34872 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen
Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2018D02749, datum: 2018-01-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2018Z01351:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-01-30 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-02-01 10:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-02-05 10:00: Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-02-06 13:45: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-02-08 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-02-15 10:15: Hamerstuk: Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen (34 872) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W05.17.0398/I 's-Gravenhage, 18 januari 2018
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 18 december 2017, no.2017002208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van een wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen, met memorie van toelichting.
Het voorstel strekt ertoe dat het aantal regionale publieke media-instellingen wordt gemaximeerd op het huidige aantal van één per provincie.1 Daarmee moet worden voorkomen dat meer instellingen aanvragen tot aanwijzing indienen en dat daardoor versnippering van het beperkt beschikbare budget zou plaatsvinden, hetgeen schadelijk zou zijn voor de efficiëntie en de effectiviteit van de regionale publieke omroep. Vanwege de urgentie wordt voorzien in terugwerkende kracht tot 16 december 2017, een dag na de bekendmaking van het voornemen van dit wetsvoorstel.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar heeft opmerkingen over de procedure voor de aanwijzing van regionale publieke media-instellingen en over de voorgestelde terugwerkende kracht van het voorstel.
1. Eén regionale publieke media-instelling per provincie
De voorgestelde regeling is analoog aan de regeling voor lokale publieke media-instellingen. Omdat een aanwijzing voor een periode van vijf jaar geldt,2 kan zich regelmatig een situatie voordoen waarin in een provincie meer dan één regionale media-instelling voldoet aan de eisen voor aanwijzing. In dat geval moet eerst worden bevorderd dat de betreffende instellingen samengaan.3 Indien dat niet haalbaar blijkt te zijn, zal een keuze moeten worden gemaakt welke instelling wordt aangewezen door het Commissariaat voor de Media. Daarbij is het van belang dat wordt voorzien in een transparante en non-discriminatoire procedure voor de toedeling van deze aanwijzing, mede in het licht van het toepasselijke Unierecht.4 De toelichting gaat niet in op de eventuele procedure die het Commissariaat daarbij moet volgen.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan.
2. Terugwerkende kracht
Het voorstel voorziet in terugwerkende kracht tot 16 december 2017, een dag na de bekendmaking van het voornemen van dit wetsvoorstel. Volgens de toelichting houdt dit verband met de urgentie van de voorgestelde wijziging; daarbij speelt een rol dat indiening van een aanvraag tot aanwijzing als regionale publieke media-instelling op elk moment mogelijk is.5
De Afdeling begrijpt de voorgestelde terugwerkende kracht, mede in het licht van de aankondigingseffecten die van het (indienen van het) voorstel uitgaan: indien het voorstel geen terugwerkende kracht zou hebben, zou dit partijen op het idee kunnen brengen nog snel een aanvraag tot aanwijzing in te dienen. De Afdeling merkt echter op dat uit de toelichting niet duidelijk wordt welke noodzaak er in dit geval is om deze uitzonderlijke procedure voor terugwerkende kracht toe te passen.
De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging
het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
Met uitzondering van Zuid-Holland, waar twee regionale publieke media-instellingen zijn aangewezen.↩︎
Artikel 2.65, eerste lid, Mediawet 2008.↩︎
Zie het voorgestelde artikel 2.62, eerste lid, Mediawet↩︎
Zie in dit verband onder andere paragraaf 3.6 van de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie (PB 2012, C 8/02). Zie in dit verband ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2927), waarin de Afdeling onder meer overwoog: “Een eis die in ieder geval geldt, is dat het wettelijk voorschrift dat de mededingingsruimte beperkt, althans de geschiedenis van de totstandkoming daarvan, er blijk van geeft dat het belang van het bieden van mededingingsruimte is meegewogen. (…) dat het bestuur om gelijke kansen te realiseren een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de schaarse vergunning, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria. Het bestuur moet hierover tijdig voorafgaand aan de start van de aanvraagprocedure duidelijkheid scheppen, door informatie over deze aspecten bekend te maken via een zodanig medium dat potentiële gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.” (rechtsoverweging 8).↩︎
Toelichting bij artikel II.↩︎