[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34994 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt

Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2018D39605, datum: 2018-07-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z14053:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W13.17.0036/III	's-Gravenhage, 2 mei 2017

Bij Kabinetsmissive van 17 februari 2017, no.2017000271, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de
Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering
van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling
voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt,
met memorie van toelichting.

Het voorstel verduidelijkt de informatieplicht van de hulpverlener in de
zorg teneinde het overleg tussen de patiënt en de hulpverlener te
bevorderen. Daarnaast wordt de bewaarplicht van dossiers verlengd en
wordt een regeling getroffen om nabestaanden en voormalig
vertegenwoordigers inzage te verlenen in het medisch dossier van
overleden patiënten.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan
de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen een dragende
motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. De Afdeling
onderschrijft het belang van wettelijke duidelijkheid wanneer en onder
welke voorwaarden nabestaanden inzage kunnen krijgen in het dossier. Het
is echter de vraag of de voorgestelde regeling tot verstrekking van
informatie alle gevallen dekt waarin nu al inzage in het medisch dossier
van een overleden patiënt wordt verstrekt, in het bijzonder omdat de
thans bestaande grond van veronderstelde toestemming van de inmiddels
overleden persoon niet is opgenomen als grond voor inzage of afschrift
van medische gegevens na overlijden. De toelichting dient duidelijk te
maken dat de voorgestelde regeling en de huidige (rechts)praktijk elkaar
dekken, Indien dat laatste niet het geval is, adviseert de Afdeling te
motiveren waarom van de huidige (rechts)praktijk wordt afgeweken, of
anders het voorstel aan te passen.

1. 	Inleiding

Het voorstel beoogt de positie van de patiënt te verduidelijken en te
versterken met het oog op een goede zorgverlening. Om dit te realiseren
wijzigt het voorstel Afdeling 5 (De overeenkomst inzake geneeskundige
behandeling) van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (WGBO). De strekking
van deze wijziging was opgenomen in het wetsvoorstel cliëntenrechten
zorg dat in haar oorspronkelijke vorm echter nooit is behandeld.
Daarnaast wordt de bewaarplicht van dossiers verlengd van 15 naar 20
jaar, waarbij de termijn voor het gehele dossier begint te lopen vanaf
de laatste mutatie. Tot slot wordt een regeling voorgesteld voor het
inzagerecht van nabestaanden en voormalig vertegenwoordigers in het
medisch dossier van overleden patiënten.

2. 	Inzage medisch dossier overleden patiënt

De wet bepaalt dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de
patiënt dan wel inzage in of afschrift van het dossier worden verstrekt
dan met toestemming van de patiënt. Deze geheimhoudingsplicht geldt
onverkort na het overlijden van de patiënt. Op grond van in de
jurisprudentie ontwikkelde criteria wordt echter in de praktijk in
bijzondere gevallen toch inzage gegeven in (delen van) dossiers van een
overleden patiënt.

Het voorstel neemt gronden voor inzage in het medisch dossier van een
overleden patiënt door nabestaanden in de wet op. Het voorstel beoogt
voor nabestaanden en de rechtspraktijk te verduidelijken wanneer en
onder welke voorwaarden inzage  of afschrift kan worden verkregen. Uit
de toelichting blijkt dat aan verduidelijking van de inzageregeling na
overlijden behoefte is, bijvoorbeeld om een klachtenprocedure te
overwegen als een medische fout is gemaakt of wanneer een kind suïcide
heeft gepleegd en de ouders willen weten wat er met hun kind is gebeurd.
Het voorstel geeft uitvoering aan een toezegging hiertoe van de minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de Tweede Kamer. 

Hieronder zal eerst worden ingegaan op de verschillende gronden en
randvoorwaarden voor inzage zoals deze in artikel 458a van het voorstel
zijn opgenomen: toestemming, inzage na incident o.g.v. Wkkgz,
zwaarwegend belang. Vervolgens wordt ingegaan op de situatie waarin de
patiënt schriftelijk of elektronisch heeft vastgelegd dat geen gegevens
mogen worden verstrekt. Daarna worden de KNMG-richtlijn Omgaan met
medische gegevens, de jurisprudentie en twee aanvullende punten
besproken. 

a. 	Toestemming

Bij de vormgeving van het voorstel is de wilsuiting van de patiënt
centraal gesteld. Om deze reden wordt voorgesteld om nabestaanden
inzagerecht te geven in een medisch dossier van een overleden patiënt
indien deze toestemming bij leven schriftelijk of elektronisch heeft
vastgelegd. De patiënt kan hiervoor zelf een document (laten)
opstellen. Daarnaast kan de patiënt aan de hulpverlener vertellen aan
wie welke gegevens uit zijn medische dossier na zijn overlijden wel of
niet verstrekt mogen worden. Voor de rechtsgeldigheid van deze
mogelijkheid is het noodzakelijk dat de hulpverlener daarvan aantekening
maakt in het dossier. Louter mondelinge toestemming is onvoldoende. De
voorgestelde regeling is, volgens de toelichting, bewijsrechtelijk
gezien duidelijker en biedt meer zekerheid dat de patiënt de inzage
werkelijk heeft gewild. 

b. 	Inzage na een incident op grond van de Wkkgz 

Het voorstel geeft nabestaanden daarnaast inzage in het medisch dossier
van een overleden patiënt als zij een mededeling van een zorgaanbieder
hebben ontvangen dat een incident heeft plaatsgevonden. Dit is een
nieuwe grond voor inzage, die volgens de toelichting niet met zoveel
woorden voortvloeit uit de jurisprudentie. 

Met de inwerkingtreding van de Wkkgz zijn zorgaanbieders onder meer
verplicht om elk incident bij de zorgverlening dat merkbare gevolgen
heeft of kan hebben voor de cliënt onverwijld aan de cliënt, alsmede
een vertegenwoordiger van de cliënt dan wel een nabestaande van de
overleden cliënt, te melden en dit incident in het dossier op te nemen.
Volgens de toelichting is het in deze gevallen redelijk en
overeenkomstig de bedoeling van de Wkkgz, dat een nabestaande in dat
geval ook inzage in het medisch dossier van de overleden patiënt
krijgt.

c. 	Zwaarwegend belang

Het voorstel geeft nabestaanden ook een recht op inzage indien zij een
zogenoemd zwaarwegend belang hebben. Voor een geslaagd beroep op deze
grond moet cumulatief aan onderstaande drie criteria worden voldaan: 

de nabestaande heeft een zwaarwegend belang; en

maakt met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk dat dit belang
mogelijk wordt geschaad; en

maakt aannemelijk dat inzage in of afschrift van gegevens uit het
dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.

d. 	Nooit gegevens verstrekken indien de patiënt dit heeft vastgelegd

Er zal geen inzage in het dossier worden gegeven als schriftelijk of
elektronisch is vastgelegd dat de patiënt dit niet wenst. Indien de
patiënt op dat punt niet tot een redelijke waardering van zijn belangen
in staat was, zal aan deze wens tot weigering van inzage evenwel geen
gevolg worden gegeven. Datzelfde geldt voor een weigering van een
patiënt die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt. 

e. 	KNMG-richtlijn

In de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ is
veronderstelde toestemming een grond voor het verstrekken van gegevens.
In de richtlijn is hierover het volgende vermeld: 

“Soms mag de toestemming voor gegevensverstrekking na overlijden
worden verondersteld. De arts moet dan beschikken over concrete
aanwijzingen op grond waarvan hij de toestemming mag veronderstellen.
Verschillende factoren en omstandigheden kunnen daarbij een rol spelen:

Wie doet het verzoek en wat is de verhouding met de overledene?

Waar zijn de gegevens voor nodig (genetisch onderzoek, schadeclaim,
aanvechten testament, uitkering van een verzekering, et cetera)?

Wat is de aard van de te verstrekken gegevens (hoe privacygevoelig zijn
ze)?

Welk belang heeft de verzoeker bij de gegevensverstrekking?

De arts mag bijvoorbeeld toestemming veronderstellen als het gaat om een
verzoek van een nabestaande die bij leven betrokken was bij de
behandeling en de gesprekken met de hulpverlener. Vaak zal de
echtgenoot, die een zwaarwegend persoonlijk belang heeft bij het inzien
van het medisch dossier en die voorheen volledig en in alle openheid bij
de behandeling betrokken was, ook na het overlijden inzage in het
medisch dossier kunnen krijgen. Ook mogen gegevens uit het medisch
dossier van de patiënt worden verstrekt, als belanghebbenden een klacht
tegen een arts hebben ingediend wegens een vermeende medische fout met
het overlijden van de patiënt als gevolg. Aangenomen kan worden dat de
patiënt hiervoor toestemming zou hebben gegeven.”

f. 	Jurisprudentie

Uit jurisprudentie waarin nabestaanden inzage in of afgifte van het
medisch dossier van de overleden patiënt eisen, blijkt dat er twee
gronden zijn die het verbod op inzage zonder toestemming van de patiënt
kunnen doorbreken. Een inbreuk kan ten eerste worden gehonoreerd met een
beroep op een 'veronderstelde toestemming'. Hierbij is de overweging dat
in het algemeen mag worden aangenomen dat de overledene zijn
nabestaanden niet in hun rechtmatige belang heeft willen schaden en er
daarom veronderstelde toestemming is als er een belang is. Dit is
bijvoorbeeld het geval wanneer de nabestaanden vermoeden dat er een
beroepsfout is gemaakt.

Daarnaast kan een inbreuk op de geheimhoudingsplicht worden aanvaard
indien de belangen van nabestaanden zo zwaarwegend zijn dat het
beroepsgeheim hiervoor moet wijken. Rouwverwerking wordt bijvoorbeeld
niet erkend als zwaarwegend belang. 

In de rechtspraak worden beide 'constructies' gehanteerd, zowel
afzonderlijk als in combinatie. In de toelichting wordt opgemerkt dat de
twee gronden voor inzage soms als alternatieve en soms als cumulatieve
voorwaarden lijken te worden toegepast.

g. 	Beoordeling

De Afdeling onderschrijft het belang van wettelijke duidelijkheid
wanneer en onder welke voorwaarden nabestaanden inzage kunnen krijgen in
het medisch dossier van de overledene. Nu het voorstel deels andere
criteria hanteert dan de criteria die in de jurisprudentie thans worden
toegepast, is echter niet duidelijk of het voorstel in voldoende mate
aansluit bij de bestaande rechtspraktijk of daarvan bewust wil afwijken.
Daarbij gaat het om de volgende punten.

i. 	Veronderstelde toestemming is meer dan alleen incidenten

In het voorstel is ‘veronderstelde toestemming’ blijkens de
toelichting niet als grond voor inzage opgenomen, omdat in die gevallen
wordt voorzien in een recht op inzage bij een mededeling over een
calamiteit. Op grond van de jurisprudentie wordt op basis van
veronderstelde toestemming inzage gegeven als er ook sprake is van een
rechtmatig belang, en tot nu toe is daarvan alleen sprake bij een
vermoeden van een medische fout, aldus de toelichting. Het kabinet is
daarom van mening dat voor constructies waarbij inzage gebaseerd is op
een veronderstelde toestemming van de overleden patiënt geen noodzaak
bestaat. 

De Afdeling merkt op dat de grond ‘veronderstelde toestemming’ in de
praktijk wordt toegepast, zoals onder meer blijkt uit de hierboven
geciteerde de KNMG-richtlijn Omgaan met gegevens, waarbij er geen
beperking is tot calamiteiten. Niet kan worden uitgesloten dat zich
andere dan de geregelde gevallen kunnen voordoen die op de grond
‘veronderstelde toestemming’ gehonoreerd zouden moeten worden.

ii 	Veronderstelde toestemming en zwaarwegende belangen

De Afdeling merkt op dat de grond ‘veronderstelde toestemming’ zoals
deze grond in de jurisprudentie is ontwikkeld, een andere insteek heeft
dan de in het voorstel opgenomen grond van zwaarwegende belangen, omdat
de belangen van de overleden patiënt en de nabestaanden bij
‘veronderstelde toestemming’ in beginsel parallel lopen en bij
zwaarwegende belangen, zoals opgenomen in het wetsvoorstel, dat niet
hoeft. Bij veronderstelde toestemming mag immers verondersteld worden
dat de overleden patiënt voor het beoogde doel inzage zou hebben
verstrekt als hij het betrokken belang bij leven zou hebben gekend. 

Bij een zwaarwegend belang kunnen de belangen van de overleden patiënt
en de nabestaande tegenstrijdig zijn of kan een zodanig belang van de
overleden patiënt overstijgen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als
de kinderen het vlak voor zijn dood gesloten huwelijk van de vader
vanwege een wilsgebrek willen vernietigen of willen beoordelen of een
ouder wilsbekwaam was om zijn testament te wijzigen en om deze reden
inzage in zijn dossier wensen. In deze tot nu in de jurisprudentie
gehonoreerde belangen zijn de belangen van de overleden patiënt en
nabestaande tegengesteld.

Naar het oordeel van de Afdeling moeten daarom de gronden
‘veronderstelde toestemming’ en ‘zwaarwegende belangen’ in het
voorstel van elkaar worden onderscheiden.

iii. 	Niet iedereen die een melding ontvangt, wil een klacht indienen

Een ieder die een mededeling van een incident ontvangt, kan op grond van
het voorstel inzage in het dossier verlangen, ook in die gevallen dat
hij geen klacht overweegt. Deze grond is daarmee ruimer geformuleerd dan
tot nu in de jurisprudentie wordt gehonoreerd. 

iv. 	Conclusie

De voorgestelde regeling voor de inzage in medische dossiers na
overlijden beoogt codificatie (jurisprudentie) en modificatie (inzage na
een incident op grond van de Wkkgz) van de huidige rechtspraktijk, maar
de doctrine over de veronderstelde toestemming wordt niet gecodificeerd.
Het is echter de vraag of de voorgestelde regeling tot verstrekking alle
gevallen dekt waarin nu al inzage in het medisch dossier van een
overleden patiënt wordt verstrekt, in het bijzonder omdat de thans
bestaande grond van veronderstelde toestemming van de inmiddels
overleden persoon niet is opgenomen als grond voor inzage of afschrift
van medische gegevens na overlijden. 

De toelichting dient duidelijk te maken dat de voorgestelde regeling en
de huidige (rechts) praktijk elkaar dekken en zo dat niet het geval zou
zijn, dragend te motiveren waarom van de huidige (rechts)praktijk wordt
afgeweken. Indien in een dergelijke motivering niet kan worden voorzien
dient het voorstel te worden aangepast. 

Onverminderd hetgeen hierboven is opgemerkt, merkt de Afdeling het
volgende op.

h. 	Nabestaande 

In het voorstel is ter uitwerking van het begrip “nabestaande”
opgenomen dat de curator, mentor, echtgenoot, geregistreerde partner of
andere levensgezel, een ouder, kind, broer of zus, grootouder of
kleinkind van de patiënt een zwaarwegend belang kunnen hebben. Niet
toegelicht is waarom voor deze groep is gekozen.

De Afdeling merkt op dat, afhankelijk van de concrete omstandigheden van
het geval, ook andere nabestaanden dan bovengenoemde personen een
zwaarwegend belang kunnen hebben. Te denken valt bijvoorbeeld aan een
ander familielid zoals een tante, oom, neef, nicht of stiefouder. Het
ligt niet voor de hand deze personen bij voorbaat uit te sluiten.

De Afdeling adviseert in plaats van de voorgestelde afgebakende
categorie van personen het begrip nabestaande uit artikel 458a, lid 1,
onder c, van het voorstel, in dit onderdeel op te nemen.

i. 	Onduidelijkheid consequenties

Het is de vraag welke consequenties het heeft als de patiënt heeft
vastgelegd dat geen inzage in het medische dossier mag worden verstrekt
na zijn overlijden indien deze weigeringsgrond dwingend en
onvoorwaardelijk is bedoeld. Dit zou ertoe kunnen leiden dat na een
mededeling over een incident ook in dat geval geen inzage worden
verstrekt terwijl er een zwaarwegend belang kan zijn die de wens van de
overleden patiënt overstijgt.

De Afdeling adviseert in de toelichting hierover duidelijkheid te geven
en het voorstel zo nodig aan te passen.

3. 	Schriftelijk verzoek vernietiging gegevens

Het voorstel verlengt de bewaarplicht van dossiers van 15 naar 20 jaar,
waarbij de termijn voor het gehele dossier begint te lopen vanaf de
laatste mutatie. Dit heeft als gevolg dat gegevens met enige regelmaat
langer dan 20 jaar zullen worden bewaard, omdat de desbetreffende
dossiers waarin deze gegevens zijn opgenomen gedurende een langere
periode lopen. De bewaartermijn betreft – evenals dit onder huidig
recht het geval is – een minimum. Dossiers kunnen langer bewaard
worden als de hulpverlener dit op grond van goed hulpverlenerschap
noodzakelijk vindt.

De verlenging van de bewaartermijn is ingegeven door het belang van een
goede zorgverlening aan de patiënt en is gebaseerd op een advies van de
Gezondheidsraad. Mede naar aanleiding van het advies van de
Gezondheidsraad is per 1 april 2005 de bewaartermijn van medische
dossiers verlengd van 10 jaar naar 15 jaar. Het ging bij deze verlenging
om een voorlopige maatregel, zodat in afwachting van een definitieve
regeling de gegevens nog niet zouden worden vernietigd. Het voorstel
zoals dit ter advisering bij de Afdeling ligt, beoogt in deze
definitieve regeling te voorzien. 

In de wet is tevens bepaald dat de hulpverlener de gegevens uit het
dossier binnen drie maanden vernietigt na een daartoe strekkend verzoek
van de patiënt. Het voorstel wijzigt dit niet. De KNMG adviseert de wet
op dit punt wel te wijzigen door te bepalen dat gegevens uit het dossier
alleen worden vernietigd op schriftelijk of elektronisch vastgelegd
verzoek van de patiënt. Op deze wijze kan er geen twijfel bestaan of de
patiënt daadwerkelijk om vernietiging heeft gevraagd. De Afdeling
onderschrijft deze visie. De toelichting gaat op genoemde visie niet in.
.

De Afdeling adviseert de opmerkingen van de KNMG alsnog te bespreken in
de toelichting en, indien het voorstel wordt gehandhaafd, het dragend te
motiveren.

4.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W13.17.0036/III

In artikel I, onderdeel A (artikel 448), eerste lid, in artikel II,
onderdeel A (artikel 7.3.2), eerste lid, en in artikel III, onderdeel A
(artikel 5.3.4), eerste lid, de zinsnede “licht de patiënt in op een
wijze die past bij zijn bevattingsvermogen en overlegt tijdig met de
patiënt” vervangen door: licht de patiënt op duidelijke wijze in,
die past bij zijn bevattingsvermogen en overlegt tijdig met de patiënt.

In artikel I, onderdeel A (artikel 448), tweede lid, aanhef, en onder a,
b en c, in artikel II, onderdeel A (artikel 7.3.2), tweede lid, aanhef,
en onder a, b en c en in artikel III, onderdeel A (artikel 5.3.4),
tweede lid, aanhef, en onder a, b en c, vervangen door:

2. De hulpverlener verstrekt informatie voor zover de patiënt dit
redelijkerwijze dient te weten over:

a. de aard en het doel van het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde
behandeling of de uit te voeren verrichtingen;

b. de te verwachten gevolgen en risico's voor de gezondheid van de
patiënt bij het voorgenomen onderzoek of de voorgestelde behandeling en
bij niet behandeling; 

c. andere mogelijke methoden van onderzoek en behandelingen al dan niet
uitgevoerd door andere hulpverleners;

 	Het wetsvoorstel kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) was de
voortzetting van het op 7 juni 2010 ingediende wetsvoorstel
cliëntenrechten zorg (Wcz). De naamswijziging alsmede de inhoudelijke
wijzigingen zijn voorgesteld in de derde nota van wijziging. De
onderdelen die betrekking hadden op goed bestuur, medezeggenschap, de
'Wgbo-bepalingen' en de Wet toelating zorginstellingen zijn op dat
moment uit het voorstel geschrapt. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de
Wet van 7 oktober 2015, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit
van zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg (Wet
kwaliteit, klachten en geschillen zorg), Stb. 2015/407.

 	Artikel 7:457, lid 1, BW.

 	Hieronder wordt slechts van inzage gesproken, maar het kan daarnaast
om afschrift van gegevens gaan.

 	Toelichting, paragraaf 3.1.

 	Tijdens de behandeling van de Wkkgz: Handelingen II 2012/13, nr. 102,
item 36, Handelingen II 2012/13, nr. 96, item 26 en Kamerstukken II
2012/13, 32 402, nr. 39. In een algemeen overleg over preventief
gezondheidsbeleid: Kamerstukken II 2013/14, 32 793, nr. 155 en
Kamerstukken II 2014/15, 34 000-XVI, nr. 93.

 	Artikel 458a, eerste lid, onder a, voorstel.

 	Artikel 458a, eerste lid, onder b, voorstel.

 	Toelichting tweede grond: mededeling van een incident, eerste alinea.

 	Artikel 10, derde lid, Wkkgz.

 	Toelichting, paragraaf 3.2. (Toelichting tweede grond: mededeling van
een incident).

 	Artikel 458a, eerste lid, onder c, voorstel.

 	Artikel 458a, lid 4, voorstel.

 	KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, blz. 76.

 	Hof Amsterdam 29 januari 1998, NJK 1998/17 (verzoek inzage door mentor
ivm mogelijke tuchtklacht na suïcide pupil), rechtbank Breda
(president) 5 januari 2000, ECLI:NL:RBBRE:2000:AH8091 (verzoek inzage
ivm procedure vernietiging huwelijk vader), HR 20 april 2001,
ECLI:NL:PHR:2001:AB1201 (verzoek inzage ivm vaststellen wilsbekwaamheid
vader bij opmaken testament). Nadien is deze jurisprudentie steeds
bevestigd, zie onder meer: hof ’s-Hertogenbosch, 26 augustus
2014,ECLI:NL:GHSHE:2014:3007 (verzoek inzage ivm wijziging testament),
hof Arnhem-Leeuwarden, 21 oktober 2014, ECLI:GHARL:2014:8078 (verzoek
inzage ivm wijziging testament), hof ’s-Hertogenbosch, 7 maart 2017,
ECLI:NL:GHSHE:2017:942 (inzage na suïcide dochter ivm indienen klacht,
rouwverwerking).

 	Hof ’s-Hertogenbosch, 7 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:942 (inzage
na suïcide dochter ivm indienen klacht, rouwverwerking).

 	Zie hierover ook: Conclusie A-G mr de Vries Lentsch-Kostense, pt. 11
bij HR 20 april 2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1201, m.nt. W.M. Kleijn, F.C.B.
van Wijmen.

 	Toelichting, paragraaf 3.1.

 	Zie vergelijkbaar: Kamerstukken II 1989/90, 21 561, B, blz. 13-14
(advies Raad van State en nader rapport bij voorstel van Wet tot
wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband
met de opneming van bepalingen omtrent de overeenkomst tot het
verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst).

 	Toelichting, paragraaf 8.1.

 	Rechtbank Breda (president), 5 januari 2000,
ECLI:NL:RBBRE:2000:AH8091.

 	HR 20 april 2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1201.

 	Artikel 454, lid 3, BW.

 	Bewaartermijn patiëntengegevens, Pleidooi voor wetswijziging,
Gezondheidsraad, 1 april 2004.

 	Artikel 7:455, lid 1, BW.

 	Advies KNMG, artikel 455, lid 1.

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING