[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34861 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven

Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L 119) (Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2018D00209, datum: 2018-01-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z00089:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W03.17.0224/II	's-Gravenhage, 13 oktober 2017

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2017, no.2017001229, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij
de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet houdende regels ter implementatie van
richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27
april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers
(PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen
van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PbEU 2016, L
119) (Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van
terroristische en ernstige misdrijven), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel voorziet in een implementatie van Richtlijn 2016/681/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 (PNR-richtlijn)
over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers
(passagiersgegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en
vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit. 

 

Nadat het wetsvoorstel aan de Afdeling advisering van de Raad van State
is voorgelegd, heeft het Hof van Justitie EU (Hof van Justitie) een
bindend advies uitgebracht over de PNR-overeenkomst tussen de EU en
Canada (PNR-overeenkomst). Het Hof van Justitie achtte de
PNR-overeenkomst op onderdelen onverenigbaar met de door het Handvest
van de Grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) gewaarborgde
grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van
persoonsgegevens. De PNR-richtlijn en het wetsvoorstel bevatten op
belangrijke punten vrijwel identieke bepalingen als de PNR-overeenkomst.


De implicaties van het advies van het Hof van Justitie voor de
PNR-richtlijn enerzijds en de verplichting tot implementatie anderzijds
plaatst de regering voor een dilemma. De Afdeling kan zich verenigen met
het standpunt van de regering dat de implementatie doorgang moet vinden,
nu de PNR-richtlijn niet door het Hof van Justitie ongeldig is
verklaard. Tegelijk constateert de Afdeling dat de PNR-richtlijn in het
licht van het advies van het Hof van Justitie in haar huidige vorm op
een aantal onderdelen in strijd is met de door het Handvest gewaarborgde
grondrechten. Daarom kan volgens de Afdeling niet worden volstaan met de
implementatie zoals die voorligt; er dienen stappen te worden gezet met
het doel de PNR-richtlijn in overeenstemming te brengen met het
Handvest. 

De Afdeling adviseert in de toelichting inzichtelijk te maken hoe de
gekozen wijze van implementatie van de PNR-richtlijn, met name ten
aanzien van de gesignaleerde knelpunten, zich verhoudt tot de plicht tot
eerbiediging van de door het Handvest gewaarborgde grondrechten. De
Afdeling adviseert in de memorie van toelichting uiteen te zetten welke
stappen de regering reeds in Brussel heeft gezet of binnen afzienbare
termijn zal zetten om de PNR-richtlijn in lijn met het Handvest te
brengen. 

1.	Het wetsvoorstel   

Het wetsvoorstel vormt een nauwgezette omzetting van de PNR-richtlijn.
De luchtvaartmaatschappijen zijn ingevolge het wetsvoorstel verplicht
passagiersgegevens te verstrekken aan de nieuw op te richten
passagiersinformatie-eenheid (PIU of Pi-NL). De Pi-NL heeft tot taak de
door de luchtvaartmaatschappijen verstrekte passagiersgegevens te
beoordelen en het resultaat van die verwerking zo nodig door te geven
aan bevoegde instanties die nader onderzoek kunnen verrichten. Voorts
kan de Pi-NL de gegevens uitwisselen met de PIU’s van andere lidstaten
en doorgeven aan Europol en derde landen. 

Het wetsvoorstel is van toepassing op vluchten naar en vanuit derde
landen, alsmede op vluchten binnen de Europese Unie, en de
passagiersgegevens van deze vluchten. 

a.	passagiersgegevens

Onder passagiersgegevens worden PNR- en API-gegevens begrepen.
PNR-gegevens (Passenger Name Record) zijn de gegevens die passagiers op
verzoek verstrekken aan luchtvaartmaatschappijen bij de reserveringen
voor vluchten. Deze gegevens geven inzicht in gereserveerde en eerder
gevolgde reisroutes, medepassagiers, bagage, contact- en
betalingsgegevens. API-gegevens (Advance Passenger Information) zijn
gegevens over een identiteitsdocument, nationaliteit, naam,
geboortedatum en vluchtgegevens van de individuele passagier. 

b.	taken van de passagiersinformatie-eenheid (Pi-NL) 

De Pi-NL beoordeelt passagiers voor hun geplande aankomst in of gepland
vertrek uit Nederland teneinde te bepalen welke personen moeten worden
onderworpen aan een nader onderzoek door de bevoegde instanties of
Europol, omdat zij betrokken zouden kunnen zijn bij een terroristisch
misdrijf of ernstige criminaliteit. Daartoe worden de door de
luchtvaartmaatschappijen aangeleverde gegevens vergeleken met gegevens
in databanken van gesignaleerde personen dan wel getoetst aan vooraf
vastgestelde risico-criteria. Bij een positieve overeenkomst na een
geautomatiseerde vergelijking van de gegevens kan de Pi-NL het resultaat
aan een bevoegde instantie, Europol of aan de PIU van een andere
lidstaat doorgeven. De positieve overeenkomst wordt door menselijke
tussenkomst gecontroleerd teneinde te bepalen of een bevoegde instantie
maatregelen moet treffen of nader onderzoek moet doen. 

De Pi-NL behandelt voorts vorderingen tot gegevensverstrekking van de
bevoegde instanties, verzoeken van PIU’s van andere lidstaten, Europol
of van derde landen.

De overeenkomstig het wetsvoorstel verzamelde gegevens mogen door de
Pi-NL en de bevoegde instanties uitsluitend worden verwerkt om
terroristische misdrijven en bepaalde vormen van ernstige criminaliteit
te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken of te vervolgen. Dit laatste
geldt ook voor de uitwisseling van passagiersgegevens met andere
lidstaten en Europol en voor de doorgifte van deze gegevens aan derde
landen. 

c.	gegevensbescherming

Het wetsvoorstel bevat regels over de gegevensbescherming, zoals
bewaartermijnen voor de passagiersgegevens (vijf jaar met een
depersonalisering na zes maanden) en de benoeming van een functionaris
voor de gegevensbescherming die belast is met de controle op de
verwerking van de persoonsgegevens door de passagiersinformatie-eenheid.
Het verwerken van bijzondere persoonsgegevens is op grond van de
PNR-richtlijn en het wetsvoorstel niet toegestaan. Op de verwerking van
de passagiersgegevens door de Pi-NL zijn de bepalingen van de Wet
politiegegevens (Wpg) inzake de rechten van betrokkene en het toezicht
van toepassing.

2.	Implicaties van het advies van het Hof van Justitie EU inzake 

	de PNR-overeenkomst tussen de EU en Canada

a.	advies van het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft op 26 juli 2017 een advies uitgebracht over
de voorgenomen PNR-overeenkomst tussen de Europese Unie en Canada over
de doorgifte van passagiersgegevens door luchtvaartmaatschappijen.
Volgens het Hof van Justitie is de PNR-overeenkomst op belangrijke
onderdelen, zoals de opslag en het gebruik van de bewaarde
passagiersgegevens, slechts met inachtneming van de door het Hof van
Justitie geformuleerde nadere voorwaarden verenigbaar met de door het
Handvest gewaarborgde grondrechten op eerbiediging van het privéleven
en bescherming van persoonsgegevens. Het advies heeft een bindend
karakter. Omdat het Hof van Justitie afwijzend heeft geadviseerd, kan de
voorgenomen PNR-overeenkomst niet in werking treden, behoudens in geval
van wijziging daarvan of herziening van de Verdragen.

De PNR-richtlijn en de PNR-overeenkomst bevatten op belangrijke
onderdelen vrijwel identieke bepalingen. Analyse van de PNR-richtlijn in
het licht van het advies van het Hof brengt een aantal knelpunten aan
het licht, die ertoe leiden dat de PNR-richtlijn, net als de
PNR-overeenkomst, op onderdelen in strijd is met de door het Handvest
gewaarborgde grondrechten. Deze knelpunten betreffen de afbakening van
de PNR-gegevens die moeten worden doorgegeven, de eisen die aan de
modellen en criteria voor de geautomatiseerde verwerking van
PNR-gegevens moeten worden gesteld, de bewaring en gebruik van de
passagiersgegevens, de nadere uitwerking van de categorie ernstige
misdrijven met het oog waarop passagiersgegevens mogen worden verwerkt,
de doorgifte van PNR-gegevens aan andere landen en het recht van
passagiers op informatie over de doorgifte van hun PNR-gegevens. 

Gelet op de inhoudelijke overeenkomsten tussen de PNR-richtlijn en de
PNR-overeenkomst roept dit over het wetsvoorstel dat een omzetting vormt
van de PNR-richtlijn vergelijkbare vragen op omtrent de verenigbaarheid
daarvan met de door het Handvest gewaarborgde grondrechten.

b.	memorie van toelichting 

Het advies van het Hof is uitgebracht nadat het wetsvoorstel aan de
Afdeling advisering is voorgelegd. In de memorie van toelichting kon er
inhoudelijk dus nog niet op worden ingegaan. Wel wordt naar aanleiding
van een opmerking van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over het door
het Hof van Justitie (op dat moment nog uit te brengen) advies het
volgende vermeld:

	“Verder mist de AP in het conceptwetsvoorstel een overweging die 
aangeeft op welke wijze rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat 
de aanstaande uitspraak van het Hof van Justitie van de 

	Europese Unie in de zaak PNR EU-Canada maakt dat het huidige 
wetsvoorstel niet in stand kan blijven. 

	Een dergelijke overweging is naar 	mijn opvatting niet nodig, omdat de 
betreffende Hof van Justitie zaak geen directe betrekking heeft op de 
PNR-richtlijn. De PNR-richtlijn behoudt, ongeacht de uitspraak van het
Hof 	van Justitie, zijn rechtsgeldigheid en verplicht tot implementatie
ervan in de 	nationale wetgeving. Dat wordt alleen anders in het geval
dat het Hof van 	Justitie in een zaak met betrekking tot uitvoering van
de PNR-	richtlijn deze 	richtlijn onverbindend zou verklaren of als de
Europese 	wetgever de richtlijn 	zou wijzigen of intrekken. Een
overweging zoals door de AP verzocht 	wordt om die reden niet nodig
geacht.”

c.	implementatieverplichting

Gegeven is dat de PNR-richtlijn vooralsnog rechtsgeldig is en tot
implementatie ervan in de nationale wetgeving verplicht, tenzij het Hof
van Justitie de PNR-richtlijn onverbindend verklaart of de Europese
wetgever de richtlijn zou wijzigen of intrekken. Dit is vaste
jurisprudentie van het Hof van Justitie. Ook op basis van het beginsel
van Unietrouw moet Nederland alle maatregelen treffen om de nakoming van
de uit de PNR-richtlijn voortvloeiende verplichtingen te verzekeren. 

Tegenover deze verplichting tot implementatie staat echter ook dat
“een richtlijn, doordat zij een regeling treft in verband met de
verwerking van persoonsgegevens die afbreuk kan doen aan de fundamentele
vrijheden, en inzonderheid aan het recht op eerbiediging van het
privéleven, noodzakelijkerwijs [moet] worden uitgelegd op basis van de
grondrechten die door het Handvest worden gewaarborgd.” De rechtspraak
en het advies van het Hof van Justitie bieden belangrijke handvatten
voor de nadere invulling van de reikwijdte van deze grondrechten. Een
implementatie van de PNR-richtlijn in overeenstemming met de door het
Handvest gewaarborgde grondrechten zoals nader uitgelegd door het Hof,
zou echter op belangrijke onderdelen verder strekken dan de
PNR-richtlijn toelaat, hetgeen op juridische bezwaren stuit. Gelet
daarop rust op de instellingen en de lidstaten de verplichting om stil
te staan bij de vraag welke gevolgen het advies van het Hof dient te
hebben voor de PNR-richtlijn en zo nodig volgens de daartoe geldende
procedures in EU-verband actie te ondernemen. Dat dit advies van het Hof
geen betrekking heeft op de PNR-richtlijn maar op de PNR-overeenkomst
tussen de EU en Canada, maakt het voorgaande niet anders; beide
instrumenten bevatten op belangrijke onderdelen immers vrijwel identieke
bepalingen.   



d.	conclusie

De implicaties van het advies van het Hof van Justitie voor de
PNR-richtlijn enerzijds en de verplichting tot implementatie anderzijds
plaatst de regering voor een dilemma. De Afdeling kan zich verenigen met
het standpunt van de regering dat de implementatie doorgang moet vinden,
nu de PNR-richtlijn niet door het Hof ongeldig is verklaard. Tegelijk
constateert de Afdeling dat de PNR-richtlijn in het licht van het advies
van het Hof van Justitie in haar huidige vorm gelet op de hiervoor
geschetste grondrechtelijke knelpunten op een aantal onderdelen in
strijd is met de door het Handvest gewaarborgde grondrechten. Het advies
van het Hof vormt dan ook een duidelijk signaal over de
toekomstbestendigheid van de PNR-richtlijn in haar huidige vorm. Daarom
kan niet worden volstaan met enkel de voortzetting van de implementatie
zoals die voorligt; er dienen daarnaast stappen te worden gezet met het
doel de PNR-richtlijn in overeenstemming met het Handvest te brengen.
Het ligt in de rede dat de regering dit probleem op grond van de eigen
verantwoordelijkheid en gezien de uit het EU-recht voortvloeiende
verplichting tot loyale samenwerking aan de orde zal stellen in de
JBZ-Raad en bij de Europese Commissie. 

De Afdeling adviseert in de toelichting inzichtelijk te maken hoe de
gekozen wijze van implementatie van de PNR-richtlijn, met name ten
aanzien van de gesignaleerde knelpunten, zich verhoudt tot de plicht tot
eerbiediging van de door het Handvest gewaarborgde grondrechten zoals
nader uitgelegd door het Hof in advies 1/15. De Afdeling adviseert in de
memorie van toelichting uiteen te zetten welke stappen de regering reeds
in Brussel heeft gezet of binnen afzienbare termijn zal zetten teneinde
de PNR-richtlijn in overeenstemming met het Handvest te brengen.

3.	Doorgifte passagiersgegevens aan derde landen

De taken van de Pi-NL zijn in artikel 5 van het wetsvoorstel opgenomen,
waaronder het verwerken en opslaan van de PNR-gegevens en de doorgifte
van die gegevens aan de informatie-eenheden van andere lidstaten, de
bevoegde instanties en Europol. Het verstrekken van passagiersgegevens
aan derde landen als bedoeld in artikel 11 van de PNR-richtlijn
ontbreekt echter in artikel 5 van het wetsvoorstel.

De Afdeling adviseert artikel 5 van het wetsvoorstel aan te vullen met
de doorgifte van passagiersgegevens aan derde landen.



4.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W03.17.0224/II

De transponeringstabel aanvullen conform Aanwijzing 338, eerste en derde
lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, nu niet bij alle
afzonderlijke artikelonderdelen van de Richtlijn 2016/681 is vermeld of
en zo ja op welke wijze deze zijn geĂŻmplementeerd.

	PB 2016, L 119/132.  

	Misdrijven opgesomd in artikel 83 en 83b van het Wetboek van
Strafrecht.  

	Dit betreft categorieën strafbare feiten genoemd in Bijlage 2 bij het
wetsvoorstel (gelijkluidend aan Bijlage II bij de PNR-richtlijn), zoals
deelneming aan een criminele organisatie, mensenhandel, seksuele
uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, illegale handel in drugs
en wapens, witwassen, corruptie, fraude en computercriminaliteit.  

	HvJEU 26 juli 2017, advies 1/15, ECLI:EU:C:2017:592.  

	Hieronder vallen het openbaar ministerie, de politie, de bijzondere
opsporingsdiensten, de Koninklijke marechaussee en de Rijksrecherche.

	Artikel 5 van het wetsvoorstel.  

 	Met het wetsvoorstel wordt dus gebruik gemaakt van de lidstaatoptie
van artikel 2, eerste lid om de PNR-richtlijn, die enkel van toepassing
is op vluchten naar of vanuit derde landen (artikel 1, eerste lid onder
a), ook toe te passen op alle vluchten binnen de Unie.

	Zie Bijlage 1 bij het wetsvoorstel, gelijkluidend aan Bijlage I bij de
PNR-richtlijn.  

	Artikel 6 van het wetsvoorstel.  

	Artikel 2 van het wetsvoorstel.  

	Artikelen 10-13 van het wetsvoorstel.   

	Dit betekent dat de passagiersgegevens waaruit rechtstreeks de
identiteit van een persoon kan worden afgeleid, zes maanden na ontvangst
ervan worden afgeschermd. Na deze termijn kunnen deze gegevens worden
doorgegeven met toestemming van de officier van justitie en na
kennisgeving aan de functionaris gegevensbescherming. Artikel 20, eerste
lid, onder d, van het wetsvoorstel.  

	De functionaris voor de gegevensbescherming is belast met de controle
op de verwerking van de persoonsgegevens door de
Passagiersinformatie-eenheid en met de uitvoering van de desbetreffende
waarborgen voor de gegevensbescherming. Voorts is hij voor een
betrokkene het contactpunt voor alle aangelegenheden in verband met de
verwerking van de persoonsgegevens van die betrokkene door de
verantwoordelijke. Zie artikel 18 van het wetsvoorstel.

	Dit betreft persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of
levensovertuiging, ras of etnische afkomst, politieke gezindheid,
gezondheid, seksuele leven of geaardheid of lidmaatschap van een
vakvereniging. 

	Artikelen 6, derde lid, 7, derde lid, en 19 van het wetsvoorstel.

	Artikel 17 van het wetsvoorstel.  

	HvJEU 26 juli 2017, advies 1/15, ECLI:EU:C:2017:592. Het advies is
uitgebracht op verzoek van het Europees Parlement op grond van artikel
218, elfde lid, VWEU.

	Artikelen 7, 8 en 52, eerste lid, van het Handvest. Voor zover de
PNR-overeenkomst niet uitsluit dat gevoelige gegevens aan Canada worden
doorgegeven, gebruikt en bewaard, is de PNR-overeenkomst volgens het Hof
van Justitie niet met de grondrechten uit het Handvest verenigbaar.
Advies 1/15, punten 164-167. Overigens wijkt de PNR-overeenkomst op dit
punt af van de PNR-richtlijn, waarin doorgifte van gevoelige gegevens is
uitgesloten.

	Artikel 218, elfde lid, VWEU.

	De regeling dient duidelijk en nauwkeurig te bepalen welke PNR-gegevens
de luchtvaartmaatschappijen moeten doorgeven. Advies 1/15, punt 154 en
155.   

	De vooraf vastgestelde modellen en criteria moeten ten eerste specifiek
en betrouwbaar zijn en mogen zij ten tweede niet discrimineren. Evenzo
dient te worden gepreciseerd dat de databases waarmee de PNR-gegevens
worden vergeleken, betrouwbaar en up-to-date moeten zijn en dat het
enkel mag gaan om databases die worden gebruikt met het oog op de strijd
tegen terrorisme en ernstige criminaliteit. Advies 1/15, punt 172.	 

	Het Hof formuleert in advies 1/15 (punten 190-211) nadere voorwaarden
voor het bewaren en het gebruik van passagiersgegevens, waaronder een
voorafgaande controle door hetzij een rechterlijke instantie, hetzij een
onafhankelijke bestuurlijke entiteit, naar aanleiding van een
gemotiveerd verzoek van de autoriteiten. Voorts overweegt het Hof dat de
persoonsgegevens van een luchtreiziger na diens vertrek enkel mogen
worden bewaard indien op grond van objectieve gegevens kan worden
aangenomen dat deze luchtreiziger een risico kan opleveren in het kader
van de strijd tegen terrorisme en ernstige criminaliteit (punt 207).

	Bij het beoordelen van de passagiers is de Pi-NL bevoegd de
passagiersgegevens te verwerken met het oog op het voorkomen, opsporen,
onderzoeken of vervolgen van terroristische of ernstige misdrijven.
Volgens het Hof dient duidelijk en nauwkeurig te worden bepaald welke
misdrijven hieronder vallen, door verwijzing naar welomschreven
strafbare feiten (advies 1/15, punt 176-177).

 Advies 1/15, punt 212.

 Advies 1/15, punten 218-225.

	Bedoeld wordt advies in plaats van uitspraak.  

	Memorie van toelichting, paragraaf 8. Advies en consultatie.  

	Volgens het Hof van Justitie worden “handelingen van de instellingen
van de Unie in beginsel vermoed rechtmatig te zijn en dus rechtsgevolgen
in het leven te roepen, zolang zij niet zijn ingetrokken, in het kader
van een beroep tot nietigverklaring nietig zijn verklaard of ten gevolge
van een prejudiciële verwijzing of een exceptie van onwettigheid
ongeldig zijn verklaard.” Zie HvJEU 6 oktober 2015, Schrems, C-362/14,
ECLI:EU:C:2015:650, punt 52 met verwijzing naar HvJEU 5 oktober 2004,
Commissie/Griekenland, C-475/01,ECLI:EU:C:2004:585, punt 18. Van een
juridisch non-existente handeling als bedoeld in laatstgenoemd arrest,
is wat betreft de PNR-richtlijn geen sprake. 

 Artikel 4, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

	In die zaak richtlijn 95/46. 

	HvJEU 6 oktober 2015, Schrems, C-362/14, ECLI:EU:C:2015:650, punt 38 en
de aldaar aangehaalde jurisprudentie. 

	Zie in dit verband ook overweging 22 van de considerans van de
PNR-richtlijn: “Gelet op de in recente relevante rechtspraak van het
Hof van Justitie van Justitie van de Europese Unie uiteengezette
beginselen moet bij de toepassing van deze richtlijn worden gezorgd voor
volledige eerbiediging van de grondrechten, het recht op bescherming van
de persoonlijke levenssfeer en het evenredigheidsbeginsel.” 

	Dit betreft in het bijzonder de nadere eisen die het Hof stelt aan het
bewaren en het gebruik van de passagiersgegevens.

	Uit het arrest van het Hof van Justitie in bovenvermelde zaak Schrems
(punt 52) volgt dat zolang een handeling van de Unie niet door het Hof
ongeldig is verklaard, de lidstaten geen maatregelen mogen treffen die
met de PNR-richtlijn in strijd zijn. 

	Het beginsel van Unietrouw brengt mee dat een lidstaat in overleg
treedt met de Europese Commissie indien hij op onvoorziene en
onvoorzienbare problemen stuit bij de uitvoering van een handeling van
de Unie. Zie K. Lenaerts en P. van Nuffel, Constitutional Law of the
European Union (Sweet & Maxwell, 2004), alsmede HvJEU 5 oktober 2006,
Commissie/Duitsland, C-105/02, ECLI:EU:C:2006:637, punt 87 en, naar
analogie, HvJEU 2 juli 2002, Commissie/Spanje, C-499/99,
ECLI:EU:C:2002:408, punt 24.

	Doorgifte aan deze instanties is nader uitgewerkt in artikelen 10, 11
en 12 van het wetsvoorstel.  

 PAGE   8 

  PAGE  8 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING