[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Regels ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen)

Eindtekst

Nummer: 2018D25837, datum: 2018-04-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2017Z15245:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

17 april 2018



	Regels ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van
niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen)
tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan
(PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels
vast te stellen ter implementatie van Richtlijn 2016/943/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming
van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie
(bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en
openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder: 

bedrijfsgeheim: informatie die aan de volgende voorwaarden voldoet: 

a. zij is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste
samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is
bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die
zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;

b. zij bezit handelswaarde omdat zij geheim is, en

c. zij is door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen aan
redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te
houden; 

houder van het bedrijfsgeheim: iedere natuurlijke persoon of
rechtspersoon die rechtmatig over een bedrijfsgeheim beschikt; 

inbreukmakende goederen: goederen waarvan het ontwerp, de kenmerken, de
werking, het productieproces of het in de handel brengen aanzienlijk
voordeel heeft of hebben bij bedrijfsgeheimen die onrechtmatig zijn
verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt;

inbreukmaker: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een
bedrijfsgeheim onrechtmatig heeft verkregen, gebruikt of openbaar
gemaakt.

HOOFDSTUK 2. ONRECHTMATIG VERKRIJGEN, GEBRUIKEN OF OPENBAAR MAKEN VAN
BEDRIJFSGEHEIMEN

Artikel 2

1. Het verkrijgen van een bedrijfsgeheim zonder de toestemming van de
houder van het bedrijfsgeheim is onrechtmatig wanneer het bedrijfsgeheim
is verkregen door middel van: 

a. onbevoegde toegang tot of het zich onbevoegd toe-eigenen of kopiëren
van documenten, voorwerpen, substanties, materialen of elektronische
bestanden waarover de houder van het bedrijfsgeheim rechtmatig beschikt
en die het bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan
worden afgeleid;

b. andere gedragingen die, gezien de omstandigheden, worden beschouwd
als strijdig met eerlijke handelspraktijken.

2. Het gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim is
onrechtmatig wanneer het bedrijfsgeheim zonder de toestemming van de
houder van het bedrijfsgeheim wordt gebruikt of openbaar gemaakt door
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die: 

a. het bedrijfsgeheim op onrechtmatige wijze heeft verkregen; 

b. inbreuk maakt op een geheimhoudingsovereenkomst of een andere
verplichting tot het niet openbaar maken van het bedrijfsgeheim, of

c. inbreuk maakt op een contractuele of andere verplichting tot
beperking van het gebruik van het bedrijfsgeheim. 

3. Het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim is
ook onrechtmatig wanneer een natuurlijke persoon of rechtspersoon op het
moment van het verkrijgen, gebruiken, of openbaar maken, wist, of gezien
de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim direct of
indirect werd verkregen van een andere natuurlijke persoon of
rechtspersoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier
gebruikte of openbaar maakte als bedoeld in het tweede lid. 

4. Het produceren, aanbieden of in de handel brengen van inbreukmakende
goederen, of de invoer, uitvoer of opslag van inbreukmakende goederen
voor die doeleinden, wordt ook als een onrechtmatig gebruik van een
bedrijfsgeheim beschouwd wanneer de natuurlijke persoon of rechtspersoon
die dergelijke activiteiten uitvoert, wist of, gezien de omstandigheden,
had moeten weten dat het bedrijfsgeheim onrechtmatig werd gebruikt.

Artikel 3

1. Als het onrechtmatig verkrijgen van een bedrijfsgeheim wordt niet
beschouwd het verkrijgen door middel van:

a. onafhankelijke ontdekking of onafhankelijk ontwerp; 

b. observatie, onderzoek, demontage of testen van een product of
voorwerp dat ter beschikking van het publiek is gesteld of dat op een
rechtmatige manier in het bezit is van degene die de informatie verwerft
en die niet gebonden is aan een rechtsgeldige verplichting het
verkrijgen van het bedrijfsgeheim te beperken; 

c. uitoefening van het recht van werknemers of vertegenwoordigers
daarvan op informatie en raadpleging in overeenstemming met het recht
van de Europese Unie of met bepalingen bij of krachtens de wet of met
nationale praktijken, of 

d. iedere andere praktijk die, gezien de omstandigheden, in
overeenstemming is met eerlijke handelspraktijken. 

2. Als het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een
bedrijfsgeheim wordt niet beschouwd het verkrijgen, gebruiken of
openbaar maken dat op grond van het recht van de Europese Unie of
bepalingen bij of krachtens de wet vereist of toegestaan is. 

Artikel 4 

De rechter wijst een vordering of verzoek om toepassing van de
maatregelen en procedures in het kader van deze wet af wanneer het
verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim
plaatsvond in een van de volgende gevallen: 

a. het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en van
informatie als bedoeld in artikel 11 van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van de eerbiediging van
de vrijheid en het pluralisme van de media;

b. het onthullen van wangedrag, fouten of illegale activiteiten, op
voorwaarde dat de inbreukmaker handelde met het oog op de bescherming
van het algemeen belang, zoals onder andere bedoeld in artikel 1,
onderdeel d, subonderdeel 2, van de Wet Huis voor klokkenluiders; 

c. het openbaar maken van het bedrijfsgeheim door werknemers aan hun
vertegenwoordigers in het kader van de rechtmatige uitoefening van hun
vertegenwoordigende functies overeenkomstig met het recht van de
Europese Unie of met bepalingen bij of krachtens de wet, op voorwaarde
dat deze openbaarmaking noodzakelijk was voor deze uitoefening;

d. met het oog op een rechtmatig belang dat wordt beschermd ingevolge
het recht van de Europese Unie of bij of krachtens de wet.

HOOFDSTUK 3. HANDHAVING VAN BEDRIJFSGEHEIMEN

Artikel 5

1. De voorzieningenrechter kan op vordering van de houder van het
bedrijfsgeheim jegens de vermeende inbreukmaker de volgende voorlopige
maatregelen bevelen: 

a. de staking van of het verbod op het gebruik of op de openbaarmaking
van het bedrijfsgeheim; 

b. het verbod om inbreukmakende goederen te produceren, aan te bieden,
in de handel te brengen of te gebruiken, of om inbreukmakende goederen
voor deze doeleinden in te voeren, uit te voeren of op te slaan.

2. De houder van het bedrijfsgeheim kan voorts verzoeken om verlof tot
beslaglegging op de vermeende inbreukmakende goederen of hij kan de
afgifte van dergelijke goederen vorderen, met inbegrip van ingevoerde
goederen, om te voorkomen dat deze in de handel worden gebracht of zich
in het handelsverkeer bevinden. De bepalingen van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslaglegging en executie tot
afgifte van roerende zaken zijn van toepassing. 

3. De voorzieningenrechter kan op vordering van de houder van het
bedrijfsgeheim tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk toestaan
onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor schadeloosstelling
van de houder van het bedrijfsgeheim. Het openbaar maken van een
bedrijfsgeheim in ruil voor het stellen van zekerheden is niet
toegestaan. 

Artikel 6

1. De rechter kan op vordering van de houder van het bedrijfsgeheim de
volgende maatregelen jegens de inbreukmaker bevelen: 

a. de staking van of het verbod op het onrechtmatig gebruik of op de
onrechtmatige openbaarmaking van het bedrijfsgeheim;

b. het verbod om inbreukmakende goederen te produceren, aan te bieden,
in de handel te brengen of te gebruiken, of om inbreukmakende goederen
voor deze doeleinden in te voeren, uit te voeren of op te slaan; 

c. het terugroepen van de inbreukmakende goederen van de markt;

d. het ontdoen van de inbreukmakende goederen van hun inbreukmakende
hoedanigheid;

e. de vernietiging van de inbreukmakende goederen of het uit de handel
nemen ervan, op voorwaarde dat het uit de handel nemen geen afbreuk doet
aan de bescherming van het bedrijfsgeheim; 

f. gehele of gedeeltelijke vernietiging van de documenten, voorwerpen,
substanties, materialen of elektronische bestanden die op onrechtmatige
wijze het bedrijfsgeheim bevatten of de gehele of gedeeltelijke
overhandiging daarvan aan de houder van het bedrijfsgeheim.

2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c tot en met f,
worden op kosten van de inbreukmaker uitgevoerd, tenzij bijzondere
redenen dit beletten. 

Artikel 7

1. De rechter houdt bij de beslissing over een vordering krachtens
artikel 5, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, en bij het beoordelen
van de evenredigheid ervan, rekening met de specifieke omstandigheden
van het geval, met inbegrip van: 

a. de waarde en andere specifieke kenmerken van het bedrijfsgeheim; 

b. de maatregelen die zijn genomen om het bedrijfsgeheim te beschermen; 

c. de handelwijze van de inbreukmaker bij het verkrijgen, gebruiken of
openbaar maken van het bedrijfsgeheim; 

d. de effecten van het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken van het
bedrijfsgeheim; 

e. de rechtmatige belangen van de partijen en de mogelijke effecten van
het bevelen of afwijzen van de maatregelen voor de partijen; 

f. de rechtmatige belangen van derden; 

g. het algemeen belang, en

h. de bescherming van grondrechten. 

2. Wanneer de rechter de looptijd van de staking of het verbod, bedoeld
in artikel 6, eerste lid, onderdeel a en b, beperkt, moet deze looptijd
lang genoeg zijn om de handels- en economische voordelen teniet te doen
die de inbreukmaker zou hebben kunnen halen uit het onrechtmatig
verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim. 

3. Op vordering van de persoon jegens wie een maatregel, bedoeld in
artikel 6, eerste lid, onder a en b, is genomen, kan deze maatregel
worden ingetrokken of anderszins buiten werking worden gesteld indien er
geen sprake meer is van een bedrijfsgeheim op gronden die niet aan die
persoon kunnen worden toegerekend. 

4. Op vordering van de persoon jegens wie een maatregel, bedoeld in
artikel 6, eerste lid, kan worden genomen, kan de rechter deze persoon
bevelen om in plaats van de toepassing van deze maatregel een
schadevergoeding te betalen aan de houder van het bedrijfsgeheim indien
aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 

a. op het moment van het gebruiken of openbaar maken wist deze persoon
niet of had hij onder de omstandigheden niet hoeven weten dat het
bedrijfsgeheim werd verkregen van een andere natuurlijke persoon of
rechtspersoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier
gebruikte of openbaar maakte; 

b. de uitvoering van de maatregelen zou deze persoon onevenredige schade
toebrengen, en

c. de schadevergoeding aan de benadeelde partij is redelijk en billijk.

5. De schadevergoeding, bedoeld in het vierde lid, bedraagt niet meer
dan het bedrag van de royalty’s of vergoedingen dat verschuldigd was
geweest indien die persoon toestemming had gevraagd om het
desbetreffende bedrijfsgeheim te gebruiken, voor de periode waarin het
gebruik van het bedrijfsgeheim verboden had kunnen worden.

Artikel 8

1. De houder van het bedrijfsgeheim kan schadevergoeding vorderen van
een inbreukmaker die wist of had moeten weten dat hij onrechtmatig een
bedrijfsgeheim verkreeg, gebruikte of openbaar maakte. 

2. In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen
als een forfaitair bedrag.

Artikel 9

1. De rechter kan op vordering van de houder van het bedrijfsgeheim
gelasten dat op kosten van de inbreukmaker passende maatregelen worden
getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak. 

2. De rechter houdt bij de beslissing over een bevel tot een in het
eerste lid bedoelde maatregel en bij de beoordeling van de evenredigheid
ervan rekening met:

a. de waarde van het bedrijfsgeheim;

b. de handelwijze van de inbreukmaker bij het verkrijgen, gebruiken of
het openbaar maken van het bedrijfsgeheim;

c. de effecten van het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken van het
bedrijfsgeheim;

d. de kans dat de inbreukmaker het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige
manier blijft gebruiken of openbaar maken, en

e. de mogelijkheid dat informatie over de inbreukmaker kan leiden tot
het identificeren van een natuurlijk persoon, en indien dit het geval
is, of de bekendmaking van deze informatie gerechtvaardigd is in het
licht van de mogelijke schade die de maatregel kan veroorzaken voor de
persoonlijke levenssfeer en reputatie van de inbreukmaker. 

HOOFDSTUK 4. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN

Artikel 10

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

aA

Aan artikel 22a wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de
bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet
bescherming bedrijfsgeheimen onevenredig zou schaden, bepalen dat deze
kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel
daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Artikel
1019ib, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

A

Artikel 1019i, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Bij het
treffen van een voorlopige voorziening bepaalt de voorzieningenrechter
een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak.

B

In het derde boek wordt na titel 15 een titel ingevoegd, die luidt:

TITEL 15A VAN RECHTSPLEGING IN ZAKEN BETREFFENDE BESCHERMING VAN
BEDRIJFSGEHEIMEN

Artikel 1019ia

Deze titel is van toepassing op de gerechtelijke procedures tot
bescherming van bedrijfsgeheimen ingevolge de Wet bescherming
bedrijfsgeheimen.

Artikel 1019ib

1. Het is aan partijen, hun advocaten of andere vertegenwoordigers,
getuigen, deskundigen en andere personen die deelnemen aan gerechtelijke
procedures betreffende het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of
openbaar maken van een bedrijfsgeheim, of die toegang hebben tot de
documenten die deel uitmaken van deze gerechtelijke procedures, verboden
bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen te gebruiken of openbaar
te maken die de rechter op verzoek van een partij als vertrouwelijk
heeft aangemerkt en die hun ter kennis zijn gekomen als gevolg van een
dergelijke deelname of toegang. 

2. Het in het eerste lid bedoelde verbod blijft van kracht na
beëindiging van de gerechtelijke procedures. De verplichting houdt op
te bestaan indien: 

a. bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis tussen partijen is
vastgesteld dat het vermeende bedrijfsgeheim niet voldoet aan de in
artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen bepaalde voorwaarden,
of

b. na verloop van tijd de desbetreffende informatie algemeen bekend
wordt bij of gemakkelijk toegankelijk wordt voor personen binnen de
kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende
informatie.

De rechter kan het verbod op verzoek van een der partijen geheel of
gedeeltelijk opheffen.

3. De rechter kan op verzoek, indien dat nodig is om de
vertrouwelijkheid te bewaren van een bedrijfsgeheim of een vermeend
bedrijfsgeheim dat tijdens de procedure wordt gebruikt of genoemd, ten
minste de volgende maatregelen nemen:

a. de toegang tot door partijen of derden ingediende documenten die het
bedrijfsgeheim of het vermeende bedrijfsgeheim bevatten geheel of
gedeeltelijk beperken tot een gelimiteerd aantal personen;

b. de toegang tot zittingen waar het bedrijfsgeheim of het vermeende
bedrijfsgeheim openbaar kan worden gemaakt, en de toegang tot het
proces-verbaal van deze zittingen of de beeld- of geluidsopname en de
schriftelijke weergave als bedoeld in artikel 30n, zevende lid, geheel
of gedeeltelijk beperken tot een gelimiteerd aantal personen; 

c. een niet-vertrouwelijke versie van de rechterlijke uitspraken ter
beschikking stellen aan anderen dan degenen die tot het gelimiteerd
aantal personen bedoeld onder a en b behoren, waarin de delen die het
bedrijfsgeheim bevatten, zijn geschrapt of bewerkt.

4. De rechter neemt, bij de beslissing over de in het derde lid genoemde
maatregelen en de beoordeling van de evenredigheid daarvan, de
rechtmatige belangen van partijen en derden en de mogelijke schade voor
een van partijen en derden als gevolg van het bevelen of afwijzen van de
maatregelen in acht.

5. Het aantal personen, bedoeld in het derde lid, onder a en b, is niet
groter dan nodig om te voldoen aan het recht van partijen op een
doeltreffende voorziening en op een eerlijk proces en omvat ten minste
één natuurlijk persoon van elke partij alsmede de advocaten of andere
vertegenwoordigers van partijen bij de procedure.

Artikel 1019ic

1. De voorzieningenrechter kan een vordering of verzoek van een houder
van een bedrijfsgeheim tot het gelasten van voorlopige maatregelen ter
bescherming van bedrijfsgeheimen als bedoeld in artikel 5, eerste en
tweede lid, van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen toewijzen onder
voorwaarde dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt
gesteld voor schade die door de voorlopige maatregel kan worden geleden
door verweerder en derden.   

2. Een voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer de
desbetreffende informatie niet meer als bedrijfsgeheim kan worden
aangemerkt, op gronden die niet aan de verweerder kunnen worden
toegerekend.  

3. Op het treffen van een voorlopige voorziening is artikel 1019i van
overeenkomstige toepassing. 

Artikel 1019id 

De rechter kan op vordering van degene die is getroffen door een
voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van
de Wet bescherming bedrijfsgeheimen gelasten dat degene die om deze
maatregel heeft gevraagd de door deze maatregel toegebrachte schade op
passende wijze vergoedt: 

a. wanneer de maatregel zijn kracht verliest krachtens artikel 1019ic,
derde lid; 

b. wanneer de maatregel vervalt als gevolg van enig handelen of nalaten
van eiser; of 

c. indien wordt vastgesteld dat er geen sprake was van het onrechtmatig
verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim of
dreiging daarvan.   

Artikel 1019ie

Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde
afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van
artikel 843a, eerste lid, kan de rechter de in het ongelijk gestelde
partij desgevorderd veroordelen in redelijke en evenredige
gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij
heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.

Artikel 11

In boek 3, titel 11 van het Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 310c een
artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 310d

Een rechtsvordering tot bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld
in artikel 5, 6 en 9 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen verjaart
door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die
waarop de houder van het bedrijfsgeheim bekend is geworden met de
inbreuk op het bedrijfsgeheim, en in ieder geval door verloop van
twintig jaren na de aanvang van de dag dat de inbreuk is begonnen.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip. 

Artikel 13

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming bedrijfsgeheimen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, 

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

De Minister voor Rechtsbescherming,

 

 

 PAGE    

 PAGE   6