[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de brief van mevrouw J. K. inzake het nieuwe dagloonbesluit en de uitvoering daarvan door het UWV

Brief regering

Nummer: 2017D34977, datum: 2017-11-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2017Z16778:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2017

In de brief van 21 september 2017 vraagt de vaste commissie voor Sociale
Zaken en Werkgelegenheid om een reactie op de brief van mevrouw J. K.
inzake het nieuwe dagloonbesluit en de uitvoering daarvan door het UWV.
Betrokkene vraagt aandacht voor de wijze waarop het UWV het dagloon
berekent. Zij geeft aan dat het UWV bij de berekening van het dagloon
geen rekening houdt met hetgeen is toegezegd in de brief van dhr.
Asscher, fungerend als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
van 21 maart 2016. Het gaat om de berekening van het WW-dagloon van
mevrouw J. K. waarbij drie maanden in het refertejaar waarin zij
feitelijk niet heeft gewerkt, toch zijn meegenomen bij de berekening van
het dagloon. Als tweede punt stelt mevrouw J. K. vragen over maanden met
(zeer) weinig gewerkte dagen die ook meetellen voor de berekening van
het WW-dagloon.

Mevrouw J. K. refereert aan de passage in de brief van mijn
ambtsvoorganger aan de Tweede Kamer waarin de wijziging van het
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: Dagloonbesluit) per 1
december 2016 wordt toegelicht. In genoemde brief is opgenomen dat vanaf
1 juli 2015 het WW-dagloon wordt berekend door het totale loon dat een
werknemer in de referteperiode heeft verdiend te delen door 261. Dit
heeft tot gevolg dat wanneer een werknemer in één of meer
kalendermaanden binnen de referteperiode niet heeft gewerkt, het dagloon
lager is dan voor 1 juli 2015. Tevens wordt aangekondigd dat met het per
1 december 2016 gewijzigde Dagloonbesluit dit dagloonverlagende effect
wordt gerepareerd. Ook verwijst mevrouw J. K. in haar brief naar andere
websites (waaronder die van de Rijksoverheid), informatie die zij in
telefoongesprekken met medewerkers van het UWV heeft ontvangen en naar
een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. 

In de brief van 12 oktober 2015 van mijn ambtsvoorganger over
Toezeggingen AO WW-dagloon, staat onder Referteperiode WW-dagloon
toegelicht dat het UWV in de uitvoeringspraktijk loongegevens uit de
polisadministratie gebruikt om het dagloon te berekenen. Tevens verwijs
ik naar de brief van 27 november 2015 aan de Tweede Kamer over Opzet
evaluatie Wwz en eerste beeld invoering Wwz. In deze brief is de keuze
voor de wijziging van het Dagloonbesluit voor starters en
flexwerkers/seizoenwerkers toegelicht. Het dagloon voor deze groep wordt
verhoogd doordat kalendermaanden zonder loon buiten beschouwing worden
gelaten. En in de genoemde brief van 21 maart 2016 is eveneens vermeld
dat met de wijziging van het Dagloonbesluit wordt geregeld dat
kalendermaanden waarin geen loon is genoten buiten beschouwing worden
gelaten bij de berekening van het dagloon.

In het Dagloonbesluit zijn bepalingen opgenomen over de wijze waarop het
UWV uitvoering moet geven aan de berekening van een dagloon. Eén van de
belangrijkste uitgangspunten bij de vaststelling van het dagloon is dat
het UWV dit zoveel mogelijk geautomatiseerd kan berekenen. Deze
dagloonberekening vindt plaats op basis van gegevens over de
(voormalige) dienstbetrekking(en), meer in het bijzonder op basis van
het door de werknemer genoten loon in die dienstbetrekking(en). 

Het UWV haalt deze gegevens uit de polisadministratie. De gegevens voor
de polisadministratie worden door de werkgever aangegeven in de
loonaangifte aan de Belastingdienst. Dit geschiedt per aangiftetijdvak
van vier weken of per  kalendermaand. Bij de loonaangifte kan de
werkgever kiezen tussen twee systemen: loon-over of loon-in. Bij
loon-over wordt het loon door de werkgever toegerekend aan het
aangiftetijdvak waarin de arbeid is verricht. Bij loon-in wordt het loon
door de werkgever toegerekend aan het aangiftetijdvak waarin het loon is
betaald. In de polisadministratie kan niet worden onderkend welk systeem
de werkgever heeft gebruikt. 

In het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen is er bewust voor gekozen
dat het UWV gebruik kan maken van het loon zoals dat in de
polisadministratie is opgenomen. Zoals hierboven toegelicht kan het
loonaangiftesysteem dat de werkgever hanteert ertoe leiden dat de
werkgever loon in een betreffende maand betaalt en dit in de
loonaangifte van die kalendermaand opneemt, terwijl er niet gewerkt is
in die maand. Zoals gesteld zal het UWV bij de berekening van het
dagloon uitgaan van de gegevens zoals ze zijn opgenomen in de
polisadministratie. In zo’n situatie is er sprake van een (of meer)
kalendermaand(en) waarin loon is genoten, ondanks dat er in die
kalendermaand(en) niet is gewerkt. De wijze waarop het UWV het dagloon
berekent, is bevestigd in uitspraken van de CRvB. 

In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep die mevrouw J. K. noemt,
wordt in overweging 4.3.4. gerefereerd aan de nota van toelichting bij
het Dagloonbesluit 2013. Hierin wordt uitwerking gegeven aan de
hoofdregel dat het in het refertejaar genoten loon uit de
dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos is geworden, leidend is. 

“Het dagloon voor de WW en ZW is het loon, dat de werknemer in het
refertejaar heeft genoten in de dienstbetrekking, waaruit hij werkloos
of ziek is geworden, omgerekend in een uitkeringsloon per dag, het
dagloon. […] Het in deze dienstbetrekking – in het refertejaar –
genoten loon wordt vastgesteld op basis van de maandelijkse of
vierwekelijkse loonaangiften van de werkgever aan de Belastingdienst.
Dit loon wordt omgerekend tot een dagloon door het te delen door het
aantal dagloondagen in die dienstbetrekking in het refertejaar. De
omvang van het recht sluit aldus aan bij de omvang van de
dienstbetrekking waaruit ziekte of werkloosheid is ontstaan.”

Als tweede punt vraagt mevrouw J. K. aandacht voor de gevolgen die het
nieuwe Dagloonbesluit kan hebben voor invallers in het onderwijs na een
periode van fulltime werken. Het gaat dan om de situatie waarin een
werknemer een langdurig WW-recht heeft met een veel hoger dagloon en
tijdens de WW-uitkering gaat werken als invalkracht. Betrokkene stelt
dat het gaan werken als invalkracht niet loont, maar dat je als
werknemer wordt “gestraft” op een later moment als betrokkene
(opnieuw) werkloos wordt omdat het dagloon van die (volgende)
WW-uitkering lager is.  

Als betrokkene invalkracht is geweest, is het voorstelbaar dat het
dagloon van deze 2e WW-uitkering lager zal uitvallen dan van die 1e
WW-uitkering die gebaseerd is op een fulltime dienstverband. Het dagloon
van die 2e WW-uitkering is immers gebaseerd op de (lagere) verdiensten
uit de werkzaamheden als invalkracht.

Wanneer een werknemer naast een WW-uitkering gaat werken, is het totale
inkomen (WW-uitkering + loon uit dienstbetrekking) hoger dan wanneer de
werknemer alleen die WW-uitkering ontvangt. Het is dus lonend om naast
de WW-uitkering te gaan werken. Wanneer deze werknemer weer
(onvrijwillig) werkloos wordt en aan de voorwaarden voldoet, kan er
recht op een 2e WW-uitkering ontstaan (naast de 1e WW-uitkering). Zoals
hiervoor is toegelicht wordt het dagloon berekend aan de hand van het
loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten in de
dienstbetrekking(en). Dat houdt in dat ook bij parttimewerk het loon
wordt gedeeld door 261 dagloondagen of door minder dagloondagen als er
in de referteperiode kalendermaanden zitten waarin de werknemer geen
loon heeft ontvangen. Dezelfde systematiek geldt zowel voor een
werknemer die 2 dagen per week werkt als bij een werknemer die 5 dagen
per week werkt. 

De reden daarvoor is dat de WW-uitkering per werkdag wordt
(her)berekend. Iedere kalenderweek heeft vijf werkdagen. Het verdiende
loon wordt omgerekend naar deze vijf werkdagen per kalenderweek. Een
werknemer die twee dagen per week werkt en €100 per dag verdient, dus
in totaal €200 per week, heeft een WW-dagloon van €40. Hetzelfde
geldt voor een werknemer die vijf dagen per week werkt en €40 per dag
verdient, dus in totaal €200 per week. Beide verdienden per week
hetzelfde en ontvangen ook een zelfde WW-uitkering. Namelijk over iedere
werkdag (maandag tot en met vrijdag) een WW-uitkering van €28 (te
weten 70% van €40)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. Koolmees

 Kamerstuk 34 351, nr. 561.

 ECLI:NL:CRVB:2017:1475.

 Kamerstuk 26 448, nr. 542. Zie pagina 2 en 3 van brief van Minister van
SZW aan de Tweede Kamer van 12 oktober 2015. 

 Kamerstuk 34 351, nr. 1. 

Brief van Minister van SZW aan de Tweede Kamer van 27 november 2015,
Opzet evaluatie Wwz en eerste beeld invoering Wwz, pagina 13.

 Zie ook de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Weyenberg
(D66) over de vaststelling van het dagloon voor een WIA-uitkering
(ingezonden 9 maart 2017). Kamerstukken: Vergaderjaar 2016-2017,
Aanhangselnummer 1751.

 Zie bijvoorbeeld ECLI:CRVB:2017:3908, r.ov. 4.4.3.

 ECLI:  HYPERLINK
"https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL"  NL : 
HYPERLINK
"https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL:CRVB"  CRVB : 
HYPERLINK
"https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL:CRVB:2017" 
2017 :  HYPERLINK
"https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL:CRVB:2017:1475
"  1475 

 Stb. 2013, nr. 185, blz. 17