[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34883, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 25 april 2018)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2018D27402, datum: 2018-04-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2018Z02746:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van wijziging d.d. 25 april 2018)



	34 883 	Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/1148
(Cybersecuritywet)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het gelet op richtlijn (EU)
2016/1148 noodzakelijk is om wettelijke bepalingen vast te stellen ter
bevordering van de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- aanbieder: overheidsorganisatie of privaatrechtelijke rechtspersoon
die een dienst exploiteert, beheert of beschikbaar stelt;

- aanbieder van een essentiƫle dienst: aanbieder van een essentiƫle
dienst als bedoeld in artikel 4 van de NIB-richtlijn, aangewezen op
grond van artikel 5, eerste lid, onder a;

- beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, digitale dienst,
incident, netwerk- en informatiesysteem, norm, onderscheidenlijk risico:
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 4 van de NIB-richtlijn;

- bevoegde autoriteit: bevoegde autoriteit, genoemd in artikel 4;

- centraal contactpunt: centraal contactpunt als bedoeld in artikel 8,
derde lid, van de NIB-richtlijn;

- CSIRT: Computer security incident response team als bedoeld in artikel
9 van de NIB-richtlijn;

- CSIRT voor digitale diensten: CSIRT, aangewezen op grond van artikel
4, tweede lid, onder b;

- digitaledienstverlener: rechtspersoon die een digitale dienst aanbiedt
en gelet op artikel 18, eerste en tweede lid, van de NIB-richtlijn onder
de jurisdictie van Nederland valt, met uitzondering van kleine en
micro-ondernemingen als bedoeld in artikel 16, elfde lid, van de
NIB-richtlijn;

- NIB-richtlijn: richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en
de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog
gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en
informatiesystemen in de Unie (PbEU 2016, L 194);

- Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

- vitale aanbieder: 

a. aanbieder van een essentiƫle dienst;

b. aanbieder van een andere dienst waarvan de continuĆÆteit van vitaal
belang is voor de Nederlandse samenleving. 

HOOFDSTUK 2. TAKEN VAN ONZE MINISTER 

Artikel 2 (centraal contactpunt; CSIRT voor essentiƫle diensten;
instantie voor vrijwillige meldingen)

Onze Minister is:

a. het centrale contactpunt;

b. voor aanbieders van een essentiƫle dienst: het CSIRT;

c. de instantie voor de behandeling van vrijwillige meldingen als
bedoeld in artikel 16.

Artikel 3 (taken van Onze Minister)

1. Onze Minister heeft, ter voorkoming of beperking van het uitvallen
van de beschikbaarheid of het verlies van integriteit van netwerk- en
informatiesystemen van vitale aanbieders, en van andere aanbieders die
onderdeel zijn van de rijksoverheid, ter verdere versterking van de
digitale weerbaarheid van de Nederlandse samenleving en ter uitvoering
van de NIB-richtlijn, de volgende taken:

a. de taken van het centrale contactpunt;

b. voor aanbieders van een essentiƫle dienst: de in bijlage I, onder 2,
van de NIB-richtlijn genoemde taken van het CSIRT;

c. het bijstaan van de in de aanhef bedoelde aanbieders bij het treffen
van maatregelen om de continuĆÆteit van hun diensten te waarborgen of te
herstellen;

d. het informeren en adviseren van deze aanbieders en anderen in en
buiten Nederland over dreigingen en incidenten met betrekking tot de in
de aanhef bedoelde netwerk- en informatiesystemen;

e. het verrichten van analyses en technisch onderzoek ten behoeve van de
onder b, c en d genoemde taken, naar aanleiding van de onder d bedoelde
dreigingen en incidenten of aanwijzingen daarvoor, niet zijnde onderzoek
naar personen of organisaties die voor die dreigingen of incidenten
verantwoordelijk zijn of die daar anderszins aan bijdragen of hebben
bijgedragen.

2. Voorts heeft Onze Minister, ter voorkoming van nadelige
maatschappelijke gevolgen in en buiten Nederland, tot taak: het
verstrekken van ingevolge het eerste lid, onder e, verkregen gegevens
over dreigingen en incidenten met betrekking tot andere netwerk- en
informatiesystemen dan bedoeld in de aanhef van het eerste lid aan:

a. organisaties die objectief kenbaar tot taak hebben om andere
organisaties of het publiek daarover te informeren;

b. CSIRTā€™s;

c. andere computercrisisteams, aangewezen bij regeling van Onze Minister
of behorend tot een bij die regeling aangewezen categorie;

d. aanbieders van internettoegangs- en internetcommunicatiediensten ten
behoeve van het informeren van gebruikers van die diensten.

3. Voorts heeft Onze Minister tot taak: de behandeling van vrijwillige
meldingen als bedoeld in artikel 16.

HOOFDSTUK 3. TAKEN VAN ANDERE INSTANTIES

Artikel 4 (bevoegde autoriteit; CSIRT voor digitale diensten)

1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de
NIB-richtlijn, is voor de sectoren, genoemd in bijlage II van die
richtlijn:

Bevoegde autoriteit	Sector

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat	energie

	digitale infrastructuur

De Nederlandsche Bank N.V.	bankwezen

	infrastructuur voor de financiƫle markt

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat	vervoer

	levering en distributie van drinkwater

Onze Minister voor Medische Zorg	gezondheidszorg



2. Voor de digitale diensten, genoemd in bijlage III van de
NIB-richtlijn, is:

a. de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de
NIB-richtlijn: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

b. het CSIRT: de bij koninklijk besluit aangewezen instantie.

3. De bevoegde autoriteit heeft voor wat betreft de aanbieders van een
essentiƫle dienst in de betrokken sector of sectoren, onderscheidenlijk
voor de digitaledienstverleners, tot taak zorg te dragen voor de
bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze
wet.

4. Het CSIRT voor digitale diensten heeft voor wat betreft
digitaledienstverleners de in bijlage I, onder 2, van de NIB-richtlijn
genoemde taken.

HOOFDSTUK 4. BEVEILIGINGSEISEN EN MELDING VAN INCIDENTEN

Ā§ 1. Algemeen

 

Artikel 5 (aanwijzing van vitale aanbieders)

1. Bij algemene maatregel van bestuur of bij besluit van een bij die
maatregel genoemd bestuursorgaan worden aangewezen:

a. aanbieders van een essentiƫle dienst of categorieƫn van zodanige
aanbieders;

b. andere vitale aanbieders of categorieƫn van zodanige aanbieders.

2. Bij de toepassing van het eerste lid, onder a, worden de artikelen 5
en 6 van de NIB-richtlijn en bijlage II van die richtlijn in acht
genomen.

Artikel 6 (voorrang voor sectorspecifieke EU-regels)

Voor zover artikel 1, zevende lid, van de NIB-richtlijn van toepassing
is, kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat daarbij
aangewezen, bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften niet gelden
voor daarbij aangewezen categorieƫn van aanbieders van essentiƫle
diensten of digitaledienstverleners.

Ā§ 2. Beveiliging

Artikel 7 (risicoā€™s beheersen)

1. De aanbieder van een essentiƫle dienst en de digitaledienstverlener
nemen passende en evenredige technische en organisatorische maatregelen
om de risicoā€™s voor de beveiliging van hun netwerk- en
informatiesystemen te beheersen. De maatregelen zorgen, gezien de stand
van de techniek, voor een niveau van beveiliging dat is afgestemd op de
risico's die zich voordoen.

2. De in het eerste lid bedoelde maatregelen van de
digitaledienstverlener houden in elk geval rekening met de volgende
aspecten:

a. de beveiliging van systemen en voorzieningen;

b. behandeling van incidenten;

c. het beheer van de bedrijfscontinuĆÆteit;

d. toezicht, controle en testen;

e. inachtneming van de internationale normen.

Artikel 8 (incidenten voorkomen en gevolgen van incidenten beperken)

De aanbieder van een essentiƫle dienst en de digitaledienstverlener
nemen passende maatregelen om incidenten die de beveiliging van de voor
de verlening van de betrokken dienst gebruikte netwerk- en
informatiesystemen aantasten, te voorkomen en de gevolgen van dergelijke
incidenten zo veel mogelijk te beperken, teneinde de continuĆÆteit van
die dienst te waarborgen.

Artikel 9 (nadere regels)

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gegeven over de maatregelen, bedoeld in de artikelen 7 en 8.

Ā§ 3. Meldplicht voor incidenten 

Artikel 10 (aangewezen vitale aanbieder)

1. De vitale aanbieder, aangewezen op grond van artikel 5, eerste lid,
onder a of b, meldt onverwijld bij Onze Minister: 

a. een incident met aanzienlijke gevolgen voor de continuĆÆteit van de
door hem verleende dienst; 

b. een inbreuk op de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen die
aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de continuĆÆteit van de door hem
verleende dienst.

2. De aanbieder van een essentiƫle dienst meldt een incident als
bedoeld in het eerste lid, onder a, ook onverwijld bij de bevoegde
autoriteit. 

3. Onverminderd artikel 13 meldt de aanbieder van een essentiƫle dienst
een incident bij een digitaledienstverlener onverwijld bij Onze Minister
en bij de bevoegde autoriteit, als dat incident aanzienlijke gevolgen
heeft voor de continuĆÆteit van zijn essentiĆ«le dienst. 

4. Om te bepalen of een incident aanzienlijke gevolgen heeft voor de
continuĆÆteit van de essentiĆ«le dienst, worden in elk geval in
aanmerking genomen:

a. het aantal gebruikers dat door de verstoring van de dienst wordt
getroffen; 

b. de duur van het incident; 

c. de omvang van het geografische gebied dat door het incident is
getroffen.

5. In afwijking van artikel 1 wordt in het derde lid onder
digitaledienstverlener tevens de digitaledienstverlener verstaan die
niet valt onder de jurisdictie van Nederland.

Artikel 11 (bij de melding te verstrekken gegevens)

De in artikel 10 bedoelde melding omvat in ieder geval:

a. de aard en omvang van het incident; 

b. het vermoedelijke tijdstip van de aanvang van het incident;

c. de mogelijke gevolgen in en buiten Nederland van het incident;

d. een prognose van de hersteltijd;

e. zo mogelijk, de door de aanbieder genomen of te nemen maatregelen om
de gevolgen van het incident te beperken of herhaling hiervan te
voorkomen; 

f. de contactgegevens van de functionaris die verantwoordelijk is voor
het doen van de melding.

Artikel 12 (verstrekking nadere gegevens door aangewezen vitale
aanbieder) 

1. Desgevraagd verstrekt de aanbieder die een melding als bedoeld in
artikel 10, eerste of derde lid, bij Onze Minister heeft gedaan, Onze
Minister onverwijld alle overige gegevens die noodzakelijk zijn om:

a. de aanbieder bij te staan bij het treffen van maatregelen om de
continuĆÆteit van zijn diensten te waarborgen of te herstellen; 

b. de risicoā€™s in te schatten voor de netwerk- en informatiesystemen,
bedoeld in artikelĀ 3, eerste lid, aanhef.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als de aanbieder een
incident heeft gemeld bij de bevoegde autoriteit en deze de door haar
ontvangen gegevens heeft verstrekt aan Onze Minister.

Artikel 13 (digitaledienstverlener)

1. Een digitaledienstverlener meldt een incident met aanzienlijke
gevolgen voor de verlening van de door hem verleende dienst in de
Europese Unie onverwijld bij:

a. het CSIRT voor digitale diensten, en 

b. de bevoegde autoriteit.

2. Om te bepalen of een incident aanzienlijke gevolgen heeft als bedoeld
in het eerste lid, worden in elk geval in aanmerking genomen:

a. het aantal gebruikers dat door de verstoring van de dienst wordt
getroffen; 

b. de duur van het incident; 

c. de omvang van het geografische gebied dat door het incident is
getroffen.

d. de omvang van de verstoring van de werking van de dienst;

e. de omvang van de gevolgen voor de economische en maatschappelijke
activiteiten.

3. Het eerste lid geldt alleen als de digitaledienstverlener toegang
heeft tot de informatie die nodig is om te beoordelen of het incident
aanzienlijke gevolgen heeft als bedoeld in dat lid.

Artikel 14 (verstrekking nadere gegevens door digitaledienstverleners) 

1. Desgevraagd verstrekt de digitaledienstverlener die een melding als
bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, bij het CSIRT voor digitale
diensten heeft gedaan, het CSIRT voor digitale diensten onverwijld alle
overige gegevens die noodzakelijk zijn om:

a. de digitaledienstverlener bij te staan bij het treffen van
maatregelen om de continuĆÆteit van zijn diensten te waarborgen of te
herstellen;

b. de risicoā€™s in te schatten voor de netwerk- en informatiesystemen
van andere digitaledienstverleners.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als de
digitaledienstverlener een incident heeft gemeld bij de bevoegde
autoriteit en zij de door haar ontvangen gegevens heeft verstrekt aan
het CSIRT voor digitale diensten.

Artikel 15 (nadere regels meldplicht) 

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gegeven over de artikelen 10 tot en met 13, waaronder regels
over:

a. de gegevens die ter uitvoering van de artikelen 10, 11 en 13 worden
verstrekt;

b. de wijze waarop een melding als bedoeld in artikel 10 of 13 wordt
gedaan en waarop gegevens als bedoeld in artikel 12 worden verstrekt.

Ā§ 4. Vrijwillige melding van incidenten 

Artikel 16 (vrijwillige melding van incidenten)

1. Als een incident aanzienlijke gevolgen heeft voor de continuĆÆteit
van een dienst maar niet valt onder de meldplicht van paragraaf 3, kan
de betrokken dienstverlener dat incident melden bij Onze Minister.

2. Onze Minister neemt de melding niet in behandeling als dat hem
onevenredig of overmatig zou belasten.

3. Onze Minister kan de melding ter behandeling doorsturen naar:

a. een ander CSIRT;

b. een ander computercrisisteam, aangewezen bij regeling van Onze
Minister of behorend tot een bij die regeling aangewezen categorie.

HOOFDSTUK 5. VERWERKING VAN GEGEVENS

Artikel 17 (verwerking van gegevens door Onze Minister en andere
instanties) 

1. Onze Minister verwerkt gegevens, waaronder persoonsgegevens, ten
behoeve van de in artikel 3 genoemde doeleinden en taken. Hij is
verwerkingsverantwoordelijke.

2. De bevoegde autoriteit verwerkt gegevens, waaronder persoonsgegevens,
ten behoeve van de in artikel 4, derde lid, genoemde taak. Zij is
verwerkingsverantwoordelijke.

3. Het CSIRT voor digitale diensten verwerkt gegevens, waaronder
persoonsgegevens, ten behoeve van de taken, genoemd in bijlage I van de
NIB-richtlijn. Het is verwerkingsverantwoordelijke.

Artikel 18 (verstrekking gegevens aan Onze Minister) 

1. Onze Minister kan een rechtspersoon of een orgaan daarvan verzoeken
om gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de vervulling van
de in artikel 3, eerste lid, onder b tot en met e, genoemde taken.

2. De rechtspersoon of het orgaan kan op grond van het eerste lid
gevraagde persoonsgegevens ook aan Onze Minister verstrekken als die
verstrekking onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor de
persoonsgegevens zijn verzameld.

Artikel 19 (verstrekking incidentinformatie aan en door centrale
contactpunten)

1. Ter uitvoering van artikel 10, derde lid, eerste volzin, van de
NIB-richtlijn stelt het CSIRT voor digitale diensten Onze Minister op de
hoogte van gedane meldingen als bedoeld in artikel 13, eerste lid.

2. Als blijkt uit een melding door een aanbieder van een essentiƫle
dienst van een incident als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a,
of derde lid, of artikel 16, eerste lid, dat het incident aanzienlijke
gevolgen heeft voor de continuĆÆteit van een essentiĆ«le dienst in een
andere lidstaat van de Europese Unie, stelt Onze Minister het centrale
contactpunt van die lidstaat daarvan op de hoogte.

3. Op verzoek van de bevoegde autoriteit of uit eigen beweging stuurt
Onze Minister de in het tweede lid bedoelde melding door naar het
centrale contactpunt van de andere getroffen lidstaat.

4. Als dat passend is en in elk geval als twee of meer lidstaten
getroffen zijn, stelt Onze Minister het centrale contactpunt van de
getroffen lidstaten op de hoogte van een bij het CSIRT voor digitale
diensten gemeld incident als bedoeld in artikel 13, eerste lid.

5. Als blijkt uit gegevens die Onze Minister heeft ontvangen van een
centraal contactpunt in een andere lidstaat dat een daar gemeld incident
aanzienlijke gevolgen heeft voor de continuĆÆteit van:

a. een essentiƫle dienst in Nederland: stelt Onze Minister de bevoegde
autoriteit daarvan op de hoogte;

b. een digitale dienst in Nederland: stelt Onze Minister het CSIRT voor
digitale diensten en de bevoegde autoriteit daarvan op de hoogte.

Artikel 20 (verstrekking van vertrouwelijke gegevens door Onze Minister)


1. Ter uitvoering van de in artikel 3 genoemde taken verstrekt Onze
Minister geen vertrouwelijke gegevens met betrekking tot een aanbieder
als:

a. de geheimhouding van die gegevens onvoldoende is gewaarborgd, of

b. onvoldoende is gewaarborgd dat zij uitsluitend worden gebruikt voor
het doel waarvoor zij worden verstrekt.

2. Ter uitvoering van de in artikel 3 genoemde taken kan Onze Minister
vertrouwelijke gegevens die herleid kunnen worden tot een aanbieder,
zonder diens instemming uitsluitend verstrekken voor zover dat dienstig
is aan het bevorderen van maatregelen ter voorkoming of beperking van
een verstoring van het maatschappelijk verkeer. Ingevolge de eerste
volzin worden uitsluitend gegevens verstrekt aan:

a. CSIRTā€™s;

b. andere computercrisisteams, aangewezen bij regeling van Onze Minister
of behorend tot een bij die regeling aangewezen categorie;

c. de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, bedoeld in de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

3. Als een vitale aanbieder, of een andere aanbieder die onderdeel is
van de rijksoverheid, onvoldoende gevolg geeft aan een door Onze
Minister gegeven advies, kan Onze Minister in het advies opgenomen
gegevens als bedoeld in het tweede lid verstrekken aan de bevoegde
autoriteit of Onze betrokken Minister.

4. Voor zover dat noodzakelijk is om ernstige maatschappelijke gevolgen
te voorkomen of te beperken: 

a. verstrekt Onze Minister onverwijld gegevens als bedoeld in het tweede
lid aan de bevoegde autoriteit of Onze betrokken Minister; 

b. kan Onze Minister, na raadpleging van de betrokken aanbieder,
gegevens als bedoeld in het tweede lid verstrekken aan andere
organisaties of over die gegevens mededelingen doen aan het publiek.

5. Het eerste lid geldt niet voor de in het vierde lid, onder b,
bedoelde mededelingen aan het publiek.

6. Het tweede lid geldt niet voor zover dat nodig is ter uitvoering van
artikel 19, tweede tot en met vijfde lid.

7. De Wet openbaarheid van bestuur is niet van toepassing op gegevens
als bedoeld in het tweede lid, behalve voor zover die gegevens
milieu-informatie inhouden als bedoeld in artikel 19.1a van de Wet
milieubeheer. De eerste volzin geldt ook als de gegevens bij een ander
overheidsorgaan berusten na verstrekking op grond van dit artikel.

Artikel 21 (verstrekking van vertrouwelijke gegevens door het CSIRT voor
digitale diensten) 

1. Ter uitvoering van de in bijlage I, onder 2, van de NIB-richtlijn
genoemde taken verstrekt het CSIRT voor digitale diensten geen
vertrouwelijke gegevens met betrekking tot een digitaledienstverlener
als:

a. de geheimhouding van die gegevens onvoldoende is gewaarborgd, of

b. onvoldoende is gewaarborgd dat zij uitsluitend worden gebruikt voor
het doel waarvoor zij worden verstrekt.

2. Ter uitvoering van de in bijlage I, onder 2, van de NIB-richtlijn
genoemde taken kan het CSIRT voor digitale diensten vertrouwelijke
gegevens die herleid kunnen worden tot een digitaledienstverlener,
zonder diens instemming uitsluitend verstrekken voor zover dat dienstig
is aan het bevorderen van maatregelen ter voorkoming of beperking van
een verstoring van het maatschappelijk verkeer. Ingevolge de eerste
volzin worden uitsluitend gegevens verstrekt aan:

a. CSIRTā€™s;

b. andere computercrisisteams, aangewezen bij regeling van Onze Minister
of behorend tot een bij die regeling aangewezen categorie;

c. de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, bedoeld in de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

3. Als een digitaledienstverlener onvoldoende gevolg geeft aan een door
het CSIRT voor digitale diensten gegeven advies, kan het CSIRT voor
digitale diensten in het advies opgenomen gegevens als bedoeld in het
tweede lid verstrekken aan de bevoegde autoriteit of Onze Minister van
Economische Zaken en Klimaat.

4. Voor zover dat noodzakelijk is om ernstige economische of sociale
gevolgen te voorkomen of te beperken verstrekt het CSIRT voor digitale
diensten onverwijld gegevens als bedoeld in het tweede lid aan de
bevoegde autoriteit of Onze betrokken Minister.

5. Het tweede lid geldt niet voor zover dat nodig is ter uitvoering van
artikel 19, eerste lid.

6. Artikel 20, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op
gegevens als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 22 (verstrekking van vertrouwelijke gegevens door de bevoegde
autoriteit)

1. Ter uitvoering van de in artikel 4, derde lid, genoemde taak
verstrekt de bevoegde autoriteit geen vertrouwelijke gegevens met
betrekking tot een aanbieder van een essentiƫle dienst of een
digitaledienstverlener die zij ingevolge deze wet verkrijgt, als:

a. de geheimhouding van die gegevens onvoldoende is geborgd, of

b. onvoldoende is gewaarborgd dat zij uitsluitend worden gebruikt voor
het doel waarvoor zij worden verstrekt. 

2. Artikel 20, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op
vertrouwelijke gegevens als bedoeld in het eerste lid die herleid kunnen
worden tot een aanbieder van een essentiƫle dienst of een
digitaledienstverlener.

Artikel 23 (openbaarmaking incidenten)

Onverminderd artikel 20, vierde lid, onder b, kan de bevoegde
autoriteit, na raadpleging van de betrokken aanbieder: 

a. als publieke bewustwording nodig is om een incident te voorkomen of
een lopend incident te beheersen: het publiek informeren over een gemeld
incident als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, of vorderen dat
de aanbieder dit doet;

b. als publieke bewustwording nodig is om een incident te voorkomen of
een lopend incident te beheersen, of wanneer de openbaarmaking van het
incident anderszins in het algemeen belang is: het publiek informeren
over een gemeld incident als bedoeld in artikel 13, eerste lid, of
vorderen dat de digitaledienstverlener dit doet.

HOOFDSTUK 6. HANDHAVING 

Artikel 24 (reikwijdte)

Dit hoofdstuk is alleen van toepassing op aanbieders van een essentiƫle
dienst en digitaledienstverleners.

Artikel 25 (toezichthoudende personen)

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
deze wet zijn belast de bij besluit van de bevoegde autoriteit
aangewezen personen.

2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan
door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 26 (beveiligingsaudit)

1. De bevoegde autoriteit kan een aanbieder van een essentiƫle dienst
bij besluit de verplichting opleggen dat de aanbieder:

a. een onafhankelijke deskundige laat onderzoeken of de door de
aanbieder genomen maatregelen voldoen aan de artikelen 7 en 8 en aan de
nadere regels, bedoeld in artikel 9, en

b. de resultaten van dat onderzoek binnen een bij het besluit gestelde
redelijke termijn verstrekt aan de bevoegde autoriteit.

2. Het onderzoek wordt uitgevoerd op een door de bevoegde autoriteit
voorgeschreven wijze. 

3. Tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald, draagt
de aanbieder de kosten van het onderzoek.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over het eerste en tweede lid.

Artikel 27 (bindende aanwijzing)

De bevoegde autoriteit kan degene die niet voldoet aan artikel 7 of 8 of
aan de nadere regels, bedoeld in artikel 9, door middel van het geven
van een aanwijzing verplichten om binnen een daarbij gestelde redelijke
termijn de daarbij omschreven maatregelen te nemen.

Artikel 28 (last onder bestuursdwang)

De bevoegde autoriteit is bevoegd tot oplegging van een last onder
bestuursdwang ter handhaving van:

a. het bepaalde bij of krachtens deze wet;

b. artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 

Artikel 29 (bestuurlijke boete)

1. De bevoegde autoriteit kan aan de overtreder een bestuurlijke boete
opleggen in geval van:

a. overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet;

b. overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht.

2. De boete bedraagt ten hoogste:

a. in geval van overtreding van artikel 12 of van artikel 5:20, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht: 1 miljoen euro;

b. in geval van een andere overtreding: 5 miljoen euro.

3. De werking van het besluit tot oplegging van de boete wordt
opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, als beroep is
ingesteld, op het beroep is beslist.

4. Verzet schorst de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat strekt tot
invordering van de boete.

5. Artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op
de overtreding, bedoeld in het eerste lid, onder b.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 (wijziging Algemene wet bestuursrecht)

Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 7 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: 

Cybersecuritywet, voor zover het een besluit betreft dat betrekking
heeft op een aanbieder van een essentiƫle dienst in de sectoren
energie, digitale infrastructuur, bankwezen, infrastructuur voor de
financiƫle markt, gezondheidszorg en spoor of op een
digitaledienstverlener

b. In artikel 11 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: 

Cybersecuritywet, voor zover het een besluit betreft dat betrekking
heeft op een aanbieder van een essentiƫle dienst in de sectoren
energie, digitale infrastructuur, bankwezen, infrastructuur voor de
financiƫle markt en spoor of op een digitaledienstverlener

Artikel 31 (samenloop met wetsvoorstel Wet bekostiging financieel
toezicht 2019)

Als het bij koninklijke boodschap van 25 januari 2018 ingediende
voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de begroting en
verantwoording van de kosten van het toezicht van de Autoriteit
Financiƫle Markten en de Nederlandsche Bank en de financiering van de
toezichtkosten (Wet bekostiging financieel toezicht 2019) (Kamerstukken
34870) tot wet is of wordt verheven, wordt artikel 2, tweede lid, van
die wet als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door een
puntkomma.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de taken op grond van de Cybersecuritywet.

Artikel 32 (samenloop met Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017)

Als artikel 168 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017 in werking is getreden of treedt, wordt in het tweede lid,
onderdeel c, van de artikelen 20 en 21 van deze wet ā€œde Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002ā€ vervangen door ā€œde Wet op
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017ā€. 

Artikel 33 (samenloop met wetsvoorstel Wet open overheid)

1. Als het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte
voorstel van wet van de leden Voortman en van Weyenberg houdende regels
over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open
overheid) (Kamerstukken 33328) tot wet is of wordt verheven, wordt in de
alfabetische rangschikking van de bijlage bij artikel 8.8 van die wet
ingevoegd: 

ā€¢ Cybersecuritywet: de artikelen 20, zevende lid, 21, zesde lid, en
22, tweede lid

2. Als het in het eerste lid genoemde voorstel van wet tot wet is of
wordt verheven en artikel 10.1 van die wet in werking treedt, wordt in
artikel 20, zevende lid, van deze wet ā€œWet openbaarheid van bestuurā€
vervangen door ā€œWet open overheidā€.

3. Als het in het eerste lid genoemde voorstel van wet tot wet is of
wordt verheven en artikel 9.60a van die wet:

a. nog niet in werking is getreden: vervalt artikel 9.60a van die wet;

b. in werking is getreden: vervalt in de bijlage bij artikel 8.8 van die
wet het onderdeel betreffende de Wet gegevensverwerking en meldplicht
cybersecurity.

Artikel 34 (intrekking Wet gegevensverwerking en meldplicht
cybersecurity)

De Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity wordt ingetrokken.

Artikel 35 (inwerkingtreding)

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan,
voor verschillende taken of voor verschillende categorieƫn van
aanbieders of diensten verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 36 (citeertitel)

Deze wet wordt aangehaald als: Cybersecuritywet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie en Veiligheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   12