[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34558, bijgewerkt t/m nr. 16 (2e NvW d.d. 13 maart 2018)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2018D07163, datum: 2018-03-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z17297:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 16 (tweede nota van wijziging d.d. 13 maart 2018)



	34 558 	Voorstel van wet van de leden Ten Broeke en Van Helvert
houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme
beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen (Wet ter
Bescherming Koopvaardij)







Nr. 5	VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES
VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE



		Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
wettelijke regeling te treffen op grond waarvan Nederlandse
koopvaardijschepen bij de doorgang van gevaarlijke zeegebieden gebruik
kunnen maken van gewapende particuliere maritieme beveiligers indien
niet in militaire bescherming kan worden voorzien;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

	In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld en het dreigen met
geweld, waaronder wordt begrepen het ter hand nemen van een vuurwapen;

	b. accrediterende instantie: een erkende instantie als bedoeld in
artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europese
Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen
inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van
producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008,
L 218);

	c. beschermingsmaatregelen: bij ministeriƫle regeling aan te wijzen
plannings- en operationele maatregelen van reders en kapiteins voor de
bescherming tegen piraterij;

	d. certificaat: verklaring waarmee een certificerende instelling
kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd
vertrouwen bestaat dat het hierin genoemde maritieme beveiligingsbedrijf
voldoet aan de voor het verrichten van maritieme
beveiligingswerkzaamheden geldende normen en regels als bedoeld in
artikel 12, tweede lid;

	e. geaccrediteerde certificerende instelling: een door Onze Minister
aangewezen instelling die is geaccrediteerd door een erkende
accrediterende instantie voor het uitgeven van certificaten aan
maritieme beveiligingsbedrijven aan de hand van daarvoor geldende normen
en regels als bedoeld in artikel 12, tweede lid;

	f. geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis
uitgeoefend op personen of zaken;

	g. geweldsmiddel: de krachtens artikel 8 van deze wet aangewezen
uitrusting en bewapening waarmee geweld kan worden uitgeoefend;

	h. kapitein: de gezagvoerder van een schip;

	i. koopvaardij: handelsscheepvaart; 

	j. maritiem beveiligingsbedrijf: een onderneming of een onderdeel
daarvan die in de uitoefening van beroep of bedrijf
beveiligingswerkzaamheden aan boord van een schip aanbiedt en verricht
en daarbij in hoofdzaak gebruik maakt van personen;

	k. maritieme beveiligingswerkzaamheden: het bewaken van de veiligheid
van de personen en goederen aan boord van een schip door particulier
maritiem beveiligingspersoneel;

	l. Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

	m. particulier maritiem beveiligingspersoneel: personeel in dienst van
een maritiem beveiligingsbedrijf;

	n. piraterij: iedere onwettige daad van geweld of aanhouding, alsmede
iedere daad van plundering die door de bemanning of de passagiers van
een particulier schip voor persoonlijke doeleinden buiten de
territoriale zee van een staat wordt gepleegd jegens een ander schip, of
een poging daartoe;

	o. reder: de scheepsbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder 1, van de Wet Zeevarenden;

	p. schip: een zeeschip als bedoeld in artikel 8:2 van het Burgerlijk
Wetboek, in gebruik voor de koopvaardij;

	q. teamleider: de particuliere maritieme beveiliger die door het
maritiem beveiligingsbedrijf is aangewezen als leidinggevende over het
overige particulier maritiem beveiligingspersoneel en die de
operationele leiding over het particulier maritiem beveiligingspersoneel
heeft tijdens het transport;

	r. territoriale zee: de territoriale zee als bedoeld in het Verdrag van
de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (PbEG 1998, L 179/4);

	s. transport: verplaatsing van een schip tussen twee of meer zeehavens;

	t. zeevarende: de natuurlijke persoon die in enige hoedanigheid
werkzaamheden verricht aan boord van een schip.

Artikel 2

	Deze wet is van toepassing op gewapende maritieme
beveiligingswerkzaamheden die buiten de territoriale zee van een staat
worden verricht aan boord van schepen die op grond van Nederlandse
rechtsregels gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren, voor zover
zij varen in of door de zeegebieden, aangewezen door Onze Minister bij
algemene maatregel van bestuur.

Artikel 3

	1. Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister gewapende
maritieme beveiligingswerkzaamheden aan te bieden of te verrichten. 

	2. Het is verboden zonder toestemming van Onze Minister gewapende
maritieme beveiligingswerkzaamheden aan boord van een schip te
verrichten, toe te staan of mogelijk te maken.

	3. Met een vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld
een vergunning of vergelijkbare beschikking afgegeven door een daartoe
bevoegde instantie in een andere staat die een niveau van waarborgen
biedt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met het
bepaalde bij of krachtens deze wet wordt nagestreefd. Onze Minister kan
beleidsregels vaststellen omtrent de gelijkwaardigheid van buitenlandse
vergunningen. 

HOOFDSTUK 2 DE TOESTEMMING VOOR DE INZET VAN PARTICULIER MARITIEM
BEVEILIGINGSPERSONEEL 

Artikel 4

	1. Onze Minister beslist op een verzoek van de reder om toestemming als
bedoeld in artikel 3, tweede lid.

	2. De toestemming kan slechts worden verleend indien een transport voor
militaire bescherming in aanmerking komt maar deze niet of niet binnen
redelijke termijn kan worden geboden door Onze Minister van Defensie, of
indien naar het oordeel van Onze Minister:

	a. aanvaarding van militaire bescherming zou nopen tot aanpassing van
de beoogde vaarroute van meer dan een bij algemene maatregel van bestuur
te bepalen aantal zeemijlen; of

	b. aanvaarding van militaire bescherming zou leiden tot een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage extra kosten ten
opzichte van de kosten voor particulier maritiem beveiligingspersoneel.

	3. De toestemming wordt per transport verleend aan de reder.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld betreffende het verzoek om toestemming, bedoeld in het eerste
lid.

Artikel 5

	Onze Minister van Defensie verstrekt Onze Minister alle gegevens die
door de reder bij een verzoek om beveiliging van een transport zijn
verstrekt voor zover deze nodig zijn voor het verlenen van de
toestemming, bedoeld in artikel 3, tweede lid. 

Artikel 6

	1. De kapitein en de reder passen voorafgaand aan en tijdens een
transport waarop particulier maritiem beveiligingspersoneel wordt
ingezet alle redelijkerwijs mogelijke beschermingsmaatregelen toe.

	2. De kapitein en de teamleider vergewissen zich voorafgaand aan de
inzet van particulier maritiem beveiligingspersoneel op een transport
ervan dat de toestemming, bedoeld in artikel 3, tweede lid, is verleend.


HOOFDSTUK 3 DE INZET VAN PARTICULIER MARITIEM BEVEILIGINGSPERSONEEL

Artikel 7

	Het particulier maritiem beveiligingspersoneel dat op een transport
wordt ingezet wordt niet als zeevarend aangemerkt.

Artikel 8

	Het particulier maritiem beveiligingspersoneel maakt bij de uitvoering
van maritieme beveiligingswerkzaamheden geen gebruik van andere dan de
door Onze Minister bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
geweldsmiddelen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden
tevens regels gesteld over de wijze van opslag van de aangewezen
geweldsmiddelen op het schip.

Artikel 9

	1. Het particulier maritiem beveiligingspersoneel is bevoegd bij
dreigend gevaar van piraterij de aangewezen geweldsmiddelen ter hand te
nemen, op te stellen en dreigend te tonen.

	2. Het particulier maritiem beveiligingspersoneel is bevoegd geweld aan
te wenden en daarbij gebruik te maken van de aangewezen geweldsmiddelen,
voor zover dat noodzakelijk is ter afwending van dreigend gevaar van
piraterij en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt.

	3. Het particulier maritiem beveiligingspersoneel onthoudt zich van
geweld gericht op het toebrengen van dodelijk letsel.

	4. Het gebruik van geweld dient in verhouding tot het beoogde doel
redelijk en gematigd te zijn.

	5. Aan het gebruik van geweld gaat een waarschuwing vooraf, tenzij de
omstandigheden een waarschuwing niet toelaten.

	6. Het particulier maritiem beveiligingspersoneel gebruikt geen geweld
dan na opdracht van de teamleider, tenzij deze opdracht redelijkerwijs
niet kan worden afgewacht.

	7. De teamleider geeft geen opdracht tot het gebruik van geweld dan
nadat hij in overleg met de kapitein heeft vastgesteld dat de
beschermingsmaatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, niet tot
afwending van het gevaar van piraterij hebben geleid, tenzij dit overleg
of de uitkomst daarvan redelijkerwijs niet kan worden afgewacht.

	8. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een geweldsinstructie voor
particulier maritiem beveiligingspersoneel vastgesteld. 

Artikel 10

	1. Het particulier maritiem beveiligingspersoneel is bevoegd tot het
dragen van handboeien.

	2. Het particulier maritiem beveiligingspersoneel is bevoegd tot het
aanleggen van handboeien bij personen die niet tot de opvarenden van het
schip behoren en die zijn aangehouden in geval van ontdekking op
heterdaad, indien de aangehouden personen zich trachten te onttrekken
aan hun aanhouding of indien zij een gevaar vormen voor hun eigen leven
of veiligheid of het leven of de veiligheid van anderen en die
onttrekking onderscheidenlijk dat gevaar niet op een andere wijze kan
worden voorkomen.

	3. Aangehouden personen worden door het particulier maritiem
beveiligingspersoneel onverwijld overgeleverd aan de kapitein. Het
bepaalde in titel VIA van het vierde boek van het Wetboek van
Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10a

1. Het particulier maritiem beveiligingspersoneel maakt bij de
uitvoering van maritieme beveiligingswerkzaamheden gebruik van
cameraā€™s en microfoons.

2. Er worden beeld- of geluidsopnamen gemaakt vanaf het moment van
dreigend gevaar van piraterij tot het moment dat de dreiging is geweken
of afgewend. Deze opnamen worden vastgelegd in bestanden.

3. De teamleider instrueert zijn teamleden wanneer zij de cameraā€™s of
microfoons aanzetten voor het maken van beeld- of geluidsopnamen.

4. De teamleider verstrekt de bestanden met de beeld- of geluidsopnamen
aan de kapitein ten behoeve van diens rapportage of melding, bedoeld in
artikel 11.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over:

a. de aard van de cameraā€™s of microfoons en de verantwoordelijkheid
voor het functioneren ervan;

b. het maken van beeld- en geluidopnamen tijdens het transport door het
aangewezen zeegebied; 

c. de aan de verwerking van beeld- en geluidsopnamen te stellen
functionele of technische vereisten; en 

d. de termijnen voor het bewaren en vernietigen van de bestanden met
beeld- en geluidsopnamen.

6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 11

	1. Van ieder transport waarop particulier maritiem
beveiligingspersoneel is ingezet wordt na afloop van het transport
volgens door Onze Minister te geven regels een rapportage in de
Nederlandse of Engelse taal opgesteld door de kapitein en door de
teamleider van het particulier maritiem beveiligingspersoneel
afzonderlijk. 

2. De rapportages vermelden in elk geval of en zo ja welk gebruik is
gemaakt van de bevoegdheden genoemd in de artikelen 9 en 10. Indien
gebruik is gemaakt van deze bevoegdheden, worden de bestanden met beeld-
of geluidsopnamen, bedoeld in artikel 10a, tweede of vijfde lid, bij de
rapportages gevoegd. De rapportages worden aan Onze Minister gezonden.

3. Van iedere aanwending van geweld en van ieder gebruik van handboeien
door het particulier maritiem beveiligingspersoneel wordt na ommekomst
van het gevaar van piraterij onverwijld door de kapitein melding gemaakt
aan het openbaar ministerie. De bestanden met beeld- of geluidsopnamen,
bedoeld in artikel 10a, tweede of vijfde lid, worden bij de melding
gevoegd. 

HOOFDSTUK 4 DE VERGUNNING

Artikel 12

	1. De vergunning, bedoeld in artikel 3, eerste lid, kan op aanvraag van
een maritiem beveiligingsbedrijf worden verleend indien een certificaat
wordt overgelegd, uitgegeven door een geaccrediteerde certificerende
instelling. 

	2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een set van normen en
regels vastgesteld, waaraan de aanvrager moet voldoen om een certificaat
te verkrijgen. Tot deze set behoren in ieder geval de normen opgenomen
in de meest recente versie van de normdocumenten voor maritieme
beveiligingsbedrijven van de International Organization for
Standardization.

	3. De vergunning is niet overdraagbaar. 

	4. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

	5. De aanvrager is volgens door Onze Minister te geven regels leges
verschuldigd terzake van de afdoening van een aanvraag als bedoeld in
het eerste lid. 

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in ieder
geval regels gesteld over de aanvraag, de duur, de overgang en de
verlenging van een vergunning en over de voorschriften, bedoeld in het
vierde lid. 

Artikel 13

	Onze Minister kan de vergunning intrekken of schorsen indien:

	a. het certificaat, bedoeld in artikel 12, eerste lid, geschorst,
ingetrokken of niet meer geldig is;

	b. de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften
niet in acht neemt;

	c. de vergunninghouder de verplichtingen die voortvloeien uit de bij of
krachtens deze wet gestelde regels niet naleeft;

	d. de voor de verkrijging van de vergunning verstrekte gegevens zodanig
onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing
zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens
bekend waren geweest;

	e. zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond
waarvan de vergunning zou zijn geweigerd, indien zij zich hadden
voorgedaan of bekend waren geweest op het tijdstip waarop de vergunning
werd verleend;

	f. de vergunninghouder handelt in strijd met hetgeen van een goed
maritiem beveiligingsbedrijf in het maatschappelijk verkeer mag worden
verwacht.

Artikel 14

	1. Het certificaat bedoeld in artikel 12, eerste lid, wordt verstrekt
door een certificerende instelling die door Onze Minister hiertoe is
aangewezen.

	2. Onze Minister wijst een certificerende instelling slechts aan indien
deze beschikt over accreditatie van een accrediterende instantie,
waarmee die instantie kenbaar heeft gemaakt dat er gedurende een
bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de
certificerende instelling competent is voor het verstrekken van
certificaten overeenkomstig artikel 12, tweede lid, en dat wordt voldaan
aan eisen met betrekking tot de onafhankelijkheid, onpartijdigheid,
continuĆÆteit of aan andere eisen waarmee de kwaliteit van de
verstrekking kan worden bevorderd.

	3. Met accreditatie wordt gelijkgesteld accreditatie afgegeven door een
daartoe bevoegde instelling in een staat, niet zijnde een lidstaat van
de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede
daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van
onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten
minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de toetsing
aan de eisen in het tweede lid wordt geboden.

	4. De geaccrediteerde certificerende instelling meldt de schorsing of
intrekking van een certificaat of accreditatie onverwijld aan Onze
Minister. 

HOOFDSTUK 5 TOEZICHT EN HANDHAVING

Artikel 15

	1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen
ambtenaren. Onze Minister kan aan deze ambtenaren algemene en bijzondere
aanwijzingen geven omtrent de uitvoering van het toezicht.

	2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling
gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 16

	1. Onze Minister kan aan de houder van de vergunning, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, een bestuurlijke boete opleggen van een bij
ministeriƫle regeling te bepalen bedrag ter zake van overtreding van de
bij of krachtens deze wet gestelde regels en van de aan de vergunning
verbonden voorschriften. 

	2. Onze Minister kan aan de teamleider en de kapitein een bestuurlijke
boete opleggen van een bij ministeriƫle regeling te bepalen bedrag ter
zake van overtreding van de regels, gesteld bij of krachtens de
artikelen 6, tweede lid en 11, eerste en tweede lid. 

	3. De op grond van het eerste of tweede lid vast te stellen
bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld
voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het
Wetboek van Strafrecht.

Artikel 17

	In artikel 1, onder 4Ā°, van de Wet op de economische delicten wordt in
de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet ter Bescherming
Koopvaardij, artikelen 3, eerste en tweede lid, en 11, derde lid.

Artikel 18

	Aan artikel 3a van de Wet wapens en munitie wordt een vijfde lid
toegevoegd, luidende:

	5. De artikelen 26, eerste lid en 27, eerste lid, zijn niet van
toepassing op particulier maritiem beveiligingspersoneel dat optreedt
krachtens het bepaalde in de Wet ter Bescherming Koopvaardij.

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen ervan
verschillend kan worden vastgesteld, en vervalt op het tijdstip dat een
rijkswet houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere
maritieme beveiligers aan boord van schepen die de vlag van het
Koninkrijk voeren, in werking treedt.

Artikel 20

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet ter Bescherming Koopvaardij.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie en Veiligheid,

 PAGE    

 PAGE   1