[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Baudet over in AZC’s gescheiden Christenen en Moslims

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2018D50578, datum: 2018-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-343).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z17002:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

343

Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over in AZC’s gescheiden Christenen en Moslims (ingezonden 27 september 2018).

Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 oktober 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 342

Vraag 1

Kent u het nieuwsbericht «Binnenkijken bij het azc in Budel: «Dit is geen charmeoffensief»»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 t/m 5

Hoe beoordeelt u de verklaring van de in het bericht genoemde medewerker van het asielzoekerscentrum (AZC) in Budel dat moslims en Christenen niet bij elkaar op de kamer worden geplaatst, gewoon om problemen te voorkomen?

Welke problemen worden daarmee bedoeld? Komen deze problemen vooral van de moslims of van de Christenen?

Gebeurt dit gescheiden plaatsen ook in andere AZC’s? Zo ja, in hoeveel procent van de gevallen?

Worden ook andere minderheidsgroepen, zoals bijvoorbeeld homoseksuelen, in aparte ruimtes geplaatst? Zo ja, is dit ook om problemen te voorkomen? Zo ja, wat voor problemen zijn dat? Welke groepen zijn voor die problemen verantwoordelijk?

Antwoord 2 t/m 5

In COA-locaties wonen mensen met verschillende nationaliteiten, seksuele geaardheden en levensovertuigingen. Van hen wordt verwacht dat zij met respect voor elkaar samen leven. Het uitgangspunt is dan ook dat bewoners met verschillende achtergronden bij elkaar op een kamer worden geplaatst. Er is dan ook geen sprake van dat groepen structureel gescheiden worden geplaatst. Dit zou om praktische en capaciteitsoverwegingen niet realistisch zijn en zou evenmin passen bij de wijze waarop wij in Nederland samenleven. Ook zou het geen recht doen aan de positie van kwetsbare groepen.

Als de veiligheid op een locatie in het gedrang komt, bijvoorbeeld als een bewoner een medebewoner discrimineert of lastig valt, dan is de inzet erop gericht om de overlastgever aan te pakken. Dit om duidelijk te maken dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd en om kwetsbare bewoners te beschermen. Hiervoor zijn diverse maatregelen beschikbaar, zoals een overplaatsing naar de extra begeleidings- en toezichtlocatie of – in geval van strafrechtelijke overtredingen – de aanpak via het strafrecht.

Bovenstaande neemt niet weg dat er situaties denkbaar zijn dat het COA, vanuit haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid op locaties, bij het toedelen van kamers rekening houdt met de achtergrond van asielzoekers. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer er op een locatie sprake is van spanningen zonder dat daarbij personen duidelijk als veroorzaker aan te wijzen zijn. Ook kan worden gedacht aan situaties van overlast waarbij medebewoners – ondanks de pogingen van het COA om dit scherp te krijgen – bang zijn om de verantwoordelijke aan te wijzen. Ik acht het van belang dat COA in die gevallen de ruimte heeft om maatwerk te bieden, zonder daarbij afbreuk te doen aan het algemene uitgangspunt dat asielzoekers met verschillende achtergronden geacht worden met respect voor elkaar op een locatie samen te leven.

Aanvullend verwijs ik hierbij naar het onderzoek van de Inspectie van JenV naar sociale veiligheid van bewoners in asielzoekerscentra, dat ik met mijn reactie aan uw Kamer heb aangeboden.

Vraag 6 en 7

Hoe beoordeelt u de verklaring van de eerdergenoemde medewerker dat een groep AZC-bewoners geregeld voor overlast zorgt? Om wat voor overlast gaat dit? Wat betekent «geregeld» in dit geval?

Hoe beoordeelt u de verklaring van een medewerker dat het om een klein percentage gaat? Hoe groot is dat percentage? Hoe groot is dat percentage in andere AZC’s?

Antwoord 6 en 7

Zoals eerder gedeeld met uw Kamer komt het voor dat bewoners van COA-locaties betrokken zijn bij overlast of incidenten.2 De mate waarin dit speelt fluctueert en de aard en achtergrond van de overlast is divers.

Ik wil benadrukken dat overlastgevend gedrag ontoelaatbaar is en aangepakt dient te worden met het palet aan maatregelen dat daarvoor beschikbaar is en waarover ik uw Kamer meermaals heb geïnformeerd. Daarbij is het belangrijk dat wanneer overlastgevend gedrag overgaat in crimineel gedrag de aanpak primair via het strafrecht verloopt.

Vraag 8

Hoeveel mensen zitten op dit moment in AZC’s in Nederland?

Antwoord 8

Momenteel verblijven ruim 22.000 mensen in de opvang; circa 6.500 hiervan beschikken over een verblijfsvergunning en wachten op huisvesting in een gemeente.

Vraag 9

Kunt u een overzicht geven van de herkomst van deze mensen, hun religie, de status van hun aanvraag en de verwachte gezinsmigratie die zij met zich mee zullen brengen indien zij een permanente verblijfsvergunning zouden krijgen?

Antwoord 9

Gegevens over onder meer etniciteit en religie worden niet structureel geregistreerd in de geautomatiseerde systemen van het COA. Het door u gevraagde overzicht kan dus niet in samenhang worden gegeven.


  1. Eindhovens Dagblad, 25 september 2018↩︎

  2. Kamerstukken 2017/2018 19 637 nr. 2391, 2016/17, 19 637, nr. 2179, nr. 2254, nr. 2257, nr. 2268, nr. 2315, nr. 2329, nr. 2341.↩︎