[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34968, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 21 augustus 2018)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2018D41313, datum: 2018-08-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2018Z11617:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 21 augustus 2018)



	34 968 	Wijziging van de Aanpassingswet studiefinanciering BES







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het
wetsvoorstel voor de Aanpassingswet studiefinanciering BES aan te
passen, vanwege een verduidelijking van de bepaling betreffende de
gevolgen van gebruik van het reisproduct bij een beëindigd reisrecht en
de introductie van een grondslag voor de uitwisseling van de voor de
uitvoering van artikel 3.27, tweede lid, benodigde gegevens;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 oktober 2015 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van onder meer de Wet studiefinanciering
BES met het oog op codificatie van de ontstane uitvoeringspraktijk van
de studiefinanciering BES, verruiming van het toepassingsbereik van de
studiefinanciering BES naar Canada en doorvoering van diverse technische
verbeteringen en kleine beleidsmatige wijzigingen (Aanpassingswet
studiefinanciering BES) (Kamerstukken 34331) tot wet wordt verheven,
wordt die wet als volgt gewijzigd: 

A

Het opschrift komt te luiden: 

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het
verminderen van het aantal OV-boetes 

B

De beweegreden komt te luiden: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Wet
studiefinanciering 2000 enkele maatregelen door te voeren met het oog op
het verminderen van het aantal OV-boetes;

C

De artikelen I tot en met IV vervallen.

D

In artikel V wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Artikel 3.23, eerste lid, komt te luiden:

1. In afwijking van artikel 1.7 gebruikt Onze Minister in contacten met
RSR het burgerservicenummer van:

a. een studerende voor de toekenning en beëindiging van diens
reisrecht; en

b. de persoon die een reisrecht toegekend heeft gekregen en van wie
nadat sprake was van Ă©Ă©n van de situaties genoemd in artikel 3.27,
eerste lid, onder a en b, het reisproduct niet tijdig is stopgezet, voor
de uitvoering van artikel 3.27, tweede lid.

E

Artikel V, onderdeel A, komt te luiden:

A

Artikel 3.27 komt te luiden:

Artikel 3.27. Beëindiging reisrecht

1. De persoon die een reisrecht toegekend heeft gekregen is verplicht er
zorg voor te dragen dat het reisproduct is stopgezet op uiterlijk de
tiende kalenderdag van de maand waarin: 

a. zijn aanspraak op reisrecht is beëindigd; of

b. zijn reisproduct op grond van artikel 3.7, tweede of derde lid, is
vervangen door een reisvoorziening in de vorm van geld.

2. Indien het reisproduct niet is stopgezet na de termijn, genoemd in
het eerste lid, aanhef, en er gebruik van is gemaakt, is degene aan wie
het reisrecht is toegekend aan Onze Minister per halve kalendermaand een
bedrag verschuldigd van, naar de maatstaf van 1 januari 2019:

a. €75,00 voor zover het de eerste en de tweede halve kalendermaand
betreft; en

b. €150,00 voor zover het de derde en daaropvolgende halve
kalendermaanden betreft.

3. De eerste helft van een kalendermaand loopt tot en met de vijftiende
dag van die maand. 

4. De opbouw van de bedragen, genoemd in het tweede lid, vangt aan op
het moment dat sprake is van Ă©Ă©n van de situaties genoemd in het
eerste lid, onderdelen a en b, waarbij voor de eerste halve
kalendermaand waarin €75,00 verschuldigd is uitsluitend wordt gekeken
naar het gebruik van het reisproduct tijdens de elfde tot en met de
vijftiende dag van die maand. 

5. Er is geen bedrag verschuldigd over de halve kalendermaanden waarin
geen gebruik gemaakt is van het reisproduct.  

6. Indien een studerende na het beëindigen van zijn aanspraak op het
reisrecht opnieuw een reisrecht toegekend heeft gekregen, is na het
beëindigen van het laatst toegekende reisrecht wederom sprake van een
eerste halve kalendermaand, als bedoeld in het tweede lid, onder a.

7. Het tweede lid is niet van toepassing op een periode waarin het
degene aan wie het reisrecht is toegekend, aantoonbaar niet kan worden
toegerekend dat het reisproduct niet tijdig is stopgezet.  

8. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de wijze van beëindigen van het reisrecht, en kunnen
nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop en het
tijdstip waarvoor de niet-toerekenbaarheid, bedoeld in het zevende lid,
moet worden aangetoond.

F

In artikel V worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 3.29, eerste lid, eerste volzin, wordt na ‘artikel 3.27,
tweede lid,’ ingevoegd ‘onder b,’.

Ab

In artikel 4.8, eerste lid, wordt ‘eentwaalfde deel’ vervangen door
‘een twaalfde deel’ en wordt in de tweede volzin ‘het voorafgaande
kalenderjaar’ vervangen door ‘het tweede daaraan voorafgaande
kalenderjaar’.

G

Artikel V, onderdeel B, komt te luiden:

B

In artikel 5.3, eerste lid, wordt ‘eentwaalfde deel’ vervangen door
‘een twaalfde deel’.

H

In artikel V wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba 

Artikel 9.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

2. RSR verstrekt op verzoek van Onze Minister voor de uitvoering van
artikel 3.27, tweede lid, het gegeven of een persoon in een bepaalde
periode nadat zijn reisproduct op grond van artikel 3.27, eerste lid,
zou moeten zijn stopgezet,  gebruik heeft gemaakt van het reisproduct.

3. Voor de uitvoering van het eerste lid, verstrekt de rechtspersoon die
tot taak heeft de uitgifte van OV-chipkaarten en het beheer van de aan
de OV-chipkaart gekoppelde reisgegevens, op verzoek van RSR het gegeven
of binnen een bepaalde periode gebruik is gemaakt van het reisproduct op
een bepaalde OV-chipkaart.

4. Onze Minister verwerkt de persoonsgegevens die hij ontvangt of bezit
voor de uitvoering van artikel 3.27, tweede lid.

I

In artikel V wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

D

Na paragraaf 12.4 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 12.5. Overgangsbepaling in verband met de Wet tot wijziging
van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het verminderen van
het aantal OV-boetes

Artikel 12.27. Overgangsbepaling artikel 3.27

1. Artikel 3.27, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel V, van de Wet tot wijziging
van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het verminderen van
het aantal OV-boetes (Kamerstukken 34331), blijft van toepassing op de
bedragen die voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel V,
onderdeel A, van de genoemde wet reeds op grond van artikel 3.27, tweede
lid, verschuldigd waren.

2. De persoon die voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel V,
onderdeel A, van de Wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000
met het oog op het verminderen van het aantal OV-boetes (Kamerstukken
34331) reeds op grond van artikel 3.27, tweede lid, een bedrag
verschuldigd was, wordt voor de berekening van de hoogte van het bedrag
dat hij vanaf de inwerkingtreding van artikel V, onderdeel A, van de
genoemde wet op grond van artikel 3.27, tweede lid, verschuldigd is,
gelijkgesteld met de studerende wiens aanspraak op reisrecht is
beëindigd op het moment van inwerkingtreding van dat artikel V,
onderdeel A.

J

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 oktober 2015 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van onder meer de Wet studiefinanciering
BES met het oog op codificatie van de ontstane uitvoeringspraktijk van
de studiefinanciering BES, verruiming van het toepassingsbereik van de
studiefinanciering BES naar Canada en doorvoering van diverse technische
verbeteringen en kleine beleidsmatige wijzigingen (Aanpassingswet
studiefinanciering BES) (Kamerstukken 34331) tot wet is of wordt
verheven en die wet in werking treedt, treedt deze wet op hetzelfde
tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

 

 

 PAGE    

 PAGE   2