[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34934 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354)

Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2018D24689, datum: 2018-04-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z06975:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W12.18.0001/III 's-Gravenhage, 15 februari 2018

Bij Kabinetsmissive van 21 december 2017, no.2017002228, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354) en Richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (PbEU 2014, L 128), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt in hoofdzaak tot de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (hierna: de richtlijn). De richtlijn betreft een herziening van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB 2003, L 235). De voornaamste wijzigingen voor de Nederlandse praktijk betreffen de aanpassingen in de procedures bij grensoverschrijdende waardeoverdrachten, de aanpassingen betreffende de inhoud van de jaarlijks te verstrekken informatie in het uniforme pensioenoverzicht in overeenstemming met de artikelen 38 en 39 van de richtlijn, de introductie van voorschriften ten aanzien van enkele sleutelfuncties ter uitvoering van de artikelen 24 tot en met 27 van de richtlijn, alsmede bepalingen over geheimhouding en informatieverstrekking. Zoals ook naar voren komt uit de concordantietabel bij de richtlijn en de transponeringstabel bij het voorliggende voorstel, is, ondanks de omvang van het pakket, de praktische impact van de herziene richtlijn op de Nederlandse praktijk vrij beperkt. 1

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar maakt een opmerking over de gevolgen van de introductie van regels inzake enkele sleutelfuncties voor het beleid inzake het uitbesteden van activiteiten door pensioenfondsen.

Ter implementatie van de artikelen 24 tot en met 27 van de richtlijn voorziet het voorstel in het voorschrift dat pensioenfondsen over zogenoemde sleutelfuncties dienen te beschikken.2 Het betreft de risicobeheerfunctie, de interne auditfunctie en de actuariële functie. Het voorstel voorziet er voorts in dat degenen die deze functies vervullen geschikt dienen te zijn voor de uitoefening ervan en dat hun betrouwbaarheid buiten twijfel dient te staan.3

Uit artikel 31 van de richtlijn volgt verder dat de richtlijn geen belemmeringen opwerpt aan de uitbesteding van sleutelfuncties, maar daaraan wel voorwaarden verbindt. Zo geldt als voorwaarde dat het pensioenfonds volledig verantwoordelijk blijft voor de nakoming van alle verplichtingen die volgen uit de richtlijn, dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de governancesystemen, dat operationele risico’s niet onnodig toenemen, dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de controlemogelijkheden voor de toezichthouders en de continuïteit van de dienstverlening gewaarborgd is.

In artikel 34 van de Pensioenwet4 zijn enkele voorschriften gegeven inzake uitbesteding van taken van een pensioenuitvoerder aan een derde. In lagere regels is voor enkele situaties een verbod op uitbesteding geregeld, zoals voor taken en werkzaamheden van personen die het dagelijks beleid bepalen.5 Het voorstel roept de vraag op wat de implicaties zijn van de richtlijn voor personen die niet het dagelijks beleid bepalen, maar wel een sleutelfunctie hebben. Dit met het oog op de naleving van de door de richtlijn gestelde randvoorwaarden en het uitgangspunt van het uitbestedingsverbod dat pensioenfondsen bij uitbesteding voldoende grip dienen te houden op het beleid dat wordt gevoerd en de risico’s die daarbij worden gelopen.6 In de toelichting wordt op deze vraag, alsook op de vraag wat een en ander voor de praktijk betekent, niet ingegaan.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.


De vice-president van de Raad van State,


  1. Zie voor een overzicht Toelichting, paragrafen 1 en 2.↩︎

  2. Artikel 143a van de Pensioenwet en artikel 138a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.↩︎

  3. Wijziging van artikel 106 van de Pensioenwet en artikel 110c van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.↩︎

  4. En artikel 43 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.↩︎

  5. Artikel 12 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.↩︎

  6. Zie onder andere Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3 en Kamerstukken II 2008/09, 30 413, nr. 127, alsook Lutjens e.a., Pensioenwet, analyse en commentaar, vierde druk 2013, blz. 191 en 834/835.↩︎