Verzoek van het lid van Kent (SP) om namens de commissie de minister van SZW een aantal vragen voor te leggen, naar aanleiding van de ontvangen brief over het nieuwe dagloonbesluit
Brief lid / fractie
Nummer: 2017D37362, datum: 2017-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B. van Kent, Tweede Kamerlid (SP)
Onderdeel van zaak 2017Z18134:
- Indiener: B. van Kent, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2017-12-18 12:00: Verzoek van het lid Van Kent (SP) om namens de commissie de minister van SZW een aantal vragen voor te leggen, naar aanleiding van de ontvangen brief over het nieuwe dagloonbesluit (E-mailprocedure), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
2017Z18134/2017D37362
Van: Commissie SZW
Verzonden: donderdag 14 december 2017 17:51
Aan: GC-Commissie-SZW
Onderwerp: Emailprocedure: verzoek van het lid van Kent
(SP) om namens de commissie de minister van SZW een aantal vragen voor
te leggen, naar aanleiding van de ontvangen brief over het nieuwe
dagloonbesluit: uw reactie uiterlijk maandag 18 december om 12.00
uur
Geachte (plv) leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
In de procedurevergadering van afgelopen dinsdag heeft het lid van Kent (SP) aangegeven te overwegen vragen te stellen over de op brief dd 30 november 2017 ontvangen brief van de minister SZW, Reactie op verzoek van de commissie over de brief van mevrouw J.K. inzake het nieuwe dagloonbesluit en de uitvoering daarvan door het UWV). Afgesproken is dat deze vragen via een e-mailprocedure aan de commissie zouden worden voorgelegd.
Het lid van Kent heeft de vragen geformuleerd. Hij verzoekt om namens de commissie onderstaande vragen aan de minister van SZW voor te leggen:
1. Is het juist dat een onderwijswerkgever geen keus heeft om aan te geven of het ‘loon over’ of ‘loon in’ is, waar het gaat om de betaling van extra looncomponenten, zoals vakantiegeld in mei, de dag van de leraar in oktober en de eindejaarsuitkering in december? Kan de minister nader aangeven hoe met deze componenten wordt omgegaan vanuit het UWV in relatie tot de bepaling van de hoogte van het dagloon?
2. Kan de minister alsnog in gaan op het voorbeeld dat mevrouw J.K. in haar brief aangaf, waarbij UWV zou kunnen uitgaan van de kolom uren in plaats van de kolom salaris?
3. Is de minister bereid om, indien het geschetste probleem nadere duiding behoeft, of indien anders gewenst, in overleg te treden met de AOB, ten einde het probleem geheel helder te krijgen en tot een mogelijke oplossing te komen?
Graag verneem ik uiterlijk maandag 18 december a.s. om 12.00 uur of u
met het verzoek kunt instemmen (graag een Allen beantwoorden op dit
e-mailbericht). Spoedig daarna zal ik u informeren of het verzoek wordt
gehonoreerd.*
Met vriendelijke groet,
Marc Esmeijer
Griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
070-3182080
Toelichting
De e-mailprocedure is geregeld in artikel 36, vierde lid, van het
Reglement van Orde, luidende:
Indien een voorstel eenvoudig en spoedeisend van aard is, kunnen de leden van de commissie langs schriftelijke weg over dat voorstel besluiten. De voorzitter van de commissie beslist of een voorstel eenvoudig en spoedeisend van aard is. Het besluit, bedoeld in de eerste volzin, wordt genomen als ware de Kamer in voltallige samenstelling bijeen en zou zij stemmen als bedoeld in artikel 69, derde lid. Dit betekent dat in een e-mailprocedure een voorstel is aangenomen indien het door een absolute Kamermeerderheid wordt gesteund.
Aanvullende vragen naar aanleiding van de reactie op verzoek commissie over de brief van mevrouw J. K. inzake het nieuwe dagloonbesluit en de uitvoering daarvan door het UWV van Minister Koolmees aan de commissie SZW
1. Is het juist dat een onderwijswerkgever geen keus heeft om aan te geven of het ‘loon over’ of ‘loon in’ is, waar het gaat om de betaling van extra looncomponenten, zoals vakantiegeld in mei, de dag van de leraar in oktober en de eindejaarsuitkering in december? Kan de minister nader aangeven hoe met deze componenten wordt omgegaan vanuit het UWV in relatie tot de bepaling van de hoogte van het dagloon?
2. Kan de minister alsnog in gaan op het voorbeeld dat mevrouw J.K. in haar brief aangaf, waarbij UWV zou kunnen uitgaan van de kolom uren in plaats van de kolom salaris?
3. Is de minister bereid om, indien het geschetste probleem nadere duiding behoeft, of indien anders gewenst, in overleg te treden met de AOB, ten einde het probleem geheel helder te krijgen en tot een mogelijke oplossing te komen?
Bart van Kent
Tweede Kamerlid SP