[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34991 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van Boek 8 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en 2013, 42) (Uitvoeringswet Rotterdam Rules)

Wijziging van Boek 8 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en 2013, 42) (Uitvoeringswet Rotterdam Rules)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2018D39236, datum: 2018-07-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z13922:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W03.17.0100/II 's-Gravenhage, 8 juni 2017

...................................................................................

Bij Kabinetsmissive van 6 april 2017, no.2017000609, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en 2013, 42) (Uitvoeringswet Rotterdam Rules), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (hierna: het Verdrag). Het voornaamste doel van dit Verdrag is het moderniseren en uniformeren van de bestaande verdragen inzake goederenvervoer over zee.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar heeft opmerkingen over de motivering van het voorstel met betrekking tot de gevolgen voor de aanvullend vervoerders.

1. Gevolgen voor aanvullend vervoerders

Anders dan de verdragen die onderhavig Verdrag vervangt, ziet onderhavig Verdrag niet alleen op het vervoer over zee, maar ook op het vervoer dat in aansluiting daarop op andere wijze plaatsvindt. Dat kan vervoer over weg of spoor zijn, maar ook via binnenvaart.

In de consultatiereacties van de brancheverenigingen Transport en Logistiek Nederland (TLN), de Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek (FENEX) en de Internationale Vereniging voor de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de binnenvaart en de verzekering en voor het houden van het register van binnenschepen in Europa (IVR), is gevraagd om het Verdrag niet te ratificeren, omdat daardoor de opgenomen zwaardere aansprakelijkheden die voor zeevervoer gelden, volgens hen ook van toepassing worden op het aanvullend vervoer. De brancheverenigingen brengen naar voren dat de hiermee gemoeide bedragen veel hoger zijn dan de bedragen die thans van toepassing zijn op grond van afdeling 2, titel 13, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast is er volgens TLN ten onrechte geen wettelijk regresrecht geregeld.

De Afdeling mist in de toelichting een adequate reactie op de opmerkingen van de brancheverenigingen over de gevolgen voor de aanvullend vervoerders in de situatie dat het Verdrag van toepassing is. In de reacties is opgemerkt dat niet duidelijk is hoe de voorrangsbepalingen voor aansprakelijkheden uit transportverdragen voor andere soorten vervoer dan maritiem vervoer1 in de praktijk toegepast kunnen worden. Daarnaast is naar voren gebracht dat de hoofdvervoerders vaak een economisch machtiger positie innemen dan de aanvullend vervoerders zodat het lastig is om in onderhandeling een beperking van de hogere aansprakelijkheid overeen te komen. In één van de reacties2 wordt daarom gevraagd om een wettelijk regresrecht te regelen. In de toelichting wordt aangegeven dat bij de invoering van boek 8 BW ervoor is gekozen om een dergelijk regresrecht niet op te nemen, maar een eventuele regeling hiervan aan partijen zelf over te laten. Daarbij wordt evenwel niet ingegaan op de gestelde specifieke gevolgen van de mogelijke uitbreiding van de verhoogde aansprakelijkheid op grond van het Verdrag van alleen maritiem vervoer naar ook aanvullend vervoer. Evenmin wordt inzicht verschaft in de verhouding tot de geldende andere verdragen inzake aanvullend vervoer.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de gevolgen voor de positie van de aanvullend vervoerders.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.


De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.17.0100/II

  • Het voorgestelde artikel 8:394 BW schrappen, nu dit overlapt met het voorziene artikel 8:395, tweede lid, BW, door verwijzing naar artikel 29 van het Verdrag in beide bepalingen.

  • In de artikelsgewijze toelichting bij het voorziene artikel 8:398 verduidelijken hoe het in de huidige bepaling bestaande onderscheid tussen bevoegdheden voor een vervoerder die op de hoogte is van de gevaarlijke lading en een vervoerder die dat niet is, zich verhoudt met de opmerking in de toelichting dat geen inhoudelijke wijziging is beoogd, terwijl dit onderscheid niet wordt gemaakt in artikel 15 van het Verdrag.


  1. Artikelen 26 en 82 van het Verdrag.↩︎

  2. Transport en Logistiek Nederland (TLN).↩︎