[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen

Eindtekst

Nummer: 2018D05612, datum: 2018-02-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z01829:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

6 februari 2018



	Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige
andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten
aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren
disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te
treffen







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de
mogelijkheden om disciplinaire maatregelen ten aanzien van voor het
leven benoemde rechterlijke ambtenaren op te leggen te verruimen en
enkele andere maatregelen te kunnen treffen, alsmede een verklaring
omtrent het gedrag als verplicht vereiste voor benoeming in een
rechterlijk ambt te introduceren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

1. Tot rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding kan
slechts worden benoemd degene die in het bezit is van een verklaring
omtrent het gedrag, niet ouder dan drie maanden en afgegeven volgens de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op degene die op het moment van
zijn benoeming al rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in
opleiding is.

B

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid wordt vernummerd tot zevende lid.

2. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding
ontvangt over de tijd gedurende welke hij in strijd met zijn
verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten geen
salaris.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt “tweede, derde en vijfde lid”
vervangen door: tweede, derde, vijfde en zesde lid.

C

Aan artikel 46 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Indien artikel 17, zesde lid, van toepassing is vervallen de
aanspraken genoemd in het eerste lid, naar evenredigheid.

D

Artikel 46c komt te luiden:

Artikel 46c

Ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar kan een disciplinaire maatregel
worden opgelegd, indien hij:

a. de waardigheid van het ambt, zijn ambtsbezigheden of zijn
ambtsplichten verwaarloost;

b. de bepalingen overtreedt waarbij hem het uitoefenen van een beroep
wordt verboden, een vast en voortdurend verblijf wordt aangewezen,
verboden wordt zich in een onderhoud of een gesprek in te laten met
partijen of haar advocaten of gemachtigden of een bijzondere inlichting
of schriftelijk stuk van hen aan te nemen, de verplichting wordt
opgelegd een geheim te bewaren of de verplichting wordt opgelegd de
functionele autoriteit in kennis te stellen van de betrekkingen die hij
buiten zijn ambt vervult; of

c. door zijn handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan de goede
gang van zaken bij de rechtspraak of het in haar te stellen vertrouwen. 

E

Na artikel 46c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46ca

1. De disciplinaire maatregelen die ten aanzien van de rechterlijk
ambtenaar kunnen worden opgelegd, zijn:

a. schriftelijke berisping;

b. inhouding van salaris tot een bedrag van ten hoogste het salaris over
een halve maand;

c. schorsing voor de duur van ten hoogste drie maanden; of

d. ontslag.

2. De disciplinaire maatregel van ontslag wordt niet opgelegd enkel op
grond van artikel 46c, onderdeel a. 

3. De Hoge Raad kan bij de beslissing, waarbij de rechterlijk ambtenaar
wordt geschorst, bepalen dat tijdens de duur van de schorsing de
bezoldiging geheel of gedeeltelijk zal worden ingehouden.

	4. De Hoge Raad kan bij het opleggen van de disciplinaire maatregel van
schorsing bepalen dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de
rechterlijk ambtenaar zich gedurende een daarbij te stellen termijn niet
schuldig maakt aan soortgelijk handelen als waarvoor het opleggen van de
disciplinaire maatregel plaatsvindt of enig ander handelen of nalaten
als bedoeld in artikel 46c, en hij zich houdt aan bij het opleggen van
de schorsing eventueel gestelde bijzondere voorwaarden.

	5. Met het toezicht op de naleving van de voorwaarden als bedoeld in
het vierde lid is de functionele autoriteit belast. Ten aanzien van de
met rechtspraak belaste rechterlijk ambtenaar, niet zijnde president van
een gerecht, wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de president van
het gerecht waar betrokkene werkzaam is. Ten aanzien van de rechterlijk
ambtenaar die tevens president is van een rechtbank, wordt deze
bevoegdheid uitgeoefend door de president van het gerechtshof van het
ressort waarbinnen die rechtbank is gelegen. Ten aanzien van de
rechterlijk ambtenaar die tevens president is van een gerechtshof, wordt
deze bevoegdheid uitgeoefend door de president van de Hoge Raad.

F

Artikel 46d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt “schriftelijke waarschuwing wordt
opgelegd” vervangen door: schriftelijke berisping wordt, anders dan
door de Hoge Raad, opgelegd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De overige disciplinaire maatregelen genoemd in artikel 46ca, eerste
lid, worden uitsluitend door de Hoge Raad opgelegd.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Gedurende een procedure ingevolge artikel 46o wordt jegens de
betrokken rechterlijk ambtenaar, anders dan door de Hoge Raad, geen
disciplinaire maatregel opgelegd voor de gedraging waarop die procedure
betrekking heeft.

G 

Artikel 46e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “schriftelijke waarschuwing” vervangen
door: schriftelijke berisping.

2. Er wordt een lid toegevoegd dat luidt:

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de
disciplinaire maatregel van schriftelijke berisping wordt opgelegd door
de Hoge Raad.

H

Het opschrift van paragraaf 6A.3 komt te luiden:

§ 6A.3. Schorsing als ordemaatregel

I

Artikel 46f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt, onder vervanging van de
puntkomma aan het slot van het onderdeel door een punt, na “wegens een
misdrijf is veroordeeld” ingevoegd: tot een vrijheidsstraf.

2. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt.

3. In het tweede lid, worden, onder verlettering van onderdeel b tot
onderdeel e, de volgende onderdelen ingevoegd:

b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens een misdrijf is veroordeeld tot een andere straf dan een
vrijheidsstraf; 

c. aan hem een nog niet onherroepelijke strafbeschikking is opgelegd
wegens het plegen van een misdrijf;

d. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten
aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van
toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft gekregen, dan
wel wegens schulden is gegijzeld;

J

Na artikel 46f wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46fa

1. In de gevallen bedoeld in artikel 46f, eerste en tweede lid, kan een
daartoe aangewezen enkelvoudige kamer van de Hoge Raad de rechterlijk
ambtenaar in verband met onverwijlde spoed buiten functie stellen.

2. De rechterlijk ambtenaar wordt niet buiten functie gesteld dan nadat
het in artikel 46d, eerste lid, bedoelde gezag, een verzoek als bedoeld
in artikel 46o, tweede lid, heeft ingediend tot vordering van schorsing
van de rechterlijk ambtenaar op grond van artikel 46f. Bij het verzoek
tot schorsing kan een verzoek tot buitenfunctiestelling worden gedaan.
De buitenfunctiestelling kan ook ambtshalve door de procureur-generaal
worden gevorderd. 

3. Artikel 46o, derde lid en vierde lid, tweede volzin, zijn niet van
toepassing op de procedure tot buitenfunctiestelling. 

4. De buitenfunctiestelling op grond van het eerste lid heeft tot gevolg
dat de rechterlijk ambtenaar gedurende die periode zijn werkzaamheden
niet mag verrichten.

5. De buitenfunctiestelling op grond van het eerste lid eindigt na
dertig dagen, of zo veel eerder als door de Hoge Raad op de vordering
tot schorsing is beslist.

K

Na artikel 46ka wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46kb

Ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar kan, bij wijze van
ordemaatregel en om redenen van zwaarwegend organisatorisch belang van
het gerecht waar de rechterlijk ambtenaar op dat moment is geplaatst,
door de Hoge Raad, op voorstel van de functionele autoriteit in een
verzoek als bedoeld in artikel 46o, tweede lid, de vaststelling, bedoeld
in artikel 5b, eerste lid, van het gerechtshof of de rechtbank waar het
ambt bij wordt vervuld, worden gewijzigd. 

L

Artikel 46m wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdelen b en c tot onderdelen c en d wordt
een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. een onherroepelijke strafbeschikking opgelegd heeft gekregen wegens
het plegen van een misdrijf;.

2. In onderdeel c (nieuw) wordt “sursĂ©ance” vervangen door:
surseance.

M

In artikel 46n, eerste lid, wordt “46c, tweede en derde lid”
vervangen door “46ca, eerste lid, onderdeel d” en wordt
“onderdelen a en b” vervangen door: onderdelen a, b en c. 

ARTIKEL II

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 15, vijfde lid, wordt toegevoegd: Voorafgaand aan een
benoeming als bestuurslid wordt van betrokkene een verklaring omtrent
het gedrag, niet ouder dan drie maanden en afgegeven volgens de Wet
justitiële en strafvorderlijke gegevens, verlangd.

B

In de artikelen 16, eerste lid, en 86, eerste lid, wordt “17, eerste
tot en met vijfde lid, en 18 tot en met 19” telkens vervangen door: en
17 tot en met 19.

C

In de artikelen 48b, eerste lid, 66, tweede lid, en 67, derde lid, wordt
na “46c,” telkens ingevoegd: 46ca,.

D

Aan artikel 84, derde lid, wordt toegevoegd: Voorafgaand aan een
benoeming als lid van de Raad wordt van betrokkene een verklaring
omtrent het gedrag, niet ouder dan drie maanden en afgegeven volgens de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, verlangd.

E

	In artikel 86, zevende lid, wordt “artikelen 17, zesde lid”
vervangen door: artikelen 17, zevende lid.

F

In artikel 119, eerste lid, wordt “46c, eerste lid” vervangen door:
46c, 46ca, eerste lid, onderdeel a.

ARTIKEL III

De Advocatenwet wordt als volgt gewijzigd:

A 

Artikel 46b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het veertiende lid wordt “46c, tweede lid” vervangen door:
46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d.

2. In het vijftiende lid wordt “46c, tweede lid” vervangen door:
46c, onderdelen b en c.

B

In het eerste lid van artikel 54 wordt “46c, tweede lid” vervangen
door: 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d.

ARTIKEL IV

In artikel 4, eerste lid, onderdeel g, van de Beroepswet wordt
“schriftelijke waarschuwing” vervangen door: schriftelijke
berisping.

ARTIKEL V

	De Comptabiliteitswet 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 54, tweede lid, vervalt.

B

	Artikel 74, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de tweede volzin wordt “46c, eerste lid, onder b, tweede en
derde lid” vervangen door: 46c, onder b en c, 46ca, eerste lid, onder
c en d, tweede en derde lid.

	2. Na het eerste gedachtestreepje wordt “schriftelijke
waarschuwing” vervangen door: schriftelijke berisping.

ARTIKEL VI

In artikel 36, derde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt
“artikel 46c, tweede lid” vervangen door: 46c, onderdelen b en c,
46ca, eerste lid, onderdeel d.

ARTIKEL VII

In de eerste volzin van artikel 32 van de Loodsenwet wordt “artikel
46c, tweede lid” vervangen door: 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste
lid, onderdeel d.

ARTIKEL VIII

In artikel 5, zesde lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931 wordt na
“46c,” ingevoegd: 46ca,.

ARTIKEL IX

Artikel 54 van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt als volgt
gewijzigd:

1. Na “46c,” wordt ingevoegd: 46ca,.

2. In onderdeel a wordt “46c, eerste lid” vervangen door: 46ca,
eerste lid, onderdeel a.

3. In onderdeel b wordt “46c, eerste lid” vervangen door: 46c. 

ARTIKEL X

In artikel 5, eerste lid, onderdeel g, van de Wet bestuursrechtspraak
bedrijfsorganisatie wordt “schriftelijke waarschuwing” vervangen
door: schriftelijke berisping.

ARTIKEL XI

Artikel 17, eerste lid, van de Wet College voor de rechten van de mens
wordt als volgt gewijzigd:

1. Na “46c,” wordt ingevoegd: 46ca,.

2. In onderdeel a wordt “46c, eerste lid” vervangen door: 46ca,
eerste lid, onderdeel a.

3. In onderdeel b wordt “46c, eerste lid” vervangen door: 46c. 

ARTIKEL XII

In artikel 33, derde lid, van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst
wordt na “46c,” ingevoegd: 46ca,.

ARTIKEL XIII

In de eerste volzin van artikel 60 van de Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg wordt “46c, tweede en derde lid”
vervangen door: 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d.

ARTIKEL XIV

In artikel 3, tweede lid, van de Wet op de Raad van State wordt
“gewaarschuwd” vervangen door: berispt.

ARTIKEL XV

In de eerste volzin van artikel 22 van de Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde 1990 wordt “46c, tweede lid” vervangen door: 46c,
onderdeel b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d.

ARTIKEL XVI

In artikel 8.19 van de Wet dieren wordt “46c, tweede lid” vervangen
door: 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d.

ARTIKEL XVII

In artikel 95, tweede lid, van de Wet op het notarisambt wordt “46c,
tweede lid” vervangen door: 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid,
onderdeel d.

ARTIKEL XVIII

In artikel 18, vierde lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants wordt
“op de gronden aangeven in de artikelen 46c, tweede lid” vervangen
door: overeenkomstig de artikelen 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste
lid, onderdeel d.

ARTIKEL XIX

In artikel 12, tweede lid, van de Wet tuchtrechtspraak
bedrijfsorganisatie 2004 wordt “46c, tweede lid” vervangen door:
46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d.

ARTIKEL XX

In artikel 80 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 wordt na “46c,”
ingevoegd: 46ca,.

ARTIKEL XXI

In artikel 55d, eerste lid, van de Wet zeevarenden wordt “46c, tweede
lid” vervangen door: 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid,
onderdeel d.

ARTIKEL XXII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 mei 2010 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van de Advocatenwet en enige andere
wetten in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde en
herziening van het toezicht op advocaten (Wet positie en toezicht
advocatuur) (32 382) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel
I, onderdeel Za, van die wet later in werking is getreden of treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet,
komen in artikel I, onderdeel Za, van die wet het tweede tot en met
vijfde lid van artikel 36c als volgt te luiden:

2. Het hof van discipline schorst op verzoek van Onze Minister van
Veiligheid en 	Justitie, gehoord de algemene raad, een lid van het
college, indien en voor zolang:

a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

b. hij bij nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens een misdrijf is veroordeeld tot een vrijheidsstraf dan wel hem
bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die
vrijheidsbeneming tot gevolg heeft.

3. Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad, een lid van het
college schorsen, indien:

a. tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is
ingesteld; of

b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens een misdrijf is veroordeeld tot een andere straf dan een
vrijheidsstraf;

c. aan hem een nog niet onherroepelijke strafbeschikking is opgelegd
wegens het plegen van een misdrijf;

d. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten
aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van
toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan
wel wegens schulden is gegijzeld; of

e. er een ander ernstig vermoeden is voor het bestaan van feiten of
omstandigheden die tot ontslag zouden kunnen leiden.

4. Het hof van discipline beëindigt desgevraagd of ambtshalve een
schorsing als bedoeld in het tweede of derde lid, wanneer de grond
hiervoor is vervallen.

5. Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad, een lid van het
college ontslaan, indien:

a. bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een
misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een
maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

b. aan hem een onherroepelijke strafbeschikking is opgelegd wegens het
plegen van een misdrijf; of

c. hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele
is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem
de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is
verklaard, hij 	surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens
schulden is gegijzeld.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 mei 2010 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van de Advocatenwet en enige andere
wetten in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde en
herziening van het toezicht op advocaten (Wet positie en toezicht
advocatuur) (32 382) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel
I, onderdeel Za, van die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze
wet, komen het tweede tot en met vijfde lid van artikel 36c van de
Advocatenwet te luiden:

2. Het hof van discipline schorst op verzoek van Onze Minister van
Veiligheid en 	Justitie, gehoord de algemene raad, een lid van het
college, indien en voor zolang:

a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

b. hij bij nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens een misdrijf is veroordeeld tot een vrijheidsstraf dan wel hem
bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die
vrijheidsbeneming tot gevolg heeft.

3. Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad, een lid van het
college schorsen, indien:

a. tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is
ingesteld; of

b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens een misdrijf is veroordeeld tot een andere straf dan een
vrijheidsstraf;

c. aan hem een nog niet onherroepelijke strafbeschikking is opgelegd
wegens het plegen van een misdrijf;

d. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten
aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van
toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan
wel wegens schulden is gegijzeld; of

e. er een ander ernstig vermoeden is voor het bestaan van feiten of
omstandigheden die tot ontslag zouden kunnen leiden.

4. Het hof van discipline beëindigt desgevraagd of ambtshalve een
schorsing als bedoeld in het tweede of derde lid, wanneer de grond
hiervoor is vervallen.

5. Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad, een lid van het
college ontslaan, indien:

a. bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een
misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een
maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

b. aan hem een onherroepelijke strafbeschikking is opgelegd wegens het
plegen van een misdrijf; of

c. hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele
is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem
de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is
verklaard, hij 	surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens
schulden is gegijzeld.

ARTIKEL XXIIa

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2015 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de
Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het
doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de
beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht
juridische beroepen) (34 145) tot wet is of wordt verheven en artikel I,
onderdeel E, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
deze wet, wordt in artikel 48aa, derde lid, van de Advocatenwet
“artikel 87” vervangen door: artikel 46a, eerste lid,.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2015 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de
Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het
doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de
beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht
juridische beroepen) (34 145) tot wet is of wordt verheven en artikel
II, onderdeel G, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
deze wet, komen de tweede en derde volzin van artikel 78, eerste lid,
van de Gerechtsdeurwaarderswet als volgt te luiden:

	De kosten die samenhangen met de uitoefening van het bij of krachtens
deze wet geregelde toezicht en ten laste komen van de Staat worden door
de KBvG vergoed aan de Staat. De KBvG vergoedt eveneens de kosten die
samenhangen met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet
geregelde tuchtrechtspraak en ten laste komen van de Staat.

	3. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2015 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de
Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het
doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de
beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht
juridische beroepen) (34 145) tot wet is of wordt verheven en artikel
III, onderdelen A en E, van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan deze wet, wordt de Wet op het notarisambt als volgt
gewijzigd:

	a. De tweede en derde volzin van artikel 87, eerste lid, komen als
volgt te luiden: 

	De kosten die samenhangen met de uitoefening van het bij of krachtens
deze wet geregelde toezicht en ten laste komen van de Staat worden door
de KNB vergoed aan de Staat. De KNB vergoedt eveneens de kosten die
samenhangen met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet
geregelde tuchtrechtspraak en ten laste komen van de Staat.

	b. Artikel 103a, vierde lid, komt te luiden:

	4. Wordt de geldboete niet voldaan binnen de termijn, krachtens het
tweede lid gesteld, dan kan de kamer, na de betrokken notaris,
toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de gelegenheid te hebben
gesteld daarover te worden gehoord, ambtshalve beslissen een of meer
tuchtrechtelijke maatregelen op te leggen als bedoeld in artikel 103,
eerste lid, of de maatregel als bedoeld in artikel 103, derde lid,
laatste deelzin.

	4. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2015 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de
Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het
doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de
beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht
juridische beroepen) (34 145) tot wet is of wordt verheven en die wet
later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:


A

	In artikel I, onderdeel E, onder 1, wordt “artikel 87” vervangen
door: artikel 46a, eerste lid,.

B

	Artikel II, onderdeel G, komt als volgt te luiden:

G

	Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. In het eerste lid (nieuw) wordt na de eerste volzin ingevoegd: 

	De kosten die samenhangen met de uitoefening van het bij of krachtens
deze wet geregelde toezicht en ten laste komen van de Staat worden door
de KBvG vergoed aan de Staat. De KBvG vergoedt eveneens de kosten die
samenhangen met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet
geregelde tuchtrechtspraak en ten laste komen van de Staat.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	2. Bij verordening kunnen regels worden gesteld over de doorberekening
van de kosten die de KBvG maakt in verband met de uitoefening van
toezicht en tuchtrechtspraak aan haar leden. 

C

	Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel A komt als volgt te luiden:

A

	Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. In het eerste lid (nieuw) wordt na de eerste volzin ingevoegd: 

	De kosten die samenhangen met de uitoefening van het bij of krachtens
deze wet geregelde toezicht en ten laste komen van de Staat worden door
de KNB vergoed aan de Staat. De KNB vergoedt eveneens de kosten die
samenhangen met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet
geregelde tuchtrechtspraak en ten laste komen van de Staat.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Bij verordening kunnen regels worden gesteld over de doorberekening
van de kosten die de KNB maakt in verband met de uitoefening van
toezicht en tuchtrechtspraak aan haar leden.

	2. Onderdeel E, onder 2, komt te luiden:

	2. In het vierde lid wordt “boete” vervangen door: “geldboete”
en wordt “als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onder c, e of f, ”
vervangen door: als bedoeld in artikel 103, eerste lid, of. 

	5. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2015 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de
Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het
doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de
beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht
juridische beroepen) (34 145) tot wet is of wordt verheven en artikel I,
onderdeel E, artikel II, onderdeel G en artikel III, onderdelen A en E,
van die wet later in werking treden dan deze wet, worden artikel I,
onderdeel E, artikel II, onderdeel G en artikel III, onderdelen A en E,
van die wet als volgt gewijzigd: 

A

	In artikel I, onderdeel E, onder 1, wordt “artikel 87” vervangen
door: artikel 46a, eerste lid,.

B

	Artikel II, onderdeel G, komt als volgt te luiden:

G

	Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. In het eerste lid (nieuw) wordt na de eerste volzin ingevoegd: 

	De kosten die samenhangen met de uitoefening van het bij of krachtens
deze wet geregelde toezicht en ten laste komen van de Staat worden door
de KBvG vergoed aan de Staat. De KBvG vergoedt eveneens de kosten die
samenhangen met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet
geregelde tuchtrechtspraak en ten laste komen van de Staat.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	2. Bij verordening kunnen regels worden gesteld over de doorberekening
van de kosten die de KBvG maakt in verband met de uitoefening van
toezicht en tuchtrechtspraak aan haar leden. 

C

	Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel A komt als volgt te luiden:

A

	Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. In het eerste lid (nieuw) wordt na de eerste volzin ingevoegd: 

De kosten die samenhangen met de uitoefening van het bij of krachtens
deze wet geregelde toezicht en ten laste komen van de Staat worden door
de KNB vergoed aan de Staat. De KNB vergoedt eveneens de kosten die
samenhangen met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet
geregelde tuchtrechtspraak en ten laste komen van de Staat.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Bij verordening kunnen regels worden gesteld over de doorberekening
van de kosten die de KNB maakt in verband met de uitoefening van
toezicht en tuchtrechtspraak aan haar leden.

	2. Onderdeel E, onder 2, komt te luiden:

	2. In het vierde lid wordt “boete” vervangen door: “geldboete”
en wordt “als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onder c, e of f, ”
vervangen door: als bedoeld in artikel 103, eerste lid, of.

ARTIKEL XXIII

1. De disciplinaire maatregelen van inhouding van salaris tot een bedrag
van ten hoogste het salaris over een halve maand, schorsing en ontslag,
genoemd in artikel 46ca kunnen voor handelingen in strijd met artikel
46c van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals deze komt te
luiden na inwerkingtreding van artikel I van deze wet, die hebben
plaatsgevonden voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, alleen
worden opgelegd voor gedragingen waarvoor onder het recht dat gold op de
dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet de
disciplinaire maatregel van ontslag kon worden opgelegd.

2. Ten aanzien van degene die voor de datum van inwerkingtreding van
artikel I van deze wet de bepalingen heeft overtreden zoals omschreven
in artikel 46c, onder b, kan de maatregel van ontslag voor deze
overtreding alleen worden opgelegd indien voor de datum van
inwerkintreding van artikel I van deze wet de maatregel van een
schriftelijke waarschuwing wegens een gelijke overtreding is opgelegd op
grond van artikel 46c van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren,
zoals deze op dat moment luidde.

ARTIKEL XXIV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister voor Rechtsbescherming,

 

 

 PAGE    

 PAGE   4