[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34933 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128)

Wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2018D24662, datum: 2018-04-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z06971:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


No.W12.18.0001/III	's-Gravenhage, 15 februari 2018

Bij Kabinetsmissive van 21 december 2017, no.2017002228, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de
Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het
financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn
2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016
betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor
bedrijfspensioenvoorziening (IBPVā€™s) (PbEU 2016, L 354) en Richtlijn
2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014
betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van
werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en
het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128), met
memorie van toelichting.

Het voorstel strekt in hoofdzaak tot de implementatie van Richtlijn
2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016
betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor
bedrijfspensioenvoorziening (IBPVā€™s) (hierna: de richtlijn). De
richtlijn betreft een herziening van Richtlijn 2003/41/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de
werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor
bedrijfspensioenvoorziening (PB 2003, L 235). De voornaamste wijzigingen
voor de Nederlandse praktijk betreffen de aanpassingen in de procedures
bij grensoverschrijdende waardeoverdrachten, de aanpassingen betreffende
de inhoud van de jaarlijks te verstrekken informatie in het uniforme
pensioenoverzicht in overeenstemming met de artikelen 38 en 39 van de
richtlijn, de introductie van voorschriften ten aanzien van enkele
sleutelfuncties ter uitvoering van de artikelen 24 tot en met 27 van de
richtlijn, alsmede bepalingen over geheimhouding en
informatieverstrekking. Zoals ook naar voren komt uit de
concordantietabel bij de richtlijn en de transponeringstabel bij het
voorliggende voorstel, is, ondanks de omvang van het pakket, de
praktische impact van de herziene richtlijn op de Nederlandse praktijk
vrij beperkt.    

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan
de Tweede Kamer te zenden, maar maakt een opmerking over de gevolgen van
de introductie van regels inzake enkele sleutelfuncties voor het beleid
inzake het uitbesteden van activiteiten door pensioenfondsen. 

Ter implementatie van de artikelen 24 tot en met 27 van de richtlijn
voorziet het voorstel in het voorschrift dat pensioenfondsen over
zogenoemde sleutelfuncties dienen te beschikken. Het betreft de
risicobeheerfunctie, de interne auditfunctie en de actuariƫle functie.
Het voorstel voorziet er voorts in dat degenen die deze functies
vervullen geschikt dienen te zijn voor de uitoefening ervan en dat hun
betrouwbaarheid buiten twijfel dient te staan. 

Uit artikel 31 van de richtlijn volgt verder dat de richtlijn geen
belemmeringen opwerpt aan de uitbesteding van sleutelfuncties, maar
daaraan wel voorwaarden verbindt. Zo geldt als voorwaarde dat het
pensioenfonds volledig verantwoordelijk blijft voor de nakoming van alle
verplichtingen die volgen uit de richtlijn, dat er geen afbreuk wordt
gedaan aan de kwaliteit van de governancesystemen, dat operationele
risicoā€™s niet onnodig toenemen, dat er geen afbreuk wordt gedaan aan
de controlemogelijkheden voor de toezichthouders en de continuĆÆteit van
de dienstverlening gewaarborgd is. 

In artikel 34 van de Pensioenwet zijn enkele voorschriften gegeven
inzake uitbesteding van taken van een pensioenuitvoerder aan een derde.
In lagere regels is voor enkele situaties een verbod op uitbesteding
geregeld, zoals voor taken en werkzaamheden van personen die het
dagelijks beleid bepalen. Het voorstel roept de vraag op wat de
implicaties zijn van de richtlijn voor personen die niet het dagelijks
beleid bepalen, maar wel een sleutelfunctie hebben. Dit met het oog op
de naleving van de door de richtlijn gestelde randvoorwaarden en het
uitgangspunt van het uitbestedingsverbod dat pensioenfondsen bij
uitbesteding voldoende grip dienen te houden op het beleid dat wordt
gevoerd en de risicoā€™s die daarbij worden gelopen. In de toelichting
wordt op deze vraag, alsook op de vraag wat een en ander voor de
praktijk betekent, niet ingegaan. 

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te
gaan.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,

  Zie voor een overzicht Toelichting, paragrafen 1 en 2. 

  Artikel 143a van de Pensioenwet en artikel 138a van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling. 

  Wijziging van artikel 106 van de Pensioenwet en artikel 110c van de
Wet verplichte beroepspensioenregeling. 

  En artikel 43 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. 

  Artikel 12 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte
beroepspensioenregeling. 

  Zie onder andere Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3 en
Kamerstukken II 2008/09, 30 413, nr. 127, alsook Lutjens e.a.,
Pensioenwet, analyse en commentaar, vierde druk 2013, blz. 191 en
834/835. 

  PAGE  2 

........................................................................
...........

AAN DE KONING