[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

eindtekst 34 870

Regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Autoriteit Financiƫle Markten en de Nederlandsche Bank en de financiering van de toezichtkosten (Wet bekostiging financieel toezicht 2019)

Eindtekst

Nummer: 2018D34388, datum: 2018-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2018Z01274:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

12 juni 2018



	Regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten
van het toezicht van de Autoriteit Financiƫle Markten en de
Nederlandsche Bank en de financiering van de toezichtkosten (Wet
bekostiging financieel toezicht 2019)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verdeling
over de toezichtcategorieƫn van de vergoeding van de kosten van het
toezicht van de Autoriteit Financiƫle Markten en de Nederlandsche Bank
te herzien en daarbij de Wet bekostiging financieel toezicht opnieuw
vast te stellen om de wettechnische vormgeving aan te passen zodat
noodzakelijke aanpassingen tijdiger doorgevoerd kunnen worden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Autoriteit Financiƫle Markten: Stichting Autoriteit Financiƫle
Markten;

de Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

eenmalige handeling: het behandelen van een aanvraag of melding, het
behandelen van een verzoek tot het registreren van een persoon, het
geven van een beschikking, of het verrichten van een vergelijkbare
handeling met een eenmalig karakter ten behoeve van een persoon;

onder toezicht staande persoon: persoon die onder het toezicht van de
toezichthouder valt;

Onze Ministers: Onze Minister van Financiƫn en Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

persoon: natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, waaronder
personenvennootschappen, of daarmee vergelijkbare lichamen of
samenwerkingsverbanden;

toezichthouder: de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiƫle
Markten.

Artikel 2. Reikwijdte

1. Deze wet is van toepassing op de bij of krachtens enige wet aan de
Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiƫle Markten opgedragen taken
en daaruit voortvloeiende werkzaamheden. Onder deze werkzaamheden valt
ook de betrokkenheid van de toezichthouder bij de voorbereiding van
nationale en internationale wet- en regelgeving.

2. In afwijking van het eerste lid is deze wet voor de Nederlandsche
Bank niet van toepassing op:

a. de taken, bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste lid, onderdelen b
tot en met d, van de Bankwet 1998 en artikel 4 van de Wet geldstelsel
BES;

b. het toezicht op afwikkelondernemingen, bedoeld in artikel 1:1 van de
Wet op het financieel toezicht;

c. de uitvoering en handhaving, bedoeld in artikel 1:24, derde lid, van
de Wet op het financieel toezicht, van regels gesteld bij of krachtens:

1Ā°. verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad
van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige
vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2012 L 94);

2Ā°. de titels III, IV en V van verordening (EU) nr. 648/2012 van het
Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten,
centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201).

HOOFDSTUK 2. BEGROTING EN VERANTWOORDING TOEZICHTHOUDERS

Ā§ 2.1. Begroting

Artikel 3. Indiening begroting

De toezichthouder zendt de begroting, bedoeld in artikel 26 van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, jaarlijks voor 1 december aan
Onze Ministers.

Artikel 4. Kostenkader en hoogte begroting toezichthouders

1. Onze Ministers stellen voor de begroting van de toezichthouders een
kader op. De totale hoogte van het kader is in enig jaar niet hoger dan
het maximum in het kader van het daaraan voorafgaande jaar met daarbij
opgeteld:

a. loon- of prijsmutatie;

b. de naar kosten herleide mutaties in het takenpakket van de
toezichthouder.

2. De begroting van de toezichthouder is in enig jaar niet hoger dan het
maximum dat volgt uit het voor het desbetreffende begrotingsjaar
vastgestelde kader. 

3. Onze Ministers informeren beide kamers der Staten-Generaal tijdig:

a. voorafgaand aan de vaststelling van een kostenkader;

b. voorafgaand aan de wijziging van een kostenkader;

c. bij overschrijding van een kostenkader door een toezichthouder.

4. Onze Ministers kunnen in bijzondere omstandigheden afwijken van dit
artikel en informeren de beide kamers der Staten-Generaal hier tijdig
over.

Artikel 5. Inrichting begroting

1. Voor de toepassing van artikel 27, vierde lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen wordt met betrekking tot de begroting van
de Nederlandsche Bank voor ā€œlaatst goedgekeurde jaarrekeningā€
gelezen: laatst goedgekeurde verantwoording als bedoeld in artikel 8 van
de Wet bekostiging financieel toezicht 2019.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
over de inrichting van de begroting worden gesteld.

Artikel 6. Goedkeuring begroting

1. Het onthouden van de goedkeuring, bedoeld in artikel 29, tweede lid,
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, vindt niet plaats dan
nadat de toezichthouder in de gelegenheid is gesteld de begroting binnen
een door Onze Ministers gezamenlijk te stellen redelijke termijn aan te
passen.

2. De toezichthouder doet na goedkeuring van de begroting onverwijld
mededeling van de begroting in de Staatscourant en houdt de begroting
gedurende ten minste twee jaar na goedkeuring op elektronische wijze ter
inzage.

3. Indien de begroting niet is goedgekeurd voor 1 januari van het
begrotingsjaar waarop zij betrekking heeft, kan de toezichthouder,
zolang de begroting niet is goedgekeurd, voor het aangaan van
verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten
hoogste vier twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de
overeenkomstige onderdelen van de begroting van het voorafgaande jaar
waren toegestaan.

Ā§ 2.2. Verantwoording

Artikel 7. Bijzondere bepalingen

1. Bij de toepassing van de artikelen 34 en 35 van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen wordt het afleggen van rekening en
verantwoording voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2,
door de Nederlandsche Bank aangeduid als ā€œverantwoordingā€ in plaats
van ā€œjaarrekeningā€.

2. In afwijking van artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen gaat de jaarrekening van de Autoriteit Financiƫle
Markten vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven
door een door de Autoriteit Financiƫle Markten aangewezen
registeraccountant of Accountant-administratieconsulent ten aanzien van
wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld
in artikel 36, tweede lid, onderdeel i, van de Wet op het
accountantsberoep, die niet werkzaam is bij of verbonden is aan een
accountantsorganisatie.

3. De jaarrekening, onderscheidenlijk de verantwoording, behoeft de
goedkeuring van de Raad van toezicht onderscheidenlijk de Raad van
commissarissen, voordat deze bij Onze Ministers wordt ingediend.

Artikel 8. Inrichting jaarrekening

1. De jaarrekening, onderscheidenlijk de verantwoording, bevatten een
opgave van het over het desbetreffende jaar gerealiseerde
exploitatiesaldo. Het saldo geeft het verschil aan tussen de
gerealiseerde baten en lasten.

2. Tot de in een jaar gerealiseerde baten worden mede gerekend de in dat
jaar ontvangen opbrengsten uit verbeurde dwangsommen of opgelegde
bestuurlijke boetes, met dien verstande dat, indien de beschikking
waarbij de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd nog
niet onherroepelijk is, de uit een verbeurde dwangsom of opgelegde
bestuurlijke boete ontvangen opbrengsten worden gerekend tot de
gerealiseerde baten in het jaar waarin die beschikking onherroepelijk
wordt.

3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe de ontvangen
opbrengsten uit verbeurde dwangsommen of opgelegde bestuurlijke boetes
worden toegerekend aan de verschillende toezichtcategorieƫn.

4. In de opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgelegd:

a. het deel van het exploitatiesaldo dat is voortgekomen uit de
uitvoering van de taken op grond van de Wet financiƫle markten BES en
de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES;
en

b. het deel van de opbrengsten ontvangen uit dwangsommen of opgelegde
bestuurlijke boetes dat het bedrag van ā‚¬ 2.500.000 te boven gaat.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
over de inrichting van de jaarrekening onderscheidenlijk verantwoording
worden gesteld.

Artikel 9. Goedkeuring jaarrekening

1. Het onthouden van de goedkeuring, bedoeld in artikel 34, tweede lid,
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, vindt niet plaats dan
nadat de toezichthouder in de gelegenheid is gesteld de jaarrekening,
onderscheidenlijk verantwoording, binnen een door Onze Ministers
gezamenlijk te stellen redelijke termijn aan te passen.

2. De toezichthouder doet na goedkeuring van de jaarrekening,
onderscheidenlijk de verantwoording, onverwijld mededeling van die
jaarrekening of verantwoording in de Staatscourant en houdt de
jaarrekening of verantwoording gedurende ten minste vijf jaar na
goedkeuring op elektronische wijze ter inzage.

Artikel 10. Jaarverslag

1. Het door de Nederlandsche Bank ingevolge artikel 18 van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen op te stellen jaarverslag maakt deel uit
van de verantwoording.

2. De toezichthouder houdt het jaarverslag dan wel de verantwoording
gedurende ten minste vijf jaren op elektronische wijze ter inzage.

3. Bij ministeriƫle regeling van Onze Ministers gezamenlijk kunnen
nadere regels worden gesteld voor de inrichting van het jaarverslag
onderscheidenlijk de verantwoording.

Ā§ 2.3. Overige bepalingen

Artikel 11. Afdracht inkomsten uit boetes en verbeurde dwangsommen

1. Voor zover de tot de gerealiseerde baten in een jaar te rekenen
opbrengsten uit dwangsommen of bestuurlijke boetes het bedrag van ā‚¬
2.500.000 te boven gaan, komen die opbrengsten toe aan de Staat.

2. De toezichthouder draagt het aan de Staat verschuldigde bedrag af,
zodra het besluit tot vaststelling van de desbetreffende jaarrekening,
onderscheidenlijk verantwoording, overeenkomstig artikel 34, tweede lid,
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is goedgekeurd.

Artikel 12. Periodiek overleg met de sector

1. De toezichthouder organiseert tweemaal per jaar overleg met een
daarvoor in aanmerking komende representatieve vertegenwoordiging van de
onder zijn toezicht staande personen. De toezichthouder kan tevens
daarvoor in aanmerking komende cliƫntenorganisaties toelaten tot het
overleg. Ambtenaren kunnen namens Onze Ministers het overleg bijwonen.

2. De toezichthouder maakt het verslag van het overleg binnen een
redelijke termijn na het overleg openbaar.

HOOFDSTUK 3. VERGOEDING VAN DE KOSTEN

Artikel 13. Vergoeding kosten toezichthouders

1. De kosten van de toezichthouder voor de uitvoering van de taken,
bedoeld in artikel 2, worden ten laste gebracht van de onder toezicht
staande personen en de personen voor wie de toezichthouder een eenmalige
handeling verricht.

2. De kosten worden bepaald en ten laste gebracht op basis van een
systematiek met de volgende uitgangspunten:

a. de kosten die ten laste worden gebracht, houden niet meer in dan die
volgen uit de begroting van de toezichthouder, met inbegrip van het
exploitatiesaldo van het daaraan voorafgaande jaar;

b. zowel directe als indirecte kosten kunnen in rekening worden
gebracht;

c. de kosten van een eenmalige handeling worden ten laste gebracht aan
de persoon voor wie die handeling is verricht; en

d. de kosten voor de uitvoering van de taken in de openbare lichamen
Bonaire, Sint-Eustatius en Saba worden niet op grond van deze wet in
rekening gebracht, met uitzondering van de taken op grond van de
Pensioenwet BES.

Artikel 14. Eenmalige handelingen

1. Een persoon is de toezichthouder een vergoeding verschuldigd voor het
verrichten van een eenmalige handeling.

2. Bij regeling van Onze Ministers, ieder voor diens
beleidsverantwoordelijkheid, worden de eenmalige handelingen waar een
vergoeding voor verschuldigd is en de kosten daarvoor of de wijze waarop
deze kosten worden berekend vastgesteld. Bij die regeling kunnen tevens
regels worden gesteld over de wijze en het moment waarop de kosten in
rekening worden gebracht.

Artikel 15. Doorlopend toezicht

1. De toezichthouder brengt jaarlijks bij een onder toezicht staande
persoon een bedrag voor de kosten van het toezicht in rekening.

2. De totale kosten van het toezicht die in enig jaar in rekening worden
gebracht, bedragen de som van:

a. het totaal van de begrote kosten voor het desbetreffende jaar met
uitzondering van de begrote kosten voor:

1Ā°. eenmalige handelingen;

2Ā°. de uitvoering van de taken in de openbare lichamen Bonaire,
Sint-Eustatius en Saba, met uitzondering van de taken op grond van de
Pensioenwet BES;

b. het exploitatiesaldo over het voorafgaande jaar, verminderd met:

1Ā°. het deel van het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 8, vierde
lid, onderdeel a; en

2Ā°. de aan de Staat toekomende opbrengsten, bedoeld in artikel 11.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met
betrekking tot de personen die, gelet op de aard en omvang van het
toezicht, voor de toepassing van deze wet worden aangemerkt als onder
toezicht staand alsmede over de indeling van deze personen in
categorieƫn.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over de systematiek op basis waarvan de totale kosten over de
categorieƫn onder toezicht staande personen worden verdeeld en de
berekening van de kosten per onder toezicht staande persoon.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden tevens regels gesteld over:

a. de hoogte van de kosten voor het doorlopend toezicht indien een onder
toezicht staande persoon slechts een deel van het kalenderjaar onder het
toezicht van een toezichthouder valt, waarbij een minimumbedrag kan
worden vastgesteld waaronder geen kosten in rekening worden gebracht of
geen terugbetaling plaats vindt; en

b. het in rekening brengen van de kosten indien sprake is van fusie,
collectieve waardeoverdracht of indien een onder toezicht staande
persoon in afwikkeling wordt geplaatst en vermogen overgaat.

6. De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 16. Kosten curator en bijzondere bewindvoerder

1. De toezichthouder kan aan de betrokken financiƫle onderneming een
bedrag in rekening brengen ter vergoeding van de kosten die hij maakt
voor de toepassing van de artikelen 1:76 en 1:76a van de Wet op het
financieel toezicht.

2. De hoogte van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt per geval
vastgesteld door de toezichthouder en is gebaseerd op de voor het
toezicht op de desbetreffende financiƫle onderneming werkelijk gemaakte
kosten.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 16a. Evaluatiebepaling

Onze Minister van Financiƫn zendt in overeenstemming met Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid binnen vijf jaar na de
inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 17. Intrekking Wet bekostiging financieel toezicht

De Wet bekostiging financieel toezicht wordt ingetrokken.

Artikel 18. Overgangsrecht

1. De Wet bekostiging financieel toezicht, zoals die wet luidde op de
dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijft van
toepassing op:

a. de vergoeding van kosten van de toezichthouders voor het behandelen
van aanvragen en meldingen die zijn ingediend voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet en de vergoeding van de overige kosten in
de jaren voorafgaand aan het jaar waarop deze wet in werking treedt
alsmede op bestuursrechtelijke procedures die volgen uit het in rekening
brengen van een vergoeding voor de inwerkingtreding van deze wet; en

b. het afleggen van verantwoording door de toezichthouders over het jaar
voorafgaand aan het jaar waarop deze wet in werking treedt.

2. Artikel 1:104, eerste lid, onderdeel m, van de Wet op het financieel
toezicht is van overeenkomstige toepassing op heffingen die verschuldigd
zijn op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht.

3. Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht, zoals die wet luidde op
de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijft van
toepassing op de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

4. In afwijking van artikel 4, tweede lid, geldt voor de begroting van
de Nederlandsche Bank voor het jaar 2020 dat het maximum van de
begroting niet hoger is dan het kostenkader vermeerdert met de kosten
voor de uitvoering van:

a. de afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, bedoeld in
hoofdstuk 3A.1 van de Wet op het financieel toezicht, en Verordening
(EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014
tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor
de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde
beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds
en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees
parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225);

b. de afwikkeling van verzekeraars, bedoeld in hoofdstuk 3A.2 van de Wet
op het financieel toezicht;

c. het depositogarantiestelsel, bedoeld in afdeling 3.5.6 van de Wet op
het financieel toezicht;

d. het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 4:17 van de Wet
financiƫle markten BES.

Artikel 19. Wijziging Algemene wet bestuursrecht

In Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in artikel 1 de
zinsnede met betrekking tot ā€œWet bekostiging financieel toezicht: een
besluit omtrent de goedkeuring als bedoeld in de artikelen 3 en 6ā€
vervangen door: Wet bekostiging financieel toezicht 2019: een besluit
omtrent de goedkeuring als bedoeld in de artikelen 6 en 9.

Artikel 20. Wijziging Wet op het financieel toezicht

In artikel 1:104, eerste lid, onderdeel m, van de Wet op het financieel
toezicht wordt de zinsnede ā€œeen heffing als bedoeld in artikel 13,
eerste lid, van de Wet bekostiging financieel toezichtā€ vervangen
door: een bedrag ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wet
bekostiging financieel toezicht 2019.

Artikel 21. Wijziging Wet bekostiging financieel toezicht

De kolom ā€˜Maatstafā€™ in bijlage III van de Wet bekostiging financieel
toezicht wordt als volgt gewijzigd:

a. voor ā€œminimum omvang toetsingsvermogenā€ wordt de aanduiding
ā€œa.ā€ geplaatst;

b. onder vervanging van de punt na ā€œbepaaldā€ door een puntkomma
wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. gemiddelde omvang van de gegarandeerde depositoā€™s.

Artikel 22. Inwerkingtreding

1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel 21, in werking op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende
artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. Artikel 21 treedt, onder toepassing van artikel 12, eerste lid, van
de Wet raadgevend referendum, in werking met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en
werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel 23. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bekostiging financieel toezicht 2019.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiƫn,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Financiƫn,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   2