[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34842, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 17 april 2018)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2018D25686, datum: 2018-04-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2017Z16500:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van wijziging d.d. 17 april 2018)



	34 842	Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere
wetten in verband met de herziening van het kader voor herstel en
afwikkeling van verzekeraars (Wet herstel en afwikkeling van
verzekeraars)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het kader
voor herstel en afwikkeling van verzekeraars te herzien;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De definitie van “bewindvoerder” komt te luiden:

	bewindvoerder:

	a. de autoriteit in een andere lidstaat die bevoegd is tot de
toepassing van een afwikkelingsinstrument en de uitoefening van
afwikkelingsbevoegdheden, bedoeld in de richtlijn herstel en afwikkeling
van banken en beleggingsondernemingen;

	b. de autoriteit in een andere lidstaat die bevoegd is tot de
toepassing van een afwikkelingsinstrument en de uitoefening van
afwikkelingsbevoegdheden die vergelijkbaar zijn met de in hoofdstuk 3A:2
bedoelde maatregelen;

	c. degene die is aangewezen door de bestuurlijke of rechterlijke
instanties in een andere lidstaat om andere saneringsmaatregelen met
betrekking tot banken, beleggingsondernemingen of verzekeraars uit te
voeren.

	2. De definitie van “opvanginstelling” vervalt.

	3. De definitie van “saneringsmaatregel” komt te luiden:

	saneringsmaatregel:

	a. de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van
afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in de richtlijn herstel en
afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen;

	b. de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van
afwikkelingsbevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk 3A.2 of een daarmee
vergelijkbare maatregelen die zijn genomen in een andere lidstaat;

	c. een maatregel, anders dan bedoeld in de onderdelen a en b, genomen
in een andere lidstaat, die enigerlei optreden van de aldaar bevoegde
instanties behelst en bestemd is om de financiële positie van een bank
of een verzekeraar in stand te houden of te herstellen, en van dien aard
is dat de maatregel bestaande rechten van derden aantast;

B

	Artikel 1:25d, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:

	1. In onderdeel c, wordt na “3A:37” ingevoegd: 3A:112.

	2. In onderdeel d, wordt na “3A:38” ingevoegd: 3A:113.

	3. In onderdeel e, wordt na “3A:41” ingevoegd: 3A:117.

	4. In onderdeel h, wordt na “3A:49” ingevoegd: 3A:120.

C

	In artikel 1:42, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, vervalt de
zinsnede: , of overeenkomstig afdeling 3.5.5 de noodregeling is
uitgesproken.

D

	In artikel 1:47, vierde lid, vervalt de zinsnede: en het aanvragen van
de noodregeling op grond van afdeling 3.5.5.

E

	Artikel 1:91, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

	1. In artikel 1:91, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede:
‘onderdelen a, b, c, d, e of f’ vervangen door: onderdelen a, b, c
en d.

	2. De onderdelen a en b vervallen en de onderdelen c tot en met f
worden geletterd a tot en met d.

F

	Artikel 1:104 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid, onderdeel g, vervalt: “, of de Nederlandsche
Bank een mededeling als bedoeld in artikel 3:195d, eerste lid, heeft
gedaan.”

	2. In het tweede lid vervallen de onderdelen a en b en worden de
onderdelen c tot en met e geletterd a tot en met c.

G

	Artikel 3:17, tweede lid, onderdeel c, onder 4° komt te luiden:

	4°. met betrekking tot een bank of een beleggingsonderneming als
bedoeld in artikel 3A:2, onderdeel b, of een verzekeraar, niet zijnde
een verzekeraar met beperkte risico-omvang, het opstellen, bijhouden en
uitvoeren van een herstelplan onderscheidenlijk een voorbereidend
crisisplan, dat voorziet in maatregelen die de onderneming in staat
stellen haar financiële positie na een aanzienlijke verslechtering
ervan te herstellen; en.

H

	In artikel 3:23, tweede lid, wordt “De artikelen 3:17, 3:17b en
3:18” vervangen door: De artikelen 3:17, eerste en tweede lid met
uitzondering van onderdeel c, onder 4°, 3:17b en 3:18.

I

	In artikel 3:24b wordt “De artikelen 3:16, 3:17 en 3:17b” vervangen
door: De artikelen 3:16, 3:17, eerste en tweede lid, met uitzondering
van onderdeel c, onder 4°, en 3:17b. 

J

	In artikel 3:24c wordt “De artikelen 3:15 tot en met 3:18”
vervangen door: De artikelen 3:15, 3:16, 3:17, eerste en tweede lid, met
uitzondering van onderdeel c, onder 4° en 3:18.

K

	Na artikel 3:57a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:57b 

	De Nederlandsche Bank stelt bij de intrekking van de vergunning van een
verzekeraar de minimaal aan te houden solvabiliteit vast en bepaalt de
samenstelling en de wijze van berekening van de solvabiliteit, alsmede
de waardering van de vermogensbestanddelen die tot de solvabiliteit
kunnen worden gerekend. Artikel 3:57 is niet van toepassing.

L

	Aan artikel 3:59 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Artikel 3:57b is van overeenkomstige toepassing.

M

	Aan artikel 3:62, eerste lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Artikel 3:57b is van overeenkomstige toepassing. 

N

	Na artikel 3:67 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:67a 

	De waarde van de technische voorzieningen van een verzekeraar met zetel
in Nederland waarvan de vergunning door DNB is ingetrokken, stemt
overeen met het bedrag dat de verzekeraar zou moeten betalen indien hij
zijn verzekeringsverplichtingen met onmiddelijke ingang aan een andere
verzekeraar zou overdragen. Indien de middelen van de verzekeraar
ontoereikend zijn houdt hij zoveel mogelijk technische voorzieningen
aan.

O

	In artikel 3:68, vierde lid, wordt “Artikel 3:67, vijfde en zesde
lid, is van overeenkomstige toepassing” vervangen door: De artikelen
3:67, vijfde en zesde lid, en 3:67a zijn van overeenkomstige toepassing.

P

	Aan artikel 3:68a wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Artikel 3:67a is van overeenkomstige toepassing.

Q

	In artikel 3:69, derde lid, wordt “Artikel 3:67, vijfde en zesde lid,
is van overeenkomstige toepassing” vervangen door: De artikelen 3:67,
vijfde en zesde lid, en 3:67a zijn van overeenkomstige toepassing.

R

	In artikel 3:111, eerste lid, aanhef, en derde lid, onderdeel a, wordt
“3:62b, 3:63 en 3:159ai” telkens vervangen door: 3:62b en 3:63. 

S

	De afdelingen 3.5.4. en 3.5.4A vervallen. 

T

	Het opschrift van afdeling 3.5.5 komt te luiden: 

AFDELING 3.5.5 BEPALINGEN VAN INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

U

	De paragrafen 3.5.5.1 tot en met 3.5.5.4 vervallen.

V

	Het opschrift van paragraaf 3.5.5.5 vervalt.

W

	In artikel 3:238 wordt “paragraaf” vervangen door: afdeling.

X

	Paragraaf 3.5.6.1A vervalt.

Y

	In artikel 3:265d, eerste lid, vervalt onderdeel b en wordt onderdeel c
geletterd b.

Z

	Afdeling 3.5.8 vervalt.

AA

	Na paragraaf 3.6.3.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.6.3.3a. Voorbereidend crisisplan

Artikel 3:288i1

	1. Een Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of
schadeverzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met beperkte
risico-omvang, die een deelnemende onderneming is in een andere
verzekeraar, of een gemengde financiële holding of verzekeringsholding
met zetel in Nederland stelt een voorbereidend crisisplan op, dat
voorziet in maatregelen die de verzekeraar in staat stelt zijn
financiële positie na een aanzienlijke verslechtering ervan te
herstellen, houdt dit plan bij en voert dit uit.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de inhoud, de indiening, de modellen en de
periodiciteit van de indiening van het plan.

	3. Indien een holding als bedoeld in het eerste lid, een voorbereidend
crisisplan indient, vervalt de verplichting, bedoeld in artikel 3:17,
tweede lid, onderdeel c, onder 4°.

BB

	Het opschrift van hoofdstuk 3A.1 komt te luiden:

HOOFDSTUK 3A.1. AFWIKKELING VAN BANKEN EN BEPAALDE
BELEGGINGSONDERNEMINGEN

CC

	Na het opschrift van hoofdstuk 3A.1 wordt ingevoegd een opschrift
luidende: 

AFDELING 3A.1.1 ALGEMENE BEPALINGEN

DD

	In artikel 3A:1, aanhef, wordt ‘In dit deel’ vervangen door: In dit
hoofdstuk.

EE

	Het opschrift van hoofdstuk 3A.2 vervalt.

FF

	Het opschrift van afdeling 3A.2.1 vervalt.

GG

	De afdelingen 3A.2.2 tot en met 3A.2.7 worden vernummerd tot 3A.1.2 tot
en met 3A.1.7.

HH

	In artikel 3A:5, tweede lid, wordt ‘de afdelingen 3A.2.3 tot en met
3A.2.8’ vervangen door: de afdelingen 3A.1.3 tot en met 3A.1.8. 

II

	In artikel 3A:6, eerste en tweede lid, wordt ‘afdeling 3A.2.2’
telkens vervangen door: afdeling 3A.1.2. 

JJ

	De paragrafen 3A.2.5.1 tot en met 3A.2.5.8 worden vernummerd tot
paragrafen 3A.1.5.1 tot en met 3A.1.5.6.

KK

	De paragrafen 3A.2.7.1 en 3A.2.7.2 worden vernummerd tot paragrafen
3A.1.7.1, onderscheidenlijk 3A.1.7.2

LL

	In artikel 3A:20, eerste, tweede en vierde lid, vervalt telkens:
noodregeling of.

MM

	In artikel 3A:41, tweede lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede: in een
noodregeling of. 

NN

	In de artikelen 3A:65 en 3A:66 wordt ‘afdeling 3A.2.2.’ telkens
vervangen door: afdeling 3A.1.2.

OO

	Na hoofdstuk 3A.1 wordt een hoofdstuk ingevoegd luidende:

	

HOOFDSTUK 3A.2 AFWIKKELING VAN VERZEKERAARS

AFDELING 3A.2.1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 3A:77 Definities

	In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:

	afwikkelingsinstrument:

	a. het instrument van bail-in, bedoeld in artikel 3A:93;

	b. het instrument van overgang van de onderneming, bedoeld in artikel
3A:104;

	c. het instrument van de overbruggingsinstelling, bedoeld in artikel
3A:112; en

	d. het instrument van afsplitsing van activa en passiva, bedoeld in
artikel 3A:117;

	afwikkelingsmaatregel: de toepassing van een afwikkelingsinstrument of
het uitoefenen van een bevoegdheid ingevolge hoofdstuk 3A.2;

	eigendomsinstrumenten: aandelen, rechten op aandelen, certificaten van
aandelen, andere deelnemingsrechten of participaties in het kapitaal,
lidmaatschapsrechten of hiermee vergelijkbare rechten, claims, opties,
conversierechten of hiermee vergelijkbare rechten die bij uitoefening
omgezet kunnen worden in of recht geven op de verwerving van aandelen of
daarmee vergelijkbare rechten die aanspraken geven op het kapitaal of
het vermogen van de desbetreffende entiteit;

	financiëlezekerheidsovereenkomst tot overdracht: een
financiëlezekerheidsovereenkomst tot overdracht als bedoeld in artikel
51, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

	gestructureerde financieringsregeling: een regeling, met inbegrip van
securitisaties en instrumenten voor hedgingdoeleinden, die integraal
deel uitmaakt van de dekkingspool en naar het toepasselijke recht op
gelijke wijze als gedekte obligaties is gedekt, en die het verstrekken
en aanhouden van zekerheden door een partij bij de regeling, een
trustee, lasthebber of gevolmachtigde inhoudt;

	groep: richtlijngroep waarvan een verzekeraar als bedoeld in artikel
3A:78, onderdeel a, deel uitmaakt.

	in aanmerking komende passiva: passiva van een entiteit als bedoeld in
artikel 3A:78, die geen eigendomsinstrument zijn en die niet ingevolge
artikel 3A:94, eerste lid, van toepassing van het instrument van bail-in
zijn uitgesloten;

	salderingsovereenkomst: een overeenkomst waarbij een aantal vorderingen
of verplichtingen in één enkele nettovordering kunnen worden omgezet,
met inbegrip van overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige
beëindiging waarbij, wanneer zich een afdwingingsgrond voordoet, hoe
ook of waar ook gedefinieerd, de verplichtingen van de partijen worden
versneld zodat deze onmiddellijk zijn verschuldigd of worden beëindigd,
en in ieder geval in één enkele nettovordering worden omgezet of
erdoor worden vervangen, met inbegrip van clausules tot saldering bij
vroegtijdige beëindiging, als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel n, onder i, van de richtlijn
financiëlezekerheidsovereenkomsten, en verrekening (netting) als
bedoeld in artikel 2, onderdeel k, van de  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0020368/2016-04-01?celex=31998L0026"
richtlijn 98/26/EG  van het Europees parlement en de Raad van 19 mei
1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van
betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen
(PbEG 1998, L 166);

	schuldinstrumenten: obligaties en andere vormen van overdraagbare
schuld, instrumenten die een schuld creëren of erkennen en instrumenten
die recht geven op het verwerven van schuldinstrumenten;

	verrekeningsovereenkomst: een verrekeningsovereenkomst op grond waarvan
twee of meer vorderingen of verplichtingen tussen de entiteit in
afwikkeling en een tegenpartij met elkaar kunnen worden verrekend;

	zekerheidsregelingen: zekerheidsregelingen waarbij een persoon bij
wijze van zekerheid een werkelijk of voorwaardelijk belang in de over te
dragen goederen heeft, ongeacht of dat belang door geïndividualiseerde
goederen dan wel door een zekerheid op een algemeenheid van goederen of
soortgelijke regeling is gedekt.

Artikel 3A:78. Reikwijdte

	Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende entiteiten, met zetel in
Nederland, tenzij anders is bepaald:

	a. verzekeraars die onder toezicht van de Nederlandsche Bank staan;

	b. verzekeringsholdings die deel uitmaken van een groep;

	c. gemengde verzekeringsholdings die deel uitmaken van een groep;

	d. gemengde financiële holdings die deel uitmaken van een groep;

	e. andere ondernemingen die deel uitmaken van een groep, voor zover zij
diensten verrichten die van kritiek belang zijn voor de dagelijkse
bedrijfsactiviteiten van verzekeraars; alsmede,

	f. in Nederland gelegen bijkantoren van verzekeraars met zetel in een
staat die geen lidstaat is, niet zijnde verzekeraars met beperkte
risico-omvang.

Artikel 3A:79. Verhouding tot toepasselijk recht

	Dit hoofdstuk is van toepassing op entiteiten als bedoeld in artikel
3A:78, ongeacht het recht dat van toepassing is op:

	a. de activa of passiva van de entiteit;

	b. door of met de medewerking van de entiteit uitgegeven financiële
instrumenten; en

	c. overeenkomsten waaraan de entiteit is gebonden.

Artikel 3A:80. Toepassing van afwikkelingsbesluiten

	1. Een besluit ingevolge dit hoofdstuk alsmede de voorbereiding en
uitvoering ervan, met uitzondering van afdeling 3A.2.2, is niet
onderworpen aan enig instemmingsvereiste, met uitzondering van het
vereiste van instemming van de verkrijger bij overgang van
eigendomsinstrumenten, activa of passiva.

	2. Een besluit ingevolge dit hoofdstuk alsmede de voorbereiding en
uitvoering ervan, met uitzondering van afdeling 3A.2.2, is niet
onderworpen aan enig kennisgevingsvereiste of procedureel voorschrift
ingevolge het vennootschapsrecht of financieel toezichtsrecht. 

	3. Een besluit tot toepassing van een afwikkelingsinstrument of
omzetting van de rechtsvorm van de entiteit in afwikkeling, alsmede de
voorbereiding en uitvoering van dat besluit, is niet onderworpen aan
enige andere beperking uit hoofde van de wet, statuten of overeenkomst.

	4. Een besluit tot toepassing van een afwikkelingsinstrument vermeldt
het tijdstip waarop het in werking treedt. De desbetreffende
eigendomsinstrumenten, activa of passiva gaan over op dit tijdstip,
tenzij in het besluit anders is bepaald.

 

AFDELING 3A.2.2 VOORBEREIDING VAN AFWIKKELING

Artikel 3A:81 Afwikkelingsplan

	1. De Nederlandsche Bank stelt een afwikkelingsplan vast voor een
verzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang, die
geen onderdeel is van een groep of voor een groep.

	2. Het afwikkelingsplan beschrijft mogelijkheden voor de toepassing van
de in dit hoofdstuk bedoelde afwikkelingsinstrumenten indien de
Nederlandsche Bank tot afwikkeling besluit.

	3. De Nederlandsche Bank evalueert periodiek het afwikkelingsplan
alsmede, na elke materiële verandering in de juridische of
organisatiestructuur, de bedrijfsactiviteiten of de financiële positie
van de verzekeraar of de groep.

	4. De verzekeraar of entiteit in de groep als bedoeld in artikel 3A:78,
onderdeel b, c of d, brengt de Nederlandsche Bank onverwijld op de
hoogte van alle veranderingen bij die verzekeraar of entiteit die
aanleiding kunnen geven voor een evaluatie van het afwikkelingsplan als
bedoeld in het derde lid.

	5. De Nederlandsche Bank kan afzien van het opstellen van een plan
indien zij van oordeel is dat de afwikkelbaarheid van de verzekeraar of
van de groep afdoende is gewaarborgd. 

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot het eerste lid tot en met vierde lid.

Artikel 3A:82 Beoordeling afwikkelbaarheid

	1. De Nederlandsche Bank beoordeelt bij het opstellen van een
afwikkelingsplan de mate waarin de betrokken verzekeraar of groep
afwikkelbaar is en stelt daarbij, voor zover aanwezig, de wezenlijke
belemmeringen voor afwikkelbaarheid vast.

	2. De verzekeraar of groep wordt geacht afwikkelbaar te zijn indien de
Nederlandsche Bank door afwikkelingsinstrumenten op de verzekeraar of
groep toe te passen een afwikkelingsdoelstelling, bedoeld in artikel
3A:84, kan verwezenlijken, dan wel dat haalbaar en geloofwaardig is dat
de verzekeraar al dan niet tezamen met andere onderdelen van de groep in
faillissement kan worden geliquideerd.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 3A:83 Maatregelen ten aanzien van afwikkelbaarheid

	1. Indien de Nederlandsche Bank bij de beoordeling, bedoeld in artikel
3A:82, eerste lid, vaststelt dat er wezenlijke belemmeringen voor de
afwikkelbaarheid van de verzekeraar of groep bestaan, brengt zij deze
ter kennis van de betrokken verzekeraar of de entiteit, bedoeld in
artikel 3A:81.

	2. De verzekeraar of entiteit stelt binnen vier maanden na de
kennisgeving aan de Nederlandsche Bank maatregelen voor om de
belemmeringen weg te nemen.

	3. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de voorgestelde
maatregelen de belemmeringen in voldoende mate wegnemen, stelt zij deze
vast. De Nederlandsche Bank kan aan de uitvoering van de voorgestelde
maatregelen een termijn verbinden.

	4. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de voorgestelde
maatregelen de belemmeringen niet in voldoende mate wegnemen, geeft de
Nederlandsche Bank de verzekeraar of de entiteit, bedoeld in artikel
3A:81 een aanwijzing waarin zij de uitvoering van alternatieve
maatregelen om de belemmeringen weg te nemen, voorschrijft.

	5. Maatregelen bedoeld in het vierde lid kunnen strekken tot het:

	a. herzien of instellen van financieringsregelingen;

	b. beperken van afzonderlijke en samengevoegde blootstellingen;

	c. overdragen van bepaalde activa;

	d. staken of beperken van bepaalde bestaande of voorgestelde
bedrijfsactiviteiten;

	e. staken of beperken van de ontwikkeling van nieuwe of bestaande
bedrijfsonderdelen of de verkoop van nieuwe of bestaande producten;

	f. wijzigen van de juridische of operationele structuur;

	g. zekerstellen de continuïteit van kritieke bedrijfsonderdelen;

	h. opzetten van een gemengde financiële holding; of,

	i. indien de verzekeraar een dochteronderneming is van een gemengde
financiële holding of gemengde verzekeringsholding, opzetten van een
afzonderlijke verzekeringsholding om de zeggenschap over de verzekeraar
uit te oefenen.

AFDELING 3A.2.3. BESLUIT TOT AFWIKKELING 

Artikel 3A:84 Doelstellingen van afwikkeling

	De Nederlandsche Bank past afwikkelingsmaatregelen toe met inachtneming
van de volgende doelstellingen:

	a. bescherming van de belangen van gerechtigden op vorderingen
krachtens directe verzekering;

	b. het voorkomen van grote maatschappelijke gevolgen;

	c. het voorkomen van significante nadelige gevolgen voor de financiële
markten of de economie; of,

	d. het voorkomen van de inzet van van overheidswege te verstrekken
financiële middelen.

Artikel 3A:85 Besluit tot afwikkeling 

	1. De Nederlandsche Bank besluit tot afwikkeling van een verzekeraar,
indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

	a. de verzekeraar faalt of zal waarschijnlijk falen;

	b. het valt redelijkerwijze niet te verwachten dat met betrekking tot
de verzekeraar te nemen alternatieve maatregelen binnen een afzienbaar
tijdsbestek het falen zouden voorkomen; en

	c. afwikkeling is in het algemeen belang.

	2. Een verzekeraar wordt geacht te falen of waarschijnlijk te zullen
falen indien:

	a. de verzekeraar op de een zodanige wijze inbreuk maakt op de
wettelijke eisen, de vergunningsvereisten of de aan de vergunning
verbonden voorwaarden, of er objectieve aanwijzingen bestaan voor de
veronderstelling dat de verzekeraar in de nabije toekomst op een
zodanige wijze daarop inbreuk zal maken dat intrekking van de vergunning
gerechtvaardigd is;

	b. de waarde van de activa van de verzekeraar geringer is dan de waarde
van de passiva, of er objectieve aanwijzingen zijn dat de activa van de
verzekeraar in de nabije toekomst geringer zullen zijn dan zijn passiva;

	c. de verzekeraar niet in staat is of er objectieve aanwijzingen zijn
voor de vaststelling dat de verzekeraar in de nabije toekomst niet in
staat zal zijn zijn schulden of andere passiva te betalen wanneer deze
opeisbaar worden; of 

	d. voor het voortbestaan van de verzekeraar van overheidswege te
verstrekken financiële steun noodzakelijk is.

	3. Afwikkeling is in het algemeen belang indien dit noodzakelijk is om
de in artikel 3A:84, onderdeel a, tezamen met onderdeel b, c of d, of de
in de onderdeel b, c of d, vermelde doelstellingen te verwezenlijken en
deze doelstellingen niet in dezelfde mate verwezenlijkt zouden worden
indien de verzekeraar in faillissement zou worden geliquideerd.

Artikel 3A:86 Groepsafwikkeling

	1. De Nederlandsche Bank besluit tot afwikkeling van een groep indien
door de verzekeraar en de moederonderneming van de verzekeraar wordt
voldaan aan de voorwaarden bedoeld, in artikel 3A:85, eerste lid.

	2. De Nederlandsche Bank kan eveneens besluiten tot afwikkeling van de
groep indien de verzekeraar in een groep voldoet aan de voorwaarden,
bedoeld in 3A:85, eerste lid, en het falen van die verzekeraar een
bedreiging vormt voor een andere verzekeraar in de groep of de groep als
geheel, terwijl door de moederonderneming niet wordt voldaan aan die
voorwaarden.

Artikel 3A:87 Afwikkeling bijkantoren derde landen

	De Nederlandsche Bank kan besluiten tot afwikkeling van een bijkantoor
in Nederland van een verzekeraar met zetel in een staat die geen
lidstaat is, indien door dat bijkantoor dan wel de verzekeraar wordt
voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3A:85, eerste lid, en:

	a. het bijkantoor of de verzekeraar niet voldoet of waarschijnlijk niet
zal voldoen aan ingevolge deze wet gestelde prudentiële eisen en er
geen aanwijzingen zijn dat er ten aanzien van die verzekeraar binnen een
afzienbare termijn een met afwikkeling vergelijkbare procedure of
insolventieprocedure zal worden geopend; of

	b. de bevoegde autoriteit van de staat van de zetel van de verzekeraar
ten aanzien van de verzekeraar een met afwikkeling vergelijkbare
procedure heeft geopend of de Nederlandsche Bank in kennis heeft gesteld
van haar voornemen om een dergelijke procedure te openen.

Artikel 3A:88 Geen grotere verliezen dan bij faillissement

	1. Indien de Nederlandsche Bank een besluit neemt als bedoeld in de
artikelen 3A:85, eerste lid, 3A:86, of 3A:87, lijden de houders van
eigendomsinstrumenten of de schuldeisers van wie vorderingen zijn
afgeschreven of omgezet, geen grotere verliezen dan zij zouden hebben
geleden indien de entiteit onmiddellijk voorafgaand aan dat besluit in
faillissement zou zijn geliquideerd.

	2. Indien de Nederlandsche Bank ter uitvoering van een besluit als
bedoeld in het eerste lid besluit tot overgang van gedeelten van de
activa of passiva van de entiteit in afwikkeling, ontvangen de houders
van eigendomsinstrumenten en de schuldeisers van wie vorderingen niet
zijn overgegaan, onverminderd het eerste lid, ter voldoening van hun
vorderingen ten minste evenveel als zij zouden hebben ontvangen indien
de entiteit in afwikkeling onmiddellijk voorafgaand aan de overgang in
faillissement zou zijn geliquideerd.

Artikel 3A:89 Ex ante waardering

	1. Alvorens een besluit te nemen als bedoeld in de artikelen 3A:85,
3A:86 of 3A:87, draagt de Nederlandsche Bank er zorg voor dat door een
onafhankelijke persoon een waardering van de activa en passiva van de
entiteit wordt verricht.

	2. Indien een waardering als bedoeld in het eerste lid niet tijdig
mogelijk is, kan de Nederlandsche Bank een voorlopige waardering van de
activa en passiva van de entiteit verrichten.

	3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, wordt zo spoedig
mogelijk alsnog een waardering door een onafhankelijke persoon verricht.

	4. Een waardering als bedoeld in het eerste of tweede lid heeft tot
doel:

	a. als grondslag te dienen voor de vaststelling of is voldaan aan de
voorwaarden voor afwikkeling, bedoeld in artikel 3A:85, eerste lid, of
3A:86;

	b. indien aan de voorwaarden voor afwikkeling is voldaan, als grondslag
te dienen voor het besluit tot toepassing van een of meer
afwikkelingsinstrumenten;

	c. er in alle gevallen zorg voor te dragen dat elk verlies met
betrekking tot de activa van een entiteit volledig is onderkend op het
moment waarop de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast.

	5. In de waardering wordt de volgorde van de vorderingen waarin deze in
faillissement op de boedel zouden worden verhaald opgenomen, alsmede met
een inschatting van de uitkering die na de verificatie op vorderingen
zou kunnen worden gedaan indien de entiteit in faillissement zou zijn
geliquideerd.

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot de waardering, bedoeld in het eerste en
tweede lid en de inschatting, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 3A:90 Periodieke herwaardering

	De Nederlandsche Bank draagt er zorg voor dat de waardering, bedoeld in
artikel 3A:89, eerste lid, periodiek wordt herzien.

Artikel 3A:91 Ex Post waardering

	1. Nadat de Nederlandsche Bank een besluit als bedoeld in artikel
3A:85, 3A:86 of 3A:87 heeft genomen, draagt zij er zo spoedig mogelijk
zorg voor dat door een onafhankelijke persoon een waardering wordt
verricht teneinde te verifiëren of aan de voorwaarden, bedoeld in
artikel 3A:88, eerste en tweede lid is voldaan.

	2. Bij de waardering wordt bepaald:

	a. welk verlies de houders van eigendomsinstrumenten en schuldeisers
zouden hebben geleden, indien de betrokken entiteit onmiddellijk
voorafgaand aan dat besluit in een faillissement zou zijn geliquideerd;

	b. Het daadwerkelijke verlies dat houders van eigendomsinstrumenten en
schuldeisers hebben geleden als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van
de toepassing van het afwikkelingsinstrument; en 

	c. of er sprake is van een verschil tussen de verliezen, bedoeld in de
onderdelen a en b.

	3. Bij de waardering wordt de waarde van de activa verminderd met van
overheidswege verstrekte financiële steun.

	4. Indien uit de waardering blijkt dat een houder van
eigendomsinstrumenten of schuldeiser grotere verliezen heeft geleden dan
hij zou hebben geleden in faillissement, kent de Nederlandsche Bank een
vergoeding toe ter grootte van het verschil ten laste van de
financieringsregeling, bedoeld in artikel 3A:138.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot berekening van de verliezen, bedoeld
in het tweede lid.

AFDELING 3A.2.4. AFWIKKELING

Artikel 3A:92 Toepassingsbereik

	Deze afdeling is van toepassing indien een besluit tot afwikkeling
wordt genomen op grond van de artikelen 3A:85, 3A:86 of 3A:87.

§ 3A.2.4.1. Het instrument van bail-in

Artikel 3A:93 Instrument van bail-in

	1. De Nederlandsche Bank kan bij toepassing van het instrument van
bail-in:

	a. het bedrag van de door of met medewerking van een entiteit
uitgegeven eigendomsinstrumenten verminderen, of deze instrumenten
intrekken;

	b. het bedrag van in aanmerking komende passiva van een entiteit in
afwikkeling verminderen of geheel of gedeeltelijk omzetten in rechten op
nieuw uit te geven eigendomsinstrumenten van die entiteit, van een
moederonderneming van die entiteit die zelf een entiteit is als bedoeld
in artikel 3A:78, onderdelen a, b en c, of van een
overbruggingsinstelling waarop activa of passiva van die entiteit
overgaan.

	2. De Nederlandsche Bank kan het instrument van bail-in tevens
toepassen op in aanmerking komende passiva die zijn overgegaan op een
overbrugginginstelling, een entiteit voor activa- en passivabeheer of
door toepassing van het instrument van overgang van de onderneming, op
een verkrijger die geen overbruggingsinstelling is.

Artikel 3A:94 Uitsluiting van bail-in

	1. De Nederlandsche Bank past het instrument van bail-in niet toe op de
volgende verplichtingen:

	a. door zekerheid gedekte verplichtingen, met dien verstande dat het
instrument van bail-in kan worden toegepast op het deel van de door
zekerheid gedekte verplichting dat de waarde van het zekerheidsrecht
overschrijdt;

	b. elke verplichting die ontstaat doordat de entiteit activa of
tegoeden van cliënten aanhoudt;

	c. verplichtingen ten aanzien van banken, met uitzondering van
entiteiten die tot dezelfde groep behoren, met een oorspronkelijke
looptijd van minder dan zeven dagen;

	d. verplichtingen met een resterende looptijd van minder dan zeven
dagen jegens systemen of exploitanten van systemen die zijn aangewezen
overeenkomstig richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling
van betalingen en effectentransacties in betalings- en
afwikkelingssystemen (PbEG 1998, L 166) of hun deelnemers die uit de
deelname aan een dergelijk systeem voortvloeien;

	e. verplichtingen jegens werknemers, met betrekking tot hun loon,
pensioenuitkeringen of andere vaste vergoedingen, met uitzondering van
de niet bij collectieve arbeidsovereenkomst geregelde variabele
component van de beloning, tenzij de werknemer recht heeft op uitkering
ingevolge artikel 61 van de Werkloosheidswet;

	f. verplichtingen welke voortvloeien uit de levering van goederen of
diensten aan de entiteit die van kritiek belang zijn voor de dagelijkse
bedrijfsactiviteiten ervan; en,

	g. verplichtingen uit hoofde van een zorgverzekering als bedoeld in
artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet.

	2. De Nederlandsche Bank kan in uitzonderlijke omstandigheden besluiten
het instrument van bail-in geheel of gedeeltelijk niet toe te passen op
verplichtingen indien:

	a. het instrument van bail-in op de verplichtingen niet binnen een
redelijke termijn kan worden toegepast;

	b. de uitsluiting noodzakelijk is ter voorkoming van grote
maatschappelijke gevolgen of significante nadelige gevolgen voor de
financiële markten of de economie;

	c. de uitsluiting noodzakelijk is om de entiteit in afwikkeling in
staat te stellen de essentiële kernactiviteiten voort te zetten; of

	d. de toepassing van het instrument van bail-in zou leiden tot grotere
verliezen voor de andere crediteuren dan bij een uitsluiting van de
verplichtingen van het instrument van bail-in.

Artikel 3A:95 Rangorde van vorderingen bij bail-in

	1. Onverminderd artikel 3A:94, past de Nederlandsche Bank het
instrument van bail-in toe op vorderingen in de omgekeerde volgorde van
de volgorde waarin deze vorderingen in faillissement op de boedel zouden
worden verhaald.

	2. Een door een dochteronderneming uitgegeven passivum wordt niet in
grotere mate afgeschreven of tegen ongunstiger voorwaarden omgezet dan
die waaronder passiva van de moederonderneming van dezelfde rang zijn
afgeschreven of omgezet.

Artikel 3A:96 Uitgifte eigendomsinstrumenten

	De Nederlandsche Bank kan voorschrijven dat een entiteit
eigendomsinstrumenten uitgeeft aan de houders van de rechten, verkregen
ingevolge de toepassing van artikel 3A:93, eerste lid, dan wel
medewerking verleent aan de uitgifte daarvan. De Nederlandsche Bank kan
aan de uitoefening van die rechten een termijn verbinden. Bij de
uitgifte kunnen geen andere rechten worden uitgeoefend dan de rechten,
bedoeld in artikel 3A:93, eerste lid.

Artikel 3A:97 Koers voor omzetting van passiva in eigendomsinstrumenten

	1. De Nederlandsche Bank kan, overeenkomstig het bepaalde in het tweede
en derde lid, verschillende omzettingskoersen toepassen op verschillende
categorieën van passiva als bedoeld in artikel 3A:93, eerste lid,
onderdeel b.

	2. Een omzettingskoers biedt de betrokken schuldeiser een passende
vergoeding voor het als gevolg van de toepassing van het instrument van
bail-in geleden verlies.

	3. Indien verschillende omzettingskoersen worden toegepast, is de
omzettingskoers die van toepassing is op vorderingen die in
faillissement met een hogere rang op de boedel zouden worden verhaald
hoger dan de omzettingskoers die wordt toegepast op vorderingen met een
lagere rang.

Artikel 3A:98 Regeling gevolgen besluiten

	1. De Nederlandsche Bank regelt zo nodig de gevolgen van de besluiten
op grond van de artikelen 3A:93 en 3A:96.

	2. Op verzoek van de Nederlandsche Bank gaat een daartoe bevoegde
persoon of instantie over tot:

	a. wijziging van relevante registers;

	b. toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van nieuwe
eigendomsinstrumenten;

	c. hernieuwde toelating tot de handel van schuldinstrumenten waarvan de
hoofdsom is verlaagd; of

	d. wijziging van de statuten in geval van vermindering van het nominale
bedrag van de aandelen.

Artikel 3A:99 Vermindering verschuldigde bedrag 

	Bij vermindering van het verschuldigde bedrag van een verplichting van
een entiteit in afwikkeling ingevolge artikel 3A:93 , eerste lid:

	a. is de vermindering permanent, onverminderd artikel 3A:101;

	b. resteert voor de entiteit geen verplichting in verband met het
gedeelte van de hoofdsom dat is afgeschreven; en

	c. worden schuldeisers in verband met het gedeelte van de hoofdsom dat
is afgeschreven niet gecompenseerd, onverminderd de bevoegdheid, bedoeld
in artikel 3A:93, eerste lid, om passiva om te zetten in rechten op
nieuw uit te geven eigendomsinstrumenten.

Artikel 3A:100 Geheel of gedeeltelijke afschrijving

	1. Onverminderd artikel 3A:101 wordt, indien de Nederlandsche Bank
ingevolge artikel 3A:93, eerste lid, het uitstaande verschuldigde bedrag
van een verplichting van een entiteit tot nihil vermindert, de
verplichting als voldaan beschouwd evenals eventuele verplichtingen of
vorderingen die daaruit voortvloeien en die niet opeisbaar waren op het
moment waarop de bevoegdheid werd uitgeoefend.

	2. Indien de Nederlandsche Bank het uitstaande verschuldigde bedrag van
een verplichting van een entiteit vermindert, maar niet tot nihil
vermindert, onverminderd artikel 3A:101:

	a. wordt de verplichting als voldaan beschouwd ter hoogte van het
verminderde bedrag; en

	b. blijven de voorwaarden van het betrokken instrument of de betrokken
overeenkomst waarop de oorspronkelijke verplichting is gebaseerd, van
toepassing op het resterende uitstaande verschuldigde bedrag van de
verplichting, met uitzondering van een eventuele wijziging van het
verschuldigde rentebedrag om de vermindering van het bedrag weer te
geven, en onverminderd de toepassing van artikel 3A:122, eerste en derde
lid.

Artikel 3A:101 Verhoging verschuldigde bedrag

	1. De Nederlandsche Bank kan, indien na toepassing van het instrument
van bail-in op basis van een voorlopige waardering als bedoeld in 3A:89,
tweede lid, uit de definitieve waardering, bedoeld in artikel 3A:89,
derde lid, blijkt dat met een beperktere vermindering van de hoofdsom
van het verschuldigde bedrag had kunnen worden volstaan, de hoofdsom
verhogen in overeenstemming met de definitieve waardering.

	2. De Nederlandse Bank kan, indien na toepassing van het instrument van
bail-in op basis van een voorlopige of definitieve waardering als
bedoeld in artikel 3A:89, na een periodieke herwaardering als bedoeld in
artikel 3A:90, blijkt dat met een beperktere vermindering van de
hoofdsom van het verschuldigde bedrag had kunnen worden volstaan, de
hoofdsom verhogen in overeenstemming met de herwaardering.

	3. Indien de Nederlandsche Bank op grond van het eerste of tweede lid
besluit tot verhoging van het verschuldigde bedrag dat zij aanvankelijk
had verminderd tot nihil, is vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van
dat besluit artikel 3A:100, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3A:102 Bail-in van derivaten

	1. De Nederlandsche Bank past het instrument van bail-in pas toe op een
passivum dat uit een derivatenpositie ontstaat, nadat deze gesloten is.

	2. De Nederlandsche Bank is bevoegd derivatenovereenkomsten van een
entiteit in afwikkeling te beëindigen en de bijbehorende posities te
sluiten.

	3. Indien derivatentransacties aan een verrekeningsbeding zijn
onderworpen, wordt bij de waardering bedoeld in artikel 3A:89, eerste
lid, de uit deze transacties voortvloeiende passiva op nettobasis
bepaald overeenkomstig de voorwaarden van dat beding.

Artikel 3A:103 Gekwalificeerde deelneming

	1. Indien de uitoefening van een ingevolge artikel 3A:93, eerste lid,
verworven recht op nieuw uit te geven eigendomsinstrumenten zou leiden
tot verwerving of vergroting van een gekwalificeerde deelneming in een
verzekeraar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, verricht de
Nederlandsche Bank de beoordeling van de aanvraag van een verklaring van
geen bezwaar met inachtneming van de doelstellingen, bedoeld in artikel
3A:84. De artikelen 1:106b tot en met 1:106e zijn niet van toepassing.

	2. Indien de Nederlandsche Bank nog geen beslissing op een aanvraag als
bedoeld in het eerste lid, heeft genomen, is, met ingang van het moment
waarop de eigendomsinstrumenten worden uitgegeven totdat op de aanvraag
is beslist:

	a. het stemrecht van de aanvrager van de verklaring van geen bezwaar
voortvloeiend uit die eigendomsinstrumenten geschorst en kan dit recht
alleen door de Nederlandsche Bank worden uitgeoefend; en

	b. de aanvrager vrijgesteld van het bepaalde in de artikelen 3:95,
3:96, 3:99, 3:103 en 3:104.

	3. Indien de Nederlandsche Bank besluit een verklaring van geen bezwaar
te verlenen, wordt de houder van de eigendomsinstrumenten geacht het
volledige stemrecht met betrekking tot die eigendomsinstrumenten te
hebben onmiddellijk nadat het besluit is bekendgemaakt.

	4. Indien de Nederlandsche Bank de aanvraag afwijst, doet de aanvrager
afstand van die eigendomsinstrumenten binnen een door de Nederlandsche
Bank bepaalde termijn. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

§ 3A.2.4.2. Het instrument van overgang van de onderneming

Artikel 3A:104 Instrument van overgang van de onderneming

	De Nederlandsche Bank kan, tot toepassing van het instrument van
overgang van de onderneming, besluiten tot overgang op een verkrijger
die geen overbruggingsinstelling is, van:

	a. eigendomsinstrumenten die zijn uitgegeven door of met medewerking
van een entiteit in afwikkeling; of,

	b. activa of passiva van een entiteit in afwikkeling.

Artikel 3A:105 Voorwaarden voor overgang

	De overgang vindt plaats onder commerciële voorwaarden, die in
overeenstemming zijn met de waardering ingevolge artikel 3A:89.

Artikel 3A:106 Verzoek tot faillissement

	Indien de Nederlandsche Bank besluit tot overgang van gedeelten van de
activa of passiva van een entiteit in afwikkeling, verzoekt zij binnen
een redelijke termijn de rechtbank Amsterdam om het faillissement van de
entiteit uit te spreken, tenzij het mogelijke belang van het
voortbestaan van het overgebleven gedeelte van de entiteit om de
afwikkelingsdoelstellingen, bedoeld in artikel 3A:84 te verwezenlijken,
zich daartegen verzet.

Artikel 3A:107 Overgangsprijs

	Onverminderd artikel 3A:133, komt een door de verkrijger te betalen
overgangsprijs toe aan de oorspronkelijke eigenaren.

Artikel 3A:108 Overgang op oorspronkelijke eigenaren

	De Nederlandsche Bank kan ten aanzien van eigendominstrumenten, activa
of passiva die zijn overgegaan, binnen een redelijke termijn besluiten
tot overgang op de oorspronkelijke eigenaren, indien de verkrijger
daarmee instemt.

Artikel 3A:109 Gekwalificeerde deelneming

	Indien een overgang van eigendomsinstrumenten zou leiden tot verwerving
of vergroting van een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar, is
artikel 3A:103 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3A:110 Rechtsopvolging verkrijger in andere lidstaat

	Voor de toepassing van de artikelen 2:26c, 2:35, 2:38 en 2:39 wordt een
verkrijger met zetel in een andere lidstaat beschouwd als de
rechtsopvolger van de entiteit in afwikkeling en kan deze alle rechten
blijven uitoefenen die door die entiteit werden uitgeoefend met
betrekking tot de activa of passiva die zijn overgegaan.

Artikel 3A:111 Rechtsopvolging toegangsrechten

	1. Het lidmaatschap van of het recht op toegang tot betalings-,
clearing- en afwikkelingssystemen, en gereglementeerde markten van de
entiteit in afwikkeling gaat van rechtswege over op de verkrijger.

	2. De verkrijger kan de aan het lidmaatschap verbonden rechten of het
recht op toegang uitoefenen indien hij voldoet aan de daaraan verbonden
voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde om te beschikken over
een vereiste kredietbeoordeling door een kredietbeoordelingsbureau.

	3. De Nederlandsche Bank kan bepalen dat de verkrijger voor de duur van
ten hoogste twee jaar niet behoeft te voldoen aan de voorwaarde voor
lidmaatschap en toegang, bedoeld in het tweede lid. De Nederlandsche
Bank kan op aanvraag besluiten tot verlenging met telkens ten hoogste
twee jaar.

§ 3A.2.4.3 Het instrument van de overbruggingsinstelling

Artikel 3A:112 Instrument van de overbruggingsinstelling

	De Nederlandsche Bank kan tot toepassing van het instrument van de
overbruggingsinstelling besluiten tot overgang op een
overbruggingsinstelling van:

	a. eigendomsinstrumenten die zijn uitgegeven door of met medewerking
van entiteiten in afwikkeling; of

	b. activa of passiva van entiteiten in afwikkeling.

Artikel 3A:113 De overbruggingsinstelling

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de oprichting en beëindiging, de taak, de
financiering, de inrichting, het bestuur en de werkwijze van een
overbruggingsinstelling of van een rechtspersoon die tot taak heeft de
eigendom in een overbruggingsinstelling te houden.

	2. De Nederlandsche Bank kan een overbruggingsinstelling of
rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid een aanwijzing geven met
betrekking tot de taakuitoefening.

	3. Een overbruggingsinstelling sluit geen overeenkomsten van
verzekering en staat geen wijzigingen in bestaande polissen toe die
kunnen leiden tot verhoging van schadelast van de instelling.

Artikel 3A:114 Overgang op oorspronkelijke eigenaren

	De Nederlandsche Bank kan ten aanzien van eigendominstrumenten, activa
of passiva die zijn overgegaan, besluiten tot overgang op de
oorspronkelijke eigenaren.

Artikel 3A:115 Overeenkomstige toepassingsregels

	De artikelen 3A:105, 3A:104, 3A:107, 3A:109, 3A:110 en 3A:111 zijn van
overeenkomstige toepassing op het instrument van de
overbruggingsinstelling.

Artikel 3A:116 Vergunning overbruggingsinstelling

	1. De overbruggingsinstelling beschikt, voor zover nodig voor de
uitoefening van haar werkzaamheden, van rechtswege over een vergunning
als bedoeld in de artikelen 2:26a, 2:27 of 2:48.

	2. De Nederlandsche Bank kan, met het oog op de verwezenlijking van een
of meer van de in artikel 3A:84 bedoelde doelstellingen, tijdelijk
ontheffing verlenen van een of meer van de vereisten, bedoeld in de
artikelen 2:26b, 2:31 of 2:49.

§ 3A.2.4.4 Het instrument van afsplitsing van activa of passiva

Artikel 3A:117 Instrument van afsplitsing van activa of passiva

	1. De Nederlandsche Bank kan tot toepassing van het instrument van
afsplitsing van activa of passiva, besluiten tot overgang van activa of
passiva van een entiteit in afwikkeling of van een
overbruggingsinstelling op een of meer entiteiten voor activa- en
passivabeheer.

	2. De Nederlandsche Bank past het instrument van afsplitsing van activa
of passiva uitsluitend tezamen met een ander afwikkelingsinstrument toe,
en indien:

	a. de situatie op de specifieke markt voor de desbetreffende activa of
passiva zodanig is dat vereffening van die activa in een faillissement
nadelige gevolgen voor de financiële markten kan hebben;

	b. de overgang van activa of passiva noodzakelijk is voor het goede
functioneren van de entiteit in afwikkeling of de
overbruggingsinstelling; of

	c. de overgang van activa of passiva noodzakelijk is om de opbrengst
bij vereffening te maximaliseren.

	3. De entiteit voor activa- en passivabeheer beheert de activa of
passiva die op haar zijn overgegaan met het doel de waarde van de activa
bij de uiteindelijke verkoop of liquidatie te maximaliseren.

Artikel 3A:118 De entiteit voor activa- en passivabeheer

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de oprichting en beëindiging, de taak, de
financiering, het bestuur en de werkwijze van een entiteit voor activa-
en passivabeheer of van een rechtspersoon die tot taak heeft de eigendom
in een entiteit voor activa- en passivabeheer te houden.

	2. De Nederlandsche Bank kan een entiteit voor activa- en passivabeheer
of rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid een aanwijzing geven met
betrekking tot de taakuitoefening.

Artikel 3A:119 Overeenkomstige toepassingsregels

	De artikelen 3A:105 en 3A:114 zijn van overeenkomstige toepassing op
het instrument van afsplitsing van activa of passiva.

§ 3A.2.4.5 Bijzondere bevoegdheden

Artikel 3A:120 Overname zeggenschap en bijzondere bestuurder

	1. De Nederlandsche Bank kan een bijzondere bestuurder bij een entiteit
in afwikkeling aanstellen of de zeggenschap over een entiteit in
afwikkeling overnemen.

	2. De bijzondere bestuurder onderscheidenlijk de Nederlandsche Bank
treedt in de rechten en bevoegdheden van de organen van de entiteit in
afwikkeling en haar aandeelhouders of leden. De bijzondere bestuurder
kan afwijken van uit wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen
voortvloeiende verplichtingen van het bestuur.

	3. De artikelen 1:76, vijfde, zesde en achtste lid en 1:76a, tweede en
derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

	4. Tegen een besluit van een bijzondere bestuurder kan administratief
beroep worden ingesteld bij de Nederlandsche Bank.

Artikel 3A:121 Omzetting rechtsvorm

	1. De Nederlandsche Bank kan, indien dit noodzakelijk is voor de
toepassing van de bevoegdheid tot toepassing van het instrument van
bail-in, bij besluit de rechtsvorm van de betrokken entiteit omzetten.

	2. Artikel 3A:98 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3A:122 Beëindiging of wijziging overeenkomst

	1. De Nederlandsche Bank kan een overeenkomst waarbij de entiteit in
afwikkeling partij is, beëindigen of wijzigen, alsmede de verkrijger in
de plaats stellen van de entiteit in afwikkeling als partij bij een
overeenkomst.

	2. De Nederlandsche Bank kan de looptijd van een door de entiteit in
afwikkeling uitgegeven schuldinstrumenten en andere in aanmerking
komende passiva wijzigen en het bedrag van de in het kader van
dergelijke instrumenten en andere in aanmerking komende passiva
verschuldigde rente of de datum waarop de rente moet worden betaald
wijzigen, daaronder begrepen de verplichting tot betaling van rente
opschorten. Dit is niet van toepassing op schuldinstrumenten en andere
passiva die op grond van artikel 3A:94 zijn uitgesloten van bail-in.

	3. De Nederlandsche Bank kan bij de toepassing van een
afwikkelingsmaatregel bepalen dat eigendomsinstrumenten, activa of
passiva vrij van enige bezwaring of aansprakelijkheid overgaan.

	4. Artikel 3A:100 is van overeenkomstige toepassing. 

Artikel 3A:123 Opschorting betalings- of leveringsverplichting

	1. De Nederlandsche Bank kan een betalingsverplichting of
leveringsverplichting ingevolge een overeenkomst waarbij een entiteit in
afwikkeling partij is, opschorten vanaf het tijdstip van de bekendmaking
van het besluit tot opschorting tot 00.00 uur Nederlandse tijd aan het
einde van de werkdag volgend op die bekendmaking.

	2. Indien een voor de entiteit in afwikkeling op grond van een
overeenkomst geldende betalingsverplichting of leveringsverplichting
overeenkomstig het eerste lid wordt opgeschort, worden ook de ingevolge
die overeenkomst voor de wederpartij van de entiteit in afwikkeling
geldende betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen voor
dezelfde periode opgeschort.

	3. Indien tijdens de periode van opschorting uitvoering moet worden
gegeven aan een betalingsverplichting of leveringsverplichting, is de
betaling of levering onmiddellijk na het verstrijken van die periode
opeisbaar.

	4. Het eerste lid is niet van toepassing op betalingsverplichtingen of
leveringsverplichtingen die reeds hebben geleid tot:

	a. een aan een systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel
212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel q, van de
Faillissementswet, een aan een centrale tegenpartij of een centrale bank
gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot verrekening of enige uit een
dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering, verrekening of
andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig uit te
voeren; en

	b. rechten en verplichtingen die voor de entiteit in afwikkeling als
deelnemer ingevolge of in verband met zijn deelname aan het systeem zijn
ontstaan.

Artikel 3A:124 Beperking rechten schuldeisers

	1. De Nederlandsche Bank kan de bevoegdheden van schuldeisers van de
entiteit in afwikkeling tot verhaal op aan de entiteit in afwikkeling
toebehorende goederen, of tot opeising van goederen die zich in de macht
van de entiteit in afwikkeling of een derde bevinden, beperken tot 00.00
uur Nederlandse tijd aan het einde van de werkdag volgend op de
bekendmaking van het besluit daartoe.

	2. De Nederlandsche Bank oefent de in het eerste lid bedoelde
bevoegdheid niet uit met betrekking tot een zekerheidsrecht dat is
gevestigd ten behoeve van een systeem of systeemexploitant als bedoeld
in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel q, van de
Faillissementswet, centrale tegenpartijen en centrale banken, in verband
met activa die de entiteit in afwikkeling bij wijze van margestorting
heeft toegezegd of geleverd.

Artikel 3A:125 Opschorting bevoegdheid tot beëindiging overeenkomst

	1. De Nederlandsche Bank kan de aan een derde toebehorende bevoegdheid
tot beëindiging van een overeenkomst met de entiteit in afwikkeling
opschorten, voor zover die entiteit voortgaat met het nakomen van de
verplichtingen die voortvloeien uit de bedingen in de overeenkomst die
de kern van de prestaties betreffen, alsmede met het verschaffen van
zekerheden.

	2. De Nederlandsche Bank kan besluiten tot opschorting van een aan een
derde toebehorende bevoegdheid tot beëindiging van een overeenkomst met
een dochteronderneming van de entiteit in afwikkeling indien:

	a. de verplichtingen op grond van de overeenkomst door de entiteit in
afwikkeling worden gegarandeerd of anderszins gewaarborgd;

	b. de beëindigingsrechten op grond van de overeenkomst uitsluitend
zijn gebaseerd op de insolvabiliteit of financiële positie van de
entiteit in afwikkeling; en

	c. met betrekking tot de entiteit in afwikkeling een besluit is of kan
worden genomen tot overgang van eigendomsinstrumenten, activa of passiva
en:

	i. alle activa of passiva van de dochteronderneming in verband met die
overeenkomst aan de verkrijger zijn of kunnen overgaan en door hem zijn
of kunnen worden verkregen; of

	ii. de Nederlandsche Bank op een andere wijze passende bescherming
biedt voor dergelijke verplichtingen.

	3. De opschorting, bedoeld in het eerste en tweede lid, werkt vanaf het
tijdstip van de bekendmaking van het besluit tot 00.00 uur Nederlandse
tijd aan het einde van de werkdag volgend op de bekendmaking
onderscheidenlijk de tijd van de lidstaat waar de dochteronderneming is
gevestigd.

	4. De opschorting werkt niet ten aanzien van een systeem of
systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b,
onderscheidenlijk onderdeel q, van de Faillissementswet en centrale
tegenpartijen.

	5. Na het verstrijken van de opschortingstermijn, bedoeld in het derde
lid, mogen de beëindigingsrechten overeenkomstig de voorwaarden van die
overeenkomst als volgt worden uitgeoefend:

	a. indien de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen
op een andere entiteit zijn overgegaan, kan een wederpartij de
beëindigingsbevoegdheden slechts dan uitoefenen indien zich aan de
zijde van de verkrijger een afdwingingsgrond blijft voordoen of zich
later voordoet;

	b. indien de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen
niet vallen onder de toepassing van een afwikkelingsinstrument, kan een
wederpartij de beëindigingsbevoegdheden uitoefenen.

Artikel 3A:126 Niet-nakoming overeenkomst

	Een opschorting of beperking uit hoofde van de artikelen 3A:122, 3A:123
en 3A:124 wordt niet beschouwd als het niet nakomen van een
overeenkomst.

Artikel 3A:127 Ingrijpen in handel in financiële instrumenten

	Op verzoek van de Nederlandsche Bank past de Autoriteit Financiële
Markten haar bevoegdheden op grond van artikel 4:4b of 5:32h toe om:

	a. de handel door of met medewerking van de entiteit in afwikkeling
uitgegeven financiële instrumenten op te doen opschorten of
onderbreken; of

	b. die financiële instrumenten van de handel te doen uitsluiten.

§ 3A.2.4.6. Gevolgen van afwikkeling

Artikel 3A:128 Uitsluiting contractuele voorwaarden

	1. Een ten aanzien van een in artikel 3A:78 bedoelde entiteit getroffen
maatregel als bedoeld in artikel 1:75, eerste lid, met betrekking tot
een in artikel 3:288i1 bedoeld voorbereidend crisisplan, of de
uitoefening van bevoegdheid op grond van dit hoofdstuk, of een
gebeurtenis die daarmee rechtstreeks verband houdt, is voor de
toepassing van een overeenkomst waarbij die entiteit partij is, indien
deze voortgaat met zowel de voldoening aan de verplichtingen die
voortvloeien uit de bedingen in de overeenkomst die de kern van de
prestaties weergeven, als het verschaffen van zekerheden, geen:

	a. afdwingingsgrond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel l,
van de richtlijn financiëlezekerheidsovereenkomsten;

	b. grond voor uitoefening van:

	1°. een recht om een overeenkomst te beëindigen;

	2°. een recht om de nakoming van verplichtingen te versnellen,
voortijdig te beëindigen of te verrekenen;

	3°. een recht om een verplichting van een partij bij de overeenkomst
op te schorten, te wijzigen, te vernietigen of nietig te verklaren; of

	4°. een recht die het ontstaan belet van een verplichting uit hoofde
van de overeenkomst die anders zou zijn ontstaan;

	c. grond voor verwerving van het bezit van, uitoefening van de
zeggenschap over of uitoefening of vestiging van een zekerheidsrecht op
een goed in eigendom van de entiteit; of

	d. grond voor afbreuk aan de rechten van de entiteit uit de
overeenkomst.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een overeenkomst
die is aangegaan door een entiteit in de groep waarvan de entiteit als
bedoeld in het eerste lid deel uitmaakt en die kruiselingse
tekortkomingsbepalingen bevat.

	3. Het eerste lid, onderdelen a en b, is van overeenkomstige toepassing
op een overeenkomst die is aangegaan door een dochteronderneming van de
entiteit als bedoeld in het eerste lid en die verplichtingen omvat die
door een andere entiteit in de groep waarvan de entiteit als bedoeld in
het eerste lid deel uitmaakt, zijn gegarandeerd of anderszins worden
gewaarborgd.

	4. Een maatregel of een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid laat
onverlet:

	a. een overboekingsopdracht die is gegeven aan een systeem of
systeemexploitant als bedoeld in  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0001860&artikel=212a&g=2016-07-0
5&z=2016-07-05" artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel
q, van de Faillissementswet , een centrale tegenpartij of centrale bank;

	b. een aan een aangewezen systeem of systeemexploitant gegeven opdracht
tot verrekening, of een uit een dergelijke opdracht voortvloeiende
betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd
is om de opdracht volledig uit te voeren; of

	c. rechten en verplichtingen die voor de entiteit zijn ontstaan in
verband met zijn deelname aan het systeem.

	5. Dit artikel is een bepaling van bijzonder dwingend recht als bedoeld
in artikel 9 van verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees
parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van
toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (PbEU 2008, L 177).

Artikel 3A:129 Uitsluiting vernietigbaarheid

	Rechtshandelingen in verband met de overgang van eigendomsinstrumenten,
activa of passiva ingevolge de toepassing van een afwikkelingsmaatregel,
zijn niet vernietigbaar op grond van artikel 45 van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek of de artikelen 42 en 47 van de Faillissementswet.

§ 3A.2.4.7. Waarborgen

Artikel 3A:130 Bescherming overboekingsopdrachten

	1. De volgende besluiten laten de regels en de werking van een systeem
of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b,
onderscheidenlijk onderdeel q, van de Faillissementswet, onverlet:

	a. een besluit tot overgang van een gedeelte van de activa of passiva
van een entiteit in afwikkeling, een overbruggingsinstelling of entiteit
voor activa- en passivabeheer; of

	b. een besluit op grond van artikel 3A:122, om een overeenkomst waarvan
een van de partijen de entiteit in afwikkeling is, te beëindigen of te
wijzigen, dan wel om de ontvanger in de plaats te stellen van de
entiteit in afwikkeling als partij bij een overeenkomst.

	2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, laat
een overboekingopdracht onverlet, voor zover de uitvoering van dat
besluit onverenigbaar zou zijn met het bepaalde in artikel 5 van
richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998
betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen
en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PbEG 1998,
L 166). Evenmin kan daarbij de afdwingbaarheid worden gewijzigd of
teniet worden gedaan van een overboekingopdracht of verrekening
overeenkomstig de artikelen 3 en 5 van die richtlijn, van het gebruik
van middelen, effecten of kredietfaciliteiten overeenkomstig artikel 4
van die richtlijn of van de bescherming van zakelijke zekerheden
overeenkomstig artikel 9 van die richtlijn.

Artikel 3A:131 Bescherming rechten uit overeenkomst

	Rechten die voortvloeien uit financiëlezekerheidsovereenkomsten,
gedekte obligaties, gestructureerde financieringsregelingen,
salderingsovereenkomsten, verrekeningsovereenkomsten en
zekerheidsregelingen, worden niet aangetast door besluiten als bedoeld
in artikel 3A:130.

Artikel 3A:132 Bijzondere beperkingen

	1. Indien de Nederlandsche Bank een besluit neemt tot overgang van
activa of passiva of een besluit als bedoeld in artikel 3A:130, eerste
lid, onderdeel b, strekt dat besluit ten aanzien van een
financiëlezekerheidsovereenkomst, salderingsovereenkomst,
verrekeningsovereenkomst, of een overeenkomst die met een dergelijke
overeenkomst is verbonden, niet tot:

	a. overgang van slechts een gedeelte van de activa of passiva die onder
de overeenkomst vallen;

	b. wijziging of beëindiging van rechten of verplichtingen die worden
beschermd door de overeenkomst; of

	c. het in de plaats stellen van de verkrijger als partij bij de
overeenkomst.

	2. Indien de Nederlandsche Bank een besluit neemt als bedoeld in het
eerste lid, strekt dat besluit ten aanzien van een zekerheidsregeling,
of de activa of passiva die onder een zekerheidsregeling vallen, niet
tot:

	a. overgang van activa waarmee de verplichting is gedekt, tenzij ook
wordt besloten tot overgang van de verplichting en het voordeel van de
zekerheid;

	b. overgang van een gedekte verplichting, tenzij ook wordt besloten tot
overgang van het voordeel van de zekerheid;

	c. overgang van het voordeel van de zekerheid, tenzij ook wordt
besloten tot overgang van de gedekte verplichting; of

	d. wijziging of beëindiging van de zekerheidsregeling, indien door die
wijziging de verplichtingen niet langer zouden worden gedekt.

	3. Indien de Nederlandsche Bank een besluit neemt als bedoeld in het
eerste lid, strekt dat besluit tot de gezamenlijke overgang van de
activa of passiva die een gestructureerde financieringsregeling of een
onderdeel daarvan vormen, of gedekte obligaties.

	4. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid worden onder
activa of passiva mede begrepen transacties, tegen de entiteit in
afwikkeling uit te oefenen nevenrechten, alsmede in verband met de
overeenkomst gevestigde rechten tot zekerheid op aan de entiteit in
afwikkeling of derden toebehorende activa, andere rechten tot zekerheid
en voorrechten op die activa.

	5. Een overgang, beëindiging of wijziging in strijd met het eerste,
tweede of derde lid, is niet nietig of vernietigbaar.

§ 3A.2.4.8. Overige bepalingen

Artikel 3A:133 Verhaal kosten afwikkeling

	1. De Nederlandsche Bank kan kosten die in verband met het nemen van
een afwikkelingsmaatregel zijn gemaakt:

	a. in mindering brengen op de vergoedingen die een verkrijger voor
eigendomsinstrumenten, activa of passiva aan de oorspronkelijke
eigenaren betaalt;

	b. verhalen op de entiteit in afwikkeling; of

	c. verhalen op de opbrengsten die voortvloeien uit de beëindiging van
het functioneren van een overbruggingsinstelling of een entiteit voor
activa- en passivabeheer.

	2. Indien de Nederlandsche Bank de kosten verhaalt overeenkomstig het
eerste lid, onderdeel b of c, is haar vordering op gelijke wijze
bevoorrecht als de vorderingen, bedoeld in artikel 288 van Boek 3 van
het Burgerlijk Wetboek.

	3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op
kosten die door een verkrijger in verband met een vermindering of
omzetting als bedoeld in artikel 3A:93, eerste lid, zijn gemaakt met
betrekking tot bepaalde eigendomsinstrumenten, activa of passiva, in
verband met het feit dat die zich bevinden in een andere lidstaat of een
staat die geen lidstaat is of worden beheerst door het recht van een
staat die geen lidstaat is.

Artikel 3A:134 Verwerking persoonsgegevens

	Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
het in het belang van de afwikkeling verwerken van persoonsgegevens. Bij
die maatregel kan worden bepaald dat bij de verwerking van
persoonsgegevens het burgerservicenummer kan worden gebruikt.

AFDELING 3A.2.5. RECHTSBESCHERMING

Artikel 3A:135 Bijzondere procedureregels

	1. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht,
bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een
besluit van de Nederlandsche Bank op grond van de artikelen 3A:85 en
3A:86 tien dagen.

	2. In afwijking van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, is
het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5,
eerste lid, onderdeel d, van die wet.

	3. Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen
beroepsgronden meer worden aangevoerd.

	4. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of
storting van het verschuldigde griffierecht dient plaats te vinden, twee
weken.

	5. De bestuursrechter behandelt de zaak op versnelde wijze
overeenkomstig artikel 8:52, tweede lid, onderdelen b tot en met f, en
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4 van die wet
blijft buiten toepassing.

	6. De bestuursrechter doet uitspraak uiterlijk op de veertiende dag
nadat het beroepschrift is ontvangen. Indien met toepassing van artikel
8:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht twee of meer zaken
gevoegd worden behandeld, doet de bestuursrechter uitspraak uiterlijk op
de veertiende dag na ontvangst van het laatst ontvangen beroepschrift.

Artikel 3A:136 Rechtsvermoeden

	Bij de beoordeling van een verzoek tot het treffen van een voorlopige
voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet
bestuursrecht, met betrekking tot een besluit ingevolge dit hoofdstuk,
met uitzondering van afdeling 3A.2.2, gaat de voorzieningenrechter uit
van het rechtsvermoeden dat opschorting van de uitvoering van het
besluit tegen het algemeen belang indruist.

Artikel 3A:137 Instandlating rechtsgevolgen

	De bestuursrechter geeft, indien een beroep tegen een besluit ingevolge
dit hoofdstuk, met uitzondering van afdeling 3A.2.2, gegrond wordt
verklaard, toepassing aan artikel 8:72, derde lid, onderdeel a, van de
Algemene wet bestuursrecht, indien dit noodzakelijk is ter bescherming
van de belangen van te goeder trouw handelende derden die ingevolge het
besluit andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva van de
entiteit in afwikkeling hebben verkregen.

AFDELING 3A.2.6. FINANCIERING

Artikel 3A:138 Financieringsregeling

	1. Ten behoeve van de financiering van afwikkeling van verzekeraars
kunnen bijdragen worden geheven van verzekeraars met zetel in Nederland
en bijkantoren in Nederland van verzekeraars met zetel in een staat die
geen lidstaat is, niet zijnde verzekeraars met beperkte risico-omvang. 

	2. De hoogte van de bijdrage wordt bepaald op basis van de omvang van
de technische voorzieningen van de verzekeraar. De Nederlandsche Bank
stelt de hoogte van de bijdragen vast, die worden voldaan binnen een
door de Nederlandsche Bank vastgestelde termijn. 

	3. De financieringsregeling kan worden aangewend voor de volgende
doeleinden: 

	a. indien uit de waardering, bedoeld in artikel 3A:91, blijkt dat de
houder van eigendomsinstrumenten of schuldeiser grotere verliezen heeft
geleden dan hij zou hebben geleden, indien de entiteit onmiddellijk
voorafgaand aan dat besluit in faillissement zou zijn geliquideerd, een
bedrag voldoen aan de houder van eigendomsinstrumenten of schuldeiser
ter grootte van dat verschil.

	b. indien toepassing is gegeven aan artikel 213ma van de
Faillissementswet en de boedel ontoereikend is om aan de schuldeisers
het bedrag uit te keren dat zij zouden hebben ontvangen indien geen
tussentijdse uitkeringen waren gedaan, een bedrag aan de boedel te
voldoen om de boedel daarvoor wel toereikend te maken;

	c. het bijdragen aan operationele kosten ten behoeve van een effectieve
toepassing van de afwikkelingsinstrumenten.

	4. De financieringsregeling wordt niet aangewend:

	a. om de verliezen van een entiteit of groep op te vangen of om een
entiteit of groep te herkapitaliseren;

	b. om de activa of verplichtingen van de entiteit of groep in
afwikkeling, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor
activabeheer te garanderen; of

	c. ter financiering van een overbruggingsinstelling of een vehikel voor
activabeheer. 

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.

PP

	Artikel 6:2, zevende lid, komt te luiden:

	7. Onverminderd artikel 6:5a, worden door een onteigening op grond van
het eerste lid de bevoegdheden die voortvloeien uit een verrekenbeding
in een overeenkomst met betrekking tot financiële instrumenten niet
aangetast.

QQ

	De bijlage behorend bij artikel 1:79 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen vervallen “3:151, derde lid”, “3:153”,
“3:155, eerste en derde lid”, “3:156, zesde en tiende lid”,
“3:158, derde en vierde lid”, “3:159ai, tweede en derde lid”,
“3:175, derde lid” en “3:196”.

	2. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde ingevoegd:
3:57b.

	3. In de opsomming van artikelen uit het deel Bijzondere maatregelen en
voorziening betreffende financiële ondernemingen wordt in de numerieke
volgorde telkens ingevoegd: “3A:83, tweede lid” en “3A:138, tweede
lid”. 

RR

	De bijlage behorend bij artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen vervallen “3:151, derde lid”, “3:153”,
“3:155, eerste en derde lid”, “3:156, zesde en tiende lid”, 

“3:158, derde en vierde lid”, “3:159ai, tweede en derde lid”,
“3:175, derde lid” en “3:196” .

	2. In de opsomming van artikelen uit het deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde ingevoegd:
3:57b.

	3. In de opsomming van artikelen uit het deel Bijzondere maatregelen en
voorziening betreffende financiële ondernemingen wordt in de numerieke
volgorde telkens ingevoegd: “3A:83, tweede lid” en “3A:138, tweede
lid”.

ARTIKEL II

	De Wet bekostiging financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid, onderdeel a en b, wordt “bedoeld in onderdeel
c” vervangen door: bedoeld in onderdelen c en d.

	2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel c door puntkomma, na onderdeel c een onderdeel toegevoegd,
luidende:

d. de overige kosten die verband houden met het voorbereiden van de
afwikkeling van verzekeraars in de zin van hoofdstuk 3A.2 van de Wet op
het financieel toezicht.

B

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het vierde lid wordt “aan de in bijlage II, III en IV opgenomen
toezichtcategorieën van die toezichthouder” vervangen door: aan de in
bijlage II, III, IV en V opgenomen toezichtcategorieën van die
toezichthouder

	2. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. In onderdeel a en b wordt “met uitzondering van het
exploitatiesaldo, bedoeld in de onderdelen c en d” vervangen door: met
uitzondering van het exploitatiesaldo, bedoeld in de onderdelen c, d en
e.

	b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door
puntkomma, wordt na onderdeel d een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. het deel van het exploitatiesaldo dat verband houdt met het
afwikkelen van verzekeraars in de zin van hoofdstuk 3A.2 Afwikkeling van
verzekeraars van de Wet op het financieel toezicht.

C

	In artikel 11, eerste lid, onderdeel b wordt “genoemd in bijlage II,
III of IV” vervangen door: bijlage II, III, IV of V.

D

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het zesde tot en met het tiende lid tot
zevende tot en met het elfde lid, wordt na het vijfde lid een lid
ingevoegd, luidende:

	6. De kosten die aan de in bijlage V, onderdeel “Toezichthouder: De
Nederlandsche Bank” opgenomen toezichtcategorieën worden
doorberekend, zijn in enig jaar gelijk aan het resultaat van:

	a. het totaal van de overige kosten, bedoeld in artikel 2, derde lid,
onderdeel d, zoals opgenomen in de voor het desbetreffende jaar
vastgestelde en goedgekeurde begroting van de Nederlandsche Bank,
verminderd met

	b. het deel van de opbrengsten uit dwangsommen of bestuurlijke boetes
dat overeenkomstig artikel 7, vierde lid, is toegerekend aan de in
bijlage V opgenomen toezichtcategorie, en verminderd of verhoogd met

	c. het deel van het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 7, zesde lid,
onderdeel e.

 

2. In het eerste, achtste (nieuw) en negende lid (nieuw) wordt
“bijlage II, III of IV” vervangen door: bijlage II, III, IV of V.

E

	In artikel 14, eerste lid, wordt “bijlage II, III of IV” vervangen
door: bijlage II, III, IV of V

F

Na bijlage IV wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage V. Behorend bij de artikelen 11 en 13

Toezichthouder: de Nederlandsche Bank

Toezicht-categorie	Procentueel aandeel	Personen	Wetsverwijzing	Maatstaf

Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

	86%

	a. Verzekeraar waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in
artikel 2:26a, eerste lid, Wft, artikel 2:26d, eerste lid, Wft, artikel
2:27, eerste lid, Wft, artikel 2:40, eerste lid, Wft, niet zijnde een
zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de
Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in
artikel 2:27, eerste lid, Wft of artikel 2:50, eerste lid, Wft.

b.Entiteiten voor risico-acceptatie waaraan een vergunning is verleend
als bedoeld in de artikelen 2:54a of 2:54d van de Wft.

c. Entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in een staat die geen
aangewezen staat is, die een verklaring hebben overgelegd als bedoeld in
artikel 2:54f van de Wft.

	artikel 1 PW artikel 1 Wvb 

artikel 2:26a Wft

artikel 2:26d Wft

artikel 2:27 Wft

artikel 2:40 Wft

artikel 2:50 Wft

artikel 2:54a Wft

artikel 2:54d Wft

artikel 2:54f Wft 

	Omvang technische voorziening



Zorgverzekeraars

	14%

	Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de
Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in
artikel 2:27, eerste lid, van de Wft.	artikel 2:27, eerste lid, Wft

	Omvang technische voorziening



	100%



	

ARTIKEL III

	Het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 80, tweede lid, van Boek 3, wordt “, door de goedkeuring
van een overdrachtsplan als bedoeld in de artikelen 3:159l, 3:159p en
3:159s van de Wet op het financieel toezicht, en door toepassing van een
afwikkelingsinstrument als bedoeld in de artikel 3A:1, onderdelen a, b
en c, van die wet” vervangen door: en door toepassing van een
afwikkelingsinstrument als bedoeld in de artikelen 3A:1, onderdelen a, b
en c, en 3A:77, onderdelen b, c en d, van de Wet op het financieel
toezicht. 

B

	Artikel 666, eerste lid, van Boek 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Na de puntkomma in onderdeel a wordt ingevoegd: of.

	2. Onderdeel b komt te luiden:

	b. de werkgever een entiteit is als bedoeld in artikel 3A:2 of artikel
3A:78 van de Wet op het financieel toezicht en ten aanzien van die
werkgever het instrument van overgang van de onderneming, het instrument
van de overbruggingsinstelling of het instrument van afsplitsing van
activa, bedoeld in artikel 3A:28, 3A:37, 3A:41, 3A:104, 3A:112,
onderscheidenlijk 3A:117 van de Wet op het financieel toezicht wordt
toegepast; of

	3. Onderdeel c vervalt onder vervanging van “; of” aan het slot van
onderdeel b door een punt.

ARTIKEL IV

	De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 212hc vervalt.

B

	Artikel 212hg komt te luiden:

Artikel 212hg

	De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt
dat zich een situatie, als bedoeld in artikel 212ha, eerste lid,
voordoet.

C

	Na artikel 212hg worden drie artikelen ingevoegd luidende:

Artikel 212hga

	1. De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement,
of daarna op verzoek van de curator aan de curator een machtiging
verlenen die strekt tot het doen overgaan aan een derde van het geheel
of een gedeelte van de verbintenissen van de bank, welke zij in de
uitoefening van het bedrijf van bank tot het ter beschikking krijgen van
gelden is aangegaan.

	2. De toestemming of medewerking van een ander dan de derde is niet
vereist.

Artikel 212hgb

	1. De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement,
of daarna op verzoek van de curator, aan de curator een machtiging
verlenen die strekt tot wijziging, bij de overgang van verbintenissen
die de bank met zetel in Nederland in de uitoefening van haar bedrijf
als bank tot het ter beschikking verkrijgen van gelden is aangegaan, van
die verbintenissen, met dien verstande dat de bedingen in overeenkomsten
waaruit de volgende vorderingen voortvloeien daarbij niet kunnen worden
gewijzigd:

	a. vorderingen die door pand of hypotheek op goederen van de bank zijn
gedekt;

	b. termijnen van huurkoop;

	c. vorderingen tot nakoming van financiëlezekerheidsovereenkomst als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn
financiëlezekerheidsovereenkomsten; of

	d. de verplichtingen die voortvloeien uit corresponderende posities en
daarmee samenhangende cliëntposities als bedoeld in hoofdstuk 3b van de
Wet giraal effectenverkeer, alsmede de verplichtingen met betrekking tot
het stellen van zekerheid in verband met de betreffende
derivatenposities, voor wat betreft de verplichtingen jegens cliënten
beperkt tot de verplichtingen die kunnen worden voldaan uit het
derivatenvermogen, bedoeld in artikel 49g, eerste lid, van die wet.

	2. De verbintenissen kunnen overgaan met uitsluiting van enig met deze
rechten en verplichtingen samenhangend recht op schadevergoeding.

	3. Indien de curator na het uitspreken van het faillissement het
verzoek doet, behandelt de rechtbank het verzoek met de meeste spoed op
een niet openbare terechtzitting op de voet van rechtspleging in
burgerlijke zaken. De Nederlandsche Bank N.V. wordt gehoord.

	4. Indien de rechtbank de machtiging verleent, bepaalt de rechtbank de
duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. De curator kan
verlenging van de geldigheidsduur voor telkens ten hoogste anderhalf
jaar verzoeken. Zolang bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de
machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, wordt de
machtiging gehandhaafd.

	5. Indien een curator voornemens is over te gaan tot overdracht van
verbintenissen die een bank met zetel in Nederland in de uitoefening van
haar bedrijf als bank tot het ter beschikking verkrijgen van gelden
heeft aangegaan, vraagt hij daaromtrent advies van De Nederlandsche Bank
N.V.. Indien de curator toestemming als bedoeld in artikel 176 vraagt,
legt hij daarbij dit advies over.

Artikel 212hgc

	1. Zodra de overgang van rechten en verplichtingen heeft
plaatsgevonden, maakt de curator de overgang en, ingeval de overeenkomst
is gewijzigd, de wijzigingen bekend door plaatsing in de Staatscourant
en in ten minste drie dagbladen die door de rechtbank kunnen zijn
aangewezen. Ingeval de rechtbank geen dagbladen heeft aangewezen, kan de
curator de overgang en de wijzigingen ook op andere wijze bekendmaken.

	2. De overdracht en de wijzigingen worden ten aanzien van alle andere
belanghebbenden dan de bank en de derde van kracht met ingang van de
tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant
waarin de bekendmaking is geplaatst.

	3. De Nederlandsche Bank N.V. deelt de overdracht en de wijzigingen
mede aan de toezichthoudende instanties waar een bijkantoor van de bank
is gelegen of waarnaar hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in
lidstaten.

D

	Artikel 212hi komt te luiden:

Artikel 212hi 

	1. Een beschikking als bedoeld in artikel 212hb, 212hga, eerste lid, of
212hgb, eerste lid, is uitvoerbaar bij voorraad.

	2. Artikel 10 is niet van toepassing.

E

	De artikelen 212hj tot en met 212hr vervallen.

F

	Artikel 212l komt te luiden:

Artikel 212l

	Indien op een bank of beleggingsonderneming een maatregel als bedoeld
in de afdeling 3A.1.5 van de Wet op het financiële toezicht van
toepassing is tegelijkertijd met een eigen aangifte door de bank of
beleggingsonderneming, vervalt de eigen aangifte van rechtswege.

G

	De artikelen 212m en 212ma vervallen.

H

	In artikel 212o, eerste lid, vervalt: en, indien de verklaring als
bedoeld in artikel 3:160, eerste of tweede lid, of artikel 3:206, eerste
of tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht is ingetrokken, van
die intrekking,.

I

	In artikel 213 vervalt onderdeel o, en de onderdelen p, q, en r wordt
geletterd o, p en q.

J

	Artikel 213abis komt te luiden:

Artikel 213abis

	1. De Nederlandsche Bank N.V. kan de rechtbank Amsterdam verzoeken ten
aanzien van een verzekeraar het faillissement uit te spreken indien is
voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel, 3A:85, eerste lid,
onderdelen a en b, van de Wet op het financieel toezicht.

	2. De omstandigheid dat De Nederlandsche Bank N.V. de vergunning van
een verzekeraar heeft ingetrokken, staat niet eraan in de weg dat ten
aanzien van die verzekeraar toepassing wordt gegeven aan deze afdeling.

	3. Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement
van een verzekeraar die een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende
vergunning heeft of heeft gehad aanvragen.

	4. De Nederlandsche Bank N.V. overlegt bij het verzoek, bedoeld in het
eerste lid, een advies over de uitvoering van het faillissement door de
curator. 

K

	Artikel 213ac vervalt.

L

	Na artikel 213ad wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 213ad1

	1. De rechtbank is bevoegd inzage te nemen of te doen nemen, door
daartoe door haar aangewezen deskundigen, van zakelijke gegevens en
bescheiden van de betrokken verzekeraar.

	2. Degene die de gegevens onder zich heeft, verstrekt de gegevens en
bescheiden binnen een door de rechtbank te bepalen termijn.

M

	Artikel 213af, eerste lid, komt te luiden:

	1. De verzekeraar kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden
gehoord, zich verweren tegen het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V.
dat zich een situatie als bedoeld in artikel 213a bis voordoet. 

N

	In artikel 213ag vervalt het tweede en derde lid, onder vernummering
van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.

O

	Na artikel 213ag worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 213aga

	1. De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement,
of daarna op verzoek van de curator aan de curator een machtiging
verlenen die strekt tot het doen overgaan aan een derde van rechten en
verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering die de verzekeraar
heeft gesloten.

	2. De toestemming of medewerking van een ander dan de derde is niet
vereist.

Artikel 213agb

	1. De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement,
of daarna op verzoek van de curator, aan de curator een machtiging
verlenen die strekt bij de overgang op een derde van rechten en
verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering die de verzekeraar
heeft gesloten, tot wijziging van die overeenkomst van verzekering.

	2. De rechten en verplichtingen kunnen overgaan met uitsluiting van
enig met de rechten en verplichtingen samenhangend recht op
schadevergoeding.

	3. Een wijziging als bedoeld in het eerste lid die betrekking heeft op
een levensverzekering kan niet tot gevolg hebben dat aan
verzekeringnemers meer verplichtingen worden opgelegd.

	4. Ingeval de curator na het uitspreken van het faillissement het
verzoek doet, behandelt de rechtbank het verzoek met de meeste spoed op
een niet openbare terechtzitting op de voet van rechtspleging in
burgerlijke zaken. De Nederlandsche Bank N.V. wordt gehoord.

	5. Indien de rechtbank de machtiging verleent, bepaalt de rechtbank de
duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. Voor het
verstrijken van de termijn kan de curator verlenging van de
geldigheidsduur voor telkens ten hoogste anderhalf jaar verzoeken.
Zolang bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging op
een verzoek tot verlenging niet is beschikt, wordt de machtiging
gehandhaafd.

	6. Indien een curator voornemens is over te gaan tot overgang van
rechten en verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering, vraagt
hij daaromtrent advies van De Nederlandsche Bank N.V.. Indien de curator
toestemming als bedoeld in artikel 176 vraagt, legt hij daarbij dit
advies over.

Artikel 213agc

	1. Zodra de overgang van rechten en verplichtingen heeft
plaatsgevonden, maakt de curator de overgang en, ingeval de overeenkomst
is gewijzigd, de wijzigingen bekend door plaatsing in de Staatscourant
en in ten minste drie dagbladen, die door de rechtbank kunnen zijn
aangewezen.

	2. De overgang en de wijzigingen worden ten aanzien van alle andere
belanghebbenden dan de verzekeraar en de derde van kracht met ingang van
de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant
waarin de bekendmaking is geplaatst.

	3. De Nederlandsche Bank N.V. deelt de overgang en de wijzigingen mede
aan de toezichthoudende instanties waar een bijkantoor van de
verzekeraar is gelegen of waarnaar hij diensten verricht vanuit zijn
vestigingen in lidstaten.

P

	Artikel 213ah komt te luiden:

Artikel 213ah

	Een beschikking als bedoeld in de artikelen 213agb en 213aga, eerste
lid, is uitvoerbaar bij voorraad.

Q

	Artikel 213ai tot en met artikel 213aq vervalt.

R

	Artikel 213e komt te luiden:

Artikel 213e

	Indien op een verzekeraar een maatregel als bedoeld in de afdeling
3A.34 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is
tegelijkertijd met een eigen aangifte door de verzekeraar, vervalt de
eigen aangifte van rechtswege.

S

	Artikel 213f vervalt.

T

	Artikel 213g wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt na “beslissing tot faillietverklaring”
vervangen door: vonnis tot faillietverklaring en van de machtiging,
bedoeld in artikel 212ag bis, eerste lid.

	2. In het tweede lid wordt na “vonnis tot faillietverklaring”
ingevoegd: , van de overgang, bedoeld in artikel 213aga, en van de
machtiging, bedoeld in artikel 212agb.

U

	In artikel 213i wordt na “vonnis tot faillietverklaring” ingevoegd:
, van de overgang, bedoeld in artikel 213aga, en van de machtiging,
bedoeld in artikel 212agb, eerste lid,.

V

	Na artikel 213k worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 213ka

	1. Indien de wederpartij van de verzekeraar zich heeft verbonden tot
het betalen van premie in termijnen en zij op het tijdstip van
faillietverklaring de laatste termijn nog niet heeft voldaan en indien
tevens een onzeker voorval waarop de overeenkomst van verzekering
betrekking heeft zich op dat tijdstip nog kan voordoen, kan de curator
eigener beweging of op schriftelijk verzoek van de wederpartij met
toestemming van de rechter-commissaris verklaren of de overeenkomst
wordt nagekomen, en, zo ja, of de wederpartij de voldoening van premies
kan opschorten dan wel dat zij dient door te gaan met de voldoening van
de premies. Artikel 37 is niet van toepassing.

	2. Indien de voldoening van de premies wordt opgeschort, wordt, ingeval
de verzekering een spaarelement bevat, de verhoging van het gespaarde
bedrag dienovereenkomstig opgeschort.

	3. Indien de curator verklaart dat de overeenkomst wordt nagekomen en
de rechten en verplichtingen krachtens de overeenkomst van verzekering
nadien niet overgaan op een derde, en indien tevens de wederpartij na de
verklaring premies heeft voldaan, heeft, ingeval de verzekering een
spaarelement bevat, de wederpartij een vordering tot teruggave van de na
de verklaring voldane premies, voor zover deze premies niet hebben
geleid tot een evenredige verhoging van het gespaarde bedrag na de
verklaring. Ingeval de premies zijn voldaan aan de boedel, is de
verplichting tot teruggave van de premies boedelschuld. Ingeval de na de
verklaring voldane premies hebben geleid tot een evenredige verhoging
van het gespaarde bedrag, is deze verhoging boedelschuld.

	4. De rechter-commissaris kan de toestemming, bedoeld in het eerste
lid, zowel per overeenkomst als voor een groep overeenkomsten geven.

Artikel 213kaa

	1. De curator kan eigener beweging of op schriftelijk verzoek van de
wederpartij met toestemming van de rechter-commissaris de verzekering
beëindigen met inachtneming van een termijn van drie maanden, indien:

	a. de wederpartij van de verzekeraar op het tijdstip van de
faillietverklaring aan haar verplichting tot het betalen van premie
volledig heeft voldaan;

	b. het een verzekering betreft op grond waarvan alleen dan een
uitkering wordt gedaan indien zich een onzeker voorval voordoet
voorafgaand aan een in de overeenkomst bepaald tijdstip; en

	c. een onzeker voorval waarop de verzekering betrekking heeft zich nog
kan voordoen. 

	2. Artikel 213ka, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 213l

	1. In afwijking van artikel 131, tweede lid, worden vorderingen uit
hoofde van een verzekering, vervallende na de dag waarop het
faillissement is aangevangen, geverifieerd voor de waarde die zij hebben
op de dag van de aanvang van het faillissement.

	2. In afwijking van het eerste lid worden vorderingen uit hoofde van
een verzekering, vervallende na de dag waarop het faillissement is
aangevangen, op grond een overeenkomst waarbij de wederpartij van de
verzekeraar zich heeft verbonden tot het betalen van premie in termijnen
en de wederpartij op het tijdstip van de faillietverklaring de laatste
termijn nog niet heeft voldaan, geverifieerd voor de waarde die zij
hebben op de dag van de verificatie.

	3. Een vordering ter zake van de verwezenlijking na de
faillietverklaring van een risico dat is verzekerd krachtens een
overeenkomst van verzekering wordt geverifieerd voor haar waarde op de
dag dat het risico zich verwezenlijkt.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de waardering van activa en passiva in geval
van een faillietverklaring op grond van deze afdeling.

W

	Artikel 213m, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	h. de vorderingen tot vergoeding van de schade die schuldeisers met een
vordering als bedoeld in de onderdelen a en e lijden doordat de bedragen
die zij hebben ontvangen uit hoofde van die vorderingen niet toereikend
zijn om hen te brengen in de toestand waarin zij zouden hebben verkeerd
indien de verzekeraar niet in staat van faillissement was verklaard.

	2. In het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	f. de vorderingen tot vergoeding van de schade die schuldeisers met een
vordering als bedoeld in de onderdeel d lijden doordat de bedragen die
zij hebben ontvangen uit hoofde van die vorderingen niet toereikend zijn
om hen te brengen in de toestand waarin zij zouden hebben verkeerd
indien de verzekeraar niet in staat van faillissement was verklaard.

X

	Na artikel 213m worden elf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 213ma

	1. De curator vraagt de rechter-commissaris toestemming voor het doen
van tussentijdse periodieke uitkeringen onderscheidenlijk een eenmalige
uitkering voorafgaand aan de slotuitdeling, op opeisbare vorderingen:

	a. betreffende uitkeringen, ontstaan krachtens overeenkomsten van
levensverzekering;

	b. ontstaan krachtens overeenkomsten van schadeverzekering betreffende
uitkeringen ter zake van letsel, ziekte of overlijden van natuurlijke
personen;

	c. betreffende reeds vervallen termijnen ter zake van pensioenen,
toegezegd aan werknemers of gewezen werknemers van de verzekeraar of aan
hun nabestaanden;

	d. ontstaan krachtens overeenkomsten van verzekering anders dan die,
bedoeld in de onderdelen a tot en met c, indien deze het bedrag van €
12.500 te boven gaan, en indien het verzekerde risico zich heeft
verwezenlijkt voorafgaand aan de negentigste dag na de
faillietverklaring.

	2. Onder een vordering als bedoeld in het eerste lid wordt mede
verstaan een vordering die een begunstigde heeft doordat hij voorafgaand
aan de faillietverklaring gebruik heeft gemaakt van zijn recht de
verzekering of het pensioen geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar
te doen afkopen.

	3. De curator doet het verzoek, bedoeld in het eerste lid, met
betrekking tot vorderingen die reeds voor de dag van de
faillietverklaring opeisbaar zijn geworden, uiterlijk op de negentigste
dag na de faillietverklaring.

	4. De curator vraagt de rechter-commissaris op verzoek van de
begunstigde of de verzekeringnemer tevens toestemming voor het doen van
een tussentijdse uitkering voorafgaand aan de slotuitdeling op een
vordering die een schuldeiser heeft doordat degene die het recht heeft
de verzekering of het pensioen geheel of gedeeltelijk door de
verzekeraar af te doen kopen van dat recht na de faillietverklaring
gebruik heeft gemaakt, indien het eerst na de verificatievergadering
doen van een uitkering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbare gevolgen zou hebben.

	5. Indien het risico zich na de faillietverklaring heeft verwezenlijkt,
vraagt de curator slechts toestemming indien de vordering ter
verificatie is ingediend.

	6. De curator vraagt tevens toestemming met betrekking tot de hoogte,
en, in geval van periodieke uitkeringen, de frequentie daarvan.

Artikel 213mb

	In afwijking van artikel 213ma vraagt de curator geen toestemming voor
het doen van een tussentijdse uitkering als bedoeld in artikel 213ma
voorafgaand aan de slotuitdeling op:

	a. vorderingen die het Zorginstituut ingevolge artikel 31, eerste lid,
van de Zorgverzekeringswet gehouden is te voldoen aan de verzekerde;

	b. vorderingen van het Zorginstituut waarin dat instituut op grond van
artikel 31, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet is gesubrogeerd;

	c. vorderingen van een benadeelde als bedoeld in artikel 1 van de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen die ter zake van dezelfde
schade ingevolge artikel 25, eerste lid, onderdeel d, van die wet een
recht op schadevergoeding geldend kan maken tegen het Waarborgfonds
Motorverkeer;

	d. vorderingen tot verhaal die het Waarborgfonds Motorverkeer op grond
van artikel 27, eerste lid, tweede alinea, tweede zin, van de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen heeft;

	e. vorderingen die ontstaan, dan wel opeisbaar of onvoorwaardelijk zijn
geworden louter door of in verband met het aanvragen van het
faillissement of de faillietverklaring dan wel door een handelen of
nalaten van de curator; en

	f. vorderingen waarbij voor het ontstaan dan wel het opeisbaar of
onvoorwaardelijk worden wilsovereenstemming met de verzekeraar of een
wilsuiting van een derde is vereist, en die wilsovereenstemming of
wilsuiting eerst na de faillietverklaring plaatsvindt.

Artikel 213mc

	1. In zijn verzoek maakt de curator aannemelijk dat het percentage dat
de desbetreffende schuldeisers op hun vordering ontvangen als gevolg van
de tussentijdse uitkering of de wijziging is gebaseerd op een prudente
schatting van het percentage dat de schuldeisers op hun vordering zouden
hebben ontvangen na de verificatievergadering indien geen tussentijdse
uitkeringen waren gedaan onderscheidenlijk deze niet waren gewijzigd.

	2. De rechter-commissaris geeft toestemming tenzij hij oordeelt dat de
curator het bepaalde in het eerste lid niet aannemelijk heeft gemaakt.

Artikel 213md

	1. De curator doet de tussentijdse uitkeringen waarvoor de
rechter-commissaris toestemming heeft gegeven.

	2. In afwijking van het eerste lid doet de curator, indien tot aan de
faillietverklaring op vorderingen, bedoeld in artikel 213ma, eerste lid,
aanhef en onderdeel a tot en met d, een of meer periodieke uitkeringen
zijn gedaan, zonder toestemming van de rechter-commissaris tussentijdse
uitkeringen totdat de rechter-commissaris heeft beslist op een verzoek
om toestemming dat is gedaan gedurende de eerste negentig dagen na de
dag van de faillietverklaring, per periode voor hetzelfde bedrag als het
bedrag dat de schuldeiser voorafgaand aan de faillietverklaring in
eenzelfde periode ontving.

 

Artikel 213me

 

	1. De curator vraagt toestemming voor het doen van een uitkering als
bedoeld in artikel 213ma aan ten behoeve van:

	a. natuurlijke personen; en

	b. rechtspersonen die op het tijdstip dat de vordering opeisbaar wordt
een micro-onderneming of kleine onderneming drijven als bedoeld in
artikel 3, eerste onderscheidenlijk tweede lid van de richtlijn
2014/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013
betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde
financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde
ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het
Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen
78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad.

	2. De curator doet aan een schuldeiser die niet een persoon is als
bedoeld in het eerste lid een uitkering indien de rechter-commissaris op
verzoek van die schuldeiser of een belanghebbende daartoe beslist. De
rechter-commissaris beslist daartoe indien het eerst na de
verificatievergadering doen van een uitkering naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare gevolgen zou hebben.

Artikel 213mf

	1. Een belanghebbende die van oordeel is dat de curator in strijd met
artikel 213ma of 213me, eerste lid, geen toestemming aan de
rechter-commissaris vraagt voor het doen van een tussentijdse uitkering,
kan de rechter-commissaris verzoeken de curator te bevelen een
tussentijdse uitkering te doen.

	2. De rechter-commissaris beslist, na de curator te hebben gehoord,
binnen drie dagen.

	3. Wanneer de rechter-commissaris het verzoek toewijst, bepaalt hij
tevens de hoogte van de tussentijdse uitkering, en, in geval van
periodieke uitkeringen, de frequentie daarvan.

Artikel 213mg

Artikel 213ma is niet van toepassing indien een schuldeiser een
vordering heeft als bedoeld in artikel 213ma op zowel de verzekeraar die
in staat van faillissement is verklaard als een andere verzekeraar ter
zake van dezelfde schade.

Artikel 213mh

	1. Indien het bedrag dat een schuldeiser aan tussentijdse periodieke
uitkeringen heeft ontvangen groter is dan het bedrag waarvoor zijn
vordering wordt geverifieerd, en voorafgaand aan de
verificatievergadering vorderingen uit hoofde van verzekering zijn
overgedragen aan een overnemer, heeft de curator, indien hij niet anders
is overeengekomen met de overnemer, ter zake van het bedrag dat hij niet
meer kan verrekenen doordat de vorderingen uit hoofde van verzekering en
activa zijn overgedragen, een vordering op de overnemer.

	2. De overnemer kan het bedrag dat hij op de vordering, bedoeld in het
eerste lid, heeft voldaan aan de curator, in termijnen in mindering
brengen op de uitkeringen die hij is verschuldigd uit hoofde van de op
hem overgegane overeenkomst van verzekering met de desbetreffende
schuldeiser.

Artikel 213mi

	Voor zover de boedel een vordering heeft op een schuldeiser omdat deze
aan tussentijdse uitkeringen meer heeft ontvangen dan het bedrag
waarvoor zijn vordering wordt geverifieerd, is deze vordering nihil,
tenzij een schuldeiser meer aan tussentijdse uitkeringen heeft ontvangen
dan het bedrag waarvoor zijn vordering wordt geverifieerd doordat hij
niet te goeder trouw is.

Artikel 213mj

	De curator kan met toestemming van de rechter-commissaris een
tussentijdse periodieke uitkering beëindigen of de hoogte of de
frequentie daarvan wijzigen.

Artikel 213mk

	In afwijking van artikel 67:

	a. kan beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris waarbij
toestemming voor het doen van een tussentijdse uitkering wordt gegeven
of geweigerd of waarbij een bevel als bedoeld in artikel 213mf wordt
gegeven worden ingesteld door de belanghebbende wiens vordering het
betreft, de curator en De Nederlandsche Bank N.V..

	b. beslist de rechtbank na verhoor of behoorlijke oproeping van de
belanghebbende, de curator en De Nederlandsche Bank N.V.; en

c. wordt de beschikking door de rechtbank in hoogste ressort gewezen.

Y

	In artikel 213gg vervalt “213f,”.

ARTIKEL V

	De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

	In bijlage 1 komt onderdeel a van de zinsnede met betrekking tot de Wet
op het financieel toezicht te luiden: 

	a. de artikelen 3A:17 tot en met 3A:19, 3A:85 en 3A:86; 

B

	Bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt: 

	1. In artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet op het
financieel toezicht te luiden: 

	a. een bindende aanbeveling van een toezichthouder aan de andere
toezichthouder

	b. de artikelen 1:75, eerste en tweede lid, en 1:76, eerste en derde
lid

	c. artikel 3A:56

	d. artikel 3A:127 

	e. de artikelen 6:1 en 6:2, voor zover het betreft een weigering om een
besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit

	2. In artikel 4 wordt in onderdeel a van de zinsnede met betrekking tot
de Wet op het financieel toezicht na “de artikelen 3A:17 tot en met
3A:19,” ingevoegd: 3A:85 en 3A:86 

	3. In artikel 11 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het
financieel toezicht, aan het slot van onderdeel a ingevoegd: , 3A:85 en
3A:86.

ARTIKEL VI

	De Pensioenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 1 wordt in de definitie van afkoop: ‘artikel 3:160 van de
Wet op het financieel toezicht’ vervangen door: artikel 3A:85 van de
Wet op het financieel toezicht 

B 

	Artikel 72, onderdeel b, eerste subonderdeel, komt te luiden:

	1° ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in artikel 3A:85 van de
Wet op het financieel toezicht is genomen; of

ARTIKEL VII

	Artikel 33, derde lid, van de Wet giraal effectenverkeer vervalt. 

ARTIKEL VIII

	Artikel 40, tiende lid, onderdeel c, van de Wet financiering sociale
verzekeringen vervalt.

ARTIKEL IX

	De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 1 wordt in de definitie van afkoop: ‘artikel 3:160 van de
Wet op het financieel toezicht’ vervangen door: artikel 3A:85 van de
Wet op het financieel toezicht 

B

	Artikel 83 onderdeel b, eerste subonderdeel, komt te luiden:

	1° ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in artikel 3A:85 van de
Wet op het financieel toezicht is genomen; of

ARTIKEL X

	De Zorgverzekeringswet wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 31, eerste lid, vervalt de zinsnede: jegens een
zorgverzekeraar of een voormalige zorgverzekeraar de noodregeling is
uitgesproken krachtens afdeling 3.5.5 van de Wet op het financieel
toezicht of.

B

	Na artikel 122a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 123

	De artikelen 3, eerste, derde en zesde lid, en 6, eerste lid, onderdeel
a, zijn niet van toepassing op een verzekeraar ten aanzien waarvan de
Nederlandsche Bank een besluit tot afwikkeling als bedoeld in artikel
3A:85 van de Wet op het financieel toezicht heeft genomen.

ARTIKEL XI

	Artikel 25, eerste lid, onderdeel d, van de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen komt te luiden:

	d. in geval van onvermogen van de verzekeraar, daaronder begrepen de
situatie waarin een verzekeraar verkeert als gevolg van een door de
Nederlandsche Bank N.V. genomen besluit tot afwikkeling als bedoeld in
artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht voor zover door dat
besluit de benadeelde minder zou ontvangen dan zonder dat besluit;.

ARTIKEL XII

	In artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van de Mededingingswet
vervallen het eerste en tweede subonderdeel. 

ARTIKEL XIII

	De Bankwet 1998 wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, wordt ‘banken en
beleggingsondernemingen’ vervangen door: bepaalde financiële
ondernemingen.

B

	Artikel 12b wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt na “banken” ingevoegd: en verzekeraars.

	2. In het derde lid wordt na “artikelen 3A:9 tot en met 3A:11”
ingevoegd: en 3A:81 tot en met 3A:83.

ARTIKEL XIV

	1. Op de opvang van een levensverzekeraar op grond van artikel 3:151
van de Wet op het financieel toezicht zoals dat luidde voor de
inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel U, die in werking is gesteld
voor het tijdstip van de inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel U,
blijven de bepalingen van toepassing zoals die golden voor dat tijdstip.

	2. Op een overdrachtsplan als bedoeld in artikel 3:159c van de Wet op
het financieel toezicht zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van
Artikel I, onderdeel U, dat is goedgekeurd voor het tijdstip van
inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel U, blijven de bepalingen van
toepassing zoals die golden voor dat tijdstip.

	3. Op een noodregeling als bedoeld in artikel 3:160 van de Wet op het
financieel toezicht zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van
Artikel I, onderdeel W, die is uitgesproken voor het tijdstip van
inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel W, blijven de bepalingen van
toepassing zoals die golden voor dat tijdstip.

	4. Op het faillissement van een verzekeraar dat is uitgesproken voor
het tijdstip van inwerkingtreding van Artikel IV blijven de bepalingen
van de Faillissementswet van toepassing zoals die golden voor dat
tijdstip.

ARTIKEL XV

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. 

ARTIKEL XVI

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet herstel en afwikkeling van
verzekeraars.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister voor Rechtsbescherming,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1