Inbreng van een schriftelijk overleg over het Nationaal Sportakkoord (Kamerstuk 30234-185)
Toekomstig sportbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2018D49007, datum: 2018-10-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2018D49007).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2018Z12507:
- Indiener: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-06-28 10:00: Sportbeleid (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-06-28 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-07-04 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-09-27 13:30: Nationaal Sportakkoord 'Sport verenigt Nederland' (Technische briefing), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-10-11 14:00: Nationaal Sportakkoord - 30234-185 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2018-10-31 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-19 10:00: Onderdeel Sport en Bewegen van de begroting VWS 2019 en aanverwante zaken (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
2018D49007 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 26 juni 2018 inzake het Nationaal Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 185).
De voorzitter van de commissie,
Lodders
De adjunct-griffier van de commissie,
Clemens
Inhoudsopgave | blz. | |
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II. | Reactie van de Minister | 9 |
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nationaal Sportakkoord en danken de Minister voor de toezending. Deze leden hebben een aantal vragen en opmerkingen.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie lezen dat er per ambitie afspraken zijn gemaakt die zullen worden vertaald in meetbare doelen. De monitoring en evaluatie van deze doelen zullen kort cyclisch plaatsvinden en hebben tot doel om te leren en tijdig bij te sturen. Genoemde leden zijn hier voorstander van, maar zij vragen wel of de monitoring en evaluatie, evenals de voortgang van het sportakkoord en de te nemen maatregelen bij achterblijven van beoogde resultaten, openbaar worden gemaakt. Daarnaast vragen deze leden of de resultaten van de monitoring en evaluatie met de Kamer worden gedeeld zodat hierover te zijner tijd eventueel een overleg kan worden gehouden in de Kamer.
VWS, de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) en NOC*NSF hebben met de aankondiging in het Nationaal Sportakkoord besloten opdracht te geven voor een onderzoek naar de organisatie en financiering van de sport. De leden van de VVD-fractie vragen of er al meer bekend is hoe dit onderzoek zal worden vormgegeven, wie het zal uitvoeren, of het bedrijfsleven hierin wordt betrokken, en hoe en wanneer de resultaten bekend zijn. Kan de Minister hier een laatste stand van zaken geven en een gewenst tijdstraject?
Deelakkoorden algemeen
De leden van de VVD-fractie zien een belangrijke rol weggelegd voor het bedrijfsleven bij het sportakkoord. Kan de Minister per deelakkoord aangeven wat de rol van het bedrijfsleven is en hoe de rol van het bedrijfsleven verder kan worden geoptimaliseerd?
Deelakkoord Van jongs af aan vaardig in bewegen
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting dat de primaire verantwoordelijkheid voor het voldoende bewegen en motorisch vaardig worden van kinderen ligt bij de ouders en verzorgers. Een grote rol is uiteraard weggelegd voor het primair onderwijs. Daar komen alle kinderen samen en moet er gewerkt worden aan de kerndoelen bewegingsonderwijs, zodat elk kind voldoende sportbagage meekrijgt om vooruit te kunnen. Het is van het grootste belang dat deze lessen bewegingsonderwijs gegeven worden door bevoegde vakleerkrachten, want elk kind verdient een zo goed mogelijke start in bewegingsplezier.
Maar de leden van de VVD-fractie vinden het ook belangrijk dat ouders hierover voldoende voorlichting krijgen. Deze leden juichen het daarom toe dat partijen zich de komende jaren gezamenlijk inspannen om te komen tot een groter bewustzijn bij ouders en verzorgers over het belang van bewegen en motorische ontwikkeling bij kinderen. Kan de Minister toelichten op welke wijze professionals in de jeugdgezondheidszorg, kinderopvang en sportsector kunnen en zullen bijdragen aan het vergroten van de signalerings- en adviesfunctie over het belang van sport en beweging en de noodzaak van motorische ontwikkeling? En kan de Minister toelichten waarom er juist voor deze groepen professionals is gekozen? Ligt er voor het adviseren en signaleren aan de ouders over het belang van sport en bewegen voor kinderen ouder dan vier jaar niet ook een taak voor andere professionals zoals leraren en huisartsen? Zo ja, welke professionals kunnen hieraan nog meer bijdragen?
Ondertekening
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat zoveel verschillende partners en organisaties zich verenigd hebben met het ondertekenen van het sportakkoord. Het is van het grootste belang dat elke partner en organisatie zijn of haar steentje bijdraagt. Het is volgens deze leden nadrukkelijk niet de bedoeling dat de ondertekening van het sportakkoord vrijblijvend is. Daarom willen zij weten wanneer bekeken wordt of elke partner of organisatie bijdraagt aan wat er verwacht mag worden, zodat dit sportakkoord ook over een jaar breed gedragen wordt door de partners en organisaties en dat er geen «gratis» ondertekenaars zijn.
Financieel
Een deel van de sport in Nederland wordt gefinancierd door kansspelaanbieders. De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke mogelijkheden dit sportakkoord gaat bieden met betrekking tot de financiering van zowel breedte- als topsport na modernisering van het kansspelbeleid. Genoemde leden zijn bijvoorbeeld benieuwd of er ruimte is om nieuwe kansspelaanbieders te betrekken bij de financiering van de sport.
De leden van de VVD-fractie zijn geïnteresseerd of het Ministerie van VWS bij de totstandkoming van het sportakkoord ook verkend heeft wat de mogelijke effecten zijn van fiscale prikkels voor bedrijven en/of particulieren door middel van een «geeffaciliteit», zoals bijvoorbeeld voor de cultuursector ook bestaat. Deze leden willen tevens graag weten of hier meer aandacht voor komt in de verdere uitwerking van het sportakkoord.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nationaal Sportakkoord. Deze leden steunen de intenties van dit akkoord en hebben hier nog wel enkele vragen over.
De verenigingen
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het noodzakelijk is dat koepels en de daarbij aangesloten sportverenigingen hun financiële en organisatorische basis op orde hebben om het doel van het Nationaal Sportakkoord te kunnen bereiken. Hoeveel van deze koepels en aangesloten sportverenigingen hebben op dit moment nog niet aan deze eis voldaan? Hoe gaat er uiteindelijk ingespeeld worden op de gevallen die buiten deze gestelde criteria vallen? Is volgens de Minister de consequentie dat koepels en aangesloten sportverenigingen buiten de boot vallen wanneer zij niet aan bovenstaande eis hebben voldaan? Hoe garandeert de Minister dat juist ook zwakke verenigingen kunnen profiteren van de maatregelen uit het sportakkoord?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het Nationaal Sportakkoord ervoor zorgt dat «sterke» verenigingen een stap zetten richting de «zwakke» verenigingen en andersom waardoor er een goede onderlinge samenwerking ontstaat.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het Nationaal Sportakkoord goedlopende verenigingen en koepels overtuigt van het feit dat het voor iedereen voordelig is wanneer zij de vereniging openstellen voor buitenstaanders. Is de Minister het ermee eens dat ook juist de goedlopende vereniging en koepel gestimuleerd moeten worden voor een open club visie?
Lokaal/gemeente
Iedere gemeente en lokale sportaanbieder heeft eigen gewoontes en behoeften. Tijdens de technische briefing van 27 september jl. is aangegeven dat het Nationaal Sportakkoord zal resulteren in lokale akkoorden. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de transformatie van nationaal akkoord naar lokale akkoorden bewerkstelligd gaat worden en hierbij binnen de lijnen van het Nationaal Sportakkoord zal blijven. Hoe ziet de Minister de samenwerking op regionaal en lokaal niveau gekoppeld aan het Nationaal Sportakkoord? Wie gaat de coördinatie hiervan begeleiden en op welke wijze zal dit gaan? Hoe gaan deze gemeenten en lokale sportaanbieders overtuigd worden om mee te doen met dit akkoord? Ziet de Minister knelpunten ontstaan omtrent het bovenstaande en ziet hij mogelijkheden om deze te voorkomen?
Sportevenementen
Lobbytrajecten voor grote internationale sportevenementen moeten elkaar niet in de weg zitten en in de toekomst versterken. Uit de evaluatie van het beleidskader sportevenementen van het Mulier Instituut komt de conclusie dat provincies onvoldoende betrokken worden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het eens is met de evaluatie van het Mulier Instituut op het gebied van het beleidskader sportevenementen. Zo ja, ziet de Minister een mogelijkheid voor een landelijke meerjarige afstemming van het evenementenbeleid naar de kracht van de regio in relatie tot de te realiseren effecten?
Buurtsportcoaches
In het Nationaal Sportakkoord hebben buurtsportcoaches een prominente rol. De leden van de CDA-fractie vragen of er specifieke taken op het bord van deze buurtsportcoaches komen te liggen die op dit moment nog niet in hun takenpakket voorkomen. Moeten de huidige en potentiele buurtsportcoaches opnieuw geschoold worden om het verwachte takenpakket goed te kunnen uitvoeren? Ziet de Minister meer een coördinerende rol voor de buurtsportcoaches of moeten zij met de poten in de modder staan? Genoemde leden vragen hoeveel buurtsportcoaches op dit moment actief zijn in Nederland en of, met de invoering van het Nationaal Sportakkoord, een toename hiervan noodzakelijk is.
Vrijwilligers
Partijen zetten zich in voor het verbeteren van het vrijwilligersbeleid en vrijwilligersklimaat bij sportaanbieders, aldus het Nationaal Sportakkoord. De leden van de CDA-fractie vragen welk deel van de begrote € 9 miljoen voor vitale sportaanbieders gereserveerd is voor de stimulering van het vrijwilligersbeleid en vrijwilligersklimaat. Ligt er een concreet plan van aanpak klaar voor het verbeteren van het vrijwilligersbeleid en vrijwilligersklimaat bij sportaanbieders? Deze leden vragen op welke manier het benutten van de maatschappelijke diensttijd voor jongeren vorm zal krijgen binnen het Nationaal Sportakkoord.
Besturen
De afgelopen tijd hebben sportverenigingen te kampen met onderbezette besturen. Werven, integriteit en diversiteit bij bestuurders krijgen een rol binnen het Nationaal Sportakkoord. Onderbezette besturen en weinig nieuwe aanwas zorgen ervoor dat de aanpak van integriteit en diversiteit niet tot uitwerking komt. De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel van de begrote € 3,2 miljoen voor de Code Goed Besturen geïnvesteerd gaat worden in het werven van nieuwe sportbestuurders. Hoe worden «best practices» van het verlichten of vereenvoudigen van bestuurswerk breed gedeeld?
Ziet de Minister het inzetten van integriteit en diversiteit ook als een middel om tot meer werving van bestuursleden te komen?
Van jongs af aan vaardig in bewegen
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte of er is gecommuniceerd tussen de aanbieders van het Nationaal Sportakkoord en de aanbieders van het rapport «Bewegen met plezier». Ziet de Minister enige overlapping tussen het hoofdstuk uit het Nationaal Sportakkoord «Van jongs af aan vaardig in bewegen» en het rapport «Bewegen met plezier»? Hoe ziet de Minister de verbinding met andere akkoorden (onderwijs, preventie etc.) op nationaal niveau?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Algemeen
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Nationaal Sportakkoord. Zij onderschrijven het belang van sport als belangrijk middel in het voorkomen en bestrijden van maatschappelijke problemen. Deze leden kunnen zich daarom in principe vinden in de ambities die in het akkoord worden uitgesproken. Er bestaat echter nog een aantal vragen, onder andere over de methodologie en toereikendheid van sommige van de besproken maatregelen.
In zijn algemeenheid willen de leden van de D66-fractie graag aandacht vragen voor de samenhang tussen het sportakkoord en het preventieakkoord. Vooral bij de aanpak van overgewicht kan bewegen en sporten een grote rol spelen, maar er zijn ook andere gezondheidsproblemen die door middel van bewegen voorkomen of (deels) genezen kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan «wandelen is behandelen» of het verminderen van insulinegebruik bij diabetes door aangepast te sporten. Graag ontvangen deze leden een overzicht, eventueel op een later moment, van de manieren waarop het sportakkoord en het preventieakkoord verweven zijn.
Inclusief sporten en bewegen
De leden van de D66-fractie delen de ambitie om mogelijke obstakels voor bepaalde groepen om deel te nemen aan sportactiviteiten weg te nemen, die in dit akkoord wordt uitgesproken. Er bestaan echter nog enkele vragen over de uitwerking van deze ambitie in dit akkoord. Zo wordt er aangegeven dat het ook een doel is om inclusiviteit in de vertegenwoordiging in vrijwilligersposities en besturen rondom sport te vergroten. Welke van de gemaakte afspraken is erop gericht om dit te bevorderen? Dit wordt niet expliciet benoemd en volgt ook niet als vanzelfsprekend uit de afspraken.
Verder vragen de leden van de D66-fractie of er nog cijfers bekend zijn over de huidige situatie. Welke groepen blijven achter in het meedoen aan sport en hoe verhoudt zich dat procentueel tot andere groepen? Zijn er ook cijfers die de afgelopen jaren al zijn verbeterd?
Een van de afspraken is om de financiële toegankelijkheid te verbeteren door «de verbinding te maken met het gemeentelijke armoedebeleid (waaronder gemeentelijke minimaregelingen) en lokale maatschappelijke organisaties». Hoe ziet de Minister deze verbinding precies voor zich? Zijn hierover al concrete afspraken gemaakt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en/of individuele gemeenten?
De leden van de D66-fractie hebben een vraag over de sociale toegankelijkheid. Een van de afspraken op het gebied van sociale toegankelijkheid luidt «Uitsluiting gaan we tegen». Hoewel deze leden zich uiteraard achter het sentiment van deze afspraak kunnen scharen ontbreekt een verdere uiteenzetting van hoe dit er in de praktijk uit zou zien. Kan de Minister daarover enige toelichting geven?
Duurzame sportinfrastructuur
De leden van de D66-fractie juichen het toe dat er in het akkoord aandacht is besteed aan de manier waarop sportverenigingen «meegenomen» en ondersteund kunnen worden in het doormaken van een verduurzaming van hun infrastructuur. Dit is een noodzakelijkheid, aangezien de (financiële) middelen voor een verduurzaming voor de infrastructuur voor veel verenigingen niet zomaar voorhanden zijn.
Vitale sport- en beweegaanbieders
De leden van de D66-fractie zijn zeer blij met de ambitie om van commerciële aanbieders partners te maken in het gezondheids- en welzijnsdomein. Wat deze leden betreft is het belangrijk niet-verenigingen ook te betrekken bij de sport. Denk bijvoorbeeld ook aan stichtingen (soms gelieerd aan (oud-)sporters) die een grote rol kunnen spelen in het in beweging krijgen van doelgroepen die normaal niet bereikt worden door de traditionele verenigingen. (Sociaal) ondernemers kunnen wat deze leden betreft een belangrijke rol spelen. Wat wordt precies bedoeld met zo’n partnerschap, en is bekend of er vanuit de commerciële aanbieders en stichtingen interesse is in een dergelijk partnerschap? Wat voor concrete stappen zijn hiertoe al gezet? Op welke manier kunnen stichtingen een rol krijgen in het sportakkoord, maar ook in het preventieakkoord? Is het mogelijk om te experimenteren met (langjarige) financiering voor innovatieve leefstijlinterventies, om zo te experimenteren met preventie door sport? Dit kan immers op de lange termijn veel zorgkosten schelen. Zo nee, waarom niet?
Positieve sportcultuur
De leden van de D66-fractie juichen het toe dat er meer aandacht wordt besteed aan het creëren en waarborgen van een positieve sportcultuur. De ambitie is verder goed uiteengezet en de gemaakte afspraken lijken de juiste. Op welke manier worden partners (waaronder ook de rijksoverheid zelf) afgerekend op de behaalde resultaten?
Van jongs af aan vaardig in bewegen
De leden van de D66-fractie lezen dat in het akkoord is afgesproken dat de integrale curriculumherziening van het primair en voortgezet onderwijs wordt gevolgd, en dat er desgewenst meegedacht zal worden. Genoemde leden zouden een actievere houding toejuichen. De basis voor een gezonde levensstijl kan voor een groot deel in het onderwijs worden gelegd. Een afwachtende houding ten opzichte van de herziening van het curriculum voor het primair en voortgezet onderwijs gaat voor deze leden dan ook nog niet ver genoeg.
Topsport die inspireert
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de afstemming van het (topsport-)evenementenbeleid. Op welke manier wordt gewaarborgd dat lokale en regionale overheden niet te veel met elkaar concurreren om grote internationale sportevenementen «binnen te halen»? Hoe wordt ervoor gezorgd dat we elkaar versterken, en niet tegen elkaar uitgespeeld worden door internationale sportorganisaties? Welke rol ligt er hier voor de rijksoverheid? Hoe denkt de Minister over meer landelijke regie om meerjarig afspraken te maken over internationale evenementen?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het sportakkoord. Deze leden delen de ambitie om meer mensen aan het sporten te krijgen. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de selectie van partijen die betrokken zijn bij dit akkoord is gegaan. Waarom staan sommige partijen er wel onder en andere niet? Is er bijvoorbeeld gesproken met een vertegenwoordiging van lokale sportclubs? Een groot gedeelte van het sportakkoord gaat over sport voor kinderen/jongeren. Kan de Minister nader ingaan op hoe jongeren zijn betrokken bij het opstellen van dit akkoord? Zijn zij betrokken bij de besluitvorming hierover, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat met Caribisch Nederland aparte afspraken over sport en preventie worden gemaakt. Deze leden vragen wanneer dit het geval zal zijn en of al bekend is hoe een dergelijk akkoord eruit zal zien.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat dit sportakkoord moet helpen om de mogelijkheden en de kracht van sport en bewegen in andere maatschappelijke sectoren over het voetlicht te brengen. Hierbij wordt verwezen naar het onderwijs, het sociaal domein of de gezondheidszorg en thema’s als integratie en het versterken van de internationale betrekkingen. Kan de Minister uiteenzetten op welke manier hij sport en bewegen in deze sectoren over het voetlicht wil brengen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel mensen er met de verschillende deelakkoorden bereikt moeten gaan worden. Deze leden vragen hierbij ook hoe de € 35 miljoen die is gereserveerd voor deze deelakkoorden zich verhoudt tot de € 53 miljoen die voor topsport is gereserveerd. Is dit de juiste verhouding, gezien de grote ambities van de deelakkoorden? Kan de Minister uiteenzetten hoeveel middelen per deelakkoord beschikbaar zijn, zo vragen deze leden.
Deelakkoorden
Inclusief sporten en bewegen
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of bekend is hoeveel kinderen vanwege armoede niet aan sporten toekomen. In hoeverre gaat dit sportakkoord dit aantal omlaag brengen?
Kan de Minister nader ingaan op wat dit akkoord bijdraagt voor mensen met een beperking of handicap? Op welke manier wordt gefaciliteerd dat deze groep meer toegang krijgt tot sport, zo vragen deze leden.
Duurzame sportinfrastructuur
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het feit dat duurzaamheid in het akkoord is opgenomen. Dit is niet alleen van belang om de energierekening omlaag te brengen, zoals het sportakkoord beoogt, maar ook om de CO2-uitstoot in te perken. Genoemde leden vragen wanneer de Routekaart Duurzame Sport gepresenteerd wordt. Kan de Minister nader ingaan op wat de inhoud van deze routekaart zal zijn? Deze leden vragen of langzaamaan bepaalde duurzaamheidsmaatregelen verplicht gemaakt kunnen worden. Is het mogelijk om extra duurzaamheidseisen te stellen bij renovaties of de bouw van nieuwe sportgebouwen? Kan de Minister in kaart brengen wat hiervan de gevolgen zouden zijn, zo vragen deze leden.
Vitale sport- en beweegaanbieders
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de maatschappelijke diensttijd voor jongeren benut moet worden voor de sport. Volgens de plannen van de maatschappelijke diensttijd zouden jongeren die hieraan meedoen voorrang krijgen bij sollicitaties bij de overheid. Wat betekent dit voor de jongeren die nu al vrijwilligerswerk bij een sportclub doen? Krijgen zij deze voordelen ook, zo vragen deze leden.
Positieve sportcultuur
De leden van de GroenLinks-fractie ondersteunen zeer het streven naar een positieve sportcultuur. Sporten moet op een veilige manier gebeuren, zonder agressie. Is bekend hoeveel incidenten met agressie in de sport plaatsvinden? Kan de Minister dit uiteenzetten per soort sport? Zo nee, is de Minister bereid dit te onderzoeken, zo vragen deze leden.
Van jongs af aan vaardig in bewegen
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat kinderen van jongs af aan voldoende bewegen. Hier zien zij een rol voor het bewegingsonderwijs met professionele beroepskrachten voor gym. Tegelijkertijd is er juist ook buiten schooltijd veel te winnen. Is in het onderwijs de vorming van integrale kindcentra (IKC’s) hierbij van belang? In het akkoord staat dat een sportaanbod op de buitenschoolse opvang wordt ondersteund en (financieel) gestimuleerd. Op welke manier gaat dit gebeuren? Kan de Minister in dit kader stimuleren dat sport ook juist in samenhang met school, maar na schooltijd wordt gestimuleerd, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Nationaal Sportakkoord.
Het Nationaal Sportakkoord is gesloten met de sportbonden, sportverenigingen, sporters met een beperking en met gemeenten zo is in het regeerakkoord opgenomen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij kan toelichten hoe de uitwerking van het ambitieuze beleid van het sportakkoord en de deelakkoorden er precies uit gaat zien. Wie heeft het voortouw in de uitwerking van het sportakkoord en hoe verloopt de samenwerking tussen de sportbonden, sportverenigingen en gemeenten? Welke rol ziet de Minister voor zichzelf hierin?
Welke rol en/of taken hebben de sportbonden, sportverenigingen en de gemeenten exact in de uitwerking van het sportakkoord? Genoemde leden missen in het sportakkoord een tijdlijn met daarin opgenomen de doelen die men wil behalen. Kan de Minister een dergelijk overzicht de Kamer doen toekomen? Verder vragen deze leden of de Minister kan aangeven hoe vaak de Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang van het sportakkoord.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of de Minister kan aangeven in hoeverre hij de verschillende ministeries betrekt en hiermee samenwerkt als het gaat om de uitwerking van het sportbeleid en de uitwerking van het sportakkoord. Kan de Minister uiteenzetten hoe de interdepartementale samenwerking per ministerie vormgegeven wordt en per deelakkoord?
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de gekozen deelakkoorden binnen het sportakkoord. Deze leden vragen of de Minister uitgebreid kan toelichten hoe binnen deze deelakkoorden uitvoering gegeven gaat worden aan de aangenomen motie van het lid Van Nispen c.s. over een laagdrempelig beweegaanbod in buurten (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 26). Kan de Minister nader uiteenzetten in zijn beantwoording hoe aan elk verzoek in de motie wordt voldaan binnen het sportakkoord?