingplan met daarin wat
uitvoeringswijzigingen voor de jaarwisseling, ergens half december, af
te doen. De Belastingdienst heeft vervolgens twee weken de tijd om de
uitvoering ter hand te nemen. Voor de wet-Hillen zal echter meer dan een
jaar nodig zijn, maar de wet-Hillen beslaat nog geen A4'tje. Het is
juist een heel simpele wet. Toch zouden de belastingcomputers er een
jaar voor nodig hebben om dat te kunnen verwerken. Kan de regering geen
betere smoes bedenken of kan zij niet gewoon toegeven dat zij bang is
voor de stem des volks, aangezien er volgend jaar maart
gemeenteraadsverkiezingen zijn, er een jaar later verkiezingen zijn voor
de Provinciale Staten en beide van groot belang zijn voor de
zetelverdeling in de senaat? Het zal nu aan de orde komen, vlak voor de
gemeenteraadsverkiezingen. Of het zal over een jaar aan de orde komen,
vlak voor de verkiezingen van de Provinciale Staten.
De voorzitter:
De heer Van Weyenberg. Ik vermoed dat ik zijn interruptie kan
voorspellen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik laat het complotdenken met liefde aan de heer Van Rooijen. Ik probeer
mijn vraag algemeen te stellen. Vaak hebben we hier met elkaar debatten
over hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de Belastingdienst zijn werk kan
doen. De heer Van Rooijen zegt: ja, maar normaal gesproken doen we
dingen. Soms doen we die nog enkele weken voor de jaardatum.
Ja, maar dan gaat het over aanpassing van een bedrag of van een
percentage. Die leidt in de voorlopige aangifte overigens ook al tot
allerlei complicaties. Hier gaat het om een systeemwijziging. Dat de
heer Van Rooijen niet voor deze maatregel is, is zijn goed recht en ik
snap dat hij liever meer tijd had gehad voor de behandeling. Maar ik
vind het een beetje moeizaam om nu te doen alsof dit iets is wat je met
een druk op de knop doet. Als de Belastingdienst zelf aangeeft — ik
vraag dit aan de oud-staatssecretaris van Financiën die dit vaak zelf
ook aangaf in dit soort debatten — dat hij die tijd gewoon nodig heeft
om systemen aan te passen, dan past het toch niet om de Belastingdienst
zo in een kwaad daglicht te stellen? Dat staat los van de vraag of je
voor of tegen de maatregel bent. Dat is volledig de keuze van de heer
Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
In de eerste plaats stel ik de Belastingdienst niet in een kwaad
daglicht.
De heer Van Weyenberg (D66):
De staatssecretaris.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
U moet toch het onderscheid weten te maken tussen de verantwoordelijke
bewindsman en de uitvoerende ambtenaren? Daar hebben we het eerder over
gehad, dus dit is een ietwat kinderlijke opmerking. Ik kom terug op het
argument dat ik op tafel leg. Het valt mij op dat de heer Van Weyenberg
hier de rol van de staatssecretaris overneemt door nu al antwoord te
geven op mijn vraag. Ik had de vraag aan de staatssecretaris gesteld. De
heer Van Weyenberg zal dit debat straks wel met mij en de
staatssecretaris gaan voeren. Meneer Van Weyenberg, ik heb slechts
gevraagd hoeveel tijd de Belastingdienst nodig heeft om dit met de
computers te regelen. Als de staatssecretaris mij ervan kan overtuigen
dat de Belastingdienst dat voor een ordelijke uitvoering nodig heeft,
zal ik als eerste … Mag ik even uitspreken, meneer Van Weyenberg? U wilt
alweer …
De voorzitter:
Dat bepaal ik wel.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dan zal ik daar als eerste zorgvuldig rekenschap van geven. Maar ik
geloof op geen enkele manier — het spijt mij voor de heer Van Weyenberg,
maar ik heb daar enigszins verstand van; dat moet hij toch wel weten —
dat voor wijziging van één A4'tje een jaar nodig is. Als dat waar is,
moet ik constateren — de heer Wiebes is weg — dat de Belastingdienst nu
een immens probleem heeft met het doorvoeren van zelfs de meest simpele
wetswijziging. Dit is geen systeemwijziging. De Belastingdienst hoeft
slechts in het systeem van het eigen woningforfait voor mensen die geen
schulden meer hebben, elk jaar 3 1/3% toe te voegen maal de huurwaarde.
Dat kan zelfs iemand op de middelbare school al doen met een
apparaatje.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik merk dat de heer Van Rooijen hier heel opgewonden van raakt. Als de
heer Van Rooijen een gewone vraag had gesteld aan de staatssecretaris,
had u mij hier niet gehoord. Als hij had gevraagd "moet dit nou echt,
want ik vind dit ingewikkeld", had u mij niet gehoord. De stelling was
dat de heer Van Rooijen in zijn inbreng zei: dit is totale flauwekul.
Hij zei het daarna nog eens: een middelbare scholier kan het. Ik denk
dat de heer Van Rooijen de boel onderschat. Maar ik ben blij met mijn
vraag, omdat het antwoord nu in ieder geval een ander geformuleerde
vraag van de heer Van Rooijen aan de staatssecretaris bevat, namelijk:
legt u mij uit of het veel tijd kost. Dat lijkt mij de goede
formulering. Eerlijk gezegd vrees ik dat het niet zo eenvoudig is als de
heer Van Rooijen denkt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Nu geeft de heer Van Weyenberg alweer een antwoord dat de
staatssecretaris mij moet geven. Hij geeft nu in tweede instantie toe
dat hij mijn vraag goed had begrepen, maar dat bedoelde ik in eerste
instantie ook al. Ik wil van de staatssecretaris alleen maar weten of
het uitvoerbaar is. Ik heb een schot voor de boeg gegeven dat ik mij
niet kan voorstellen dat het zo is en daarom heb ik het een smoes
genoemd.
De voorzitter:
Dat is helder. De heer Van Rooijen gaat achterover zitten. Hij kan ook
weer naar voren gaan zitten, want ik verzoek hem zijn betoog te
vervolgen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
...
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De microfoon!
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Die heb ik eigenlijk niet nodig, maar voor de luisteraar en de kijker
uiteraard wel.
Afgezien van discussies met de staatsecretaris en met de collega's, waar
ik mij op verheug, denk ik dat ik met de heer Van Weyenberg de komende
jaren elk debat een forse discussie zal hebben die ik graag tegemoetzie.
Maar ik hoop wel dat hij mij af en toe laat uitspreken.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik liet de heer Van Rooijen met plezier uitspreken. Ik adviseer de heer
Van Rooijen om af en toe een vraag te stellen en niet meteen al het
antwoord in de vraag te leggen. Maar ook dat is geheel aan hem.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik dacht dat ik over de inhoud en de strekking van mijn eigen vragen ga.
Ook daar wil ik geen enkele bemoeienis van de heer Van Weyenberg
bij.
De voorzitter:
Volgens mij heeft u beiden uw punt gemaakt. Zoals al eerder is gezegd,
zitten we hier in een wat bijzondere situatie. Er is nog geen
wetsvoorstel, maar toch vinden we er al wat van. Dat is op zichzelf al
knap. Ik geef het woord aan de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, dank u wel. Ik vervolg mijn betoog met de vraag wat er gaat
gebeuren met de wet-Hillen. Komt er een voorstel tot afschaffing en zo
ja, is dat in de vorm van een nota van wijziging of een apart
wetsvoorstel?
De voorzitter:
Laat u niet afleiden, mijnheer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik word ook geïnterrumpeerd op een niet-officiële wijze. Dat vind ik
niet zo handig.
De voorzitter:
Nee, laat u niet afleiden door die jonkies!
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik herhaal de vraag nog maar even over de wet-Hillen. Komt er een nota
van wijziging of een apart wetsvoorstel? Dat is de hamvraag.
Ik wijs erop dat de wet-Hillen destijds met een eigenstandig
wetsvoorstel tot stand is gekomen. Dat betekent volgens de
50PLUS-fractie dat ook de eventuele afschaffing van de wet-Hillen, de
intrekking van de wet, met een eigenstandig wetsvoorstel moet worden
geregeld. Dat is niet alleen de mening van mijn fractie, maar ook in het
algemeen het unanieme standpunt van de Eerste Kamer, die na ons aan bod
is. Omineus is dat dat standpunt is vastgelegd in de motie-Hoekstra c.s.
op stuk nr. 34300 op letter O, die met algemene stemmen is aanvaard in
november 2015. De motie-Hoekstra was mede — ja, het kan verkeren in de
politiek — ondertekend door mij. De heer Hoekstra heeft de oversteek
gemaakt van de senaat naar het kabinet en ik heb op een wat meer
bescheiden wijze de oversteek van de senaat naar de Tweede Kamer
gemaakt. Daarmee was ik hem ook nog even voor. Het slot van de motie
luidt: verzoekt de regering zich in het vervolg te onthouden van een
dergelijke koppeling. Het ging over het koppelen van twee totaal
verschillende wetsvoorstellen die ook nog op verschillende jaren
betrekking hadden.
Volgens mij is er geen ontkomen aan met de motie-Hoekstra. Dit kan niet
anders betekenen dan dat een voorstel inzake de wet-Hillen bezien moet
worden in het licht van deze motie. Het kabinet, minister Hoekstra en
staatssecretaris Snel zijn naar mijn mening gehouden deze motie uit te
voeren. 50PLUS vindt dit een eigenstandig voorstel in de zin van de
motie-Hoekstra. Dat klemt temeer, omdat in dit geval sprake is van een
voorstel, net als toen bij box 3, dat pas een jaar later ingaat.
Afsluitend is mijn vraag: is de staatssecretaris dat met ons eens? Graag
een klip-en-klaar antwoord.
Ik kom op de vraag: wat is de betekenis van het woord "voorbereiden",
waar het kabinet vorige week vrijdagmiddag over sprak? Het wekt de
indruk dat het louter voorbereiden is. "Voorbereiden" is taalkundig iets
anders dan het indienen van een definitief voorstel ter behandeling en
goedkeuring door de Tweede Kamer in de komende twee weken in het kader
van het Belastingplan 2018. Of zie ik dat verkeerd? Graag een antwoord.
Vooralsnog vind ik dat hier staatsrechtelijk geen sprake is van een
wijziging maar van een nieuw voorstel, dat als zodanig moet worden
behandeld en dus ook geen onderdeel kan zijn van het
Belastingplan.
Voorzitter. Het gaat hier om een lastenverzwaring van niet minder dan
1,1 miljard voor mensen die hun hypotheek hebben afgelost of bijna
hebben afgelost. Bovendien raakt het een relatief kleine groep: meer dan
1 miljard voor een relatief kleine groep bezitters van een eigen woning,
namelijk minder dan 1 miljoen bezitters van een eigen woning op een
totaal van ruim 4 miljoen bezitters van een eigen woning. Die groep van
een kleine 1 miljoen eigenwoningbezitters die getroffen zouden worden,
zou de extra belasting van ruim 1 miljard moeten opbrengen, waarbij veel
meer dan de helft van die groep bestaat uit ouderen die zuinig hebben
geleefd om hun oude dag in te gaan zonder hypotheekschuld. Het zou gaan
om 500.000 ouderen. Kan de staatssecretaris meer precieze cijfers geven
over de totale groep die getroffen wordt en de groep ouderen? KBO-PCOB
sprak er onlangs zelfs over dat twee derde van de groep zou bestaan uit
ouderen.
Aanvankelijk bedroeg de lastenverzwaring zelfs 1,4 miljard, voordat
besloten werd tot verlaging van het eigenwoningforfait met 20% tot 0,6%.
Ik heb kort voor het bekend worden van het regeerakkoord het voorstel
tot afschaffen van de wet-Hillen de "aflosboete" genoemd, en dat woord
is inmiddels een gevleugeld begrip geworden, niet in het minst omdat het
precies aangeeft wat het is: een boete op het aflossen van de hypotheek.
Mensen zijn boos, verontwaardigd en woedend omdat zij het oneerlijk en
onrechtvaardig vinden dat mensen die gevraagd werd hun hypotheek af te
lossen, nu worden gestraft in plaats van beloond. Het vrijstellen van de
bijtelling was beloofd en vastgelegd in de wet. Zij dachten dat dat
zeker was en zou blijven. Het is een boete, een straf op het aflossen
van de hypotheek.
De wet-Hillen had immers tot doel het aflossen te bevorderen door na
aflossing geen bijtelling op het inkomen meer toe te passen. Volgens de
toelichting destijds was de motivering van het voorstel vooral om te
zorgen dat ouderen later beter in staat zouden zijn de stijgende
zorgkosten te kunnen betalen. Ouderen zijn gaan aflossen met het
vooruitzicht van geen bijtelling en hebben daarvoor zuinig geleefd. Zij
zijn veelal niet meer met vakantie gegaan, hebben geen nieuwe auto
aangeschaft of hebben andere grote aankopen zo lang mogelijk uitgesteld
en hebben in het algemeen alles gedaan om de vaste lasten fors te
verlagen voor de ingang van de verdiende oude dag. Zo voorzichtig zijn
de meeste ouderen, die ook nog de armoede van kort na de oorlog hebben
gekend, met veelal een AOW, een klein pensioen maar gelukkig wel al heel
lang een eigen huis of huisje. Het lijkt dat ze dat niet meer wordt
gegund. Hillen had een waarlijk vooruitziende blik: zelf spaarzaam zijn
voor de toekomst. De wet-Hillen heeft voortreffelijk zijn werk gedaan en
doet dat nog steeds. De wet voldoet dus nog steeds aan het gestelde
doel. En waarom intrekken, zo vraag ik dan. Het getuigt van cynisme dat
juist deze wet, die aan zijn doel beantwoordt, zou moeten worden
afgeschaft.
Rutte riep in Etten-Leur op een VVD-bijeenkomst de dag na het bekend
worden van het regeerakkoord dat de wet te duur wordt maar dat hij zelf
de afschaffing niet had verzonnen. Het kwam niet van hem — excuustruus.
Stoere taal, maar hij weet niet waar hij over praat. De eerste die garen
spint bij versneld aflossen …
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, maakt u rustig uw betoog over de heer Rutte af, maar
mijn vraag is: is het nou in de geest van hoe we hebben afgesproken dat
we dit wetsvoorstel willen behandelen? Dat is: laten we behandelen wat
al voorligt, kijken wat er de komende weken nog komt en dan daarover
spreken. Ik begrijp dat u een groot deel van uw spreektijd wenst te
besteden aan de wet-Hillen. Dat mag natuurlijk. We bedrijven ook
politiek. Maar mijn vraag aan u: is dit nou in de geest van wat we
hebben afgesproken?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja voorzitter, ik dacht dat ik aan mijn begin van het betoog had
aangegeven dat we de gelegenheid niet meer zullen krijgen om te praten
over een nota van wijziging die er nu nog niet is. En als die er is,
hebben we niet meer redelijkerwijs de kans om er nog over te
praten.
De voorzitter:
Laat ik er even rustig naar kijken: de kans om erover te spreken is nog
deze week, bij de regeringsverklaring. Er komen nog de Algemene
Financiële Beschouwingen en er komt ook nog de nota van wijziging. Er
zijn hierna dus nog drie gelegenheden.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De Algemene Beschouwingen en de Financiële Beschouwingen met hun
beperkte spreektijd voor mijn fractievoorzitter en mij bieden niet de
gelegenheid om zo'n fundamenteel vraagstuk, in twee minuten, aan de orde
te stellen. Bij de behandeling van het Belastingplan is het eigenlijk al
veel te laat en zijn we al twee, drie weken verder.
De voorzitter:
Ik …
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik begrijp uw vraag, maar u wilde mijn antwoord.
De voorzitter:
We hebben bij een wetgevingsoverleg geen limiet op spreektijden, zodat
iedereen precies kan vertellen wat hij of zij wil. De plannen kunnen we
dus zorgvuldig behandelen. Dat geldt ook hier, bij het Belastingplan.
Als er een nota van wijziging komt, krijgt u alle kans om daar in de
rest van het overleg iets van te vinden, al moeten we doorgaan tot in de
nacht. Ik zal het niet afkappen, omdat we de regel hebben dat
wetgevingsoverleggen zonder spreektijd zijn. Maar ik proef het ongemak
bij de collega's van u, die langzamerhand denken: moeten we daar nou op
reageren of niet? Mijn verzoek aan u is dus als volgt. Wilt u het
misschien kort houden over de Wet-Hillen — u krijgt nog een aantal
kansen om daarover te spreken — want dan kunnen we verdergaan met de
voorstellen die we als Kamer wel hebben?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik begrijp uw opmerking en ik begrijp ook wel dat collega's daar wat
moeite mee hebben, maar het gaat hier om een voorstel dat zo diep
ingrijpt bij een kleine groep, dat ik niet bereid ben om daar overnight,
zoals het kabinet daar dadelijk ook mee komt, aan het slot, buiten de
Algemene Financiële Beschouwingen, misschien in de randen van de nacht
van een volgend plenair debat, iets over te zeggen. Dat zou een paar
dagen of de dag voor de stemmingen zijn, tenzij er een apart
wetgevingsoverleg komt, waar ik overigens voor zal zijn. Ik wil op
voorhand laten weten wat de 50PLUS-fractie van dit voorstel vindt. Ik
heb aangegeven dat dit ook volgend jaar in het Belastingplan had gekund
en dat ik niet overtuigd ben van de uitvoeringsproblemen. Dan moet u mij
nu niet vragen om daar maar over te zwijgen, omdat ik daar anders pas op
het laatste moment, om twee voor twaalf, toch nog wel wat over kan
zeggen als mosterd na de maaltijd.
De voorzitter:
Even voor alle helderheid: niemand wil u hierover laten zwijgen. Dat
hebben we net ook geconcludeerd in dat korte ordedebat. Iedereen staat
het natuurlijk vrij om politiek te bedrijven. Daarvoor zitten we hier
ook; dat weten we van elkaar. De vraag is of dit in verhouding staat tot
de geest van dit overleg. Dat is mijn vraag aan u. Eigenlijk is het een
retorische vraag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, als u goed luistert — het blijkt dat u dat doet — dan is het
duidelijk dat wij die nota van wijziging überhaupt niet willen. En die
nota van wijziging ligt er nog niet. Wij zijn hier op het voetbalveld en
we staan niet ergens in de kleedkamer. Het spel is op de wagen.
Vrijdagmiddag hebben wij officieel gehoord dat er een voorstel komt. We
kennen het nog niet. Gelet op het feit dat het er nog niet ligt, lijkt
het mij goed om het signaal te geven dat het er niet moet komen,
daargelaten wat de Raad van State gaat doen. En als het er volgende week
dan eindelijk ligt, dan is het tweede wetgevingsoverleg, waarin de
staatssecretaris aan bod komt, niet erg geschikt en moet er een derde
wetgevingsoverleg komen. Dat is er wellicht pas een week later, vlak
voor de plenaire behandeling en de stemming. Dat vind ik geen
fatsoenlijke procedure. Ik roep in herinnering dat ooit de freule
Wttewaall van Stoetwegen heeft gezegd: dit is gekkenwerk.
De voorzitter:
Mijnheer Van Rooijen, volgens mij heeft u uw punt wel helder gemaakt.
Althans op mij komt het helder over. We hebben een procedure afgesproken
en mijn verzoek is of u zich zo veel mogelijk aan de geest van die
procedure wilt houden. Ik ga u hier niet verbieden om daarover het woord
te voeren — dat wil ik niet en kan ik niet eens — maar ik denk wel dat u
ermee recht zou doen aan de inzet en de verwachtingen van
collega's.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar over een niet ingediend voorstel is door de premier — inmiddels
hebben we Rutte III, toen was dat Rutte II — gezegd: het voorstel kwam
niet van mij en het wordt ook te duur. Daarop interrumpeerde u mij en
daar reageer ik nu op. U kunt het mij toch niet kwalijk nemen dat de
minister-president van kabinet-Rutte II dingen zegt, waarbij hij
eigenlijk al voor zijn beurt spreekt, namelijk over Rutte III. Ik ga
daarop in en verwijs ook even naar een officiële mededeling van
vrijdagmiddag, en dan wordt mij gevraagd om nog twee weken mijn mond te
houden. Dat doe ik niet!
De voorzitter:
Nee. Ik ben heel duidelijk: niemand verwacht dat u uw mond houdt. Dat
heeft u ook niet gedaan. Het gaat alleen om de verhoudingen waarin we
dit voorstel behandelen. Mijn vraag is of u wilt voortgaan met uw
betoog, maar niet dan nadat ik het woord heb gegeven aan de heer
Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik heb toch even de behoefte om te reageren. Het betoog van de heer Van
Rooijen begint natuurlijk een beetje op een filibuster over de
wet-Hillen te lijken, maar ik wil wel aangeven dat ik daar geen moeite
mee heb. Mijn fractie heeft andere opvattingen over de wijze waarop het
eigen huis in de fiscaliteit behandeld moet worden, maar toch ben ik het
met de heer Van Rooijen eens dat dit voorstel ook gaat over het
vertrouwen van mensen in de politiek en over de wijze waarop de politiek
met het eigen huis omgaat. Als u als voorzitter zegt dat de leden moeite
hebben met de wijze waarop de heer Van Rooijen zijn betoog voert, wil ik
gezegd hebben dat ik dat niet heb.
De voorzitter:
Dank aan de heer Snels. Ik geef het woord weer aan de heer Van
Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, dank. Het is wat lastig om het in te korten. Daar ben ik
uiteraard graag toe bereid, want er komen nog wel gelegenheden om de
zaak verder uit te diepen. Toch wil ik de essentie van het betoog voor
het voetlicht brengen.
Het kabinet-Rutte III is door de 50PLUS-fractie al eerder het
anti-ouderenkabinet genoemd. Dat wordt op de eerste dag al door de
feiten gestaafd. Niet alleen Rutte II, maar nu ook Rutte III, beschouwt
ouderen als tweederangsburgers die wel mee moeten betalen aan het zuur,
maar die niet mogen genieten van het zoet. De vrijstelling van het
eigenwoningforfait wordt de ouderen afgepakt. Het voorstel wordt
goedgepraat met de lange overgangstermijn, maar dat is slechts een
doekje voor het bloeden. Het is een soort goedmakertje dat het
schrijnende karakter van het voorstel niet kan verhullen; het is een
schaamlap. Bovendien weten de mensen dat de politiek met een handomdraai
de overgangstermijn weer kan verkorten van 30 jaar naar 20 jaar of zelfs
naar 10 jaar of 5 jaar. Ik hoef slechts te verwijzen naar de verkorting
van de overgangstermijn bij de verlaging van het tarief waartegen de
hypotheekrente kon worden afgetrokken. Dat werd gedaan door Rutte III —
juist, ja! Zo'n toezegging van 20 jaar of in dit geval 30 jaar heeft de
waarde van "een scheet in een netje", zoals de toenmalige PvdA-voorman
Jaap Burger het ooit uitdrukte. De ouderen onder ons zullen zich die
uitspraak herinneren.
Er is grote woede bij de mensen, en dat over een voorstel dat er nog
niet eens is en pas over een jaar zal ingaan. Hoe is het mogelijk dat in
Nederland alle partijen — kijk maar naar Maurice de Hond — een negatieve
score geven aan dit voorstel? Zelfs de VVD doet dat; of misschien júíst
de VVD, maar dan een beetje. Dat geeft toch aan dat de woede over een
voorstel dat er nog niet eens is en pas over een jaar zal ingaan, heel
groot is bij de mensen? Waarom doet men dit dan, zo vraagt mijn fractie
zich af. 50PLUS heeft met de aanval op de aflosboete een bom gelegd die
het kabinet zo snel mogelijk wil demonteren met het oog op de
verkiezingen van de gemeenteraden in 2018. 50PLUS mag daar geen garen
bij spinnen. De verlenging van 20 jaar naar 30 jaar, in een voetnoot,
was al een vreselijke kniebuiging naar 50PLUS. Het verzet in de VVD- en
de CDA-achterban mag niet te lang duren en niet verder toenemen.
Bovendien zal afschaffen van de wet-Hillen bij het Belastingplan 2019,
november volgend jaar, kort voor de verkiezingen van de Provinciale
Staten zijn. Dat is al helemaal zelfmoord als men nu slechts een
meerderheid van één zetel in de senaat heeft. Dat perspectief moet nu al
een gruwel zijn voor met name VVD en CDA. 50PLUS concludeert dat het
nieuwe kabinet nu al bang is voor de kiezer. Alles is politiek, zou ik
willen zeggen. In dat geval is de wet-Hillen daarvan nu al de
dupe.
De aflosboete is een gebroken verkiezingsbelofte rond de eigen woning.
Het grote belang van de wet-Hillen van 2003 is dat de politiek en de
wetgever kozen voor de burger. De voorgenomen afschaffing van de
wet-Hillen getuigt van uitsluitend denken aan de schatkist, in plaats
van aan de burger, iets wat toen wel gebeurde, maar nu dus niet. Dat
vinden wij eigenlijk het meest zorgelijke aan de aflosboete.
Ik zal een paar punten heel kort aanraken. Er is schade voor de burger.
Een kleine groep moet offers brengen voor een grote groep. Het gaat om
500.000 ouderen. Een onbetrouwbare overheid. Onduidelijke berekeningen.
En nou komt-ie: het is ook regelrechte discriminatie tussen
aflossingsvrije hypotheken, waarbij aflossing kan worden uitgesteld, en
hypotheken met verplichte aflossing, waarbij dat niet meer mogelijk is.
Hoe is dat te verdedigen? De gevolgen voor de woningmarkt zijn tot
dusver op geen enkele manier in beeld gebracht.
Het eigen huis is om in te wonen. Het is een bezit en geen vermogen,
zeker geen vrij vermogen. De vraag is of het eigen huis misschien zelfs
gedefiscaliseerd zou moeten worden door het geheel uit de
inkomstenbelasting te halen. Zolang de eigen woning deel uitmaakt van de
inkomstenbelasting blijft de dreiging van een steeds zwaardere belasting
op de eigen woning.
Voorzitter. Ik rond af.
De voorzitter:
Dank, maar dat doet u niet dan nadat de heer Van Weyenberg u nog een
vraag heeft gesteld.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben even in verwarring. Ik meen te moeten opmaken uit de inbreng van
de heer Van Rooijen dat hij niet zo'n fan is van dit onderdeel van het
regeerakkoord. Ik begrijp dat mensen zeggen: ik heb afgelost en nu
vervalt volgens het regeerakkoord in 30 stapjes de wet-Hillen. Maar ik
hoor de heer Van Rooijen steeds zeggen dat dit alleen ouderen raakt,
maar zijn laatste punt over de discriminatie leek mij daarmee in
tegenspraak. Ik denk overigens dat die laatste opmerking van de heer Van
Rooijen klopt. Kan hij het volgende bevestigen? Als je nu 20 jaar of 25
jaar bent en je koopt een huis, dan moet je tegenwoordig aflossen.
Vroeger was dat niet zo. Als we niets zouden veranderen aan de
wet-Hillen zou je dan, net zo goed als ik, in aanmerking komen voor de
wet-Hillen. Je kunt dus voor of tegen de wet-Hillen zijn, maar het idee
dat die huidige jongeren niet zou raken, maar alleen ouderen, zoals de
heer Van Rooijen lijkt te impliceren, kan ik niet helemaal volgen. Maar
misschien heb ik hem verkeerd begrepen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Deze vraag is heel terecht. Die roept mijn opmerking uiteraard ook op.
Het is waar dat degenen die nu verplicht aflossen, een ander regime
hebben dan degenen die een aflossingsvrije hypotheek hebben. Ik heb erop
willen wijzen — ik had dat anders nog even willen toelichten, maar dat
zal ik nu niet doen — dat meer dan de helft van de hypotheken nu
aflossingsvrij is. De heer Lennarts van de Rabobank heeft dat onlangs
ook bekendgemaakt, maar dat zijn ook de feiten. Meer dan de helft van de
hypotheken is aflossingsvrij. Dat betekent dat degenen die een
aflossingsvrije hypotheek hebben, de aflossing nog steeds kunnen blijven
uitstellen, zeker aan het eind van de rit, en daardoor aan de bijtelling
kunnen ontkomen die er dadelijk komt door de afschaffing van de
wet-Hillen.
Mijn punt was juist dat degenen die een verplichte aflossing hebben, in
30 jaar — het was aanvankelijk 20 jaar, en misschien wordt het straks
wel 10 jaar — in de fuik lopen van de gevolgen van de afschaffing van de
wet-Hillen. Op die mensen doelt de heer Van Weyenberg, heel
begrijpelijk; dat zijn ook de jongeren, die alleen een hypotheek met een
verplichte aflossing af kunnen sluiten. Mijn opmerking was juist bedoeld
om aan te geven dat de jongeren en de werkenden op een andere manier
worden behandeld dan degenen die een aflossingsvrije hypotheek hebben,
maar die nog niet afgelost hebben.
Ik zou met de heer Van Weyenberg willen spreken over degenen die al
afgelost hebben. Dat is de andere categorie. Dat zijn voornamelijk
ouderen. De staatssecretaris zal dat volgende week allemaal precies
toelichten. Wij hebben daar ook vragen over gesteld, maar die zijn
begrijpelijkerwijs nog niet beantwoord. Het gaat om een kleine miljoen
bezitters van eigen woningen die van de wet-Hillen gebruikmaken. Naar
schatting gaat het bij in ieder geval ongeveer de helft daarvan, 500.000
mensen, om ouderen. Volgens de KBO-PCOB zou het zelfs gaan om twee
derde. Dat even in antwoord op de heer Van Weyenberg. Ik dank hem voor
zijn vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dan constateer ik dat, als je niets doet, in de toekomst eigenlijk
iedereen die volgens het nieuwe regime de hypotheekrente kan aftrekken
van zijn inkomstenbelasting, en dus aflost — want dat is tegenwoordig de
eis — ook nog van de wet-Hillen zou kunnen profiteren, terwijl hij
eigenlijk al afgelost heeft, en dat eigenlijk wel moet om die
hypotheekrenteaftrek te krijgen. Ik vind de maatregel in die zin
logisch. Dat zal de heer Van Rooijen niet verbazen. Maar ik ben blij met
deze nuancering, want anders zou het beeld kunnen ontstaan dat dit
vooral ouderen raakt. Volgens mij profiteren juist ook heel veel
toekomstige gevallen, mensen die nu moeten aflossen, straks niet meer
van de wet-Hillen. Dit heeft dus effect op verschillende
generaties.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Als je het over generaties gaat hebben, wordt het altijd heel
ingewikkeld. Ik heb geprobeerd een derde categorie te maken, naast de
twee die ik noemde. Voor jongeren of mensen van middelbare leeftijd die
een hypotheek met een verplichte aflossing hebben, betekent het dat het
effect van de afschaffing van de wet-Hillen pas op heel lange termijn
zichtbaar is, aangezien die hypotheek dan in de regel in 30 jaar moet
worden afgelost, ook voor de jongeren. Het is dus niet zo dat degenen
die morgen verplicht aflossen daardoor snel de hele hypotheek hebben
afgelost. Daar mogen ze 30 jaar over doen. Jongeren van 25 zijn dus al
55 voordat ze de volle werking van de wet-Hillen voelen.
Ik heb het over de mensen die nu al veel ouder zijn dan 55, de ouderen.
De overheid zei destijds tegen hen: wilt u alstublieft sneller aflossen?
Hillen zei daarbij: dan kun je ook nog sparen voor je zorgkosten. Nu
worden minstens 500.000 van die ouderen in één keer, met terugwerkende
kracht, als een overval bij nacht, gestraft voor het feit dat ze keurig
deden wat de politiek en de wet van hen verwachtten. Voor die mensen is
er geen overgangsregeling en geen andere compensatie.
Laat ik het ten slotte nog zo zeggen: degenen die last hebben van de
hypotheekrenteaftrekbeperking van Rutte III, de veel snellere afbouw van
het hoge naar het lage tarief, worden als groep — let wel: ik zeg "als
groep", niet individueel — integraal gecompenseerd door de verlaging van
het eigenwoningforfait. De hypotheekrenteaftrekbeperking levert een fors
bedrag op, zeg 1,5 miljard. Dat wordt door een verlaging van het
eigenwoningforfait voor de mensen met schulden integraal gecompenseerd.
En wat hebben we hier? De mensen die geen schulden hebben, krijgen per
saldo een lastenverzwaring van 1,5 miljard. Met andere woorden:
miljoenen Nederlanders met schulden krijgen een belastingverzwaring die
volledig wordt gecompenseerd, terwijl de mensen die geen schulden meer
hebben, onder wie 500.000 ouderen, worden gestraft met een grote
belastingverzwaring die 1,5 miljard gaat kosten. Ik voorspel u: die
overgangstermijn zal over een paar jaar al maximaal tien, zo niet vijf
jaar zijn, net als bij de hypotheekrente nu. Dat is een onverdiende,
onrechtvaardige zaak. Ik vind dat eigenlijk onbehoorlijk bestuur.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind de hoeveelheid energie die de heer Van Rooijen heeft
bewonderenswaardig. Hij is hier heel duidelijk heel erg tegen. Ik denk
dat je ook argumenten kunt aanvoeren die aantonen waarom het wat
eerlijker is. Ik hoop van harte dat de heer Van Rooijen dezelfde energie
zal hebben als maatregelen worden getroffen waardoor huurders worden
geraakt en waarbij je juist zult zien dat de oudere die gewoon een
aangepaste woning nodig heeft, echt tegen een plafond aan wordt gejaagd,
terwijl daar de afschaffing van de wet-Hillen net niet valt. Want dat
treft nog veel meer ouderen.
De voorzitter:
Mijnheer Van Rooijen. Dit was geen vraag, maar volgens mij roept dit om
een reactie.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dank voor de opmerking van mevrouw Leijten. Mevrouw Leijten, maakt u
zich geen zorgen. Als wij ons ergens zorgen over maken, dan is het over
alle generaties, waaronder de ouderen. En als wij het over de ouderen
hebben, hebben wij het niet alleen over de mensen in welke financiële
omstandigheid dan ook, maar uiteraard ook over de ouderen met een laag
inkomen en een huurwoning. Wij zullen elkaar in het debat wat dat
betreft nog vaak gaan steunen.
Mevrouw Leijten (SP):
Het is dan goed dat ik de heer Van Rooijen misschien gelegenheid heb
gegeven om zijn inbreng wat te verbreden. Ik zou denken dat het nu is
alsof 50PLUS het alleen opneemt voor degenen die hun huis hebben
afbetaald, die 50+ zijn of misschien wel ouder en die een
overgangsregime van 30 jaar krijgen. Kijk ik naar de huurverhoging en
naar wat er in de afgelopen jaren is gebeurd, dan zie ik dat 50PLUS erg
afwezig is geweest. Ik heb gezien wat er allemaal is gebeurd met de
verschuiving van de lasten van het collectief naar bijvoorbeeld de zieke
medemens. Ik vind dat 50PLUS ook daarbij behoorlijk afwezig is geweest.
Laat dit een aansporing zijn voor de heer Van Rooijen om de energie die
hij heeft en die ik bewonder, wat meer te spreiden over alle
ouderen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dit vind ik een beetje een flauwe opmerking. Mij wordt al verweten dat
ik één punt uit een breder debat licht en nu zegt mevrouw Leijten: u mag
eigenlijk niet over één ding praten, want u moet over alles praten.
Gelukkig geven de Algemene Politieke Beschouwingen en de Financiële
Beschouwingen daar wel uitvoerig de gelegenheid voor. Mevrouw Leijten
kan ervan verzekerd zijn dat de komende maanden en jaren niet alleen via
mijn mond wordt gesproken over de situatie van de ouderen, alle ouderen,
en al onze kinderen en kleinkinderen. Ik zal dat ook heel concreet doen
bij voorstellen die wij bespreken, onder andere bij de voorstellen voor
de verhoging van de btw van het lage tarief naar het hoge tarief. Samen
met de SP, GroenLinks en de Partij van de Arbeid vormen wij daarvoor al
een front. Dus maakt u zich geen zorgen. Het zal altijd en-en zijn:
eigenwoningbezitter en huurder, alle onderwerpen op hun tijd en in
samenhang.
De voorzitter:
Mijnheer Van Rooijen, u kunt verdergaan met uw betoog.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter. Als u het goed vindt, wil ik nog even iets zeggen. Ik
moet even kijken waar ik de papieren gelaten heb. Ik kan ze nu even niet
vinden, maar dan doe ik het wel even uit mijn hoofd. Dat is ook niet zo
moeilijk bij een beleidsarm belastingpakket.
De verzilveringsproblematiek is een problematiek die grote aandacht
verdient. Collega Omtzigt heeft daar in het verleden ook uitvoerig op
gewezen. Wij willen de staatssecretaris nogmaals vragen hoe wij daarmee
om moeten gaan. De stukken en de antwoorden die het CDA heeft gekregen,
mevrouw Leijten, wijzen uit dat de ouderen bij de
verzilveringsproblematiek de grootste slachtoffers zijn. Ongeveer een
kwart van de ouderen kan geen gebruikmaken van de ouderenkorting en de
heffingskortingen. Bij een tweepersoonshuishouden gaat het zelfs om meer
dan €600. Pas als je een pensioen hebt van €3.500 — ik zeg het uit mijn
hoofd — kun je volledig verzilveren. Voor een alleenstaande gaat het bij
het niet verzilveren om €200, maar gelukkig kan de alleenstaande al bij
een pensioen van €1.100 volledig verzilveren. Dit is een schrijnend
probleem.
Een tweede punt is nu nog niet opgelost, maar wel in het regeerakkoord:
de afbouw van de ouderenkorting. Ik ga er nu niet over spreken, maar
sinds ik in de senaat zit heb ik grote steun van een aantal partijen,
waaronder het CDA, gekregen voor een motie die pleitte voor de afbouw
van de ouderenkorting, niet schielijk maar geleidelijk. De afbouw is nu
een valluik: als je €1 boven de grens zit, raak je €1.300 netto kwijt. U
moet het zich voorstellen: je hebt een inkomen van ruim €35.000, vult je
biljet keurig in en door een nieuw, heel klein pensioentje — je hebt er
misschien wel drie — van €7,40 per jaar, dat keurig in de computer gaat,
wordt je inkomen met €7,40 verhoogd. Dan krijg je een boete van €1.300.
Aan dat schrijnende onrecht — ik hoop dat ik het toch mag zeggen voor de
ouderen — heeft het kabinet de afgelopen twee jaar niets gedaan, ondanks
dat de motie is aangenomen. Net als andere moties die ik voor de ouderen
indiende met andere partijen, werd deze motie door het motorblok van
Partij van de Arbeid, VVD, GroenLinks en D66 bij voorbaat afgewezen, zij
het dat deze moties dan toch de meerderheid haalden met de andere
partijen. Wij zijn blij met wat er in het regeerakkoord staat. Op andere
punten zullen we ook constructief zijn en blijdschap tonen waar daar
sprake van is. Het nieuwe kabinet komt gelukkig met een afbouw van de
ouderenkorting, zij het dat — en daar gaan we weer — die afbouw heel
schraal wordt, terwijl de afbouw van de arbeidskorting 3% per jaar is.
Bij de ouderenkorting gaat dat met een tempo van 15% per jaar. Die wordt
in de range tussen €35.000 en €46.000 afgebouwd, terwijl er bij de
arbeidskorting een veel langer traject is. Daar zullen wij uiteraard op
terugkomen.
Een ander punt dat hier, en uiteraard ook in de senaat, eerder gespeeld
heeft, is de ouderentoeslag. Dat is weer een voorbeeld van hoe de
ouderen fiscaal altijd als tweederangsburgers worden behandeld. Ik kwam
net in de senaat en had het maar net in de gaten toen de ouderentoeslag
in een belastingplan zat maar pas een jaar later in werking zou treden.
De parallel met de wet-Hillen dringt zich op, maar om een heel andere
reden. De ouderentoeslag was voor mensen met een beperkt vermogen en een
heel laag inkomen een stuk vrijstelling van vermogen. In de Tweede Kamer
hebben fracties, waaronder het CDA, tot mijn vreugde er alles aan gedaan
om schrappen ervan voorkomen. Dat is niet gelukt, niet in de Tweede
Kamer en niet in de Eerste Kamer. In de regeling voor dit jaar werden,
als gevolg van het schrappen van de ouderentoeslag, ineens een aantal
ouderen met een klein vermogen als rijk beschouwd. Die hadden nu ineens
tweeënhalf ton vermogen terwijl het daarvoor nul was. Het lijkt op het
"wel of geen bijtelling" van de wet-Hillen. Het betekent dat hun
toeslagen aanzienlijk zouden worden teruggebracht. Men heeft twee jaar
later eindelijk in de gaten waarvoor wij toen al hadden gewaarschuwd:
als gevolg van het schrappen van de ouderentoeslag zouden de huur- en
zorgtoeslag dalen. Dat gaat men nu gelukkig repareren. Overigens merk ik
daarbij op dat als je de wet-Hillen afschaft, je een fictieve bijtelling
in je inkomen krijgt, wat ook gevolgen zal hebben voor de zorg- en
huurtoeslag. Die gevolgen zullen moeten worden gerepareerd. Ik zal
daarover later intensief discussiëren met de staatssecretaris. Dat wat
betreft de ouderentoeslag, die dus met 180 miljoen aan lastenverzwaring
wordt doorgevoerd.
Ik heb nog een punt over de kleine bijtelling bij de wet-Hillen. We
hebben nu al een regeling waarbij de renteaftrek tegen een lager
percentage plaatsvindt dan de bijtelling van het inkomen voor de eigen
woning. Door het dalende aftrektarief heeft dat tot een kleine
bijtelling geleid. Dat is toch wel heel raar. Het CDA heeft er een paar
jaar geleden al een amendement over ingediend en er onlangs nog vragen
over gesteld. Wij vragen de staatssecretaris of daar alsnog iets aan
gedaan kan worden. Wij zullen daar volgende week uiteraard op
terugkomen.
Een ander, soortgelijk probleempje betreft box 3. Doordat een
progressief tarief is ingevoerd bij box 3 kan het indirect voor de
tweede, buitenlandse eigen woning, vanwege het progressievoorbehoud,
komen tot een bijheffing in Nederland. Dat lijkt mij in strijd met de
belastingverdragen die de belastingheffing op een woning uitsluitend
toewijzen aan het land waar het vastgoed gevestigd is.
Voorzitter. Ten slotte twee zaken die toch van belang zijn. De eerste
vind ik de belangrijkste; ik kijk ook even naar collega Bruins, die daar
ook aandacht voor zal vragen, denk ik. Er is een zogenaamde
getto-uitkering. Ik ben daarover benaderd door de mensen die het raakt.
Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld. Het antwoord van de
staatssecretaris was dat de getto-uitkering in Nederland gewoon wordt
belast. In Duitsland is die vrij, maar in Nederland wordt die belast. Ik
zal verder geen formele aanduiding geven van waarop de belastingheffing
in Nederland dan zou rusten, want dan zou ik een nogal pijnlijke
verwoording moeten gebruiken. Ik wil de staatssecretaris alleen vragen
om nogmaals te kijken of hij die zogenaamde getto-uitkering uit de
inkomstenbelasting kan halen.
Ten slotte. Er zijn 61.000 ouderen — daar gaan we weer — die door de
wijziging van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland in een
keer een forse Nederlandse belasting moeten gaan betalen. Het betreft de
mensen met kleine pensioenen tot €15.000. Belastingheffing hierover is
aan Nederland toegewezen, dus zij moeten daar fors over gaan betalen,
meer dan destijds bij de verdragswijziging was bedoeld, voeg ik daaraan
toe. In die zin zijn het dus nieuwe ontwikkelingen, van daarna. Ik vraag
de staatssecretaris om hier nog eens goed naar te kijken. Ik verwijs
daarbij naar de antwoorden die de staatssecretaris heeft gegeven op
vragen van de SP.
De heer Nijboer (PvdA):
Allereerst mijn complimenten aan de heer Van Rooijen. Laat u de mond
niet snoeren, zou ik zeggen. We zijn een parlement en de wetgeving die
nu voorligt is rommelig genoeg, dus ik vind het goed dat u gewoon de
ruimte neemt om uw punten te maken. Ik heb wel één vraag over de
voorstellen die nu voorliggen. U heeft ervoor gekozen om daar
inhoudelijk — het is een boel techniek — niet heel veel over te zeggen.
Kan ik daaruit afleiden dat het Belastingplan zoals het nu voorligt, dus
zonder al die zaken die nog zijn aangekondigd, de steun heeft van de
50PLUS-fractie?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Doordat ik uitvoerig moest stilstaan bij iets wat nog niet op tafel
ligt, maar te laat op tafel komt, heb ik mij wat moeten beperken. Ik
geef nog geen oordeel over het hele Belastingplan. Ik heb al gezegd dat
wij de verhoging van de vermogensvrijstelling, alsmede de berekening van
het rendement zullen steunen. Dat is duidelijk. Wij zullen bij het
volgende wetgevingsoverleg maar met name bij het plenaire debat ook op
andere zaken ingaan. Dat zijn de keuzes die wij maken. Wij hebben ervoor
gekozen om de afschaffing van de wet-Hillen nu al voor het voetlicht te
brengen, maar wij zullen de diverse specifieke voorstellen uitgebreid
behandelen in het plenaire debat, waarin ook onbeperkte spreektijd is.
Daar zal ik dat uitvoerig doen, maar ik ben blij met de vraag van de
heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Natuurlijk maken we pas aan het einde van een debat onze eindafweging
over een wet; anders hebben antwoorden ook geen zin. Maar het is wel
gebruikelijk dat je in de eerste termijn, als zo'n wet voorligt, je
zorgen en je hoofdpunten voor het voetlicht brengt. Ik kan me goed
voorstellen dat de heer Van Rooijen de afweging heeft gemaakt dat de
wet-Hillen zo belangrijk is, dat hij daar zijn spreektijd aan wil
besteden — dat vind ik ook heel legitiem — maar dat betekent denk ik wel
dat hij op de andere onderdelen geen fundamentele of heel grote bezwaren
zal hebben. Of komen die volgende week dan toch in een keer om de hoek
kijken? We voeren een debat, dus dat moeten we wel een beetje weten. Ik
ben niet eens een coalitiepartij, maar ik ben als collega wel
nieuwsgierig wat u hiervan vindt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik zal daar volgende week maandag, bij het tweede wetgevingsoverleg, op
terugkomen, want ik begrijp de vraag van de heer Nijboer volkomen. De
tweede termijn van de Kamer, na het antwoord van de staatssecretaris,
geeft daar ook ampel tijd voor. Ik zeg hem toe dat we dat ook in het
plenaire debat zullen doen. Ik heb al wel een aantal zorgen geuit. Ik
heb ook aangegeven dat wij amendementen zullen indienen. Die zijn al in
bewerking en hebben onder andere betrekking op de ouderenkorting en de
ouderentoeslag. In die zin heb ik er al over gesproken. Ten slotte — dat
wil ik hier dan ook wel alvast melden — zullen wij ook een amendement
indienen over de Bosbelasting, de zogenaamde houdbaarheidsbijdrage die
een paar jaar geleden is ingevoerd omdat men vond dat ouderen op de een
of andere manier anders behandeld moesten worden.
Als dat mag, wil ik daar nog wel een vraag aan de staatssecretaris aan
toevoegen. Die was ik vergeten toen ik even de overstap maakte. Kan hij
volgende week ook nog een keer uitdrukkelijk toelichten hoe het
drieschijventarief voor de 65-plussers zal werken. We krijgen een
tweetaks, maar voor de ouderen is er een drietaks. Ik kom iedere dag
mensen tegen. Ik was zaterdagavond bij Willem II-Ajax en daar zijn veel
ouderen bij aanwezig. Dan wordt er in de rust en daarna door al die
mensen gevraagd: hoe zit het nou, mijnheer Van Rooijen, gaan wij nu 38%
betalen over de eerste €36.000? Toen heb ik gezegd: nee, maar dat staat
wat onduidelijk in het regeerakkoord in een zinnetje tussen haken.
Daarin staat: nota bene met behoud van het tarief van de eerste en
tweede schijf voor de AOW'ers. Daarbij is overigens niet bekend wat de
precieze inkomensgrenzen van die schijven zijn. De Bosbelasting ging in
bij de overgang van de tweede naar de derde schijf. Die zijn weg. Dus nu
zal de Bosbelasting betekenen dat de mensen, de ouderen — daar gaan we
weer: alweer alleen de ouderen — met de Bosbelasting veel sneller naar
het toptarief fietsen. En dat is geen topinkomen, maar een inkomen van
€67.000.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben gewoon even geïnteresseerd in wat de heer Van Rooijen vindt over
het Belastingplan dat nu voorligt. De 50PLUS-fractie heeft geen inbreng
geleverd bij de schriftelijke vragen rondom dit Belastingplan. Er was
weinig inbreng, zal ik maar zeggen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, wel inbreng!
De voorzitter:
Dat is een feitelijkheid, dat kunnen we gewoon nagaan.
De heer Omtzigt (CDA):
Nou, de regering bedankt in de eerste regel van de beantwoording voor de
vragen, maar daar zitten weinig vragen van 50PLUS bij. Laat ik het dan
zo zeggen. Ik zou gewoon graag van de heer Van Rooijen willen horen hoe
hij denkt over de btw op geneesmiddelen die van 6% naar 21% gaat, over
het afschaffen van de inkeerregeling en over de maatregelen rondom de
schenk- en erfbelasting, zodat wij een idee hebben hoe hij tegenover
deze drie — mwah — niet zulke kleine punten uit het Belastingplan
staat.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Net zoals ik over mijn eigen spreektekst ga, ga ik over mijn
eigen vragen. Ik vind niet dat de heer Omtzigt een waardeoordeel moet
hechten aan het aantal en nog minder aan de kwaliteit van de vragen. We
hebben wel degelijk vragen gesteld. Daar gaan we ook bij de
beantwoording, voor zover we die hebben gekregen, in plenair verband
verder mee. We hebben een gigantisch aantal vragen gesteld die niet
beantwoord zijn. Daar heb ik begrip voor, omdat ze eigenlijk een ander
voetbalveld raken, als u begrijpt wat ik bedoel. Wij hebben bij de
Miljoenennota en bij de MEV maar ook bij de begroting van Sociale Zaken
waarin het over de koopkracht gaat, 72 vragen gesteld, mijnheer Omtzigt.
Ik heb ze hier voor me. Alleen al bij de begroting van Sociale Zaken,
omdat daar de koopkracht onder valt! Die stel ik dus niet bij het
Belastingplan.
Ik zal nog even concreet ingaan op de door u genoemde punten. Wij
steunen — je kunt ook zeggen: wie zwijgt, stemt toe — de
geneesmiddelenkwestie. Als ik over zaken niet spreek, betekent dat in
dit geval dat wij daar als regel positief tegenover staan, al zal dat
niet voor alles gelden, omdat we uiteraard nog een tweede ronde en een
plenair debat krijgen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat is helder. Er is dus steun van 50PLUS voor de btw op geneesmiddelen,
de inkeerregeling en de schenk- en erfbelasting. Dat had ik niet
begrepen. Dus dank voor dat heldere antwoord.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb geantwoord op de vraag over de geneesmiddelen. Ik heb inderdaad
gezwegen over de andere twee punten. Dat betekent echter niet zonder
meer dat we daar geen opmerkingen over hebben.
De heer Omtzigt (CDA):
Dit is natuurlijk wel het debat. De regering legt een aantal
beleidsvoorstellen voor. Daar kun je het wel of niet mee eens zijn. We
hebben net een aantal beleidsvoornemens gehoord waar de heer Van Rooijen
het niet mee eens is. Dat is heel helder. Maar het is wel handig om een
indicatie te hebben van de mening van 50PLUS over het afschaffen van de
inkeerregeling of de maatregelen in de schenk- en erfbelasting. Dat zijn
onderwerpen die 50PLUS normaal gesproken aan het hart gaan. Ik ben
bewust gaan zitten op punten zoals de btw op geneesmiddelen, waarvan ik
dacht: daar zal ik de 50PLUS-fractie wel over horen. Kunnen wij gewoon
een indicatie krijgen van wat 50PLUS na een paar weken voorbereiding van
die punten vindt?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik vind het heel boeiend om te zien hoe intensief collega Omtzigt de
standpunten van 50PLUS wil weten. Dat is in het verleden weleens anders
geweest, maar dat even terzijde. Als ik geen vragen stel, betekent dat
in de eerste plaats dat ik daartoe geen aanleiding zie. In de tweede
plaats betekent het natuurlijk nog niet dat ik al een eindoordeel heb,
al geef ik erbij aan dat als ik ergens geen vragen over stel, u de
indruk mag krijgen dat wij in beginsel een positieve grondhouding
hebben.
De heer Snels (GroenLinks):
De belastingvoorstellen betreffen een scala aan maatregelen met heel
veel techniek. Ik begrijp dus dat 50PLUS die voorlopig voor een deel
even links laat liggen. Ik ben wel verbaasd over het volgende. Ik zoek
daar ook een opening. Ik heb zelf moeite met de voorstellen waardoor de
btw op genees- en hulpmiddelen omhooggaat en er enige overshooting bij
het wetsvoorstel zit. Ik zou het wel fijn vinden om met 50PLUS in
gesprek te kunnen om te bekijken of we hier nog aanpassingen kunnen
doen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dit is nou weer een heel constructieve discussie tussen collega's.
Voorstellen van de zijde van welke fractie dan ook, dus ook van
GroenLinks, zullen wij heel positief bejegenen. Ik sluit ook niet uit
dat wij nog een eigen voorstel maken, maar ik ben blij te horen dat
collega's ook mij vragen om positief mee te denken bij voorstellen die
zij nog zullen doen. Enige uitputtendheid heb ik hier vandaag niet
willen betrachten, zoals u hebt gemerkt.
De heer Snels (GroenLinks):
Dus als ik het goed begrijp, is de steun die u net gaf aan de verhoging
van de btw op genees- en hulpmiddelen dan toch weer een klein beetje
teruggetrokken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik moet het dan misschien nog duidelijker zeggen. Wij steunen dit
voorstel over de geneesmiddelen. Dat steunen wij. Dat betekent niet dat
er geen wijzigingen aan de orde kunnen komen, wellicht van fracties,
wellicht van het kabinet. Dat wachten we allemaal af voor het debat dat
we hebben. Op dit moment hebben wij geen vragen over het voorstel, omdat
de technische onderbouwing voor ons duidelijk is.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Edgar Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ik ga het niet hebben over de wet-Hillen, maar
dat is zeker geen reactie op of kwalificatie van de bijdrage van de heer
Van Rooijen; verre van dat zelfs. Binnen de PVV houden wij van passie
binnen de politiek. Ik moest vanochtend constateren dat het eerste
onderwerp wat technisch was, maar zeker na de bijdrage nu en de
interruptie van mevrouw Leijten daarop snap ik niet dat mensen mij
hebben voorspeld dat dit een heel saaie, technische commissie zou zijn.
Ik vind het hartstikke leuk tot dusver.
Dat gezegd hebbende: de gemiddelde burger in Nederland begrijpt weinig
tot niets van het belastingstelsel, en dat ligt niet aan de burger. Er
zijn veel te veel regels, toeslagen, kortingen et cetera. Helaas komen
er ook met dit Belastingplan weer wat bomen in het bos bij. Het vorige
Belastingplan was nogal uitgebreid. Het huidige is in verhouding
dunnetjes. Onder de streep is het resultaat echter toch hetzelfde: de
gewone Nederlander schiet er weinig tot niets mee op. Een tientje hier,
een paar euro's daar, maar de Nederlander die de afgelopen jaren heeft
mogen boeten voor de EU- en bankencrisis krijgt nog steeds geen echte
compensatie. We mogen toch ook constateren dat de Nederlander die
koopkracht heeft moeten inleveren om de massa-immigratie te betalen, nog
steeds in de kou staat. Want qua koopkracht schiet hij er in dit
Belastingplan dus niet veel mee op. Ik geef een paar voorbeelden. Een
alleenstaande die €30.000 per jaar verdient, gaat er €4 per maand op
vooruit. Een gezin van tweeverdieners met twee kinderen, waarvan de een
€45.000 bruto per jaar verdient en de ander €25.000, gaat er €11 per
maand op vooruit. Er gaan ook mensen op achteruit, zoals mijn buurman al
vertelde. AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen hoger dan €15.000
gaan er bruto per jaar op achteruit.
Voorzitter. Het belastingpakket voor 2018 bevat verder geen echte
belastingverlaging. Er komt geen herziening van de
vermogensrendementsheffing en er komt geen einde aan de absurde
belastingdruk op de middenklasse. Er wordt dus wederom niets gedaan aan
het feit dat iemand die door hard werken zijn brutoloon ziet stijgen, er
bijna niets aan overhoudt. Wel krijgen wij een verlenging van één jaar
van de verhoogde aftrek voor giften aan culturele instellingen. Nou,
jippie!. Daar zal Jan Modaal in Gouda blij van worden.
Voorzitter. Ook dit Belastingplan laat zien dat Rutte niets doet voor de
middenklasse. En dan moet Rutte III nog komen. Wij hebben allemaal de
plannen kunnen lezen en vandaag ook het een en ander gehoord. Daarmee
wordt voornamelijk aangegeven dat dit Belastingplan een heel beperkte
houdbaarheidsdatum heeft. Toch gaat de PVV, zoals in de commissie
besproken, vandaag slechts dit Belastingplan bespreken.
Voorzitter. Rutte II begint in dit Belastingplan met de constatering dat
uitkeringsgerechtigden en ook gepensioneerden erop achteruit dreigen te
gaan. Daarom treft men een aantal reparatiemaatregelen. Dat is
hartstikke goed en dat is mooi, maar waar blijft nu de reparatie van het
grootste ongemak, van de grootste fout in ons belastingstelsel? Ik heb
het over de sterk oplopende marginale druk. Vorig jaar werd hier bij de
bespreking van het Belastingplan geconstateerd dat de marginale druk in
de inkomstenbelasting enorm oploopt. Voor een modaal inkomen van €36.000
liep die op van 42% in 2013 naar 49,19% in 2017. Ook de minister moest
in april van dit jaar toegeven dat de gemiddelde marginale druk — de
gemiddelde dus — al was opgelopen tot 50%. Voor een paar honderdduizend
Nederlanders is het zelfs al 64%. Dit betekent dat iemand met een
minimumloon — ik heb het over cijfers van 2017 — van €20.000, die het
met hard werken lukt om een modaal inkomen te gaan verdienen, er
weliswaar bruto €16.000 op vooruitgaat, maar netto nog geen €4.000; in
totaal €3.856. Hoezo "werken moet lonen", vraag ik de
staatssecretaris.
Dit is vaker besproken. Dit is uitgezocht. Dit is nagerekend, ook in
deze commissie. Vorig jaar wilde iedereen beterschap. Vooral D66 en het
CDA wilden iets veranderen. Wij constateren vandaag dat in ieder geval
in dit Belastingplan er niets veranderd is. Dus verwacht de PVV vandaag
voorstellen van de nieuwe coalitie. Wij kunnen hier vandaag namelijk
alles wijzigen. De mensen die het vorig jaar wilden wijzigen, zitten nu
aan de knoppen. Ik hoop dat er vandaag voorstellen komen. Tot nu toe heb
ik ze nog niet gehoord.
Dan nog een fout, die vorig jaar ook is besproken. Een van de
belangrijkste spelers in deze commissie wil ik quoten, te weten de heer
Van Dijck. Hij zei vorig jaar: "Een koppel dat samen een modaal inkomen
verdient, heeft per maand €600 meer te besteden dan een kostwinner met
hetzelfde salaris. Hoe eerlijk is dat?" CDA en ChristenUnie waren het
vorig jaar volledig met de PVV eens dat dit niet eerlijk was. De
overheid moest inkomen naar draagkracht belasten. Dan de getallen voor
dit jaar. Een gezin waarin één kostwinner €40.000 verdient, betaalt
komend jaar €8.517 meer belasting dan een tweeverdienersgezin waarin
diezelfde €40.000 gezamenlijk wordt verdiend. Dus je betaalt €8.517
meer, terwijl je als gezin hetzelfde inkomen hebt. Weer stel ik dus
dezelfde vragen. Ik wacht op voorstellen, in ieder geval van het CDA en
de ChristenUnie, om dit vandaag, hier en nu, te wijzigen, want wij
kunnen dat nu oplossen. Zij zitten nu aan de knoppen.
Verder nog wat vragen en opmerkingen over een aantal specifieke punten,
het inkomensbeleid bijvoorbeeld. Voor een deel zijn de vragen al
gesteld, maar ik wil dat toch overdoen. Waarom wordt het verschil in
heffingsdruk voor alleenstaanden en samenwonenden vergroot? De algemene
ouderenkorting stijgt met €115, maar voor de alleenstaande oudere daalt
de alleenstaande ouderenkorting met €19 per jaar. Het is gewoon een
vraag.
En twee, nog een vraag. Waarom is er bij de algemene heffingskorting en
bij de arbeidskorting sprake van een geleidelijke afbouw naarmate het
inkomen bepaalde grenzen overschrijdt, maar valt de ouderenkorting
direct terug van €1.418 naar €72 zodra het verzamelinkomen €1 meer is,
in dit geval dan dus €36.057?
Dan de kansspelbelasting. Wij als PVV snappen niets van het plan om het
tarief voor de kansspelbelasting tijdelijk te verhogen. Tijdelijk. Er is
een gezegde, voorzitter: niets is zo permanent als een tijdelijke
belastingverhoging. Wij krijgen al jeuk van het woord "tijdelijk", omdat
we met zijn alleen wel weten dat dit waarschijnlijk niet meer ongedaan
wordt gemaakt. Maar het voornaamste is: klopt onze constatering dat het
probleem waarom dit moet worden ingevoerd, is veroorzaakt door onszelf,
de politiek? En vindt de staatssecretaris het dan terecht dat de branche
gaat betalen voor het feit dat de politiek te traag is met de
behandeling van de voorstellen? Ik hoor graag uw reactie.
Dan nog een opmerking. Als een meerderheid hier aan tafel doorzet dat
anderen moeten betalen voor onze eigen onkunde, dan hoop ik wel dat er
een meerderheid is om het woord "tijdelijk" te vervangen door een harde
einddatum.
De heer Omtzigt wil natuurlijk ook heel graag weten, kan ik mij zo
voorstellen, wat wij vinden van de aanscherping van de definitie van
geneesmiddelen. Ik hoor hem dat bevestigen. Ik ga dat nog niet
vertellen, maar ik ga daar wel een vraag over stellen. Het plan om de
definitie van geneesmiddelen aan te scherpen met de vereiste van een
handelsvergunning, zorgt ervoor dat een groot aantal van de
zelfzorgproducten per 1 januari duurder worden. Ze gaan namelijk van 6%
naar 21%. Wij als PVV willen graag weten hoe dat zich verhoudt met de
homeopathische middelen. Blijven middelen met een homeopathisch nummer
na implementatie van het Belastingplan 2018 onder het verlaagde tarief
of gaan ze ook naar 21%? Die vraag hebben wij eerder gesteld en we
kregen daarop heel veel woorden terug, maar geen antwoord. Dus ik
probeer het hier opnieuw, nu de staatssecretaris hier zit. Een heel
simpele vraag: wat wordt het btw-tarief van homeopathische middelen na
implementatie van het Belastingplan 2018?
Over de zeeschepen het volgende. Wij vinden dat een bar slecht voorstel
en je zult maar op de Waddeneilanden wonen en afhankelijk zijn van
veerdiensten! Nu weet ik wel dat er staat: niemand hoeft dit door te
belasten, maar het lijkt mij toch vrij logisch dat bedrijven hun lasten
doorberekenen aan de eindgebruiker. Ik vind het droevig om te moeten
constateren dat de regering niet eens poogt om dit voorstel te
beargumenteren. Het is een wetswijziging als gevolg van een aanmaning
van de Europese Commissie. Mij lijkt dat Nederland weer eens het
braafste jongetje van de klas wil zijn. Als je dan als kabinet ter
vergelijking andere landen noemt die ons als voorbeeld kunnen dienen,
wilt u dan voortaan alstublieft niet Griekenland als voorbeeld noemen?
Als er één land is waar ze echt geen belasting heffen, dan ... Ik hoor
mijn buurman Nijboer zeggen dat ze er veel eilanden hebben, en heel veel
veerboten hebben ze waarschijnlijk ook, maar hoe dan ook: het lijkt mij
dat de EU direct verantwoordelijk is. Als wij dit aannemen, drinkt
Juncker er nog eens een borrel op, of in zijn geval een fles of
twee.
Wat betreft de belasting op milieugrondslag: er wordt ook weer tijdelijk
een verhoging van de tarieven energiebelasting aangekondigd. Weer dat
woord "tijdelijk". Er wordt gesteld dat er geen sprake is van
lastenverhoging, omdat de lastenverlagingen van ODE gelijk zouden zijn
aan de verhoging van de genoemde tweemaal 200 miljoen euro. Hoe
verklaart de staatssecretaris het dan dat de burger netto onder de
streep voor zijn energierekening wel steeds meer moet betalen? Van €70
in 2018 gaat het bedrag naar rond de €200 in 2020. Voorzitter, ik zou
het op prijs stellen om een antwoord te ontvangen met een onderbouwing
en een overzicht van alle belastingheffingen en prijzen die betrekking
hebben op de energie.
Dan komen we op het andere wetsvoorstel met overige fiscale maatregelen.
Daarin staan heel veel maatregelen met, gek genoeg, weinig effecten.
Toch heb ik enkele vragen en opmerkingen. Ik heb de verlenging van de
geldigheidsduur van de multiplier genoemd. Die verhoogde giftenaftrek is
de PVV een doorn in het oog. Je hebt het over een verhoogde giftenaftrek
wanneer je schenkt aan culturele anbi-instellingen. Je hebt het dan
helaas ook over heel veel islamitische instellingen, zoals vorig jaar de
Islamitische Universiteit Europa. Dan heb je het dus over fraude; alleen
al in die nepschool in Rotterdam werd voor 8,5 miljoen euro gefraudeerd.
Het is gewoon een slechte maatregel en de PVV staat hierin niet alleen.
De staf van de staatssecretaris bracht een rapport uit waarin gezegd
werd dat het een moeilijk te handhaven aftrekpost was: arbeidsintensief,
zeer tijdrovend, gecompliceerd en nog onduidelijk. Graag wil ik een
uitleg. Waarom moet deze maatregel die slecht werkt en weinig tot niets
oplevert, toch worden verlengd? Je hebt dan de kans. Laat deze dan ook
aflopen.
Dan nog iets over de toepasbaarheidskorting voor alleenstaande ouderen
in de loonheffing. Nederland heeft een aantal volksverzekeringen. De AOW
is er een van. Deze is ingevoerd onder Drees en een teken van
beschaving. Deze verzekering is opgebouwd voor en door Nederlanders.
Iedereen die in Nederland woont of werkt, is automatisch verzekerd. Maar
als je minder dan een jaar verzekerd bent, kun je geen AOW krijgen. Ik
vraag de staatssecretaris of het klopt dat nu het voorstel er ligt om
ook ouderen die niet minimaal een jaar in Nederland hebben gewoond, voor
hun 65ste alleenstaandeouderenkorting te geven? Dus klopt het dat mensen
die hier niet voor hun 65ste hebben gewoond, ook de alleenstaande
ouderenkorting zullen krijgen? Dit zal dan gebeuren — het was even
zoeken voor ons — via de aanvullende inkomensvoorziening ouderen. Die is
ingevoerd in 2015 als onderdeel van de Participatiewet. Als het klopt
wat wij gelezen hebben, wat kost dan deze maatregel? Wat kost deze
verhoging? Het betreft nu schijnbaar zo'n 2.000 mensen onder wie heel
veel mensen uit Syrië en Irak. Maar hoeveel komen er de komende jaren?
Krijgen die dat ook allemaal? En hoeveel heeft u daarvoor gereserveerd?
Dat wil ik graag van u horen.
Als laatste de wijziging van de Wet op de omzetbelasting. Ik doel op de
landbouwregeling. Het doel van deze wet is het afschaffen van de btw in
de Wet op de omzetbelasting 1968. Voor de kijker thuis die toevallig
niet weet wat er in deze wet uit 1968 staat: in deze wet staat een
speciale regeling voor boeren omdat men ze niet wilde verplichten een
btw-administratie te voeren. Volgens het kabinet hebben alle boeren nu
een ICT-studie gehad, werken ze met drones en zo en kunnen ze dat
allemaal wel bijhouden en betalen. Dat is allemaal goed en wel, maar
onder de streep klopt dat natuurlijk niet voor alle landbouwers en is
dit gewoon een ordinaire lastenverzwaring. Die raakt enkele duizenden
boeren en ook de paardensector. De belangrijkste vraag die ik wil
stellen, is wat de noodzaak is om nu deze wijzigingen aan te brengen.
Welk probleem lost dit nu op?
Als tweede hierover; er komt 22 miljoen vrij en de regering wil die
besteden aan de ruilvoetproblematiek. Is het niet veel beter om die 22
miljoen te handhaven voor de land- en tuinbouw zelf?
Als laatste — ik wil hiermee aansluiten bij de heer Van Rooijen, maar
het is een beetje een moeilijk onderwerp — wil ik eigenlijk ook wel
steun uitspreken om iets te doen aan die getto-uitkering c.q.
kinderarbeidregeling, maar daar komen we later op terug.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Ik dank de heer Mulder. Voordat we naar de heer Nijboer gaan, schors ik
de vergadering tien minuten.
De vergadering wordt van 14.26 uur tot 14.37 uur geschorst.
De voorzitter:
Dit is de eerste termijn van de Kamer over het Belastingplan 2018. Ik
geef graag het woord aan de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik heb een paar algemene opmerkingen. Ik zal het voor de
collega's niet te lang maken. Ik zal voornamelijk spreken over het
voorliggende Belastingplan.
De algehele fiscale keuzes van het kabinet laten zich nog het best
samenvatten met het motto "multinationals boven mensen". De Vpb wordt
verlaagd en de dividendbelasting wordt afgeschaft. Daar hebben alleen
beleggers iets aan en je krijgt er helemaal geen reële werkgelegenheid
door. De btw wordt verhoogd voor het midden- en kleinbedrijf en er
worden oneerlijke keuzes gemaakt. Ik zei het al: multinationals gaan
boven mensen, vermogenden boven uitkeringsgerechtigden en
gepensioneerden en kopers boven huurders. De woningcorporaties krijgen
straks nog een Vpb-heffing van meer dan 400 miljoen voor de kiezen als
we niet uitkijken. Daar komen wij de komende jaren nog volop over te
spreken. Als klap op de vuurpijl is er geen enkel effect op werk. De
afgelopen jaren hebben we heel veel discussie gehad over het fiscale
stelsel. Verschillende partijen in de Kamer stonden vooraan en zeiden:
fiscale hervormingen moeten werk opleveren, elke lastenverlichting moet
werk opleveren. Maar nu zien we in de doorrekeningen van de
kabinetsplannen nul komma nul — dat is op zichzelf een prestatie van
formaat — effect op werk. Dat komt door bewuste keuzes. Multinationals,
vermogenden en beleggers, daar kiest het kabinet voor. Dit was mijn
introducerende opmerking. Ik ga nu in op het Belastingplan.
Wij staan als PvdA-fractie grosso modo positief tegenover het
Belastingplan. Dat neemt niet weg dat ik op een heel aantal punten nog
wel amendementen zal indienen en vragen heb die, als ze niet goed worden
beantwoord, van amendementen worden voorzien. De regering kan natuurlijk
altijd met een nota van wijziging komen. Ik roep de regering daartoe
op.
Ik begin met het koopkrachtbeeld. Als de PvdA alleen had geregeerd, had
het er natuurlijk nog anders bij gestaan. Maar door een demissionair
kabinet zijn er honderden miljoenen extra uitgetrokken voor mensen die
op achterstand zouden komen te staan, voornamelijk
uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden, de lagere inkomens. De
PvdA-fractie steunt dat. Wij vinden dat goede keuzes. Daarvoor worden
heffingskortingen en ouderenkortingen verhoogd. Dat zijn keuzes die de
PvdA-fractie steunt.
Ten aanzien van de bedrijfsbelastingen hebben we wel zorgen. Daar zijn
gaten te over. Afgelopen week was er weer het bericht dat 400 miljoen
dreigt weg te lekken bij de fiscale eenheid. Daar zijn uitgebreide
debatten over gevoerd. Mijn collega Groot heeft dat de afgelopen jaren
gedaan. Er is ook veel voor gewaarschuwd: dit is wel een typisch
Nederlandse constructie, is die niet fragiel, loopt die niet leeg? Dat
lijkt nu toch te gebeuren. Vanochtend hadden we al het debat over de
coöperatie, ook zo'n Nederlandse vinding. Het is op zichzelf een mooie
rechtsvorm om samen wat te produceren, maar in de fiscaliteit is het
toch een behoorlijke ellende. En je kon erop wachten dat dat tot
constructies leidde. Ook op het zogenaamde 10a Vpb-onderdeel — ik
probeer meestal ook begrijpelijk te spreken, maar dat valt niet mee in
de fiscaliteit — dat gaat over leningen die je eigenlijk van jezelf
hebt, wordt volop geacteerd. Ik vraag de staatssecretaris om in zijn
eerste termijn in te gaan op de problemen bij de leegloop van
bedrijfsbelastingen met allerhande constructies. In het regeerakkoord
staan daar best goede dingen over op een aantal punten, maar op deze
drie terreinen zou ik graag nog een reactie krijgen.
Ik kom op mijn negen andere punten, allereerst het stoppen met de
inkeerregeling. De PvdA-fractie steunt dat voorstel. Mensen belonen om
zelf te melden is op zichzelf goed, maar dat kun je ook doen in de mate
waarin je straft. Als je het niet zelf meldt, word je harder gestraft
dan wanneer je wel zelf meldt. Het is geen goed idee om een korting of
zelfs een beloning te geven voor slecht gedrag. We lezen in de
antwoorden op de Kamervragen dat de verjaringstermijn twaalf jaar
bedraagt, wat op zichzelf bekend is, maar dat er vrij veel mensen zijn
die ook als ze inkeren maar over twaalf jaar belast worden. De vraag is:
is dat zo redelijk? Als mensen 20, 30 jaar lang geld in het buitenland
hebben staan, moet je dan de verjaring eigenlijk niet oprekken naar
bijvoorbeeld 20 jaar of langer? Hoe staat het kabinet daar
tegenover?
Er is door collega's nog niet gesproken, of ik heb niet goed opgelet,
over de invordering. O, ja, de heer Snels heeft daar inderdaad wel over
gesproken, maar ik kom nog op de precieze vraag. Er is gesproken over de
invordering, maar daar heb ik een precieze vraag bij. In de nota staat
wel dat mensen niet de dupe worden, maar worden ze daar echt niet de
dupe van door dat beslag op de lonen? Is dat nou zo zeker? Tuurlijk, als
mensen heel bewust de boel om de tuin leiden en de Belastingdienst het
leven zuur maken, dan snap ik dat de Belastingdienst meer bevoegdheden
krijgt. Maar voor de PvdA-fractie gaat het om de verhouding tussen de
Belastingdienst, de overheid en gemeenten ten opzichte van mensen. Er
worden weer extra bevoegdheden gegeven terwijl er toch heel hard wordt
opgetreden als mensen gewoon een fout maken. Het staat allemaal in de
beantwoording, hoor, dat het niet om fouten gaat en dat ze dan niet
worden gestraft. Op zichzelf is de richting van de antwoorden dus wel
goed, maar wij houden wel zorgen over die wetgeving. Hoe zorgt het
kabinet ervoor dat de meerdere bevoegdheden die de Belastingdienst
krijgt, uiteindelijk in de praktijk niet af en toe worden ingezet op een
manier waardoor mensen die een probleem hebben bij de Belastingdienst of
een toeslag niet zo goed hebben begrepen en een fout hebben gemaakt,
toch in de klem komen?
Over de schepen en de Wadden is veel gezegd. We staan allemaal achter de
Wadden en ik geloof dat de hele Kamer ongelukkig is met de maatregel die
nu voorligt; tenminste, als ik iedereen tot nu toe goed heb beluisterd,
maar als ik om me heen kijk, denk ik dat dat voor de andere
woordvoerders ook zo is. De vraag van de PvdA-fractie is op zichzelf
simpel: is er mogelijkheid tot compensatie? Het maakt de mensen die op
zo'n boot zitten niet zo veel uit of dat nou met een subsidie of met een
belasting gebeurt. En kan het ook worden uitgesteld? Waarom moet dat nou
per se halsoverkop per 1 januari?
Wat de medicijnen betreft, sluit ik me voor een groot deel aan bij de
heer Snels van GroenLinks. Waarom 12 miljoen meer ophalen dan nodig is?
Moet dat nou wel allemaal precies zo?
Ik heb nog een vraag over de mobiliteitsprojecten. Als ik het goed heb
begrepen uit alle stukken, dan zijn er af en toe projecten waar mensen
naar hun werk gaan met het openbaar vervoer, waar files worden gemeden
en waar nieuwe vormen zijn van buiten de spits reizen. Als die
experimenten nadelig zijn in de inkomstenbelasting of anderszins, worden
ze fiscaal gefaciliteerd. Nou zou ik zeggen: de files nemen weer toe,
het kabinet investeert niet in het openbaar vervoer dus is er alle reden
om met zulk soort projecten volop door te gaan, want dan heb je in ieder
geval nog wat. Hoe kan het dat het maar om zo'n klein bedrag gaat en dat
het eigenlijk maar zo beperkt aan bod komt? Hoe zit dat nou precies in
elkaar? Dit is gewoon een open vraag. Hoe kan dat nou? Want ik zou
zeggen: alle reden tot gespreid werken. D66 is daar ook groot
voorstander van. Het kost bijna niks. Dus waarom is dat nou zo
voorgesteld?
Een andere zaak die de PvdA-fractie opviel, is de wijziging in de bpm.
Dat is een beetje ingewikkeld maar ik probeer het een beetje simpel te
houden. Als je een auto importeert moet je in Nederland bpm betalen en
dat moet over de waarde van die auto. Nou zijn er boeven die vlak voor
de grens een gedeukte deur in een auto zetten. Ze laten dat ding
taxeren, halen die deur er weer uit en zetten de andere deur er weer in.
Ze verkopen de auto vervolgens en ontduiken zo duizenden euro's aan bpm.
Het kabinet stelt nu eigenlijk voor dat dat toch, door een uitspraak van
de Hoge Raad, zo een beetje moet blijven kunnen. De PvdA-fractie is niet
voor dat gedoe met die auto's, dat er een gedeukte deur in wordt gezet
waardoor de taxatiewaarde lager is, of bijvoorbeeld met een auto uit
Roemenië komen, 2.000 kilometer rijden en dan zeggen: het is een
gebruikte auto die geen nieuwwaarde meer heeft; taxeer hem maar. Dat
moeten we niet willen. Er wordt overal belasting ontweken. Hoe wordt dit
nou voorkomen? Tegenover de versoepeling van de bpm-regels sta ik dus
niet zo positief.
Voorzitter. De giftenaftrek wordt met een jaar verlengd, of eigenlijk de
opslag op de giftenaftrek. De vraag van de PvdA-fractie is simpel:
waarom niet structureel? Ik kan me voorstellen dat de ChristenUnie daar
warme gevoelens voor heeft. Het gaat over cultuur, dus D66 ook, en het
CDA ongetwijfeld ook. Nee, de PVV niet, meneer Mulder, maar u zit niet
in het kabinet! Dus waarom niet structureel? Het hoeft niet eens gedekt,
zag ik. Het is al gedekt. Dus ik zou daar voorstander van zijn. Dat
kunnen we ook als Kamer regelen. Het is al gedekt, zeg ik tegen de
collega's, want het is een horizonbepaling; ja, dat was nieuw voor mij.
Dan is er al geld voor uitgetrokken in de begroting. Dus we kunnen het
zo doen. Ik zou zeggen: laten we dat besluiten.
De gang van zaken rondom de kansspelen is rommelig — even 1 procentje,
1,1%, belasting erbovenop — omdat je de Wet kansspelen op afstand, dus
online gokken gelegaliseerd, niet voor elkaar krijgt. Dat is eigenlijk
wel een beetje de schuld van de politiek en niet zozeer van de sector.
Nu heb ik wel dezelfde vraag als de PVV: blijft het bij één jaar? En
mijn tweede vraag, die ik ook wel bij interruptie zou kunnen stellen:
hoe groot is de kans dat het Wetsvoorstel kansspelen op afstand, om het
online gokken te legaliseren, het haalt? Want zo'n groot voorstander was
de ChristenUnie daar niet van, en het CDA was daar overigens ook geen
hartgrondige voorstander van. Dat heeft dus nog best wel wat haken en
ogen, kan ik me zo voorstellen, zowel in deze Kamer als in de Eerste
Kamer waar dat wetsvoorstel nu ligt. Want er moeten ook allemaal
voorwaarden bij, en dan zal de kansspelbelastingverhoging nog wel een
paar jaar dooretteren.
Ook is er een voorstel gedaan om ervoor te zorgen dat je, als je inkomen
met 10% of meer afneemt, toch recht hebt op toeslagen. Ik probeer het
een beetje simpel uit te leggen. En ook als het inkomen van je partner
met 10% afneemt, heb je toch nog recht op toeslagen als je gedurende het
jaar uit elkaar gaat. Mijn vraag is simpel, en daar kom ik een beetje op
naar aanleiding van goede vragen van de SP in de wetsbehandeling: zou je
dat niet moeten baseren op de toeslagen die je mist? Is dat niet een
veel beter criterium dan het inkomen? Ik snap wel dat de fiscaliteit
altijd werkt vanuit de Belastingdienst. Vanuit hen geredeneerd, vanuit
het oogpunt van de makkelijke uitvoerbaarheid snap ik het wel, want het
inkomen hebben we. Maar voor mensen is het natuurlijk belangrijk hoeveel
toeslagen ze missen. En zeker als je het hebt over een aantal toeslagen
— de huurtoeslag wordt gelukkig veranderd, maar van het een op het
andere moment ben je die helemaal kwijt — is er veel voor te zeggen om
dat ook in ogenschouw te nemen. Want daar is het voor bedoeld. Het gaat
om mensen die gedurende het jaar niet meer bij elkaar zijn gaan wonen en
waarbij het inkomen van de partner wijzigt. Al die praktische zaken heb
je in de fiscaliteit. Op zich vind ik het voorstel van het kabinet wel
de goede richting, maar ik zou toch ook naar die toeslagen willen
kijken, want daar gaat het ons uiteindelijk om. Is het kabinet daartoe
bereid?
Dan het laatste punt van het Belastingplan: de
verzilveringsproblematiek. Ik heb overigens ook nog een viertal eigen
voorstellen. De verzilveringsproblematiek kan niet binnen dit
Belastingplan worden opgelost, maar daar vraag ik ook helemaal niet
naar. Die lijkt elk jaar weer op te lopen. Meer dan 20% van sommige
heffingskortingen komt niet meer bij mensen terecht waar we ze wel voor
bedoelen, en dat is echt wel een serieus probleem. Dus ik vraag de
staatssecretaris — dat hoeft echt niet volgende week; hij heeft genoeg
op zijn bord de komende tijd — om er een keer over na te denken, want
het staat niet in het regeerakkoord, hoe we daarmee omgaan. Voorgaande
sprekers spraken daar al over. Is dat oplosbaar? En hoe kunnen we dat
doen? Want zo krijgen we het geld niet bij de mensen die dat het hardst
nodig hebben.
Tot slot over de kabinetsstukken. Ik vond de ramingen van de fiscale
uitgaven en de toets van het CPB daarop een hele vooruitgang ten
opzichte van voorgaande jaren. Dat heb ik ook niet onbesproken gelaten,
want de Kamer heeft er veel werk aan gehad en veel kritiek op gehad. Ik
vind het een goede zaak dat dat nu op deze wijze wordt gedaan. Het is
ook behapbaar en goed te beoordelen als Kamer. Daar wil ik gewoon een
compliment voor maken. Ik heb nog wel een vraag over de gedragseffecten.
Wat gebeurt er nu eigenlijk als je een belasting verhoogt of verlaagt?
Gaan mensen ook minder consumeren of gaan mensen minder werken? Op welke
wijze wordt dat nu steeds meegenomen? Wordt bij elke maatregel het
gedragseffect meegenomen? Want dat zag ik soms, zelfs bij heel kleine
maatregelen. Is dat nu het beleid? Wordt dat nu ook gedaan bij kleine
maatregelen? Dat was in het verleden namelijk niet zo. Of hoort dat bij
een afslagpunt: bij grote effecten wel en bij kleine niet, of indirect
wel en direct niet? Op die vragen zou ik nog wel graag een antwoord
willen, want dat doet er wel toe, en dat gaat de komende tijd zeker nog
wel een rol spelen.
Ik heb nog een viertal eigen punten die ik graag bij dit Belastingplan
zou willen inbrengen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dank voor de vragen aan de staatssecretaris over de belastinguitgaven en
de gedragseffecten daarbij. Vindt de heer Nijboer ook dat de
gedragseffecten zouden moeten worden bekeken bij het voorstel voor het
afschaffen van de wet-Hillen, om te kijken wat het aflossingsgedrag dan
wordt? Want als mensen hun aflossingen blijven uitstellen, gaan ze geen
last krijgen van de afschaffing van de wet-Hillen, wat mij overigens een
goede zaak lijkt.
De heer Nijboer (PvdA):
Nee, ik wil dat bij alle voorstellen, behalve bij de wet-Hillen. Nee,
grapje. Natuurlijk.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat is niet erg consequent.
De heer Nijboer (PvdA):
Grapje. Maar ik denk: mijnheer Van Rooijen is wellicht nog op de kast te
krijgen. Ik vond dat op zichzelf de moeite van het proberen waard.
(Hilariteit)
De heer Nijboer (PvdA):
Het is gelukt.
Ik heb een viertal eigen punten. Ik heb Kamervragen gesteld over een
belastingconstructie. In die constructie kopen mensen een huis voor hun
kinderen. Vervolgens wordt er huurtoeslag aangevraagd en de opbrengst
van die huurtoeslag wordt dan weer geschonken aan de kinderen. Dat is
echt een rondje "geld uit de overheid kloppen". Ik zou daar een einde
aan willen maken. Ik heb daar Kamervragen over gesteld, dus ik geef de
staatssecretaris graag de gelegenheid om die voor volgende week te
beantwoorden. Die vragen heb ik daar ook in gesteld. Als de
staatssecretaris er anders over denkt, wil ik kijken of ik met collega's
een meerderheid kan krijgen om hier een amendement over voor te
bereiden. Ik weet dat de heer Omtzigt hier ook medestander in is, dus
een van de coalitiepartijen is al aan boord. Ik weet ook dat andere
partijen dit niet zo'n geweldige constructie vinden. Maar ik krijg daar
ook graag een antwoord van de staatssecretaris op, want het is nog
makkelijker als hij de wet wijzigt en erachter staat.
Voorzitter. Het tweede punt, waar in deze Kamer ook veel over is
gesproken, is het digitale tarief van onlinemedia. Dat is nog steeds
niet geregeld, terwijl iedereen dat wel geregeld wil hebben. Waarom
betaal je 6% op een krant en 21% op een onlinekrant? Ik hoor mevrouw
Aukje de Vries zeggen dat het hier nog niet geregeld is, omdat het
Europees nog niet geregeld is. Dat klopt, want Tsjechië lag dwars. Maar
ik wil wel graag dat het wordt geregeld of dat we daar anderszins wat
aan kunnen doen.
Voorzitter. Het derde punt is de leenbijstand, waar de heer Omtzigt en
de heer Groot veel werk van hebben gemaakt. We hebben ergens in de
afgelopen weken een waardeloze brief van de vorige staatssecretaris
gekregen, die zegt: bekijk het allemaal maar. Het gaat niet om een hele
grote groep mensen, maar het gaat wel om mensen die in de bijstand
zitten. Zij krijgen van de gemeente een lening om een onderneming te
starten. Vervolgens gaat het soms niet goed met die onderneming, waarna
de gemeente die lening omzet in een gift. De Belastingdienst zegt dan:
je hebt in één keer een heel hoog inkomen gehad. Dan krijg je geen
toeslagen meer. Dat is echt heel triest. Dat is echt heel triest, want
die mensen hebben die toeslagen wel nodig. Dat bedrijf is over de kop
gegaan, dus die mensen hebben geen geld. De Kamer vindt dit al jaren. De
heren Omtzigt en Groot zijn daar heel volhardend in. Het is technisch
allemaal heel moeilijk. Dat snap ik allemaal wel, maar wij willen dat
geregeld hebben. Er wordt nu ook nog gezegd dat er geen dekking is. We
hebben vanochtend al een onderwerp aan de hand gehad waarbij er — als ik
het zo beluisterde — wellicht 30 miljoen vrijvalt. Dit kost 15 miljoen,
dus dan is dit al een van de zaken die wij als Kamer zouden kunnen
regelen. Ik wil deze nieuwe staatssecretaris toch eerst een kans geven.
Ik snap best dat het technisch ingewikkeld is, maar de Kamer heeft keer
op keer gezegd dat dit geregeld moet worden, dat dit voor mensen
onrechtvaardig is en dat die mensen voorop moeten staan en niet de
fiscaaltechnische overwegingen.
Voorzitter. Ik kom bij het laatste punt van de verschillende punten die
ik dan wel in amendementen dan wel anderszins in toezeggingen graag
gerealiseerd zou willen zien in dit Belastingplan. Hoe gaan we om met de
belasting op allerhande onlineactiviteiten? Dat is een behoorlijk groot
thema. Ik snap ook best dat we dat niet allemaal komende maand geregeld
hebben. Het gaat mij om cryptocurrencies in het bijzonder. We kunnen dat
allemaal als vermogen zien. Ik heb daar ook weleens eerder vragen over
gesteld. Er werd gezegd: nou, met die bitcoins gaat het wel goed. Maar
ik heb niet het vertrouwen dat we, als we er zo naar kijken dat bitcoins
hetzelfde zijn als andersoortig vermogen, er daarmee zijn, noch gezien
wat in de praktijk het verdienmodel is, noch gezien wat mensen er
uiteindelijk mee doen. Laten we wel wezen dat er ook gewoon geld mee
wordt witgewassen en dat er criminele activiteiten mee worden
gefinancierd.
Voorzitter, tot slot. Er komt na dit Belastingplan, waar wij als PvdA
grosso modo positief tegenover staan, nog een hele set aan
wetsvoorstellen. De staatssecretaris heeft dat zojuist aangekondigd. Op
zeven thema's, die vrij groot zijn, moeten de komende weken nog wetten
door de Kamer worden behandeld. Dat is echt kort. Ik heb in dat kader
twee oproepen aan de staatssecretaris. Allereerst doe ik de oproep om
deze voorstellen niet als één wet naar de Kamer te sturen. Deze wet met
alle overige maatregelen en de vier wetten die vandaag voorliggen,
behandelen we los. De andere zeven wetten hoeven wat mij betreft niet
allemaal los behandeld te worden, maar ik vraag de staatssecretaris wel
om die wetten los naar de Kamer te sturen, eventueel een beetje
samenhangend in een aantal wetten, aangezien er echt grote politieke
verdeeldheid is over die voorstellen. Om eerlijk te zijn zet de
staatssecretaris ook de steun van de PvdA voor het Belastingplan op het
spel als hij alles aan elkaar knoopt en zegt: slik of stik maar. Ik vind
het ook richting het parlement in deze fase wel zuiver om het gewoon
apart te doen. Daar is zelfs een Eerste Kamermotie over aangenomen, heb
ik begrepen in de eerste termijn. Ik zou zeggen: houd u daaraan. Ja, dat
nemen we serieus, meneer Van Rooijen!
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Mijn collega maakte eerder bij zijn interruptie een opmerking die hij
vervolgens als een grapje bestempelde, waarvan ik nota nam. Nu is mijn
vraag — en dat is geen grapje — of de heer Nijboer ook vindt dat er,
mede in het licht van de motie-Hoekstra, een apart wetsontwerp moet
komen voor het afschaffen van de vrijstelling van het
eigenwoningforfait. Het gaat namelijk om een miljoen Nederlanders die
dik een miljard zullen moeten gaan betalen. Dat kan best binnen een paar
jaar al meer dan een miljard zijn.
De heer Nijboer (PvdA):
Zeker. Ik heb net een pleidooi gehouden en een oproep gedaan. Mijn
eerste oproep was om het zo veel mogelijk aparte wetsvoorstellen te
laten zijn. Het kan best zijn dat een of twee van die zeven dingen zo
samenhangen dat het één wetsvoorstel wordt, maar ik vind dit ook zuiver
richting de Kamer. Wij kunnen dan ook onze eigen afweging maken. Dat is
mijn eerste oproep.
Mijn tweede oproep aan de staatssecretaris is: dit is wel het moment;
hou uw rug recht als het niet kan. Want u wordt gedwongen door een
regeerakkoord met een financiële tabel die leidend is. Ik weet als
financieel woordvoerder precies wat dat betekent. Je hebt al die
jaarvakken: in 2018 moet dit, in 2019 moet dat. Er worden zeven
wetsaanpassingen gedaan, die ook best groot zijn; het kan bij Hillen
soms best een A4'tje zijn. Wat is het effect op het inkomen en weet ik
wat niet voor verschillende groepen? De IACK is misschien qua techniek
niet moeilijk, maar qua effect gaat het om honderden miljoenen aan
verschuiving in de verdelingen. Over box 3 wordt allemaal heel makkelijk
gedaan, maar we zijn er al jaren mee bezig om dat op een andere manier
te regelen. Er zitten dus best wel serieuze voorstellen bij. Ook het mkb
moet meer betalen. Daar zal ook nog veel discussie over zijn. Ik vind
dus wel dat de staatssecretaris heel precies moet weten wat hij naar de
Kamer stuurt. Hij moet alternatieven, ook uitvoeringsalternatieven,
hebben kunnen bekijken. Hij moet dingen zeker weten als het gaat om de
uitvoering door de Belastingdienst. Hij moet de inhoud helemaal
doorgronden.
Ik heb er alle begrip voor als dat allemaal niet lukt. Sterker nog, het
lijkt me bijna onmogelijk dat dat allemaal kan bij al deze voorstellen,
die zo groot zijn, en die nu blijkbaar al bij de Raad van State liggen,
terwijl de staatssecretaris vandaag zijn derde werkdag heeft. Ik zeg dus
op voorhand mijn steun toe als de staatssecretaris op basis van die
overwegingen zegt: ja, het zal allemaal wel, maar het moet allemaal met
stoom en kokend water in de komende weken worden behandeld, omdat het in
2019 moet worden ingevoerd, en dat is misschien niet voor alle wetgeving
optimaal of verantwoord, ook inhoudelijk en technisch gezien. Als dat
niet zo is ... U bent wel op een sneltrein gestapt, maar de
Belastingdienst is een boemeltje, echt waar. Het moet met
sneltreinvaart, maar het is een boemeltje. Als het niet verantwoord kan,
ook qua wetgeving, dan moet u het niet doen. Dan heeft u de steun van de
PvdA, ook als het voorstellen zijn waarvan we inhoudelijk misschien wel
zouden willen dat het heel snel zou kunnen.
De parlementaire wetsbehandeling is toch al heel erg knellend, zowel bij
ons als bij de Eerste Kamer. We hadden vandaag al een beetje een debat
dat bij de commissie Financiën niet zo gebruikelijk is. We krijgen al
die wetten nog. Die willen we allemaal schriftelijk behandelen. We
willen inzicht in de effecten die ze op mensen hebben. Sommige collega's
zijn heel erg tegen. Ik zal ook tegen sommige voorstellen zijn. Als dat
echt niet ordentelijk kan, dan moeten we dat niet doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal mijn inbreng vandaag beperken tot het
voorliggende Pakket Belastingplan. Ik ben in afwachting van de
voorstellen die de staatssecretaris net even kort aankondigde. Voor mij
is een zorgvuldige behandeling natuurlijk cruciaal, maar ik vind het
juist goed dat we ook zorgen dat de Belastingdienst voldoende tijd heeft
om maatregelen uit te voeren. Dat zegt iets over ons behandeltempo. Ik
begrijp de opmerkingen van de heer Nijboer. We moeten zeker ook vragen
naar de uitvoerbaarheid, maar we moeten er ook voor zorgen dat er genoeg
tijd is voor de Belastingdienst om maatregelen verantwoord uit te
voeren. In die zin snap ik ook wel weer dat de staatssecretaris zegt dat
we sommige debatten snel in de Kamer moeten voeren om de Belastingdienst
de gelegenheid te geven om maatregelen uit te voeren. Over de inhoud van
die maatregelen komen wij vast nog uitgebreid te spreken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb een korte vraag aan de collega. Stel dat hij een weging moet
maken als het gaat om een goede, grondige behandeling van bijvoorbeeld
het wetsontwerp-Hillen, maar ook alle andere voorstellen. Ik sluit me
wat dat betreft aan bij collega Nijboer. Wat weegt dan voor hem het
zwaarst? Is dat een goede behandeling op dit moment? Of zegt hij dan:
nee, de Belastingdienst moet het tijdig kunnen uitvoeren, dus dan jagen
we de wet-Hillen er nu maar even hapsnap door, want de computers van de
Belastingdienst zijn belangrijker dan de 1 miljoen eigenwoningbezitters
waar het om gaat? Ik wil daar een klip-en-klaar antwoord op.
De heer Van Weyenberg (D66):
Natuurlijk. Het is helder dat we in een tijdpad zitten waarin we onder
tijdsdruk werken, ook naar de senaat toe. Dat is niet een ideaal
scenario. Maar de heer Van Rooijen moet mij niet vragen te kiezen tussen
mijn twee kinderen. Volgens mij gaan we het allebei doen. Ik heb er
overigens geen twee, hoor. Dat was retorisch; dat zeg ik maar even,
voordat de heer Van Rooijen dat letterlijk neemt. Ik ben dus én voor een
zorgvuldige wetsbehandeling én voor een goede uitvoerbaarheid. En ja,
die wetsbehandeling zal onder wat tijdsdruk staan. Dat is overigens hoe
wij hier wel vaker dingen behandelen. Mijn streven is, zo zeg ik tegen
de heer Van Rooijen, dat wij ze allebei maximaal proberen te borgen. Ik
begrijp heel goed dat hij de inhoud hier anders weegt dan ik. Het ideale
zal dan misschien niet bestaan, maar we gaan ons uiterste best doen. Dat
was een van de redenen waarom ik het verstandig vond om vandaag ook hier
te beginnen bij dit meer technische deel: om straks ook plenair maximaal
ruimte te hebben voor het politieke debat over dingen die bijvoorbeeld
in de nota van wijziging kunnen zitten.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De heer Van Weyenberg zegt dat de inhoud gewogen moet worden. Dat is
juist, maar mijn punt is dat de inhoud zó gewogen moet worden dat wij
tot een zorgvuldige afweging en besluitvorming komen. Pas daarna kom ik
aan de vraag toe hoe het zit met de computers van de Belastingdienst.
Het kan toch niet zo zijn, mijnheer Van Weyenberg, dat een wet die pas
voor volgend jaar in de financiën, in het houdbare saldo van het
regeerakkoord staat, als enige een jaar eerder — hapsnap, bij nacht, als
een overval — erdoor gejast moet worden? Daar wil ik een antwoord op
hebben. Het staat keurig voor over een jaar in het regeerakkoord: dan
moet die wet goedgekeurd zijn. We hebben dus een jaar om die wet
zorgvuldig voor te bereiden. Dat kan de staatssecretaris, het kabinet,
doen. Desnoods dient de staatssecretaris hem een maand voor Prinsjesdag
in, maar dan hebben wij tot het najaar van volgend jaar alle tijd om ook
de computers warm te laten draaien. Doe het alsjeblieft zorgvuldig. Als
u dat niet doet, zult u een heel groot probleem met deze fractie
hebben.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik wil graag een zorgvuldig debat. Als de staatssecretaris dingen die
voor 2019 bedoeld zijn, nu hier neerlegt, ga ik ervan uit dat hij dat
doet in de veronderstelling en de overtuiging dat wachten op het
Belastingplan van volgend jaar of iets wat daarop lijkt, gewoon niet
kan. Dat is de vraag. De heer Van Rooijen vraagt mijn aandacht voor het
politieke debat. Die krijgt hij hierbij. Ik vraag van hem de
professionals van de Belastingdienst te vertrouwen als zij straks zeggen
wat nodig is voor een verantwoord invoeringstempo. Mijn doel is om het
allebei op waarde te schatten. In de onderbouwing van de
staatssecretaris of in de stukken die hij ons aanlevert, zullen we zien
of het überhaupt uitvoerbaar is op die termijn. Die vraag zal ik bij
alle stukken hebben. Ook ik ga naar uitvoeringstoetsen kijken. Want de
heer Van Rooijen heeft helemaal gelijk als hij zegt dat dit belangrijk
is. Mijn oproep is om niet het een boven het ander te plaatsen, maar om
allebei te doen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Die laatste opmerking begrijp ik niet. Je kunt nu geen uitvoeringstoets
doen op een nota van wijziging die er nog niet is. Misschien kan de
uitvoeringstoets daarvoor niet eens meer gedaan worden, omdat het ding
al door de Kamer is gejast. Als het wetsontwerp volgend jaar wordt
ingediend, hebben wij juist een jaar lang de tijd om de uitvoeringstoets
goed te doen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het is een tegenstelling die ik niet zie. Als de staatssecretaris hier
wetgeving indient, ga ik ervan uit dat bij de voorbereiding daarvan
bekeken is of zij uitvoerbaar is. Ik ga ervan uit dat ik daar een helder
antwoord op krijg in alle stukken die naar de Kamer komen. En als het er
niet in staat, zal ik ernaar vragen. De heer Van Rooijen weet dat ik
altijd buitengewoon zorgvuldig naar de uitvoerbaarheid kijk.
De voorzitter:
De heer Van Weyenberg vervolgt zijn betoog.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Hier zitten heel veel technische zaken in. Een
en ander is nog door het vorige kabinet aan deze Kamer toegestuurd. Laat
ik zeggen dat ik de maatregelen rondom het inkomensbeleid steun. De heer
Nijboer zei er wat over. Ik denk dat het toenmalige kabinet al terecht
maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat een aantal groepen door
het ijs zouden zakken. Daarom gebeurden er dingen met de ouderenkorting,
die omhooggaat. Een "ouderenkorting" klinkt contra-intuïtief, maar het
betekent extra geld voor gepensioneerden. Daarom gebeurden er zaken in
de zorgtoeslag, om zo met Prinsjesdag een evenwicht in het
inkomensbeleid te bereiken. Dat deed het vorige kabinet en dat vond ik
verstandig. Dat steun ik vanzelfsprekend.
Over de wetten heb ik nog een aantal meer specifieke vragen. Ik zal
eindigen bij mijn hoofdpunt: de Waddenveren.
Om te beginnen wil ik een vraag stellen over de verdeling van de
huwelijksvermogensgemeenschap. De ambtsvoorganger van deze
staatssecretaris heeft aangegeven dat de Belastingdienst signalen heeft
gekregen dat in de praktijk bij een gemeenschap van goederen vlak voor
het overlijden via het opstellen van huwelijkse voorwaarden
aanmerkelijkbelangaandelen worden toebedeeld aan de partner die
vermoedelijk het langst leeft en dat er in de praktijk van zaken zoals
een nephuwelijk sprake is. Dit roept in de praktijk natuurlijk heel veel
ingewikkelde vragen op: wanneer is daar nou sprake van? Tegelijkertijd
is dit probleem volgens de staatssecretaris dusdanig groot dat toch
wetgeving nodig is. Er is rondom de pensioengelden al een oplossing
gevonden na vragen van de heer Omtzigt. Ik blijf ernaar zoeken of de
staatssecretaris iets meer kan duiden wat er in de praktijk misgaat. Kan
hij een indicatie geven van de casuïstiek die de Belastingdienst
tegenkomt? Waar moet ik dan aan denken? Dat moet natuurlijk niet gaan
over echte mensen, maar het is om ons een wat beter gevoel te geven van
dit probleem, dat blijkbaar dusdanig urgent wordt geacht dat er wat aan
moet gebeuren.
Naar aanleiding van het nieuwe huwelijksvermogensrecht, dat per 1
januari aanstaande ingaat, zag ik dat er ook vragen zijn gesteld over de
mogelijke fiscale gevolgen ten aanzien van de eigen woning. Ik heb de
heer Omtzigt hier vragen over zien stellen in de schriftelijke stukken.
Het lijkt een klein beetje een welles-nietesspelletje te worden of er
sprake is van onvoorziene rafelranden aan het huwelijksvermogensrecht,
of van zaken die nu eenmaal onmiskenbaar al in de spelregels zitten,
bijvoorbeeld rond de hypotheekrenteaftrek. Kan de staatssecretaris daar
nader op ingaan? En kan hij bevestigen dat stellen die gaan trouwen ook
na ingang van het wetsvoorstel nog voor dezelfde fiscale behandeling
kunnen kiezen als nu, waardoor zij bijvoorbeeld niet te maken krijgen
met nadelige fiscale gevolgen?
Rondom de invordering snap ik dat als er echt misbruik wordt gemaakt, de
Belastingdienst zegt dat er aanpassingen nodig zijn. Tegelijkertijd gaat
het vaak over mensen in een kwetsbare verhouding tot de Belastingdienst.
We hebben in het verleden al praktijkvoorbeelden gezien dat juist bij
armoede- en schuldenproblematiek de Belastingdienst een van de partijen
is waarbij het misgaat, bijvoorbeeld met het niet respecteren van de
beslagvrije voet. Het regeerakkoord vraagt daar ook aandacht voor. Dat
gaan we op een ander moment vast uitbundig behandelen.
Het vervallen van de schorsende werking van fiscaal verzet roept bij mij
nog wel vragen op, die ik in aanvulling van de vragen van collega Snels
wil stellen. De staatssecretaris geeft aan dat de rechter in alle
gevallen via een kostenveroordeling van de Belastingdienst kan bepalen
dat de belastingschuldige toch gedeeltelijk of geheel tegemoet wordt
gekomen in gemaakte kosten. Ik ben nieuwsgierig hoe dat dan in de
praktijk al plaatsvindt, nog los van het feit dat na afloop iets krijgen
iets heel anders is dan een schorsende werking.
Collega Nijboer had het net ook al over de verzilverbaarheid. Dat lijkt
mij een belangrijk vraagstuk, waar we al langer mee worstelen.
Kortheidshalve zeg ik: ik vond dat hij een terechte vraag aan de
staatssecretaris stelde, waarbij ik me graag aansluit.
Dat geldt ook voor de vragen over de bpm, de aanschafbelasting bij
auto's en de blijkbaar maar voortdurende zoektocht om bijvoorbeeld
fraude en gedoe met kapotte deuren in Roemeense auto's tegen te gaan.
Kan de staatssecretaris daar in zijn beantwoording nader op ingaan? Op
enig moment zullen we hier over de autobelastingen komen te spreken. Ik
denk dan in het bijzonder aan de behandeling van nulemissieauto's. Maar
ook de bpm is een uitdaging waar we met z'n allen voor staan, met
bijvoorbeeld parallelimport, waarover de heer Omtzigt vaak vragen heeft
gesteld. Het lukt blijkbaar niet om het lek te dichten met juridische
maatregelen. Ik heb de indruk dat we hier tegen de bierkaai vechten en
het steeds afleggen tegen mensen die dit gebruiken. Het is verder ook
gewoon legaal, en je kunt vinden dat je daar wel of niet wat aan moet
doen, maar ook bij misbruiksituaties is het blijkbaar heel moeilijk om
er de vinger achter te krijgen en ze te stoppen. Ik zou daar graag een
korte beschouwing van de staatssecretaris op ontvangen.
Rondom de multiplier als je schenkt aan culturele instellingen geeft het
regeerakkoord aan dat de Geefwet wordt verlengd. Het huidige
belastingplan verlengt de multiplier voor culturele instellingen
waardoor je bij een gift 125% mag aftrekken. In tegenstelling tot de
heer Mulder van de PVV vind ik dat buitengewoon wenselijk en overigens
ook effectief, zoals blijkt uit de evaluatie.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Wenselijk ...
De heer Van Weyenberg (D66):
Zeker, ik vind dat heel wenselijk. U niet, en dat vind ik jammer, maar
er komt misschien nog een keer dat u dat wel vindt. Op termijn,
voorzitter, zullen we het gewoon goed moeten regelen. Dat zou vanuit de
Kamer kunnen komen. Ik heb de staatssecretaris dit niet zien noemen in
zijn lijstje maatregelen in de nota van wijziging of andere wetgeving,
als ik goed heb opgelet.
Dat brengt mij tot slot bij de omzetbelasting voor geneesmiddelen. Daar
zijn al veel vragen over gesteld. De staatssecretaris geeft aan dat er
naar verwachting geen toeloop zal ontstaan om zelfzorgmiddelen alsnog
als geneesmiddel te registreren. Ik neem aan dat daarbij meespeelt dat
sprake moet zijn van een metabole, immunologische of farmacologische
werking, zoals collega Snels al zei, en niet van een fysische of
mechanische. Dat zijn allemaal buitengewoon ingewikkelde medische termen
om aan te geven dat tandpasta en zonnebrandmiddelen hoogstwaarschijnlijk
niet als geneesmiddel zullen worden erkend, in simpele taal. Begrijp ik
dat goed? Natuurlijk is niet in de zon gaan zitten nog beter, maar dat
het werkt om zonnebrand te smeren staat in deze zaal geloof ik niet ter
discussie. Volgens mij heeft de staatssecretaris uitgebreid gezocht naar
andere afbakeningen. Is de conclusie dat een andere afbakening niet is
gelukt en dat het daarmee een wat zwart-witte afweging is geworden voor
het kabinet, waardoor er nu zelfs een iets grotere opbrengst is dan de
budgettaire derving? Elke andere variant loopt kennelijk stuk op de
uitvoerbaarheid en de werkbaarheid, dus deze variant vind ik reëel. Veel
collega's hebben vandaag — terecht, wat mij betreft — uitvoering en
eenduidige regelgeving al als opgave genoemd, ook voor ons als
politiek.
Voorzitter. Tot slot kom ik op de aanpassing van de tariefbepaling voor
de omzetbelasting met betrekking tot zeeschepen, de implementatie van de
Btw-richtlijn en de gevolgen daarvan voor de vaart, meer specifiek voor
de Waddenveren en Waddeneilanden. Als er een richtlijn is, moet je die
uiteindelijk gewoon implementeren. Dat begrijp ik. Zo hebben wij dat ook
afgesproken. Dan is het wel van belang om te weten dat andere landen die
regels op dezelfde wijze netjes uitvoeren. De vragen die ik daarover heb
gesteld, zijn — hoe zal ik het zeggen? — niet uitbundig beantwoord. Wij
vroegen bijvoorbeeld naar de implementatie van de tarieven van
veerdiensten in een aantal andere lidstaten. Sommige landen blijken het
personenvervoer überhaupt te hebben vrijgesteld. Blijkbaar is veel
informatie niet bekend. Ik zou daar toch nog wel iets meer over willen
weten. Hoe hebben andere landen dit gedaan? Zijn er bij de
totstandkoming van deze wetgeving geen afspraken gemaakt over de
implementatie? Enige eenduidigheid lijkt mij namelijk wel gewenst. Ik
zou hier dus toch graag iets meer over horen.
Dat geldt ook voor de definitie van zeeschepen. Zij moeten voor ten
minste 90% worden gebruikt voor de vaart op volle zee. Ik heb heel veel
geleerd over open en volle zeeën bij de voorbereiding van dit debat. Nu
blijkt, naar aanleiding van vragen van collega's, dat Italië de
regelgeving met betrekking tot volle zee heeft aangepast en zegt dat 70%
gebruik op volle zee al genoeg is. De staatssecretaris zegt in antwoord
op de vragen van veel partijen: het lijkt erop dat Italië een ander
principe hanteert. Ja, daar lijkt het zeker op. Waarom kiest de
staatssecretaris hier de voorzichtige formulering "lijkt"? Zijn er meer
relevante dingen die we mee moeten wegen, maar die we nog niet kennen?
Als dat zo is, waarom kan Italië dan een ander percentage hanteren? Dit
vind ik vrij grote marges voor een-op-eenimplementatie van een
richtlijn. Graag krijg ik hiervan nog wat meer duiding.
Dan de impact van de voorbereiding. Zowel vanuit het loodswezen als de
besturen en de rederijen van de Wadden krijgen we signalen dat ze hier
wel heel laat bij zijn betrokken. Ik begrijp dat bij een richtlijn de
manoeuvreerruimte beperkt is, maar zou het toch niet beter zijn om dit
soort dingen iets tijdiger te doen? Manoeuvreerruimte, zegt de heer Van
Rooijen; helemaal goed. Zou het niet verstandig zijn, zoals volgens mij
vaak ook wel gebeurt, om het overleg iets eerder te starten, zodat men
zich minder overvallen voelt? Ik zie het ook heel vaak wel op die wijze
gebeuren, dus is hier nu gewoon iets misgegaan? Dat kan ook gebeuren. Is
de staatssecretaris wel bereid om het gesprek met de Wadden en de
rederijen aan te gaan? Het roept namelijk wel de vraag op of er rekening
is gehouden met de gevolgen, voor bijvoorbeeld het toerisme. Mevrouw De
Vries had het over het voetbalelftal, dat een keer in de twee weken uit
speelt, en ik denk aan mensen van de eilanden die op de pont stappen
voor woon-werkverkeer of om elke dag naar school te gaan. Ziet de
staatssecretaris bij de uitvoering geen ruimte om het overleg, waar al
veel collega's om hebben gevraagd, te gaan voeren en om te kijken of we
toch iets kunnen doen om zeker de inwoners van de Waddeneilanden hierin
op een andere wijze wat tegemoet te komen? Dit moet linksom of rechtsom
worden betaald. Het kan zijn dat men alsnog btw gaat heffen op de
kaartjes. Het kan ook zijn dat men dat niet doet, maar dat de kaartjes
wel gewoon duurder moeten worden. Als de aankoop van een schip of het
onderhoud ervan btw-plichtig wordt, dan zijn dat nu eenmaal kosten.
Gratis geld bestaat niet. Ik merk op dat de heer Mulder van de PVV en ik
vandaag toch nog iets hebben gevonden waar we het over eens zijn,
namelijk dat gratis geld niet bestaat. Ik zal hem daar overigens
regelmatig aan houden.
Nogmaals, is er nog ruimte voor zo'n gesprek om te kijken of er in de
een of andere vorm toch een tegemoetkoming voor met name de eilanden en
de inwoners kan worden gevonden? Dat je een richtlijn moet
implementeren, snap ik. Maar laten de landen dan wel allemaal hetzelfde
doen en laten we echt even kijken naar de gevolgen die hier
neerslaan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Het eerste debat met de staatssecretaris die in de media als een
politieke nieuweling wordt gezien. Maar deze staatssecretaris is
natuurlijk helemaal geen nieuweling. Hij heeft maar liefst veertien jaar
op het ministerie van Financiën gewerkt en daarvan zelfs vier jaar als
plaatsvervangend directeur Fiscale Zaken. Daarom zou ik vandaag willen
zeggen: welkom terug.
We bespreken vandaag een beleidsarm Belastingplan, maar dat betekent
niet dat er niet vele onderwerpen in dat Belastingplan zitten. Met
"beleidsarm" wordt dan vooral bedoeld "niet fundamenteel herzien". Het
Belastingplan regelt wat implementatiezaken waar ik allemaal nog op
terugkom, maar ik zou graag in dit eerste overleg met deze
staatssecretaris aan hem willen vragen hoe hij naar belastingen kijkt.
Hebben we belastingen om de kosten die gemaakt worden voor onderwijs, de
aanleg van wegen en de zorg, dus voor dat wat van ons allemaal is, op te
brengen? Uiteraard. Maar is fiscaal instrumentalisme — zoals dat wordt
genoemd — om bijvoorbeeld te vergroenen, om bijvoorbeeld de
vermogensverschillen en de inkomensverschillen te verkleinen, ook een
belastinginstrument? Ik zou daarop graag een antwoord willen. Ik heb
namelijk het idee dat het volgende kabinet aan de ene kant zegt dat de
belastingen daar niet voor zijn en dat het dit aan de andere kant
eigenlijk toch wel toepast. De staatssecretaris kan hier voor volgende
week vast een visie op geven, want dan gaan we hierover verder.
Een volgende vraag aan de staatssecretaris luidt: wat vindt hij van de
hoogte van de belastingen? Er wordt nog weleens gezegd dat de
belastingen hier heel hoog zijn, maar volgens de Macro Economische
Verkenning van het CPB bedragen deze in 2018 ongeveer 39% terwijl het
EU-gemiddelde 40% is. Met het oog op het gemiddelde in OESO-verband dat
35% bedraagt, zou ik willen vragen hoe de staatssecretaris daarnaar
kijkt. Zijn we middenmoters? Hoe ziet de nieuwe regering die
belastingdruk precies voor zich? Gaat die omlaag, moet die omhoog of
dient dit geen doel op zichzelf? Als we minder belasting gaan heffen,
dan is natuurlijk meteen de vraag: ten koste van wat? Of wie betaalt er
dan wat meer als de belastingdruk voor burgers wat lager moet
worden?
In dit geval vraag ik de staatssecretaris ook naar zijn visie op een
belastingmix. Maar 7% van al onze belastingen komt uit bedrijfswinsten.
Tien jaar geleden was dat nog 10%. Wat vindt de staatssecretaris van die
ontwikkeling? De factor arbeid draagt voor 54% bij aan al onze
belastinginkomsten. Is dat evenwichtig? Wil hij dat in de toekomst
evenwichtiger maken of misschien juist minder evenwichtig? Ik kijk
natuurlijk wel naar het regeerakkoord en zie daarin dat deze nieuwe
regering volledig meegaat in de race naar beneden als het gaat om de
vennootschaps- en dividendbelasting. En alles voor het
kortetermijnperspectief van meer Britse hoofdkantoren op de Zuidas! Maar
dat heeft wel het gevolg dat uiteindelijk dan dus door de factor arbeid
meer opgebracht zal moeten worden. Of heeft deze regering andere
maatregelen waarmee dat opgebracht kan worden? Het kan de btw-verhoging
zijn. Dan ligt het ook op het bordje van de burger. Als je het weghaalt
bij de bedrijven, die zelf fors minder zijn gaan betalen, wat doe je
dan? Brengen de burgers het op of hebben de burgers minder
voorzieningen? Dan betalen ze het overigens nog steeds zelf.
In dit geval wil ik ook tegen de staatssecretaris zeggen — volgens mij
heeft hij daar al een uitspraak over gedaan — dat het een goede stap is
om de belastinginkomsten te verleggen van loonbelasting,
inkomstenbelasting en vermogensbelasting naar belasting op gebruik: een
groter profijtbeginsel. Maar wat doet dat nou precies met het
nivellerende of denivellerende effect? Het klopt dan toch dat dit
behoorlijk denivellerend is? Als je inkomen kleiner is, ben je
procentueel meer aangewezen op consumptie — de gebruiker betaalt — en
zal je belastingdruk fors stijgen. Wat is precies het evenwicht in de
stijging van de belastingdruk voor de lagere inkomens, de middeninkomens
en de hoge inkomens? Als je alles per gebruik gaat betalen of meer per
gebruik gaat betalen, zal dit uit het lood slaan. We weten nu al dat de
bijdrage aan de btw door de lage inkomens procentueel veel hoger is — op
het besteedbaar inkomen — dan door de hoge inkomens. Hoe eerlijk is dat
dan in de ogen van de staatssecretaris?
In de Eerste Kamer hebben mijn collega's de minister van Sociale Zaken
gevraagd om de belastingdruk uit te splitsen per inkomensgroep. Daaruit
kwam naar voren dat Nederland eigenlijk al een vlaktaks heeft, omdat de
inkomensgroepen zo ongeveer tussen de 32% en 34% van hun inkomen aan
inkomstenbelasting, directe belasting zoals btw, accijnzen, lokale
heffingen en bijdrage Zorgverzekeringswet betalen. De belastingdruk was
in 2013 wat hoger, maar het totaalbeeld was niet veranderd. In welk
licht is dan de invoering van de vlaktaks door deze regering een
vernieuwing? Ik heb het al gehad over de vlaktaks, want het ziet ernaar
uit dat dat de nieuwe herziening van deze regering gaat worden. Los van
de kleur van deze coalitie sluit ik me aan bij wat de Partij van de
Arbeid zei. Ook ik heb het idee dat bedrijven boven burgers gaan. Ik
denk dat niemand echt gelukkig kan zijn met het huidige
belastingstelsel. Het is een carrousel van toeslagen en
heffingskortingen. Je betaalt het een en je krijgt het ander terug. Je
effectieve belastingdruk is eigenlijk nauwelijks goed te berekenen. Daar
moeten enorme programma's tegenaan worden gegooid. De uitvoering is
complex en fraudegevoelig. Mensen raken erdoor in de schulden of kunnen
de Nederlandse Staat als pinautomaat gebruiken; zie de Bulgarenfraude.
In hoeverre gaan we dat in de toekomst nou oplossen? Ik zie dat
eigenlijk niet gebeuren.
Bij de huidige inkomstenbelasting met de werking van de
heffingskortingen valt mij het volgende op. Als je niets zou doen aan de
werking van de inkomstenbelasting, dan lopen de inkomensverschillen fors
uiteen. Lage en middeninkomens betalen fors meer en blijven in
koopkracht fors achter of gaan zelfs in de min vergeleken met de hoogste
inkomens. Dit wordt jaarlijks gerepareerd met tientallen miljarden aan
heffingskortingen. Dan kun je zeggen: die heffingskortingen zijn een
mooi, sociaal instrument, geweldig, laten we ze houden! Maar ik zou
weleens willen nadenken over een stelsel zonder heffingskortingen
waarmee je de basis van de belastingen veel eerlijker zou maken, zodat
die reparatie niet nodig is. Je bent namelijk afhankelijk van het
kabinet dat er zit voor de wijze waarop er wordt gerepareerd en de mate
waarin er wordt gerepareerd. De autonome werking van het Belastingplan
is dus zeer denivellerend. De heffingskortingen zijn er om te
nivelleren. De Partij van de Arbeid kan dan trots zeggen: wij doen het
beter. Andere partijen kunnen zeggen: het moet minder. Het stelsel an
sich is hoogcomplex in zijn uitvoering en ook in zijn eerlijkheid.
Volgens mij is het ook bijna niet meer uitvoerbaar.
De heer Mulder had het al over het voorbeeld van hetzelfde
gezinsinkomen, verdiend door twee partners of door één partner. Als je
gezinsinkomen van €40.000 door één kostwinner wordt verdiend, betaal je
bijna €8.500 meer belasting op jaarbasis dan wanneer je dat inkomen met
zijn tweeën binnenbrengt. Dat voelt niet rechtvaardig toch? Ik heb er
eens naar gekeken, maar ik kan de redenen niet vinden, anders dan
ideologisch gezien dat wij vinden dat iedereen moet werken. Maar dan
moet er voor iedereen werk zijn. Dan moet je kinderopvang totaal gratis
maken. Dan moet je de samenleving echt anders gaan inrichten. Dan moet
je dat eigenlijk niet via de belastingen doen, zou ik zeggen.
Wat de heffingskortingen betreft heb ik al jarenlang een behoorlijk
probleem met de manier waarop de Nederlandse overheid de zorgkosten
misbruikt om mensen bang te maken. Wij betalen allemaal premie voor de
Wet langdurige zorg. Daarvan wordt 100% gebruikt in de
propagandapraatjes. Maar we weten ook dat een derde daarvan niet naar de
Wlz, de Wet langdurige zorg, de ouderenzorg en thuiszorg gaat, maar naar
die heffingskortingen. Als je kijkt naar wat er netto in gaat, dan zie
je dat dit twee derde is van wat er wordt gezegd. Het gaat om 10 miljard
per jaar. Tegen de bevolking wordt gezegd: u betaalt zo veel per maand;
oh, oh, oh, wij moeten iets aan de zorgkosten doen. Vervolgens gaat een
derde daarvan naar belastingverlagingen. Die belastingverlagingen kunnen
goed zijn, maar het klopt natuurlijk niet hoe wij het uitleggen. Daarom
zou ik ervoor willen pleiten om niet alleen te kijken naar
heffingskortingen of een onafhankelijker stelsel. Ik vind echt dat je
moet kijken naar een evenwichtige koopkrachtontwikkeling voor lagere
inkomens, middeninkomens en hogere inkomens. Ook moeten wij niet aan de
ene kant dit soort premieheffingen gebruiken voor bangmakerij over de
zorgkosten en aan de andere kant de zorg gebruiken als pinautomaat voor
belastingverlaging.
Ik denk dat ik daar nu genoeg over heb gezegd. Een aantal dingen komen
terug bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik wil het over het
Belastingplan hebben, want daar zitten wij ook voor vandaag. Je kunt het
alleen maar over maatregelen sec hebben, maar je kunt ook een
fundamentele discussie voeren. Ik hoop dat ik daarvoor een schot voor de
boeg heb gegeven. Maar dan nu toch mijn vragen over het Belastingplan.
Allereerst wil ik weten hoe het tot stand is gekomen. Ik lees over het
loodswezen en over mensen die te maken krijgen met kansspelbelasting. Ik
noem zeker ook de landbouwsector. Ik noem ook de mensen die straks meer
moeten gaan betalen voor geneesmiddelen. Wij krijgen eigenlijk alleen
maar noodkreten. Kan het zijn dat juist de mensen met noodkreten zich
bij ons melden en dat allerlei andere maatregelen goed zijn besproken en
goed landen? Je kunt het in de kern wel met een maatregel eens zijn. Dat
geldt voor de SP bijvoorbeeld voor de btw voor de landbouw. Maar ik voel
mij nu eigenlijk helemaal niet gelukkig bij het instemmen hiermee, omdat
de invoering en de mate van bureaucratisch beslag niet helder en
evenwichtig doordacht zijn. Onze partij en andere partijen hebben
gevraagd of het mogelijk is om een en ander uit te stellen, zodat wij
het eerlijk en goed kunnen invoeren. Ik zou daar van de staatssecretaris
toch nog iets over willen horen. Hetzelfde geldt voor het loodswezen;
daar is van alles over gezegd. Ik wil ook niet dat de veerdiensten naar
de Waddeneilanden worden opgezadeld met die verhoging. Ik ga ervan uit,
gezien degenen die er al aandacht aan hebben besteed, dat daar een
aanpassing op komt. Tegelijkertijd baart het mij zorgen dat je het hebt
over de implementatie van een Europese richtlijn, waarvan je toch zou
zeggen dat die de concurrentie juist in Europa moet wegnemen, want wij
hebben Europese regels. Maar wij krijgen eigenlijk nooit signalen dat
deze regels en de invoering daarvan zoals Nederland die voorziet, een
verslechtering van de positie van onze havens oplevert. De haven van
Rotterdam ligt naast de haven van Antwerpen. Dan moet toch juist de
richtlijn helpen en die concurrentie wegnemen? Wat gaat hier mis, zou ik
de staatssecretaris willen vragen.
De inkomens zijn vanaf 2001 wel degelijk gestegen, maar alle lasten ook.
wij zien eigenlijk dat vanaf 2001 tot nu de koopkracht voor de
middeninkomens gelijk is gebleven. Dat staat gewoon in de Miljoenennota
van dit jaar. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij denkt dat dit huidige
Belastingplan, maar zeker ook de belastingmaatregelen waarvoor hij in de
toekomst verantwoordelijk is, dit gaan doorkruisen. Zou het niet zo
kunnen zijn dat mensen er een beetje de pee in hebben dat ze altijd maar
zien dat het goed gaat met de economie, dat we meer, meer, meer welvaart
hebben en ook steeds meer zelf kunnen betalen, maar dat ze dat toch niet
merken in hun portemonnee? Zou dat niet een reden voor politieke onvrede
kunnen zijn? Dit Belastingplan vergroot ook de inkomensverschillen. We
kunnen heel blij zijn dat er is bijgeplust met de heffingskorting en dat
de laagste inkomens er 0,6% bij zouden krijgen, maar ja, de hoogste
inkomens, die niet gecompenseerd hoeven te worden, krijgen er 1,1% bij,
vanuit intrinsieke werking. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen die
vergroting?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Over de verdeling van gelden tussen bedrijven en burgers. Vindt de SP
het ook niet opvallend dat het deel van de gelden dat naar burgers gaat,
afvlakt op het moment dat de euro werd ingevoerd?
Mevrouw Leijten (SP):
De euro heeft een groot nadelig effect gehad op de koopkracht en een
groot voordeel voor het bedrijfsleven. Ik denk dat het ingewikkeld is om
dat helemaal bij het Belastingplan uit te spinnen, maar je ziet dat die
wel degelijk de koopkracht en de bestedingsruimte van burgers heeft
ingeperkt. Volgens mij kun je dat in allerlei statistische overzichten
gewoon terugzien.
Ik had het over de inkomensongelijkheid in het huidige Belastingplan. Nu
komt de staatssecretaris met zeven nieuwe wetten om het Belastingplan
aan te passen, maar kan hij hierop niet ook een aanpassing doen? Dan zou
iedereen er 1,1% op vooruitgaan of konden we ervoor zorgen dat de lagere
inkomens er 1,1% op vooruitgaan en de hoogste inkomens 0,6%. Het lijkt
me dat je dat toch op zijn minst moet kunnen omdraaien.
Er is aangekondigd dat er een voorstel voor vermogensrendementsheffing
komt. Het is hier veel gegaan over de vraag waar partijen op tegen zijn
en wij zullen de regering zeker kritisch benaderen als zij
multinationals voortrekt op gewone mensen, maar dat je hier met zo'n
vermogensrendementsheffing de kleine spaarder uit de wind kunt houden,
omdat de systematiek van het berekenen van rendement op het spaargeld
eigenlijk uitgaat van grote institutionele beleggers, daar ben ik heel
erg voor. Daar heeft mijn partij heel lang voor gepleit. Maar ik zou wel
van de staatssecretaris de garantie willen hebben dat dit een
fundamenteel voordeel is voor die kleine spaarders, en niet dat je
uiteindelijk toch weer een groot voordeel krijgt voor de grote
vermogensbeleggers. In de plannen die in het regeerakkoord aangekondigd
worden, is die balans echt zoek. Straks komt de staatssecretaris met
zijn voorstellen, maar die moeten echt de kleine spaarder helpen.
Mogelijk kan dat zelfs nog een verzachting zijn van de wet-Hillen.
Iedereen wilde dit eigenlijk, Kamerbreed, maar eerder is ons verteld dat
het niet kon omdat de Belastingdienst het niet aankon. Ik was niet bij
het laatste debat met de heer Wiebes, de voorganger van deze
staatssecretaris, maar ik heb gehoord dat er toen veel gesproken is over
de opvolger van de heer Wiebes en het geluk dat die moet hebben met de
Belastingdienst. Ik hoop dat voor ons dan niet alleen duidelijk zal
worden waarom wij dit snel zouden moeten bespreken — dit voorstel wíllen
wij ook snel bespreken — maar ook hoe het uitvoeringstechnisch
zit.
Als het gaat over de Wet inkomensafhankelijke regelingen, de Awir — ik
heb ook een hoop geleerd, zeg ik tegen de heer Van Weyenberg, in de
voorbereiding op dit Belastingplan — viel ik toch wel van mijn stoel.
Eigenlijk ging de Partij van de Arbeid daar net ook al op in. Wij hebben
er al vragen over gesteld wat er precies gebeurt op het moment dat
inkomen wegvalt of dat je inkomenspositie zo verandert dat een toeslag
wegvalt. Ik ben blij dat de staatssecretaris voorstellen doet om te
voorkomen dat een toeslag wordt afgenomen omdat het loon van de
voormalige partner vertrekt. Althans de partner vertrekt, met zijn loon.
Dan geldt: alleen wanneer het inkomen door het beroep op de regeling met
10% daalt, kan de regeling worden ingeroepen. De heer Nijboer zei het
al. We hebben dat in de schriftelijke ronde ook gedaan: die 10% is
totaal irrelevant als je volledige huurtoeslag wegvalt. Dat kan echt in
de duizenden euro's lopen. Dan zit je in de situatie van een scheiding —
dat is over het algemeen niet de leukste periode — waarin er heel veel
op je afkomt en kun je ook nog iets noodzakelijks als de huurtoeslag
volledig verliezen omdat die marge van 10% is ingebouwd. Ik vraag de
staatssecretaris of dat echt nodig is. Als je zegt dat je dat boven die
marge van 10% aan inkomensverlies kunt regelen, kun je dat toch voor
alle verliezen regelen? Hoeveel groter is het beslag op de regeling op
het moment dat je zegt dat dit voor alles gaat gelden? Laat ik het dan
zo stellen. Dat de Belastingdienst onder druk staat en dat het hem werk
kost, snap ik allemaal, maar het voelt voor mij niet zo goed. Sterker
nog, het zou nog wel eens in strijd met internationale regelgeving
kunnen zijn op het gebied van discriminatie. Ik noem het internationaal
Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten: wanneer je die 10%
uitzondert van die regeling.
Ik bedoel dus dat burgers uiteindelijk met die uitzondering van 10% wel
degelijk nog met recht een claim kunnen vorderen op de Nederlandse Staat
omdat ze die toeslag toch verloren zijn en ze die eigenlijk niet hadden
moeten verliezen. Dus steun voor de staatssecretaris dat hij iets wil
doen aan het verliezen van die toeslagen, maar kan het ook wat
ruimer?
Dan de definitie van geneesmiddelen. Zonnebrand en tandpasta vallen nu
onder het lage belastingtarief. Je kunt je afvragen waarom dat een
probleem zou zijn. Tandpasta is goed vanwege de fluor en je kunt maar
beter met zonnebrand op naar buiten gaan dan zonder. Maar ik begrijp
goed de redenering van het Hooggerechtshof: er valt te veel onder de
definitie van geneesmiddelen. Daardoor hangt er te veel onder het lage
btw-tarief en daarvoor zoekt het een oplossing. Maar ik roep de
staatssecretaris echt op om de oude manier van het toepassen van een
laag btw-tarief te gebruiken: gewoon op voorschrift doen. Wij hebben dat
in de schriftelijke ronde gevraagd en de voormalige staatssecretaris
heeft geantwoord: ja, dat hadden we ooit, maar dat hebben we in 1988
afgeschaft omdat het veel administratieve lasten met zich meebracht en
dat nog in het pre-digitale tijdperk was.
Als iemand met een recept bij de apotheek komt, heeft hij het medicijn
echt nodig. En er zijn ook bereidingen die niet onder de
Geneesmiddelenwet vallen. Wat doe je daarmee? Deze zijn voor chronisch
zieken. Zij hebben hoge zorgkosten. Zij zijn al ontzettend veel geld
kwijt en kunnen dan in een hoger btw-tarief gejaagd worden. Vinden wij
dat zo wenselijk? Als je het op uitgifte van een recept doet, geldt het
lage btw-tarief, maar niet als je het medicijn zelf koopt, Dan kun je
bijvoorbeeld ook mensen uit de wind houden die geneesmiddelen gebruiken
die zij op recept kopen en die wij bij de drogist kunnen kopen. Is dat
in het digitale tijdperk echt niet mogelijk? Deze aanpassing is al een
paar keer voorgesteld en uitgesteld. Ik pleit er toch voor om er nu naar
te kijken. Want het baart mij zorgen dat we in de commissie voor
Financiën telkens debatten voeren over de stapeling van zorgkosten voor
mensen die chronisch ziek zijn, dat iedereen vindt dat we daaraan iets
moeten doen en dat we dit hier gaan invoeren zonder dat we goed weten
wat het gevolg daarvan is. We weten wel dat er een nettoresultaat is.
Als het dan niet aangepast kan worden, zullen we dan in ieder geval
afspreken dat het nettoresultaat terugvloeit naar het budgettair kader
zorg of wellicht naar het verlagen van de eigen bijdrage?
Het wetsvoorstel Kansspelen op afstand moet ervoor zorgen dat extra
belastinginkomsten van de nu nog illegale buitenlandse online aanbieders
komen, die mogelijk een vergunning krijgen. Deze aanbieders blijven nu
nog buiten schot en kunnen vrij van belasting kansspelen in Nederland
aanbieden. Welke mogelijkheden ziet de regering om deze aanbieders toch
medeverantwoordelijk te maken voor derving van belastinginkomsten? Wij
zouden graag zien dat daarnaar wordt gekeken.
En dan de energiebelasting. Volgend jaar zal er een verhoging zijn van
de energiebelasting. Die is weliswaar tijdelijk maar toch. In de
antwoorden wordt gesteld dat er sprake is van een lastenverlichting,
maar als ik mij niet vergis gaan de tarieven van de ODE-regeling gewoon
omhoog ten opzichte van 2017. Hoeveel loopt de ODE de komende jaren op?
Hoeveel kost dit een gemiddeld huishouden? Hoe is deze stijging
meegenomen in de koopkrachtberekeningen? Klopt het dat de verhoging
volledig wordt aangewend om de opslag van CO2 onder de grond te
realiseren? Denkt de staatssecretaris dat de Nederlanders hiervoor graag
een belastingverhoging krijgen? Acht de regering het echt een goed idee
om maar een heel klein beetje aan CO2-reductie te doen, maar toch heel
veel CO2 op te slaan onder de grond?
Ik kom bij de overige fiscale maatregelen en de fiscale eenheid. Er
worden maatregelen genomen om ongewenste fiscale voordelen niet langer
mogelijk te maken. Daar ben ik blij mee. Maar vorige week werden we
opgeschrikt door berichten over een mogelijk gat in de winstbelasting
van maar liefst 400 miljoen euro. Het is de zoveelste keer dat partijen,
meestal multinationals, het fiscale-eenheidsregime proberen op te rekken
op basis van Europees recht. Dat is zorgelijk. Daarbij komt dat ons
fiscale-eenheidsregime, waardoor gelieerde ondernemingen verliezen en
winsten onderling kunnen verrekenen en samen aangifte kunnen doen, veel
verder gaat dan vergelijkbare regelingen in welk land dan ook. We hadden
het vanochtend al over Nederland doorstroomland en over de
aantrekkelijke constructies die wij maken. Dit is er weer eentje. Op
vragen van mijn fractie over de Wet aanpassing fiscale eenheid antwoordt
de staatssecretaris dat het Nederlandse regime van fiscale eenheid een
redelijk uniek systeem is dat niet vergelijkbaar is met de regelingen in
andere landen. In de EU is er maar één lidstaat waar het aangaan van de
fiscale eenheid leidt tot volledige fiscale consolidatie. Is dat
misschien de oorzaak van het feit dat onze fiscale eenheid steeds verder
wordt opgerekt? Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel geld er
überhaupt gemoeid is met de fiscale eenheid? Hoeveel belasting zouden we
meer kunnen innen, als we het regime in lijn brengen met dat van andere
landen? Is het eigenlijk nodig om zo'n regime te hebben? Wil de
staatssecretaris eens op een rij zetten welke landen wel en welke landen
niet zo'n systeem kennen? Is de fiscale eenheid ooit geëvalueerd?
Hoeveel rechtszaken worden erover gevoerd? Ik zou deze vragen graag
beantwoord zien voordat we elkaar weer zien.
Zoals ik al zei, heeft mijn fractie geen principiële bezwaren tegen het
afschaffen van de btw-landbouwvrijstelling. We hebben wel gevraagd of
het bijhouden van de btw-administratie op deze korte termijn wel te doen
is. Is het billijk om de wet zo snel na de aankondiging in te voeren? De
regering vindt van wel, maar uit het veld horen wij anders. We horen dat
degenen die nu een administratie moeten opzetten juist minder bekend
zijn met het gebruik van computers en de digitale verwerking van
gegevens. Daar kan je misschien wel over schamperen als je zelf weet hoe
alles werkt, maar bij een boerenbedrijf kan ik mij dat wel goed
voorstellen. Is het redelijk te verwachten dat binnen een aantal weken
na het aannemen van de wet een goed werkend administratiesysteem bij al
die landbouwbedrijven opgetuigd is? Als dat niet redelijk is, zou er dan
een uitstelmogelijkheid zijn? Een goede wetgever vraagt van het veld om
aan nieuwe verplichtingen te voldoen, maar niet aan onmogelijke
verplichtingen.
Ik heb nog twee andere zaken. Over het fonds voor algemene rekening
hebben we van de zomer met meerdere fracties vragen gesteld en
interessante antwoorden gekregen van de toenmalige staatssecretaris. We
hebben gezien dat de aanvragen voor een fonds van algemene rekening een
vlucht hebben genomen, omdat bekend is geworden dat je hiermee,
tatatata, belasting kan besparen, ontwijken. Tot 2015 waren er jaarlijks
enkele tientallen aanmeldingen, maar in dit jaar al 550 tot augustus.
Wat is de stand nu? Gaan we hierdoor belasting mislopen en zo ja,
hoeveel? Ik zou ook graag willen weten of we de participanten in het
fonds terug gaan zien in het UBO-register. Vindt de staatssecretaris het
gewenst dat met een fonds voor gemene rekening box 3-belastingen kunnen
worden omzeild? Ik stel deze vraag, omdat de vorige staatssecretaris het
niet nodig vond, gezien zijn demissionaire status, om hier iets aan te
doen. Nu hebben we een staatssecretaris met missionaire status. Ik vraag
hem hier wat aan te doen.
Ik heb ook nog een vraag over de hypotheekrentebijtelling. De vragen
daarover zijn aangewakkerd door onder anderen mijn collega en voormalig
woordvoerder van de SP Bashir. Later zijn er ook nog door anderen vragen
over gesteld. Omdat je verplicht meedoet aan de hypotheekrenteaftrek
voor de inkomstenbelasting, ontstaat er bij het bijna geheel afgelost
hebben van het huis een nettobetalingspositie voor mensen omdat zij
meedoen aan die regeling. Ik vraag me af of dat niet op te lossen is
door mensen gewoon ook de mogelijkheid te geven om niet mee te doen aan
de hypotheekrenteaftrek. Als je het niet nodig hebt, hoef je toch niet
mee te doen? Misschien kan dat met een vinkje bij een toeslag. Ik weet
het niet, misschien doe ik nou iets heel complex met de Belastingdienst,
maar ik zou daar wel graag iets meer over willen weten.
Ik kreeg vorige week een voorbeeld in de mail. Ik merk dat ik als
woordvoerder fiscale zaken minder mails met voorbeelden krijg dan toen
ik woordvoerder zorg was. Maar dit voorbeeld is toch wel mooi genoeg,
schrijnend genoeg, om mee te nemen. Een grootmoeder heeft de volledige
voogdij gekregen over twee van haar kleinkinderen. Helaas kunnen die
niet opgevoed worden door hun ouders. Door allerlei ingewikkelde
regelingen die er zijn, komt zij niet in aanmerking voor allerlei
toeslagen die samenhangen met kinderen hebben. Er is bij de behandeling
gevraagd hoe wij omgaan met het zien van een kind onder de 27 als
toeslagenpartner, want er zaten ook allerlei problemen bij als dat geen
eigen kind maar een pleegkind is. Je kan dan aanvragen om pleegkinderen
niet in aanmerking te laten komen als toeslagenpartner. Dat betekent dus
dat de Belastingdienst wel degelijk gaat kijken naar persoonlijke
situaties, wat gewoon goed zou zijn.
Ik denk dat het niet een groot beslag is en zou de staatssecretaris dan
ook het volgende willen vragen. Wanneer grootmoeders zich melden bij de
Belastingdienst en voor kinderopvangtoeslag en allerlei andere
regelingen in aanmerking willen komen omdat zij kinderen opvoeden die
dan wel niet de eigen kinderen zijn maar wel degelijk kinderen zijn die
groot worden in dit land, kunnen ze dan toegang krijgen tot een loket,
een telefoonnummer of wat dan ook? Voor mij hoef je geen nieuwe regels
te maken want volgens mij is het klein genoeg om er geen hele nieuwe
regel voor te hoeven optuigen, maar kunnen die mensen alsjeblieft ergens
terecht? Kan de Belastingdienst daar met een beetje menselijk gevoel
naar kijken in plaats van zeggen: nee, de regels zijn zo, jammer dan?
Feitelijk zou deze grootmoeder, wil ze niet financieel in het nadeel
lopen, de kinderen naar een kindertehuis moeten sturen. Ja sorry, maar
in wat voor land leven we dan? Dus ik vraag de staatssecretaris om met
de Belastingdienst en de uitvoerders van regelingen op een menselijke
manier te bekijken hoe we kunnen zorgen dat mensen die kinderen opvoeden
die niet hun eigen kinderen zijn, daar niet financieel voor gestraft
worden.
De voorzitter:
Dank. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Er ligt een best wel lang Belastingplan voor,
met veel relatief kleine en wat technische maatregelen. Daarom begrijp
ik ook dat een aantal collega's over wat grotere thema's beginnen, maar
mijn betoog zal zich toch focussen op de vele maatregelen die ieder op
zich een behoorlijke impact hebben. Voor de meeste is dat overigens voor
een kleine groep, bijvoorbeeld als je Waddenbewoner bent of een zeeschip
moet verkopen. Dat is niet heel Nederland, zullen we maar zeggen. Als je
het moet verkopen, wordt het echt leuk want dan moet je je dus kunnen
vergewissen van wat de volgende met dat schip gaat doen, of hij gaat
varen over de volle zee of niet. Of dat handhaafbaar is, daar heb ik
echt grote twijfels bij. Maar goed, dat zal niet vaker dan één keer per
zoveel jaar gebeuren. Maar het is toch weer zo'n voorbeeld: je hebt die
21% btw erop en dan moet je dus niet alleen kijken aan wie je het
verkoopt maar je er ook van vergewissen of degene aan wie je het
verkoopt, tussen bepaalde Griekse eilanden gaat varen die in open zee
liggen of tussen bepaalde Griekse eilanden die niet in open zee liggen.
En dan zijn we een eind weg.
Voorzitter. Ik zeg dat niet voor niks, want zo'n belastingplan heeft
vele technische punten en die betreffen ook de uitvoerbaarheid. Ik zou
de staatssecretaris in zijn algemeenheid willen vragen om op de
aanvullende commentaren van het Register Belastingadviseurs en de NOB
gewoon een reactie te geven, want dat komt de uitvoerbaarheid ten goede.
Hij hoeft niet per se alle suggesties over te nemen, maar de vele
technische vragen die er zijn, zijn zeer zinnig.
Voorzitter. Ik begin bij de omzetbelasting, de btw. Ik vermoed zomaar
dat dat een centraal thema kan worden tijdens deze kabinetsperiode. In
dit Belastingplan gaat het over de geneesmiddelen. Als de
handelsvergunning het criterium wordt of een geneesmiddel onder het hoge
of lage btw-tarief valt — en dat wordt hier voorgesteld — dan wordt het
een stuk belangrijker om die handelsvergunning te krijgen. Tot nu toe
was er geen koppeling tussen de handelsvergunning en het btw-tarief. En
laat ik het zo zeggen: ik verwacht zomaar dat het College ter
Beoordeling van Geneesmiddelen 1.200 aanvragen voor alle
zelfzorgeneesmiddelen gaat krijgen. Want vergeet niet: dit is geen
fiscaal loket; dit is het loket waar beoordeeld moet worden of iets een
geneesmiddel is. Maar het wordt een fiscaal loket door deze wet, omdat
je er een btw-voordeel van op dit moment 21% min 6% is 15% en straks 12%
door krijgt. Dus worden je spullen 12% goedkoper. Nederland kennende
zullen daar dus 1.000 aanvragen belanden. Deze wet heeft overigens in
tegenstelling tot wat een aantal collega's zei, wel ter
internetconsulatie voorgelegen. Daar is ook uitgebreid op geconsulteerd,
wat je er verder ook van vindt. Ik vraag de staatssecretaris of hij
bereid is om het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen te vragen
hoeveel extra aanvragen er al binnengekomen zijn, want er wordt hier
natuurlijk op geanticipeerd. En kan hij het CBG vragen of het dit
uitvoerbaar vindt? Dat vind ik, in dit geval, nog wel belangrijk.
Verder is het nog enigszins onduidelijk welke producten straks wel of
niet onder het lage btw-tarief zullen vallen. Ik zal een voorbeeldje
geven. Krijgt mondwater straks een handelsvergunning? En is dat straks
alleen het mondwater van de kaakchirurg of ook het mondwater dat je
gewoon koopt? We lachen er allemaal een beetje om, maar dit zijn typisch
de dingen die echt moeilijk liggen. Overigens moet ik zeggen dat ik het
probleem van de staatssecretaris met de zonnebrand en de hoeveelheid
zaken die werden toegevoegd, wel begrijp. Ik heb ook zelf nog niet
onmiddellijk een oplossing waarmee alles is opgelost, in tegenstelling
tot een aantal collega's.
Over de zeeschepen heb ik ook een stukje tekst, maar mijn collega's
hebben daar zo uitgebreid vragen over gesteld dat ik denk dat ik daar
niet nog iets over hoef te vragen. Ik sluit me daar dus graag bij aan.
Is er een gaatje? En de vraag of ze zich daar aan de Griekse eilanden,
waar de volle zee en de open zee nog veel moeilijker te scheiden zijn
dan in Nederland, echt allemaal aan de wet houden, is toch wel een
enigszins relevante vraag.
Dan kom ik op de Invorderingswet. De regering stelt voor dat pand- en
hypotheekhouders btw moeten gaan afdragen als zij zich verhalen op de
btw. Dat is logisch. Btw is voor de fiscus en niet voor andere
schuldeisers. Maar waarom wordt de wet nu pas aangepast? Want dit hebben
we al sinds 1983 zo in de wet staan. Bovendien verwacht ik niet dat deze
maatregel goed gaat werken. Want pand- en hypotheekhouders kunnen afzien
van het verhaal op btw en dan gaat het geld naar de curator en niet naar
de fiscus. Is het niet handiger om te regelen dat alle door de afnemers
betaalde btw die in de boedel valt, aan de fiscus toekomt?
Dan de vennootschapsbelasting. Er is een dubbele zakelijkheidstoets bij
indirecte derdenfinanciering. Dat is een lastige maatregel. We kennen in
de Vpb namelijk de hoofdregel dat externe leningen zakelijk zijn. Het
doorlenen van een externe lening binnen een groep is bovendien zeer
gebruikelijk. Groepen hebben vaak een financieringsmaatschappij, die
vreemd vermogen aantrekt. Vanuit die financieringsmaatschappij wordt
voor alle groepen binnen dat bedrijf de financiering geregeld. Dat is op
zich geen rare constructie. Dat is een manier om je geldstromen
transparant te houden. Voorgesteld wordt nu dat voor directe externe
financiering geen dubbele zakelijkheidstoets geldt maar dat die voor de
indirecte externe financiering wel gaat gelden. Er wordt dus een fiscale
ongelijkheid gecreëerd en de Belastingdienst gaat steeds meer op de
stoel van de ondernemer zitten. Artikel 10a is geschreven voor
groepsleningen en dat is ook zo beschreven in de parlementaire
geschiedenis. Externe leningen horen dus niet onder dit artikel te
vallen, ook niet als ze worden doorgeleend. Logisch acht ik de maatregel
dus niet, maar "het aanpakken van onzakelijke transacties die indirect
extern gefinancierd zijn", klinkt alsof de Belastingdienst ergens
misbruik of oneigenlijk gebruik gevonden heeft. Kan de staatssecretaris
een voorbeeld geven van onzakelijke transacties die nu indirect extern
gefinancierd worden? En kan hij aangeven wat het onwenselijke element
is? Dan kunnen wij beoordelen of dit een maatregel is die een probleem
ondervangt of niet. Waarom wordt in dit geval dan overigens de
onzakelijke transactie aangepakt? Want dat kun je ook doen met fraus
legis of herkwalificatie in plaats van met de renteaftrek. Waarom is het
wenselijk om directe en indirecte externe financiering anders te
behandelen, door de toepassing van artikel 10a?
Voorzitter. In het Belastingplan zitten ook een aantal maatregelen waar
ik zeer over te spreken ben. Ik ben ronduit positief over de terugkeer
van de 10%-regeling voor de toeslagen. Dat zal u niet verbazen, want we
waren ook tegen de afschaffing daarvan. Ik snap de afweging dat het een
percentage moet zijn dat echt meer is dan een paar procent. Anders krijg
je namelijk heel veel gevallen, en de individuele gevallen zijn zeer
bewerkelijk. Ik acht 10% op zich ook een redelijke uitvoering daarvan.
Wel vond ik het vermakelijk om te zien dat er bij de afschaffing 2.000
minder toeslagen uitgekeerd werden, terwijl er nu het weer wordt
ingevoerd 1.000 extra toeslagen worden uitgekeerd. Dat verschil heb ik
dus nog niet helemaal begrepen. Verder ben ik positief over de
uitvoering van de motie-Van Vliet over het voorkomen van dubbele
verliesneming. Ook ben ik positief over de exitheffing op de
afvalstoffenbelasting.
Ik wil mijn inbreng bij dit wetsvoorstel — want ik heb er nog twee —
graag afsluiten met drie zaken die niet in het voorstel zitten, maar die
wat ons betreft wel heel prangend zijn. Het eerste punt betreft mensen
die met pensioen gaan die een jongere partner hebben en dus geen
AOW-partnertoeslag. Ze hebben toch een redelijk pensioen. Die mensen
zouden graag in staat zijn om het gat dat ontstaat doordat zij eerst een
of twee jaar een lagere AOW en geen partnertoeslag hebben — zij
ontvangen dus alleen de AOW voor gehuwden, wat zo'n €750 per maand is —
goed te maken door een deel van hun pensioenuitkering van later naar
voren te halen. Kan de staatssecretaris in beeld brengen welke zaken
daarvoor noodzakelijk zijn? Zo kunnen mensen die dit gat hebben hun
pensioen gewoon zo herverdelen dat zij vanaf het moment dat zij met
pensioen gaan — vaak zijn ze hun hele leven kostwinner geweest — dat
pensioen gewoon gelijkmatig kunnen opnemen. Zo kunnen zij een
gelijkmatig pensioen tijdens hun pensionering hebben.
Het tweede punt betreft de buitenlandse kentekens en de bpm. Collega's
wezen hier ook al op. Het is in dit Belastingplan ongeveer de tiende
maatregel die probeert om het lek te dichten van de route waarin er
vanuit het buitenland auto's worden geïmporteerd om daarmee de bpm te
drukken. Maar goed, we hebben nu interessante uitspraken. Koop je
namelijk een nieuwe auto in Hongarije en rijd je daarmee naar Nederland,
dan kun je aan de grens zeggen dat je een tweedehands auto hebt, want je
hebt ermee gereden. Je kunt er dan bijvoorbeeld een schadedeur inzetten.
Ik zag hier al een aantal mensen die zeer inventief waren in het
bedenken van manieren om de bpm te omzeilen. Uit antwoorden op
Kamervragen blijkt dat er vorig jaar maar liefst 200.000 auto's in
Nederland geïmporteerd werden. Een paar jaar geleden waren dat er nog
maar 100.000, terwijl de nieuwverkoop daalt. Hoeveel zullen dat er dit
jaar zijn? Gaan we bij de parallelimport naar de 300.000 auto's toe,
terwijl we er hier maar 400.000 of 500.000 verkopen? Oftewel: is het
merendeel van de auto's dat hier straks verkocht wordt via
parallelimport in Nederland gekomen, met een enorm lek in de bpm, die
meer dan gehalveerd is in de afgelopen jaren?
Als dat zo is, dan vrees ik dat we er met de maatregelen in dit
Belastingplan niet komen. Ik daag de staatssecretaris uit om iets dieper
in te gaan op hoe groot dit probleem is. Hij mag dat in eerste termijn
doen, maar ook in een brief over een of twee maanden. Onze inschatting
is dat het zomaar een lek van een miljard kan zijn. Niemand aan tafel
wenst dat lek. We moeten even heel principieel nadenken over wat we
moeten doen, zodat niet al onze autobelastingen in Duitsland en in
België betaald worden. Dat lijkt mij volstrekt onwenselijk. "Eigen auto
eerst" hoor ik de woordvoerder van de partij die het woord "eigen" graag
gebruikt, zeggen.
Voorzitter. Het derde punt bestaat uit twee punten rondom de
hypotheekrenteaftrek. Het eerste punt in dat kader is de volgende vraag
aan de staatssecretaris. Een heleboel mensen hebben nog een hypotheek
tegen een hoge rente van 4% à 5%. Zij mogen 10% of 20% per jaar
boetevrij aflossen. Graag zou mijn partij het mogelijk gemaakt zien
worden dat deze mensen bijvoorbeeld in vijf jaarlijkse stappen hun
hypotheek kunnen omzetten, dat zij boetevrij kunnen aflossen en dat zij
over kunnen gaan naar een nieuwe bank waar zij in vijf stappen de
hypotheek weer vol maken en dan beginnen met aflossen. Dan kunnen zij
gebruikmaken van de lage rente. Zou de staatssecretaris bereid zijn om
met een uitwerking te komen waarbij de belemmeringen in zowel de
fiscaliteit als het financieel toezicht worden weggenomen, waardoor de
mensen met zo'n hypotheek hun hypotheeklasten kunnen verlagen, waarbij
zij gebruikmaken van de clausules die in de hypotheek zitten? Nu hebben
deze mensen vaak maar één mogelijkheid: verhuizen. Dat gebeurt! Er zijn
mensen die 6% betalen en niet met de bank kunnen heronderhandelen. De
enige mogelijkheid waardoor ze naar 2% kunnen met 30 jaar vast is hun
huis verkopen en een gelijkwaardige woning ergens anders kopen, al is
het maar aan het eind van de straat. Daarmee halveren ze hun
maandlasten. De huidige situatie lijkt mij onwenselijk. Ik zou veel
liever hebben dat die mensen de mogelijkheid hebben om hun hypotheek om
te zetten. Is de regering bereid om de zaken daarvoor op een rij te
zetten?
Dan een brief van de voorganger van deze staatssecretaris uit april. Die
brief ging erover dat mensen vanaf 1 januari 2018 standaard trouwen in
de beperkte gemeenschap van goederen. Toen wij vroegen naar de fiscale
gevolgen daarvan voor de hypotheekrenteaftrek kwam er een interessante
brief die alle notarissen, hypotheekadviseurs en fiscalisten die zich
nog aan de eigenwoningregeling durven te wagen, zo verontrust heeft dat
ze de kast op gejaagd zijn. Er stonden namelijk twee interessante
fiscale aspecten in. Het eerste is dat de beperkte gemeenschap van
goederen kan leiden tot minder hypotheekrenteaftrek. Dat is vervelend,
want deze wet, waar wij niet voor waren, had niks te maken met de manier
waarop je met de hypotheekrenteaftrek of de toedeling daarvan zou moeten
omgaan. Daar heb ik niet onmiddellijk een oplossing voor.
Ten tweede bleek uit die brief dat de staatssecretaris, in tegenstelling
tot de Belastingdienst tot nu toe, de eigenwoningregeling heel juridisch
en individueel bekijkt. Dat kan tot ingrijpende beperkingen van de
hypotheekrenteaftrek leiden als partners niet exact dezelfde
eigenwoningsgeschiedenis hebben, en dat hebben ze bijna nooit. Dan moet
je denken aan de volgende voorbeelden. De ene partner heeft al een eigen
woning gehad en de andere partner woonde nog bij zijn ouders of had een
huurwoning. Nu kopen ze samen een huis. Als de ene partner een
eigenwoningreserve van €50.000 heeft, en ze samen een huis van twee ton
kopen en een hypotheek van €150.000 nemen, dan zou je denken dat alles
rondloopt. Nee, zei staatssecretaris Wiebes, de ene partner heeft dan in
box 3 een vermogen van €25.000 en de andere heeft in box 3 een schuld
van €25.000 aan de andere partner. En ze mogen niet alle rente aftrekken
in het kader van de hypotheekrenteaftrek. Alle alarmbellen gingen bij
mij af. Er is werkelijk niemand die dat begrijpt of zelfs maar weet,
zelfs onder de medewerkers van de Belastingdienst niet, vermoed
ik.
Hetzelfde gebeurt overigens als een van de twee partners nog een
aflossingsvrije hypotheek heeft die onder het overgangsrecht valt. Dan
valt de helft van de nieuwe partner in één keer niet meer onder het
overgangsrecht, want die heeft geen recht meer op overgangsrecht, omdat
die haar pas aangaat op het moment van trouwen. Ja, ammehoela! Ook dit
lijkt nergens op. Als de Belastingdienst deze brief echt gaat uitvoeren
— ik betwijfel overigens of ze dat kunnen — dan zullen honderdduizenden
gezinnen in 2017 minder recht op hypotheekrenteaftrek hebben dan zij
zelf denken, dan de bank denkt en dan de hypotheekadviseurs hun
voorgeschoteld hebben. Dan heb ik het niet over enkele procenten. Dat
kan om duizenden euro's per jaar gaan.
In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de vorige
staatssecretaris de nieuwe staatssecretaris nog een aantal maanden
gegeven om hierop te antwoorden. Maar ik zou dat antwoord echt gewoon in
de eerste termijn van dit wetgevingsoverleg willen horen, want anders
treedt alles per 1 januari 2018 in werking. Ik heb daarover de volgende
concrete vragen.
Kan de staatssecretaris aangeven wat het recht op hypotheekrenteaftrek
bedraagt als twee fiscale partners samenwoonden in de woning van de ene
partner, met een oude aflossingsvrije hypotheek van zeg twee ton, en ze
die hypotheek meenemen naar de nieuwe woning, waar ze gezamenlijk
eigenaar van zijn, met een waarde van €250.000? De woning wordt dus voor
twee ton gefinancierd met een bestaande hypotheek, waarvoor zij conform
de praktijk van de bank allebei verantwoordelijk zijn, en de rest is
betaald met eigen vermogen. Dit is voorbeeld één. Indien het antwoord is
dat niet voor de gehele hypotheek recht op hypotheekrenteaftrek bestaat,
kan de Belastingdienst dit dan controleren? Klopt het dat zij tot 2017
niet corrigeerden bij fiscaal partnerschap? En gaan ze dat in 2018 wel
doen? Als ze dat wel gaan doen, dan kunnen ze dat met terugwerkende
kracht tot 2013 doen. Beseft u even dat een aantal mensen hun huis
gedwongen zal moeten verkopen als we dit met terugwerkende kracht tot
2013 gaan doen. En beseft u ook even — dat komt hier straks nog aan de
orde — dat de inkeerregeling er niet staat, omdat deze mensen het
natuurlijk zelf hadden moeten doen. Ze hadden het zelf moeten kennen. De
inkeerregeling houdt in dat je dit mag corrigeren. Dit is echt een
bommetje onder het hele verhaal.
Klopt het ook dat, hoe partners in 2018 ook huwen of gaan samenwonen,
bij een eigenwoningreserve de hypotheek altijd voor de helft van de
waarde van de eigenwoningreserve in box 3 valt, zoals ik net zei? Wat
gebeurt er fiscaal als in voorbeeld één sprake is van een spaar- of
beleggingshypotheek die in 2018 tot uitkering komt? Kan de
staatssecretaris reageren op het artikel "Fiscale
eigenwoningproblematiek door nieuw huwelijksvermogensrecht onder tafel
geschoven" op TaxLive? En dan de oplossing, want ik vind dat ik, als ik
zo veel problemen geef, ook iets van een oplossing mag geven. Is de
staatssecretaris bereid om een besluit goed te keuren dat bij fiscale
partners, dus inclusief in beperkte gemeenschap van goederen gehuwden,
uitgegaan wordt van de economische benadering en niet van deze strikt
juridische benadering? Een eigen woning is immers een goed dat vrij kan
worden verdeeld tussen de fiscale partners. Dan moeten het
overgangsrecht en de bijleenregeling dit niet beperken.
Voorzitter. Dan kom ik bij het tweede van de drie wetsvoorstellen. Dat
is het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen. Overigens klinkt die
titel altijd onschuldig, maar in dat wetsvoorstel zaten dit jaar wel wat
heftiger maatregelen dan in het Belastingplan.
Van de schenkbelasting ben ik echt geschrokken. Al jaren strijd ik in
deze Kamer tegen de trouwtaks: de belastingverhoging op het gebied van
inkomensbelasting en toeslagen waar partners mee te maken kunnen krijgen
als ze gaan samenwonen of trouwen. Nu is in OFM nog een extra trouwtaks
opgenomen, namelijk in de schenk- en erfbelasting. Per nota van
wijziging — waarvoor dank — is een aantal kinderziektes uit het voorstel
gehaald. Maar het blijft juridisch onjuist en maatschappelijk zeer
ongewenst om elk huwelijk en elk samenlevingscontract in eerste
instantie te zien als een fiscale constructie. Dat is niet waarom iemand
trouwt. Er is geen enkele reden om deze hele kerstboom aan nieuwe
bepalingen op te tuigen. De reden ervan is althans niet helder geworden
uit de stukken die bij de Kamer zijn ingediend. Om een enkel geval van
misbruik aan te pakken bestaat nu juist de fraus legis. Maar nu lijkt
het erop dat alle mensen die een samenlevingscontract gaan afsluiten of
gaan trouwen, bij de notaris driedubbel moeten checken of zij niet per
ongeluk iets doen wat als een schenking kan worden aangemerkt.
Notarissen geven aan dat het door de vage omschrijving bijna niet meer
mogelijk is om vooraf te beoordelen of een samenlevingscontract of een
huwelijk op huwelijkse voorwaarden door de Belastingdienst als een
nepcontract of als een nephuwelijk zal worden aangemerkt. Ik verwijs de
staatssecretaris naar de brief van de EPN, estate planners in het
notariaat, en ik vraag hem of hij op hun vragen en opmerkingen wil
ingaan.
De heer Nijboer (PvdA):
De heer Omtzigt is goed in het framen van zaken: de trouwtaks. Eerlijk
gezegd, viel ik aan de andere kant van mijn stoel toen ik de stukken
las. De heer Omtzigt schreeuwt hier over de trouwtaks, maar ik dacht:
mensenkinderen, dat het mogelijk is dat mensen voor één dag trouwen om
zo te proberen de heffing van successierechten op een groot vermogen te
omzeilen! Dat moeten we toch niet willen toestaan. Er zijn allerhande
tussenvormen; mevrouw De Vries vroeg naar leeftijdsverschillen. Daar wil
ik niet te veel in treden, maar als je trouwt word je fiscaal heel
anders behandeld dan een alleenstaande. Dat kan voor vermogenden een
heel aantrekkelijke route zijn. Er zijn meen ik dertien of zestien —
daar wil ik van af zijn — voorbeelden gegeven. Ik schrok daar wezenlijk
van. Ik vind het dus heel terecht dat het kabinet dat zegt. Te goeder
trouw en als ze het echt verkeerd doen, moeten we dat bewijzen: dat zat
er allemaal bij. Dat daartegen wordt opgetreden, vind ik nogal
wiedes.
De heer Omtzigt (CDA):
Natuurlijk moet daartegen opgetreden worden. Daar is nou juist de
frauslegisbepaling voor. Want als iemand dat doet met het oogmerk om in
een keer een groot vermogen aan een ander over te dragen en via een
alimentatie misschien zelfs nog vijf jaar lang wat extra vermogen over
te dragen, dan is dat via fraus legis prima aan te pakken. Dus ik vraag
mij af welke gevallen op dit moment niet aangepakt kunnen worden die met
de nieuwe bepaling wel aangepakt kunnen worden. Want ik ben er ook niet
voor dat hier onbeperkt aangepakt kan worden. Ik kan u nog heel mooie
boeken aanbevelen over de Amerikaanse burgeroorlog.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik dacht dat het over de fiscale regeling ging.
De heer Omtzigt (CDA):
Ja, maar dit is een van de mooiste pensioenboeken. Het
nabestaandenpensioen voor oorlogsgewonden was beschikbaar, ongeacht met
wie zij trouwden. Dat betekent dat de Amerikaanse overheid tot de jaren
tachtig van de vorige eeuw nabestaandenpensioenen heeft betaald volgend
op de Amerikaanse burgeroorlog, omdat al deze mensen zo rond 1900, 1920,
trouwden met een meisje van 20, dat daarna de rest van haar leven nog
een nabestaandenpensioen kreeg. Dus dat er een probleem is als je het
onbeperkt doet, geef ik u onmiddellijk!
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, precies. Daar zijn we het over eens. Bijna alles wat fiscaal
voordelig is, wordt toch gebruikt en soms ook misbruikt. Een ander
voorbeeld uit de geschiedenis: alle dichtgemetselde ramen kwamen door de
raamtaks. Als je in Leiden bij de winkelcentra, en trouwens ook in
Groningen op de Vismarkt, rondkijkt, zie je dat. Dat komt doordat in het
verleden de ramen waren belast. Toen was de welvaart een stuk minder en
betekenden ramen welvaart. Maar toen die taks werd ingevoerd, werd het
donker. Dat geldt natuurlijk ook voor het huwelijksrecht. Ik vind de
voorstellen die het kabinet hier doet, op zichzelf echt heel erg
evenwichtig. Ze zijn wel technisch ingewikkeld, maar wel heel erg
evenwichtig.
De heer Omtzigt (CDA):
Die tussenzin is precies wat mij zorgen baart: wel technisch
ingewikkeld. Dit voorstel maakt het voor elke belastingplichtige
onduidelijk. Van die nota van wijziging zeiden wij: op het moment dat
pensioenvermogen al leidt tot een onevenwichtigheid, wat het bijna
standaard doet, dan zit je al over die grens van 50% en doe je dus een
schenking. Daarvan ben je je niet eens bewust. Als je trouwt en de ene
partner wat meer pensioenrechten heeft dan de ander, en dat toevallig de
partner is die wat minder vermogen heeft, dan schuift het schuifje over
de 50% heen en zou je op dat moment met een fiscale constructie bezig
zijn, terwijl niemand zich daarvan bewust is. Dat is precies de reden
waarom ik hier zeg: het idee is sympathiek maar de uitwerking is dat
tienduizenden mensen die gaan trouwen, samenwonen of een contract
sluiten, juridisch advies zullen moeten vragen over of ze niet per
ongeluk een schenking aan het doen zijn, terwijl ze dat in het geheel
niet doorhebben. Ik zoek naar een manier om de duidelijke voorbeelden
die we beiden willen bestrijden aan te pakken, zonder dat iedereen
hiermee per ongeluk bezig is.
De heer Nijboer (PvdA):
Maar toch even voor de helderheid. Dit gaat echt om grote vermogens. Je
hebt een schenkingsvrijstelling van zes ton, dus dit gaat over mensen
die vele miljoenen hebben en trouwen. Zij hebben in z'n algemeenheid een
fiscaal adviseur. Het lijkt nu net alsof iedereen die gaat trouwen dit
soort problemen heeft, maar het geldt gewoon echt alleen maar voor
mensen met een vermogen van meer dan een miljoen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat misverstand zou ik graag nog even aan de staatssecretaris willen
voorleggen. Er is op dit moment bij overlijden een vrijstelling van iets
meer dan zes ton tussen de echtgenoten, dus dan moet je een gezamenlijk
vermogen van 1,2 miljoen hebben. Dat gaat inderdaad om een beperkte
categorie. Maar dit wetsvoorstel voorziet ook voor mensen die een
vermogen van een ton hebben en ook nog een impliciet vermogen van een
ton in een pensioenfonds hebben. Daar kon een schenking zich al per
ongeluk voordoen en kon je al schenkbelasting verschuldigd zijn terwijl
je gewoon in gemeenschap van goederen ging trouwen. In gemeenschap van
goederen trouwen, daar bent u misschien niet voor — u heeft een ander
wetsvoorstel ingediend — maar het is voor de meeste mensen in ieder
geval geen fiscale constructie. Daar zijn we het wel over eens. Deze
mensen liepen er al tegenaan. Je kon in gemeenschap van goederen trouwen
en dat kwalificeerde onder dit wetsvoorstel al als fiscale constructie.
Dat kan niet. Nu we aan de techniek zijn toegekomen, zijn er al wat
minder Kamerleden, maar dit is precies waarom we hier een
wetgevingsoverleg hebben: niet alleen om door te nemen of we het
politiek ergens over eens zijn, maar ook of het uitvoerbaar is. Hiervan
was de intentie goed, maar de uitvoerbaarheid iets minder.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik denk dat het goed is dat de heer Omtzigt dit aankaart, omdat het
iedere keer weer het gevecht aangeeft en de afweging tussen wat je met
goede en kwade bedoelingen moet doen. Mijn interventie is eigenlijk
alleen hierom bedoeld dat ik ondersteun dat dit goed wordt onderkend,
maar ik zou via de heer Omtzigt aan de staatssecretaris voor volgende
week willen vragen hoe hij fraus legis in dit verband ziet. De heer
Omtzigt zegt: dat kun je toch ook met fraus legis aanpakken? Maar ik
denk dat fraus legis een heel beperkt, zo niet bijna onmogelijk, middel
is om datgene te bestrijden wat hier volgens velen bestreden moet
worden.
De heer Omtzigt (CDA):
Misschien moeten we zelfs in het huwelijksrecht gaan zitten. We hebben
een tijdje geleden het neef-nichthuwelijk verboden. Misschien moeten we
het oom-neefhuwelijk wel gaan verbieden. Ik vind het prima. Met welke
oplossing je ook komt: het kan. Maar zorg ervoor dat niet iedereen die
trouwt standaard moeilijke dingen moet gaan doen. Ik geloof dat niemand
van ons daar echt op zit te wachten.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Omtzigt (CDA):
De bedoeling van het voorstel was om alleen misbruik van een scheve
gerechtigheid tot de gemeenschap van goederen aan te pakken, maar dat
gebeurt niet. Misbruik is de hoofdregel in dit wetsvoorstel. Daarom wil
ik eerst weten in hoeveel gevallen de Belastingdienst deze constructie
is tegenkomen. Is dat één geval, twee of tien? En wat was het belang in
deze zaken? Als een partner een groter deel van de nalatenschap nalaat
aan de langst levende partner, dan is bij het tweede overlijden meer
belasting verschuldigd. Dus of de constructie werd veel breder gebruikt
dan het beperkte aantal zaken dat de Kamer tot nu toe bekend was, of dit
wetsvoorstel kost de schatkist geld. Notarissen kijken altijd naar de
erfbelasting over twee levens. Is er, wanneer beiden overleden zijn,
sprake van een derving door deze constructies? Dat vind ik wel een
belangrijke vraag.
Ik ben van mening dat, als twee partners, bijvoorbeeld in het licht van
het overlijden van een van beiden, een scheve verdeling van het vermogen
overeenkomen en dit, over twee levens bezien, op de een of andere
wonderlijke manier tot belastingbesparing zou leiden, de Belastingdienst
een goede kans heeft dat een beroep op fraus legis slaagt. Kan de
staatssecretaris aangeven of een dergelijke zaak ooit voor de rechter
gebracht is door de Belastingdienst? Dit wetsvoorstel repareert iets
waarvan ik niet kan zien dat het kapot is.
Voorzitter. Bij nota van wijziging is ook de prachtige
oom-neefconstructie, die OFM gecreëerd had, voorkomen. Vóór de nota van
wijziging kon je namelijk het derde tarief voorkomen door een
nephuwelijk aan te gaan. Dan was er fiscaal wel sprake van een
schenking, maar slechts tegen het gehuwdentarief. Dat is nu gerepareerd,
maar het codificeren van een nephuwelijk houdt het risico in zich dat te
veel bonafide gevallen geraakt worden. Veel mensen zijn bijvoorbeeld
huiverig om naar een notaris te gaan. Een notaris zal vaak zeggen dat
het nu een heel groot bedrag lijkt, een samenlevingscontract en
testamenten, maar dat het uiteindelijk ook voordeel oplevert in de vorm
van de partnervrijstelling en tarieven en dat het mooi is meegenomen dat
dan alles goed geregeld is. Maar ja, is er dan sprake van nepsamenleving
op grond van artikel 6, zesde lid van de SW? Belastingbesparing was
immers het hoofddoel van het afsluiten van het
samenlevingscontract.
Nog een voorbeeld. De huwelijkse voorwaarden worden aangepast in verband
met artikel 13 van de Successiewet. Immers, als je een levensverzekering
afsluit, moet je dit vaak ook nog aanpassen in de huwelijkse voorwaarden
om later erfbelasting te voorkomen. Hier hebben we ook niet voor niks
een premiesplitsingsbesluit voor, dat bepaalt hoe dit geregeld wordt.
Maar dat is dan ook de hoofdreden voor wijziging van de voorwaarden en
die hoofdreden is inderdaad belastingbesparing. Is er op dat moment dan
sprake van een nepwijziging van de huwelijkse voorwaarden en wellicht
van een nephuwelijk op grond van deze wet, of loop je eerst al tegen het
begrip van artikel 6 van de Successiewet aan omdat je de premies privé
houdt en dus afwijkt van de fiftyfiftyverdeling?
Voorzitter. Ik stel de staatssecretaris voor om het komende jaar
uitgebreid na te denken over nut en noodzaak van dit voorstel. Misbruik
kan immers ook aangepakt worden met fraus legis. De staatssecretaris kan
overleggen met experts om ervoor te zorgen dat de reële gevallen geraakt
worden en dat de niet-reële gevallen, waarbij geen sprake is van
misbruik, niet onnodig geraakt worden.
Voorzitter. Een andere technische wijziging is de invordering. Die heeft
vergaande consequenties. Zo vervalt de schorsende werking van het
verzet, wordt de meldingsplicht voor bodemzaken uitgebreid en vindt een
enorme uitbreiding van het derde beslag plaats. Met name over de eerste
maatregel maak ik me zorgen. De rechtsbescherming van goedwillende
burgers wordt aangetast omdat het verzet volgens de regering gebruikt
wordt om te vertragen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe deze
verschillende belangen zijn afgewogen? De uitbreiding van het derde
beslag betekent dat de Belastingdienst op een makkelijke manier beslag
kan leggen op betaal- en spaarrekeningen. Kan de staatssecretaris
aangeven of inmiddels al rekening gehouden wordt met de beslagvrije voet
bij deze bankrekeningen? Ik sluit hiervoor even aan bij de vragen van de
heer Snels, die ook terecht wees op een aantal rapporten van de
Ombudsman, die in dezen al geschreven zijn. Soms worden mensen door dit
soort beslagprocedures namelijk diep in de problemen gebracht; zij
kunnen dan geen kant op. Dat is een heel moeilijke afweging, zeg ik
erbij, want ik wil wanbetalers graag aanpakken, zeker de mensen die de
zaak verbergen en flessen. Maar we hebben hier niet per ongeluk een
beslagvrije voet en, zo zeg ik er maar bij, een uitgebreid stuk in het
regeerakkoord dat gaat over mensen die in de schulden geduwd worden en
hoe we dat moeten voorkomen. Die passage kan de heer Van Weyenberg zo
meteen citeren. Ik merk hierbij op dat ik alleen kan instemmen met een
uitbreiding van het derde beslag als de beslagvrije voet te allen tijde
gerespecteerd wordt. Graag een reactie hierop.
Ik zou ook graag willen weten wat op dit moment de situatie is van de
deurwaarders bij de Belastingdienst. Ik heb het gevoel dat zij er met
honderden tegelijk uit gewerkt zijn, dat er geen nieuwe komen op dit
moment en dat we alles doen in een heel laat stukje van het traject,
waardoor we mensen dan meteen ontzettend diep de put in duwen. Zijn de
schulden die er nu zijn, wel inbaar, of krijgen zij allemaal het vinkje
DM, DDM of DMDM? De mensen van de Belastingdienst weten wat dat
betekent.
De voorzitter:
De rest van de mensen weet dat niet. Wij zijn zeer benieuwd.
De heer Omtzigt (CDA):
DMDM zijn de schulden die wel dynamisch gemonitord worden maar die
eigenlijk nooit meer geïnd worden. Dan zeggen ze: het wordt dynamisch
gemonitord. Maar de mensen die daar werken, vertellen ons: er wordt
helemaal niks meer gemonitord. Er is bij de Belastingdienst een soort
nieuwe categorie oninbare schulden ontstaan. Het was eerder de bedoeling
om die mensen via ANPR-controles te vangen. Dat is een controle waarbij
je iedereen met de auto aan de kant zet om te kijken of ze wel genoeg
doen. Het is de vraag of dat erg fraai is, want als je van iemand de
auto afpakt, zorg je er vaak ook voor dat die persoon op dat moment zijn
baan verliest. Dan duw je zo'n persoon dus ontzettend diep de put in.
Het zou fijn zijn als je juist eerder in een traject iemand wat harder
aanpakt, desnoods met een huisbezoek van de deurwaarder. Maar je moet
niet op een gegeven moment alle middelen afpakken en zeggen: oké, en nu
is de schuld voldaan. Daar help je mensen de put mee in.
Voorzitter. De inkeerregeling. Laat ik me hier gewoon maar even
aansluiten bij het betoog van mevrouw De Vries. Het zou fijn zijn als de
inkeerregeling vervalt bij spaargeld, maar voor de rest moeten mensen,
als ze zien dat ze een fout gemaakt hebben, dat gewoon zelf kunnen
corrigeren en moet daar geen boete uit volgen. Kan de regeling op die
wijze veranderd worden?
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben ook heel erg voor het afschaffen van de inkeerregeling. Het gaat
om mensen die bewust de belasting hebben misleid. Als je een fout hebt
gemaakt en zelfs als je jarenlang naar eer en geweten je belasting hebt
ingevuld maar dat fout hebt gedaan, heb je niets met die inkeerregeling
te maken. Die is echt bedoeld voor fraudeurs; die werden gekort. Of ik
heb het verkeerd begrepen. Mijnheer Omtzigt staat bekend om zijn goede
wetskennis.
De heer Omtzigt (CDA):
We hebben in 2009 samen met de PvdA en de ChristenUnie met een
amendement de inkeerregeling tot twee jaar beperkt. De inkeerregeling
was er ook alleen voor die gevallen waarin je ervan kon uitgaan dat de
inspecteur nog niet ontdekt had wat je fout gedaan had. Het was dus een
spontane fout. En die spontaan herstellen, betekende gewoon dat je die
kon herstellen, en dat was het dan. Nu staat er inderdaad in de stukken
dat het om misbruik gaat. Dan krijg je ellenlange discussies over de
vraag of er op dat moment sprake is van misbruik of niet. Als we niet
oppassen, wordt er nu bijna standaard van uitgegaan dat als iemand
spontaan herstel pleegt, hij of zij dan aan het misbruiken is. De meeste
mensen die spontaan herstel plegen, denken: ik heb een foutje gemaakt.
Misschien hebben ze wel eindelijk die brief van Wiebes over de
hypotheekrenteaftrek gelezen. Een gedeelte van de belasting is zo
ingewikkeld dat ik het iemand soms niet eens kwalijk neem als hij of zij
zegt: jongen, dit had ik iets anders in moeten vullen. Die persoon zegt:
ik ga dat spontaan herstellen, de inspecteur heeft me nergens op
aangesproken of aangeschreven. Ja, als iemand binnen de tweejaarstermijn
nergens op aangesproken of aangeschreven en spontaan herstelt, dan ben
ik bereid om te zeggen: in principe ga ik ervan uit dat daar geen kwade
bedoelingen achter zitten. We moeten niet een soort spel krijgen waarbij
het heen en weer gaat, waarbij wordt gezegd: ja, maar u hebt dat in
eerste instantie bewust fout ingevuld.
Het is dus anders voor het spaargeld. Daarvan zeg ik ook: daarvoor
kunnen we de inkeerregeling afschaffen als we dat een goed idee
vinden.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik sta er op dezelfde manier in als de heer Omtzigt. Als mensen een
foutje maken, dan is de Belastingdienst veel te streng voor hen. Maar de
inkeerregeling is echt bedoeld voor bewuste fraudeurs. Dat staat er ook
heel duidelijk in. Sterker nog, je mag zelfs een pleitbaar standpunt
hebben. Het moet bijna echt niet kunnen, en dan mag het nog. Dan krijg
je nog geen boete. Het is dus echt behoorlijk ruim geformuleerd voordat
je met die inkeerregeling van doen hebt. Anders is het inderdaad gewoon
een fout herstellen. Dat kan iedereen doen. Als de staatssecretaris zegt
dat het anders is, dan ben ik het er echt niet mee eens. Dan stem ik
niet voor die wet. Als mensen een foutje maken, moeten ze erop terug
kunnen komen. Ik wil niet dat ze dan gestraft worden. Er zijn echter ook
mensen die de boel bewust oplichten, die de boel flessen, ook met
toeslagen. Ik noem de beurs voor uitwonende studenten. Dat is een heel
makkelijk voorbeeld. Dat heb je ook met samenleving en weet ik veel wat.
Als je echt bewust de boel flest, moet je wel gestraft worden. Ik neem
aan dat het CDA dat ook vindt.
De heer Omtzigt (CDA):
Maar we hebben het hier dus over de eerste twee jaar. Pleitbare
standpunten. Dit zijn de typische dingen voor mensen die een hoog
inkomen hebben en waar zij een fiscaal adviseur c.q. een advocaat voor
inhuren als ze met de Belastingdienst aan het communiceren zijn. De
meeste mensen die een foutje maken hebben hooguit een boekhouder en gaan
niet het hele traject in van: is het nog pleitbaar of is het niet
pleitbaar? Zij krijgen standaard al die boetes opgelegd en moeten dan
maar in bezwaar en in beroep. Dat is de categorie die ik wens te
beschermen. We zitten hier echt nog in de eerste twee jaar. Daarom heb
ik het zelf destijds op deze manier gelimiteerd in de wet, overigens
samen met uw voorganger bij de Partij van de Arbeid-fractie. Daarvoor
was het nog onbeperkt. We hebben gezegd dat het alleen de eerste twee
jaar kan. Ik wacht het antwoord van de staatssecretaris af. Ik geloof
dat we het doel delen, namelijk dat mensen die een foutje hebben gemaakt
dat gewoon moeten kunnen herstellen zonder al te veel angst voor de
Belastingdienst, terwijl degenen die er echt de kantjes van af lopen
best een keer een fiscale boete mogen krijgen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik kom bij de beperking van de heffingskorting van
buitenlandse belastingplichtigen. Dat was ook een ingewikkelde
maatregel. Buitenlandse belastingplichtigen krijgen nu alle
heffingskortingen. De mensen die niet-kwalificerend zijn, hebben daar
dus geen recht op en moeten achteraf duizenden euro's terugbetalen. Wat
doet dit wetsvoorstel? Het draait dit om. In principe krijg je de
heffingskortingen niet. Als je er achteraf toch recht op hebt, krijg je
ze achteraf, nadat je het hebt ingevuld. Voor al die kenniswerkers op de
Zuidas die onder de 30%-regeling vallen is dat prima; doet u dat maar.
Maar ik woon aan de grens. Er zijn gewoon mensen uit Duitsland en België
die in Nederland werken. Als zij meer dan 90% van hun inkomen hier
verdienen, hebben ze gewoon recht op alle heffingskortingen. Als ik het
goed lees, krijgen ze straks alleen het fiscale deel van de
arbeidskorting. Dat is ongeveer €700. De algemene heffingskorting van
€2.000 en de rest van de arbeidskorting krijgen ze niet. Ze krijgen dus
€4.000 minder aan heffingskorting als ze een gewoon, modaal salaris van
€30.000 of €35.000 hebben. Is er voor die groep iets te bedenken zodat
ze niet pas jaren later krijgen waarop ze recht hebben? Het gaat mij om
de grensarbeiders. Kan de staatssecretaris iets verzinnen zodat zij hier
niet door geraakt worden? Bij de voorlopige aanslag kregen ze alleen de
arbeidskorting. Waarom overigens ook niet de algemene heffingskorting?
Daar heb je namelijk recht op, zelfs als je niet-kwalificerend bent. Ik
moet heel eerlijk zeggen dat ik dit een nogal ingewikkelde vind. Ik vind
dat we deze groep netjes moeten behandelen, maar het moet wel
uitvoerbaar blijven voor de Belastingdienst. Ik snap die spanning, maar
waarom kunnen mensen die de afgelopen jaren al die heffingskortingen
hebben gekregen, deze niet houden, ten minste via een voorlopige
teruggave?
Voorzitter. Ook in dit wetsvoorstel zit iets waar ik expliciet blij mee
ben. Dat is dat de pleegzorgboete eindelijk wordt afgeschaft.
Pleegzorgkinderen worden na hun 18de niet meer aangemerkt als partner en
eventuele toeslagen van de pleegzorgouder worden niet meer gekort, als
je dat tenminste zelf aanvraagt. Ik snap dat je het zelf moet aanvragen,
want de overheid heeft geen administratie van pleegzorgkinderen en de
Belastingdienst al helemaal niet. Ik vraag nog wel om een expliciete
toezegging. In het verleden kwamen mensen er vaak jaren later achter dat
zij fiscaal partner waren van hun oud-pleegouder. Ze moesten dan in een
keer allerlei toeslagen terugbetalen. De lelijkste was een situatie met
een alleenstaande pleegouder, een pleegkind dat boven de 18 was en geen
werk had, bijvoorbeeld omdat het kind gewoon een mbo- of hbo-opleiding
deed, en nog een kind dat in de kinderopvang zat. Op dat moment verloor
de partner alle kinderopvangtoeslag en moest dat met terugwerkende
kracht van jaren terugbetaald worden. Er was immers een niet-werkende
partner in dat gezin, namelijk het pleegkind dat 18 was geworden maar
daar bleef wonen om te besparen. Dat leverde echt enorme problemen op.
Met deze maatregel wordt dat opgelost, waarvoor dank.
Ik denk echter dat één probleem zich blijft voordoen. Er zijn
pleegkinderen die pas op hun 20ste of 21ste erachter komen dat ze dit
niet hebben aangevraagd. Is het ook onder de nieuwe wet nog als volgt?
Als de Belastingdienst wanneer je 20 bent zegt dat je al drie jaar
fiscaal partner bent, kun je dat dan voor al die drie jaren met
terugwerkende kracht uit elkaar trekken? Als dat niet zo is en je het
zelf moet aanvragen, dan wordt het niet standaard aangevraagd. Dan
blijven we die problemen houden. Ik krijg dus graag de toezegging dat je
dit met voldoende terugwerkende kracht mag aanvragen. Mocht het voorstel
nog enigszins met terugwerkende kracht kunnen ingaan, dan kunt u een
aantal zeer zorgelijke situaties van mensen voorkomen. De situatie met
de kinderopvangtoeslag komt niet vaak voor, maar wanneer die voorkomt,
is deze zeer, zeer heftig, kan ik u verzekeren.
Tot slot het voorstel over de btw-landbouwvrijstelling. Ik wil
aansluiten bij collega's die zich eerder hebben afgevraagd of je dit nu
wel zo snel kunt invoeren. De regering heeft gelijk: de oorspronkelijke
reden achter de btw-landbouwvrijstelling is wel achterhaald. Misschien
is de invoeringsreden nu zelfs wel een beetje een belediging.
Landbouwondernemers zijn immers net zo goed ondernemers als de
zelfstandigen in elke andere beroepsgroep. Waarom een landbouwer niet in
staat zou zijn om een btw-administratie bij te houden terwijl dat wel
wordt opgelegd aan de gemiddelde persoon die twee zonnepanelen op het
dak heeft, blijft natuurlijk een klein beetje een vraag.
Veel landbouwondernemers opteren ook helemaal niet voor deze regeling,
want bij een klein beetje investering is de btw-vrijstelling al
onvoordelig. Dat wil echter niet zeggen dat de overgang naar de
btw-administratieplicht voor landbouwondernemers die wel gebruikmaken
van deze regeling geen forse consequenties kan hebben. Ik vraag mij af
of de overgang van geen btw-administratie naar wel een btw-administratie
in het wetsvoorstel goed geregeld is. Landbouwers kunnen nu in één keer
de resterende btw op goederen die reeds in gebruik zijn, terugvragen.
Dan moeten zij wel kunnen bewijzen dat zij de goederen hebben aangekocht
of zelf gebouwd, en tegen welke prijs. Als je de afgelopen tien jaar
geen btw-administratie hebt hoeven voeren, is het maar de vraag of je
alle bonnetjes kunt terugvinden. Als u bonnetjes wilt terugvinden, kunt
u altijd nog naar het ministerie van Justitie ... oh sorry. Oh, daar
zitten nu CDA-bewindspersonen? Dan zal ik er niet meer over beginnen. Ik
heb beloofd dat ik alle bewindspersonen van elke partij zal blijven
controleren. Ik zal u zeggen: dat ga ik doen! Daar ben ik volstrekt
kleurenblind in. Mocht u enige twijfels hebben, dan kunt u kijken hoe ik
mijn fractievoorzitter van de EVP in de Raad van Europa op dit moment
aan het behandelen ben.
Je moet als landbouwer dus zelf kunnen aangeven wat de prijs van een
zelfgebouwde stal negen jaar geleden was. Dan moet je de bonnetjes van
de bouwmarkt nog hebben, zonder die administratieplicht. Je moet het
snel terugvragen, voor het eerste kwartaal van 2018. Vervolgens moeten
al deze landbouwondernemers ook in bezwaar gaan tegen de eigen aangifte,
ter behoud van rechten. Als het volgend jaar mogelijk wordt om kostbare
diensten te herzien, dan kun je door deze wet mogelijk btw-teruggave
mislopen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij het overgangsrecht
bij de afschaffing van de btw-landbouwvrijstelling ziet en of er
mogelijkheden zijn om dit te versoepelen en uitvoerbaar te maken?
Deze wet leidt er ook toe dat een aantal posten verschuift van het lage
naar het hoge btw-tarief. Dat is logisch voor zover deze diensten worden
verricht aan ondernemers die de btw kunnen aftrekken. Voor particulieren
bestaat de vrees dat met name digitale diensten, zoals de vereiste
stamboeken of paspoorten voor paarden in het buitenland zullen worden
afgenomen. Dit schijnt fraude met paarden in de hand te kunnen werken.
Is de staatssecretaris bereid om hierover overleg te plegen met de
minister van Landbouwzaken — ook een goede uitvinding van dit kabinet —
en terug te koppelen of hieruit problemen kunnen voortvloeien of
niet?
De heer Nijboer (PvdA):
De heer Omtzigt was altijd heel scherp op het kabinet in hoe het de wet
in voorstellen goot. Het moesten allemaal aparte wetsvoorstellen zijn.
Vindt hij ook dat dit kabinet de aanvullende wetgeving in aparte
wetsvoorstellen aan de Kamer zou moeten voorleggen en niet als één
onderdeel van het Belastingplan?
De heer Omtzigt (CDA):
In ieder geval voor zes van de zeven stukken vind ik dat niet. Laat ik
er gewoon heel helder in zijn. de eerste maatregel die de
staatssecretaris voorstelde, was het terugdraaien van uw maatregel, zeg
ik tegen de heer Nijboer, over het begin van het opstaptarief van de
Vpb. Ik moet er niet aan denken dat dit een apart fiscaal wetsvoorstel
wordt. Dat geldt eigenlijk ook voor de andere maatregelen. Ik zou graag
een iets uitgebreidere toelichting willen hebben of het mogelijk is om
het bij de wet-Hillen te doen. Dat is het enige van de zeven voorstellen
waarbij het wel zou kunnen. Ik zou graag van de staatssecretaris de
redenen willen weten om het wel of niet in één apart wetsvoorstel te
gieten.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik vind het goed dat er een opening wordt geboden, maar ik weet wel dat
de heer Omtzigt altijd heel fanatiek was over aparte, losse wetten,
zodat hij vanuit zijn oppositiepartij ook tegen zaken kon stemmen. Ik
snapte dat heel goed. Daar gingen felle discussies over. Onder die zeven
voorstellen zouden ongetwijfeld een of twee voorstellen prima in dit
Belastingplan kunnen, maar ik vind dat hij nu wel heel makkelijk
heenstapt over bijvoorbeeld de inkomensverdelende maatregelen. Alle
heffingskortingen gaan op de schop. Dat gaat om miljarden herverdeling.
Daarvan kun je zeggen: dat is een technisch tariefje, maar daar ben ik
het niet mee eens. Daar ben ik het echt niet mee eens. Hillen vind ik
sowieso apart. Dat kan ik mij voorstellen, maar wat is erop tegen om het
apart te doen? Dat kan net zo makkelijk!
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, even een technische vraag terug aan de heer Nijboer. Waar
gaan er miljarden heffingskortingen op de schop in de voorstellen die de
staatssecretaris net genoemd heeft? Dat ontgaat mij even.
De heer Nijboer (PvdA):
De afbouw van de arbeidskorting, de afbouw van de ouderenkorting, de
herverdeling die daarin zit, de tweetaks krijgen we nog, de
combinatiekorting. We kennen de wetsvoorstellen niet, dus het is ook een
beetje gissen hoe de invulling is, maar er zit gewoon heel veel
herverdeling in de afbouwtrajecten van de arbeidskorting en de
heffingskorting. Waarom? Omdat het tweetakstarief moet worden ingevuld,
dus we moeten allemaal nog zien of het twee tariefjes zijn. In de afbouw
van die kortingen zit heel veel inkomensherverdeling en dat zijn grote
keuzes. Geef je het aan lage of hoge inkomens? Hoe doe je dat? Ik zou
dat graag in een apart wetsvoorstel zien. Dan kan ikzelf apart
beoordelen of ik daarvoor of tegen wil stemmen als fractie. Als het nu
één onderdeel wordt, wordt het Belastingplan dat ik in principe steun,
daar wel mee belast.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb daar toch even een aparte opmerking over. De arbeidskorting wordt
inderdaad fors veranderd in het regeerakkoord, maar ik heb net niet
gehoord van de staatssecretaris dat de arbeidskorting in dat lijstje van
zeven zit, of ik moet me vergist hebben. Alleen de overdraagbaarheid van
de arbeidskorting zit erin, maar niet het afbouwtraject dat inderdaad
fors gewijzigd wordt. Daar zitten de miljarden in. De overdraagbaarheid
wordt gewoon, net zoals de overdraagbaarheid van de algemene
heffingskorting, onder het afbouwtraject gebracht waar de algemene
heffingskorting al in zit. Ik neem aan dat we straks een kabinetsplan
krijgen over die vlaktaks en dan zou ik er juist voorstander van zijn
dat de arbeidskorting in hetzelfde wetsvoorstel zit als de algemene
heffingskorting en de btw, omdat het één pakket is. Van een aantal
dingen heb je voordelen en nadelen. Ik zou het juist heel raar vinden om
die in een apart wetsvoorstel te trekken. Ik geef toe dat dit anders
ligt voor de wet-Hillen. Daarover snap ik uw opmerking, die snap ik
echt, maar voor de andere dingen? De btw apart? Het spijt me, maar de
aanwijzingen voor de regelgeving zijn vrij helder. Het Belastingplan is
een samenhangend pakket en als je een btw-verhoging die 2,7 miljard
oplevert, gebruikt om de algemene tarieven omlaag te brengen ...
Daarvoor heb ik in elk geval al steun van de PVV gehoord, want dit is
echt wat de marginale tarieven gaat verlagen, waarvoor dank, zeg ik
tegen mijn PVV-collega. U zei het zelf. Ik vond dat zelf ook al fijn.
Dat zijn samenhangende maatregelen die ik in een samenhangend pakket
verwacht. Als er aparte zaken zijn — ik noem een Autobrief, de
btw-vrijstelling landbouw — dan kunnen die ook in een apart
wetsvoorstel. Dat kunnen wij vragen. En ook hier geldt: mijn partij
heeft volledig ingestemd of zelfs het voorstel gedaan toen de SP vroeg
of het apart mocht worden behandeld. Ja, dan behandelen we dat maar
apart. Echt waar, geen probleem.
De heer Snels (GroenLinks):
De terughoudendheid van de heer Omtzigt verbaast mij een beetje, maar
nog één voorstel ter ondersteuning van de heer Nijboer. Voor de
vermogensrendementsheffing zou ik toch ook een apart wetsvoorstel
willen. Ik wil die wijziging niet zomaar in een nota van wijziging op
het Belastingplan krijgen.
De heer Omtzigt (CDA):
Nou ja, ik geef u mee dat dat kan. Als de regering daarvoor kiest, zal
ik er niet om vragen het in één wetsvoorstel te doen. Echter, er zijn
twee op zich kleine wijzigingen die aangebracht worden. De eerste is —
en daarvoor heb ik enige steun gehoord, als ik goed geluisterd heb, bij
de heer Snels — wat het vorige kabinet gedaan heeft om de heffingsvrije
voet van 20 naar 25 uit te breiden. Dit kabinet breidt hem nu verder uit
van 25 naar 30. Kosten: 155 miljoen. Doorwerking in de toeslagen. Het
tweede is voor het spraygedeelte van het rendement niet het gemiddelde
van de laatste vijf jaar te nemen maar dat van het afgelopen jaar. Ik
vind dat het een zekere logica heeft om dat in het Belastingplan te doen
en kan me ook zomaar voorstellen dat, als partijen een andere mening
hebben over hoe dat eruit moet zien, we amendementen daarover
tegemoetzien. Maar het Belastingplan is het samenhangende plan op basis
waarvan de regering belastingen verhoogt en verlaagt. Wat ik nu een
beetje in deze kamer voel, dus niet daar waar het ze totaal verandert
... En ik zeg u gewoon na dat de wet-Hillen een structurele verandering
is van belastingen. Maar die andere zaken zijn samenhangende verhogingen
van belastingen. We verhogen de tarieven op sigaretten. Dat doen we heel
bewust: dat staat in ons verkiezingsprogramma en dat heeft ook een
nevendoel — dit zeg ik tegen mevrouw Leijten — namelijk het ontmoedigen
van roken.
Het kan natuurlijk wel zo zijn dat je denkt dat je tegen alle
belastingverhogingen kunt stemmen en voor alle belastingverlagingen,
maar het is een samenhangend pakket dat ingediend wordt.
De heer Snels (GroenLinks):
Behalve budgettair zie ik de samenhang niet tussen hoe we met vermogen
omgaan en de rest van de voorstellen voor het Belastingplan. Ik wil best
genuanceerd zijn over de voorstellen die in het regeerakkoord staan,
maar daar zit ook een discussie aan vast over hoe we met vermogen omgaan
in de belastingsfeer en de toekomst van belastingen op vermogen. Dat zou
ik toch wel in een apart traject, een apart wetsvoorstel, willen
behandelen.
De heer Omtzigt (CDA):
Een amendering kan sowieso, maar ik zie de verandering in de wijze van
berekening feitelijk als een tariefswijziging. Tariefswijzigingen kun je
in het Belastingplan doen. De wet-Hillen zit daar natuurlijk net een
slag anders in. Mijn logica zou zijn het op die manier te doen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik stel een heel korte vraag aan collega Omtzigt. Hoe kijkt de heer
Omtzigt aan tegen de motie-Hoekstra die in de senaat aanvaard is? Ik
denk dat de schoonheid van die unanieme opstelling van de senaat is dat
men eigenlijk zegt: wat eigenstandig is, moet eigenstandig blijven. Ga
niet koppelen. Ik zeg dit ook als oud-senator, dus een collega zit hier
tegenover mij: de Eerste Kamer heeft geen recht van amendement. Wat wij
niet moeten doen is ervoor zorgen dat aparte wetsontwerpen worden
verpakt en dat ze in een totaalbelastingplan worden gerommeld waardoor
de Eerste Kamer alleen nog ja of nee kan zeggen. Daar zit ook een deel
van onze volksvertegenwoordiging dat recht heeft op de rechten die in de
Grondwet staan. Dat vind ik de schoonheid van de motie-Hoekstra. Ik ben
het aan de andere kant met de heer Omtzigt eens dat je niet allerlei
zaken uit een belastingplan moet halen. Dat is er namelijk voor om zo
veel mogelijk te regelen. Ik herinner me alleen uit mijn eigen tijd dat
het spelletje om allerlei dingen in een belastingplan te stoppen, toen
nog niet eens was uitgevonden.
De heer Omtzigt (CDA):
Vroeger was echt alles beter. Daar ben ik echt van overtuigd. Ik ben
blij om dat te horen. Ik ben in ieder geval voor het afdwingen van de
uitvoering van moties die door de Tweede Kamer aangenomen zijn. De
Eerste Kamer is mans genoeg om zaken aan de regering aan te geven. En op
de een of andere manier denk ik dat de huidige bewindspersonen op
Financiën ook nog wel enige herinnering hebben aan hoe die motie tot
stand gekomen is.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar de heer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Een beginopmerking. We zien in ieder geval dat
belastingmaatregelen heel veel gedragseffecten hebben, ongeacht of het
gaat om huwelijken, ramen of misschien de hoogte van het tarief van
belastingadviseurs omdat het allemaal erg onbegrijpelijk wordt. De
discussie die nogal eens gevoerd wordt, gaat over de vraag of
belastingen er zijn om inkomsten te krijgen of om gedrag te beïnvloeden.
Maar ik ben blij om te merken dat er consensus is over dat belastingen
ook gedrag beïnvloeden.
In de eerste plaats heet ik de nieuwe staatssecretaris natuurlijk welkom
met wie we voor het eerst spreken vandaag. Dank voor de beantwoording
van de vragen. Over dit gedeelte van het Belastingplan hebben we vier
punten waarbij we opmerkingen hebben. Het gaat over de aanscherping van
de definitie van geneesmiddelen, de bpm, de heffing
afvalstoffenbelasting en de tijdelijke verhoging van de energiebelasting
en daaraan gekoppeld de stadsverwarming. Daarbij hebben we de volgende
inzet. We laten het belastingstelsel en specifiek de btw en de
energiebelasting bijdragen aan de vergroening van de economie. Het
belastingstelsel zal meer en meer het uitgangsprincipe "de vervuiler
betaalt" moeten huldigen. Voor btw-differentiatie is onze inzet dat we
binnen de EU gaan vechten voor uitbreiding van de btw-lijst, bijlage
III, en het recht om weer de btw meer autonoom te mogen vaststellen. We
zijn blij dat uit alles blijkt dat de nieuwe regering het in ieder geval
met ons eens is met betrekking tot de eerste twee inzetten, de
vergroening en het principe "de vervuiler betaalt". Maar alvorens in te
gaan op de vier punten willen we eerst een paar inleidende opmerkingen
plaatsen.
De groeiende milieudruk en schaarste aan hulpbronnen zijn onmiskenbaar
en de trend naar schoon is breed verspreid. Vandaag maakten de VN bekend
dat de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer in 2016 tot
recordhoogte gestegen is. Als klimaatverandering een van de grootste
problemen van deze tijd is en nu verregaande aanpassingen vraagt in ons
energiesysteem, net als aanpassingen in ons dagelijks leven en onze
gewoontes, dan is het wat ons betreft verbazingwekkend om te constateren
dat zelfs een beleidsarm belastingplan als dit het principe "de
vervuiler betaalt" slechts deels en niet geheel consequent toepast. Het
Planbureau voor de Leefomgeving heeft in 2016 geconstateerd dat een
adequate internalisering van milieuschade in de prijzen een voorwaarde
is om via uniformering van btw efficiënt belastingopbrengsten te
genereren, zonder dat deze leiden tot extra milieuschade. Helaas voldoen
wat ons betreft de genoemde plannen nog niet aan de voorwaarden die het
PBL stelt, of het nu gaat om de bpm, de energiebelasting, de
afvalstoffenheffing of de grondstoffenbelasting. Onze inzet is dan ook
dat voor een vergroening én differentiatie van de tarieven, of het nu
gaat om de btw of om de accijnzen, én een internalisering van de kosten
beide een rol moeten spelen in het belastingstelsel. De vraag is
uiteraard of de staatssecretaris het daarmee eens is.
Vergroening is essentieel, maar dat betekent niet dat vereenvoudiging
niet belangrijk is. Sterker, het kan elkaar versterken. De gewenste
versimpeling van het belastingstelsel zou al voor een heel groot deel
kunnen komen door het consequent toepassen van het principe "de
vervuiler betaalt". Laten we dus milieuschadelijke subsidies voor
bedrijven en grootverbruikers afschaffen. Normaliter zou ik niet graag
schermen met dit soort woorden. Maar als we het hebben over een gelijk
speelveld, zoals de VVD graag stelt, zou deze partij juist een
ontzettende voorstander kunnen zijn van één tarief voor energiebelasting
dat voor alle soorten gebruikers, huishoudens, het mkb en het
grootbedrijf, wordt geheven. Waarom wordt dan zelfs in dit beleidsarme
Belastingplan de last onevenredig bij de kleinverbruikers of huishoudens
gelegd? Waarom wordt de dekking van de afvalstoffenheffing afgewenteld
op alleen de eerste schijf? Ik geef een ander voorbeeld. De Wet bpm 1992
wordt aangepast, omdat de verschillen tussen personenauto's en
bestelauto's tot problemen leidt. Waarom kan dat niet uniform worden
door bijvoorbeeld de bestelauto's op de CO2 te beprijzen? Ik
kom daar straks nog op terug.
Met betrekking tot "de vervuiler betaalt" doet één antwoord in het
verslag ons eigenlijk fysiek pijn. Het is misschien raar, maar als ik
het u voorlees kunt u zich er iets bij voorstellen. Er staat: "Er is te
weinig politiek draagvlak geweest om een aantal van de bijzondere
regelingen af te schaffen. Het afschaffen van een bijzondere regeling
stuit immers al snel op verzet van de begunstigde groep." Dat kan
natuurlijk nooit een reden zijn. Juist de maatregelen waarbij de
vervuiler betaalt doen natuurlijk pijn bij die vervuiler. Dan is er daar
uiteraard geen draagvlak voor. Dat kun je dus nooit als argument
aanhalen. Deelt de nieuwe staatssecretaris onze pijn? Of vindt hij dit
antwoord waarschijnlijk net zo briljant als zijn voorganger dat
ongetwijfeld vond toen hij het opschreef?
Dan kom ik bij de aanscherping van de definitie van geneesmiddelen. De
geregistreerde diergeneesmiddelen vallen onder het 6%-tarief. Hierbij
sluit de wetgeving voor mens en dier op elkaar aan. Het is bijzonder dat
er rond de geneeskundige handelingen voor dieren toch anders wordt
gehandeld. Dit is wat ons betreft een belangrijke lacune in het huidige
btw-stelsel. In Nederland vallen de dierenartskosten en
diergeneeskundige handelingen onder het hoge btw-tarief van 21%. Dat
komt omdat het zo in Europa is afgesproken. We begrijpen dat die
afspraak er is en dat je je aan die richtlijn moet houden, maar het
lijkt ons dat het, net als bij mensen, niet nodig is dat de
Belastingdienst inkomsten genereert op geneeskundige behandelingen van
dieren. Een wijziging van bijlage III, de lijst van de goederen en
diensten waarop het verlaagde tarief mag worden geheven, lijkt ons voor
de hand te liggen. Vraag is eerst: biedt het Belastingplan sowieso
mogelijkheden om bijlage III uit te breiden of moeten we andere acties
ondernemen? In dat verband is misschien ook onze volgende vraag terecht.
Er is in het verleden Kamerbreed een motie van ons aangenomen om meer
vrijheden voor eigen btw-vaststelling te hebben. Die is als afgedaan
behandeld op één punt, terwijl de motie, ongeacht het punt, om meer
vrijheden vraagt. De vraag is wat er verder met die motie gebeurd
is.
Met betrekking tot de personenauto's en de bpm hebben we gevraagd waarom
de belasting van personenauto's gebaseerd is op de
CO2-uitstoot terwijl die van bestelauto's is gebaseerd op de
waarde en of een convergentie van beide naar CO2-uitstoot is
onderzocht. Het antwoord luidde, en dat vonden we toch wel verrassend,
dat er in 2009, toen dat inging, geen goede CO2-gegevens
beschikbaar waren over die niet-personenauto's. Tevens speelde mee dat
in het geval van andere voertuigcategorieën onvoldoende reële
mogelijkheden waren om te kiezen voor een voertuig met een lagere
CO2-uitstoot. Dat was dus in 2009. We vragen ons af of er
inmiddels al wat veranderd is.
In Autobrief II is wel uitvoerig beschreven dat de afhankelijkheid van
de bpm geleid heeft tot een systeem met grondslagerosie en grote
complexiteit, waarbij de kosteneffectiviteit gering is, maar het PBL
geeft in 2016 al een heel ander advies. Wij vragen ten eerste een
reflectie op het PBL-advies, dat zegt: bpm-differentiatie is wel
degelijk heel erg effectief. Ten tweede stellen we voor om na negen jaar
het bpm-onderzoek nog eens te herhalen en ook rekening te houden met het
PBL-advies om te bezien hoe personenauto's alsnog op
CO2-uitstoot belast kunnen worden. Wellicht voorkom je dan
ook een hoop deurwisselingsproblemen bij de grens.
Naast de vergroening staat ons een versimpeling voor ogen. Als je
namelijk al die bijzondere regelingen, zoals al die vrijstellingen,
afschaft, dan bereik je natuurlijk ook een enorme versimpeling van het
stelsel. Het kabinet zelf zegt dat het afschaffen van bijzondere
regelingen leidt tot een aanvullende prikkel richting nulemissies en
tevens een vereenvoudiging van de Belastingdienst betekent. In dat kader
zouden we daarvoor pleiten en vragen we naar een reflectie van de
staatssecretaris.
Over de afvalstoffenheffing bij verwijdering buiten Nederland kunnen we
kort zijn. De maatregel ondersteunen we. We vinden het een goede
maatregel. Wel merken we op dat de afvalstoffenbelasting in de afgelopen
jaren drastisch gedaald is, van €108 in 2011 naar €13 in 2017. Het is
buiten de orde van deze vergadering maar wel belangrijk: in het
regeerakkoord is opgenomen dat een verhoging wordt ingevoerd. De vraag
is even of er al onderzoek is gedaan naar wat de hoogte zou moeten zijn
om het gedrag inderdaad te gaan beïnvloeden. Als dat nog niet gedaan is,
is de staatssecretaris daartoe bereid?
Ook met betrekking tot de al dan niet tijdelijke verhoging van de
energiebelasting dient het principe dat de vervuiler betaalt te worden
toegepast, maar dat gebeurt niet. Hier vervuilt de vervuiler en betaalt
de burger. Producenten zijn verantwoordelijk voor 80% van de uitstoot
van de broeikasgassen maar betalen nog niet eens de helft van de
belasting op energie. Dat betekent dat huishoudens, die nog geen vijfde
bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen, veel meer dan de helft
betalen. Is het in dit kader dan eerlijk om die tijdelijke verhoging
fiftyfifty te verdelen?
Ook weer iets buiten deze behandeling vallend, maar toch: in het
regeerakkoord wordt voorgesteld om de verhouding in belastingtarieven
tussen elektriciteit en aardgas voor de eerste schijf aan te passen aan
de CO2-uitstoot. Wat zou de impact zijn als dit op alle
schijven wordt toegepast? Is daar onderzoek naar gedaan? Is er onderzoek
beschikbaar over wat er gebeurt als er een vlak tarief wordt toegepast?
Hoeveel minder zou de burger dan betalen? En hoeveel meer de
grootverbruiker? En hoe verhoudt het huidige degressieve tarief van de
energiebelasting zich tot de klimaatdoelstellingen van Parijs? Is de
staatssecretaris het ermee eens dat het degressieve stelsel nou niet
direct bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van Parijs? De
regering heeft natuurlijk de uitspraak gedaan dat ze die wel gaat halen.
Er zijn nu ook rapporten dat ze met de huidige maatregelen van zijn lang
zal ze leven niet gehaald gaat worden. Vandaag werd dat nog eens
verteld. Is de staatssecretaris het met ons eens dat een degressief
stelsel daar nou niet direct aan bijdraagt?
Dan kom ik even terug bij de punten van dit overleg. De uitbreiding van
de stadsverwarmingsregeling wordt gedekt met de verhoging van het tarief
in de eerste schijf op aardgas. Hoe vindt de staatssecretaris dat dit
voorstel zich verhoudt tot het principe dat de vervuiler betaalt? De
budgettaire derving zou niet op de eerste schijf maar juist op de
hoogste schijf moeten plaatsvinden. Als je de stadsverwarmingsregeling
al wilt uitbreiden, wentel dat dan af op de vervuiler. Die zit in het
hoogste tarief. Het antwoord van het kabinet op deze vraag luidt, met
veel uitleg — ik moet onmiddellijk toegeven dat er veel uitleg wordt
gegeven — dat een evenwichtige afweging is gemaakt tussen de economische
belangen van bedrijven en huishoudens. Er staat een heel lange uitleg,
maar daar komt het in wezen op neer. Het resultaat is dat de bedrijven
hebben gewonnen. Immers, de nadruk ligt op het belasten van consumptief
kleinverbruik, in het bijzonder het verbruik van de huishoudens. En dat
geldt vooral voor de hoge belasting op aardgas, elektriciteit en
motorbrandstoffen, terwijl het verbruik in de industrie vaak lage
tarieven kent en soms helemaal is vrijgesteld. En nu komt het: deze
keuze van het kabinet is overwegend ingegeven door belastingconcurrentie
en de concurrentiepositie. Wij vinden dat toch, al met al, een beetje
een angstige en ook een beetje een zurige reactie van het kabinet. Dat
zijn we niet gewend van Rutte. Hij is kennelijk bang voor de
concurrentie. Kennelijk heeft hij heel weinig vertrouwen in de
innovatiekracht van juist de industrie om daar waar de kosten stijgen
innovatief te worden. Graag een reflectie daarop.
Wat moet er volgens ons dan wel gebeuren? Daarbij beperken we ons even
tot de onderhavige onderwerpen. Wij pleiten voor het afschaffen of het
consistenter toepassen van de vrijstellingen en de teruggaafregelingen.
Daar valt nog een hoop te halen in termen van versimpeling. Ook pleiten
wij ervoor het verschil in heffingshoogte tussen elektriciteit en
aardgas meer in overeenstemming te brengen met de verhouding in
veroorzaakte milieuschade, dus niet alleen in de eerste schijf maar in
alle schijven. Als laatste zou het onze aanbeveling zijn om over te gaan
van een output- naar een inputgrondslag. Immers, vanuit
milieuperspectief is elektriciteit helemaal geen homogeen product. We
kunnen dus wel zeggen dat we de hoeveelheid megawatt elektriciteit
minder belasten, maar wat als die vuil is opgewekt? Ik zie de
staatssecretaris knikken, dus hij begrijpt precies waar ik het over heb.
Moeten we vanuit milieuperspectief dus niet naar een inputgrondslag voor
elektriciteit en ook voor de verbranding van aardgas? Want bijstoken met
biomassa is ook niet zo'n goede manier van elektriciteitsopwekking,
zoals we allemaal weten. Ik zie de PVV knikken; dat is fijn, dus die
steun hebben we. Met andere woorden, om dit punt af te maken: we krijgen
graag een reflectie van de staatssecretaris op die voorgestelde
verschuiving van output- naar inputbelasting, dus
energieopwekking.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank de heer Van Raan. Dan gaan we tot slot naar de heer Bruins, die
helemaal aan de andere kant van de tafel zit.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Deze staatssecretaris valt de eer te beurt om
als eerste nieuwe bewindspersoon van het net aangetreden kabinet de
degens met de Kamer te kruisen. Als ik zie hoeveel ervaren fiscale
woordvoerders hier zitten, kan ik niet anders dan constateren dat het
een forse kluif voor hem zal zijn. Een meevaller voor de
staatssecretaris is dat ik ook nieuw ben in deze commissie. Wat dat
betreft kunnen we elkaar dus de hand schudden. Ik wens hem een mooie en
doortastende tijd toe als staatssecretaris van belastingen en van de
Belastingdienst. Dat is voorwaar een mooie, maar ingewikkelde taak. Ik
zou zeggen: het is een taak waarvoor je je wel geroepen móét voelen om
hem te doen.
Hoewel ik een nieuw gezicht ben in deze commissie, zult u van mij wel
een vertrouwd geluid horen. Ik zal namelijk mijn best doen om in de
voetsporen van mijn illustere voorganger Schouten te treden. Onze
idealen en drive zijn dan ook dezelfde, namelijk de grote verschillen in
belastingheffing bij gelijke bruto inkomens op zowel individueel niveau
als op huishoudenniveau te bestrijden. Ik zeg dus tegen de heer Van
Rooijen: inderdaad, draagkrachtprincipe. Dat blijft voor de ChristenUnie
het uitgangspunt, maar de context is wel veranderd: van oppositie naar
coalitie. Daar gaan u en ik zeker wat van merken. Mijn fractie heeft met
het regeerakkoord immers resultaten kunnen boeken, zoals de twee
schijven, de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek en de verdere
vergroening van de belastingen met bijvoorbeeld de introductie van de
minimumprijs voor CO2 voor de elektriciteitssector. Mijn
fractie heeft ook compromissen moeten sluiten, zoals: geen
overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, maar wel een hoger
kindgebonden budget voor paren. We hebben ook enkele, in onze ogen,
verslechteringen moeten slikken. Zo noem ik maar gewoon even hardop het
schrappen van de dividendbelasting. Ik noem ook de vanuit het
draagkrachtprincipe niet goed uit te leggen doorwerking van de
aftrekposten in de toeslagen, die blijft bestaan.
Maar Keulen en Aken zijn immers ook niet in één dag gebouwd. Anders
gezegd: uit de fiscale paragraaf van het regeerakkoord wordt meer dan
duidelijk dat de ChristenUnie eraan heeft meegeschreven, maar een
integrale uitvoering van ons verkiezingsprogramma is het geenszins. Maar
zoals verschillende woordvoerders al hebben gezegd: het gaat vandaag
niet over het regeerakkoord. Het mág wel, maar we gaan het daar later
nog uitgebreid over hebben.
De heer Snels (GroenLinks):
De heer Bruins doet aan uitlokking. Het is volgens mij voor heel
Nederland de grote vraag waar de afschaffing van de dividendbelasting
vandaan komt. De heer Bruins geeft nu toe dat die afschaffing in ieder
geval niet van de ChristenUnie komt. Maar van wie dan wel?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Inderdaad. De heer Snels trekt de juiste conclusie. Afgelopen zaterdag
kon hij in een groot artikel in de NRC zelfs lezen dat we dat intern bij
de ChristenUnie "ontwikkelingssamenwerking voor Amerikaanse en Britse
aandeelhouders" hebben genoemd. Deze maatregel komt niet van ons. Waar
deze wel vandaan komt … Ik heb niet aan de tafel gezeten. Ik heb in een
eerder plenair debat gezien dat de oppositiepartijen daar nadere details
over vroegen. Deze maatregel komt niet van de ChristenUnie. Het was een
flinke meloen om door te slikken.
(Hilariteit)
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zie aan de lichaamstaal aan de overkant dat ik door mag gaan met mijn
bijdrage.
Voorzitter. Ik zal mij verder beperken tot wat voorligt, in de
wetenschap dat er nog een vrij forse nota van wijziging zit aan te
komen, waarvan we aan het begin van de middag hoorden wat daar ongeveer
in zal komen te staan.
Ik sluit mij wat de beslagvrije voet betreft aan bij collega's Omtzigt
en Snels.
De bevoegdheden van de inspectie zijn genoemd door collega's De Vries en
Nijboer.
De bpm is genoemd.
De getto-uitkering is genoemd door de heren Van Rooijen en Edgar Mulder.
Ik sluit mij daarbij aan en zou de staatssecretaris willen vragen of het
mogelijk is om de Duitse uitkering voor de joodse slachtoffers die in
het getto in Amsterdam hebben gewerkt, te laten vallen onder de
vrijstelling voor Artikel 2-Fondsuitkeringen. De heer Van Rooijen is
hier heel actief op en heeft vragen gesteld. Ik laat het primaat graag
bij hem, maar ik zal volgen.
Wat betreft de zeeschepen en Waddenveren sluit ik aan bij collega's De
Vries, Snels, Nijboer, Van Weyenberg, Leijten en Omtzigt. Er is genoeg
over gezegd, maar de vraag is: is er nog wat te doen voor de
eilanders?
Ik kom bij de omzetbelasting en de aanscherping van de definitie van
"geneesmiddelen". De heer Mulder noemde al de homeopathische middelen.
Ik wil daar iets uitgebreider bij stilstaan. In Nederland worden
wetenschappelijk bewezen effectieve geneesmiddelen geregistreerd met een
RVG-nummer. Homeopathische middelen daarentegen worden slechts
geregistreerd omdat de Europese Geneesmiddelenrichtlijn zegt dat
homeopathische middelen geregistreerd moeten worden om toegelaten te
worden op de markt. Daarom geeft het College ter Beoordeling van
Geneesmiddelen, het CBG, deze middelen een RVH-nummer. Even los van de
hoeveelheid werk die op het CBG afkomt met de aanscherping van de
definitie, waar de heer Omtzigt al terecht op wees, wil ik erop wijzen
dat de homeopathische middelen niet een RVH-middel krijgen omdat ze
werkzaam zijn, althans ze hebben geen aantoonbare farmacologische
werking en geen fysiologisch effect. Nee, ze hebben juist een RVH-nummer
omdat dat moet van Brussel, niet omdat ze een geneeskrachtige werking
hebben, althans ze zijn geen wetenschappelijk bewezen effectieve
geneesmiddelen. Als ze dat wel zouden zijn, zouden ze een RVG-nummer
hebben. Het is voor mij daarom onduidelijk waarom homeopathische
middelen, die niet wetenschappelijk bewezen effectief zijn, toch onder
het lage btw-tarief zouden moeten blijven vallen.
Waarom is dat nou onlogisch? Bij de behandeling van patiënten is de
BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar vrijgesteld van btw. De diensten
van zoals dat zo mooi heet "complementair werkende beroepsbeoefenaren",
oftewel alternatieve genezers, zijn uitgesloten van die
btw-vrijstelling. Het is dan ook niet meer dan logisch dat
homeopathische middelen, die niet bewezen effectief zijn, vallen onder
het reguliere btw-tarief en niet onder het verlaagde btw-tarief. Graag
hoor ik van de staatssecretaris waarom de vanwege een Europese richtlijn
verplichte registratie hier ertoe leidt dat homeopathische middelen
onder het lage btw-tarief worden geschaard zonder dat er enige serieuze
aanwijzing is dat het hier gaat om primaire levensmiddelen of om
werkzame geneesmiddelen.
Ik heb nog een feitelijke vraag, die ik eigenlijk natuurlijk had moeten
stellen in de schriftelijke ronde. Gelukkig heeft de staatssecretaris
nog even tijd om zijn beantwoording voor te bereiden. Die vraag is: hoe
groot is de belastinguitgave eigenlijk inzake homeopathische middelen
vanwege het verlaagde tarief? En hoe verhoudt deze belastinguitgave zich
tot reguliere geneesmiddelen en tot alle belastinguitgaven vanwege de
toepassing van het verlaagde btw-tarief? Ik ben benieuwd naar het
antwoord. Gelukkig is er enige tijd om deze vraag te beantwoorden.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik deel de verbazing over het lage btw-tarief voor homeopathische
middelen volledig. Tegelijkertijd heb ik wel zorgen over de systematiek
die nu wordt voorgesteld. Je kunt er ook voor kiezen dat het
uitschrijven van een recept door een BIG-geregistreerde
beroepsbeoefenaar automatisch leidt tot het lage btw-tarief. Wanneer dat
niet het geval is, heb je dus te maken met complementaire geneesmiddelen
of gewoon met de verwachting van iemand die denkt dat een druppeltje
werkzaam is. Daarvoor geldt dan dus het hoge btw-tarief. Kan de
ChristenUnie zich niet scharen achter zo'n systeem?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Laat ik vooropstellen dat ik de aanscherping die hier wordt voorgesteld
verstandig vind. Ik vind het ook verstandig om het grijze gebied zo
klein mogelijk te maken, zodat er een heldere grens is. De optie die
mevrouw Leijten ook in haar bijdrage vermeldde, is een andere optie om
de grens heel helder te stellen. Ik wil nu in ieder geval even zeggen
dat ik daarvoor opensta en dat ik dat nader wil bestuderen. Ik wijs dat
niet af, maar ik heb wel enige tijd nodig om daar even goed over na te
denken. Het is ook nodig om van de staatssecretaris te horen wat daarvan
de financiële gevolgen zouden zijn. Als we tegelijkertijd alles uit de
RVH-registratie naar 21% zouden tillen, weet ik zeker dat er heel veel
geld vrijkomt. Maar ook op dat punt hoor ik graag bedragen van de
staatssecretaris.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik ben blij dat de ChristenUnie dat wil bestuderen. Ik heb het gevraagd
in de schriftelijke ronde. Daar wordt het eigenlijk een beetje makkelijk
afgedaan met: zo was het vroeger en vroeger waren de bonnetjes te veel
administratie en nu kan het niet meer; we leven wel in een ander
tijdperk. We leven zeker ook in het tijdperk waarin we veel meer zeggen
tegen onze beroepsbeoefenaren: je moet je aansluiten bij behandelingen
waarvan de werking wetenschappelijk is bewezen. Op het moment dat je
iets voorschrijft wat eigenlijk flauwekul is, kun je dus voor de
tuchtrechter komen. Daarmee heb je die weg dus eigenlijk afgesloten,
terwijl er wel degelijk bijvoorbeeld geneesmiddelen zijn die
geregistreerd zijn voor het een en worden ingezet voor het ander, maar
door de beroepsgroep als een erkende behandeling worden gezien. Daarmee
ondervang je misschien mensen die nu erbuiten zouden vallen en dus te
veel btw zouden gaan betalen, maar andere middelen, zoals homeopathische
middelen, blijven wellicht onder het btw-regime. Ik hoor volgende week
graag van de ChristenUnie wat zij ervan vindt, want ik trek hierbij
graag samen op. Dat hebben we in het verleden bij dit soort middelen ook
gedaan.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik vervolg mijn bijdrage. Bij de wijziging van enkele belastingwetten
wil ik nog twee thema's kort aanstippen, voor zover ze niet al behandeld
zijn door mijn collega's: de inkeerregeling en het
huwelijksvermogensrecht. Wat betreft de overige punten sluit ik mij aan
bij de vragen die al door collega's naar voren zijn gebracht.
De staatssecretaris is voornemens de inkeerregeling te schrappen,
waardoor de vergrijpboete gelijk kan worden opgelegd. De reactie van de
staatssecretaris op onze vraag om de vergrijpboete na twee jaar te
verhogen om die grens na twee jaar nog wel zichtbaar te houden, vind ik
nog niet helemaal overtuigend. Zoals de heer Omtzigt al in zijn bijdrage
zei, is snel herstel van fouten toch anders dan herstel na jaren
wachten. Ik kan mij alsnog toch voorstellen dat er een verschil is
tussen de eerste twee jaar en langer wachten. Er vond een hele discussie
plaats over spontaan herstel: is het nou een foutje of wordt de fiscus
hier bewust een oor aangenaaid? Ook daarbij is er de nodige
afwegingsruimte. Nu begrijp ik uit de reactie van de staatssecretaris op
onze vraag dat de belastinginspecteur al de nodige bewegingsruimte
heeft, natuurlijk mits de bestuurlijke boete effectief en proportioneel
is. Wat mij betreft mag lang wachten met het aangeven van buitenlands
vermogen leiden tot hogere boetes. Kortom, de oproep aan de
staatssecretaris is om zijn inspecteurs de flexibiliteit die er is om
hogere boetes op te leggen, ten volle te laten benutten. Is dat ook de
inzet van de staatssecretaris?
Voorzitter. Over het huwelijksvermogen hoef ik het eigenlijk niet meer
te hebben, zo uitgebreid heeft collega Omtzigt dit behandeld. De vraag
die in mij opkwam, was eigenlijk een nostalgische. De rest van de tekst
laat ik maar voor wat die is. Welke problematiek hadden wij nou niet
gehad als we gewoon nog allemaal standaard in gemeenschap van goederen
getrouwd waren? Ik weet het: gedane zaken nemen geen keer. Maar laat ik
mede gelet op de nota naar aanleiding van de vragen zeggen dat ik blij
ben dat we in het regeerakkoord hebben afgesproken dat trouwen in
gemeenschap van goederen gratis moet blijven. Alleen al om fiscale
redenen moeten we daar geen verdere drempels opwerpen. Maar goed, laat
ik die nostalgie voor mijn rekening houden. We leven in het land waar we
in leven. Ik hoor mijn collega's nu van alles zeggen, maar dat is een
feitelijke constatering die altijd klopt, zal ik maar zeggen.
Voorzitter. Ik eindig met de Landbouwregeling, die ook al door collega's
is genoemd. Het moge duidelijk zijn dat de ChristenUniefractie moeite
heeft met het schrappen van de Landbouwregeling, eigenlijk vooral omdat
gewoon een deugdelijke motivatie ontbreekt. Er was geld nodig vanwege de
ruilvoetproblematiek. Het werd pondsgewijs verdeeld, en ziedaar: bij
landbouw en natuur moest de Landbouwregeling eraan geloven teneinde 15
miljoen bij te dragen aan het oplossen van de begrotingsproblematiek.
Het schrappen van de landbouwregeling levert intussen 22 miljoen euro
op, maar in plaats van dat de overgeschoten 7 miljoen wordt teruggegeven
aan boeren en tuinders, is het geld al benut binnen het hele
belastingplanpakket. En passant is met het oplossen van de
ruilvoetproblematiek ook nog tegen de eigen begrotingsregels gezondigd.
Immers, de regel dat inkomsten en uitgaven gescheiden zijn, is aan de
laars gelapt. Daar blijf ik in de komende jaren graag alert op.
Ik eindig met drie vragen aan de staatssecretaris. Ten eerste. Is de
staatssecretaris bereid om de wet later te laten ingaan, zodat agrariërs
de tijd krijgen zich hier fatsoenlijk op voor te bereiden? Dat is ook al
door een andere collega genoemd.
Ten tweede. Is de staatssecretaris bereid om alsnog een mkb-toets uit te
voeren? Als ik de extra administratieve last tot me door laat dringen en
die zet tegenover het feit dat het veelal kleinere, extensieve bedrijven
betreft, dan moet mij van het hart dat de vorige staatssecretaris daar
in zijn reactie veel te luchtig aan voorbijgaat. Uit de beantwoording
blijkt bovendien dat de vraag van mijn fractie niet op waarde is
geschat. Er staat namelijk een nogal wonderlijk antwoord. In reactie op
mijn vraag waarom er nog geen mkb-toets is uitgevoerd, wordt er
geantwoord dat er geen maatschappelijke kosten-batentoets is gedaan. Een
MKBA-toets is bij mijn weten iets anders dan een mkb-toets. Hoe het ook
zij, ik zie graag alsnog een mkb-toets. Dat is dus geen maatschappelijke
kosten-batenanalyse, maar een toets om te kijken hoezeer de
administratieve druk voor een mkb'er toeneemt.
Ten derde en ten laatste. Is de staatssecretaris bereid om de 7 miljoen
waarmee de lasten structureel te veel worden verzwaard, namelijk de 15
miljoen min 22 miljoen, alsnog terug te geven aan de boeren en tuinders,
dus aan de sector, zoals collega Aukje de Vries al zei? Of kan dat
gedaan worden door de kleineondernemersregeling uit te breiden met deze
7 miljoen? Hoe staat de staatssecretaris sowieso tegenover verruiming
van de kleineondernemersregeling?
Voorzitter, tot zover mijn bijdrage in eerste termijn. Dank u wel.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben bekomen van de beeldspraak van de doorgeslikte meloen. Ik heb
daar toch nog wel een vraag over, die ik anders vanochtend wel had
gesteld. We hebben vanochtend gesproken over het andere wetsvoorstel dat
voorligt naast het Belastingplan. Dat gaat ook over de
dividendbelasting. Er zit ook een lastenverlichting van 30 miljoen in.
Daar is iedereen kritisch over; dat kun je wel zo samenvatten. Niet
iedereen was even stevig in zijn afwijzing als ik was, maar dat zou 30
miljoen opleveren voor in ieder geval de komende een of twee jaar. Het
zou niet mijn besteding zijn, maar daarmee zou bijvoorbeeld richting de
landbouw enige compensatie gegeven kunnen worden. Nu de meloen is
doorgeslikt maar er een mogelijkheid ligt om hiertegen te zijn, want dit
staat niet in het regeerakkoord, is de ChristenUnie dan tegen dat
wetsvoorstel?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik moet er als nieuwe woordvoerder heel eerlijk over zijn dat ik u dat
antwoord schuldig moet blijven. Ik was er niet voor niets vanochtend
niet bij, want toen was ik mij aan het voorbereiden op dit debat. Ik zal
er verder naar kijken.
De heer Nijboer (PvdA):
Alle begrip daarvoor; dat is helemaal geen punt. Ik zou dan ook in de
overweging willen betrekken dat, zou u het al naar de landbouw willen
brengen, de bijleenregeling een andere dekkingsmogelijkheid is. Daar
hebben we vandaag wel over gediscussieerd. Als je in de bijstand komt en
je leent, en de gemeente die lening vervolgens kwijtscheldt, dan word je
echt gekort. Daarvoor is om en nabij 15 miljoen nodig. Dat zou wat mij
betreft een heel zinvolle besteding zijn. Ik kan me voorstellen dat de
ChristenUnie dat ook vindt. Ik vraag vandaag helemaal geen uitsluitsel,
maar vraag wel om in de loop van de wetsbehandeling in de komende tijd
welwillend naar die besteding te kijken, mocht de ChristenUnie tot het
oordeel komen dat die 30 miljoen anders kan worden aangewend.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik ken de heer Nijboer als een zeer coöperatieve collega en deskundig
voorzitter van een parlementaire onderzoekscommissie. Dus iedere
serieuze suggestie zal ik ook serieus bekijken.
De voorzitter:
Dank. Hiermee komen we aan het einde van de eerste termijn van de Kamer
over het Belastingplan 2018. Ik zei vanochtend al dat we dat om een
bijzondere reden doen, namelijk een zorgvuldige behandeling van het
Belastingplan in de Eerste en Tweede Kamer, zodat de Belastingdienst het
kan uitvoeren. Een bijeffect daarvan is — dan praat ik namens de
commissie — dat wij zeer trots zijn dat wij als eerste commissie een
bewindspersoon van het nieuwe kabinet in ons midden hebben. Dank
daarvoor. We gaan volgende week maandag verder.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voor u afsluit, heb ik nog een vraag. Hebben wij nu een
procedurevergadering? Zo niet, mag ik u dan toch vragen er rekening mee
te houden dat mijn fractie graag een derde wetgevingsoverleg wil? Ik
weet niet of en wanneer dat nog in een procedure aan de orde komt, maar
ik wil dat hier al melden. Daar is ook in een week ruimte voor gemaakt,
doordat we juist vandaag zijn begonnen.
De voorzitter:
We gaan dat hier niet bepalen en we gaan hier geen procedurevergadering
houden. Daar zijn de geëigende paden voor. U kunt altijd vragen om een
extra procedurevergadering. Dan kunnen we kijken of er een meerderheid
voor is. Nogmaals dank voor uw aanwezigheid. Volgende week maandag gaan
we verder met de beantwoording van de vragen over het Belastingplan.
Sluiting 17.19 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 3 (2017-2018) van 30 oktober 2017 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |