[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Gestegen kosten vermogensbeheer voor pensioenfondsen

Toekomst pensioenstelsel

Brief regering

Nummer: 2018D50603, datum: 2018-10-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32043-425).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32043 -425 Toekomst pensioenstelsel.

Onderdeel van zaak 2018Z19014:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 425 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2018

Per brief van 13 september 2018 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid mij gevraagd te reageren op berichten in de media over kosten van vermogensbeheer («Hoge bonussen drijven kosten pensioenfondsen op», Algemeen dagblad, 11 september 2018). Die berichten zijn ontstaan naar aanleiding van de publicatie van een rapport van het actuarieel adviesbureau Lane, Clark & Peacock (LCP) van 11 september 2018. Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek.

Bevindingen LCP

Jaarlijks rapporteert de LCP over de uitvoeringskosten die pensioenfondsen maken. Uit het rapport over 2017 blijkt een daling van de pensioenbeheerkosten (de administratieve kosten) en een stijging van de vermogensbeheerkosten bij enkele grotere pensioenfondsen. Het rapport van de LCP benoemt de toegenomen transactiekosten en de toegenomen prestatievergoedingen als verklaring van de gestegen vermogensbeheerkosten. Deze kosten vloeien voort uit het door het bestuur gevoerde beleggings- en uitvoeringsbeleid. Voor zover het pensioenfonds het vermogensbeheer uitbesteedt, onderhandelen partijen hierbij onder andere over een vaste en/of variabele beheervergoeding. Variabele beheervergoedingen zijn daarbij afhankelijk van het rendement. Voor de volledigheid merk ik op dat of en in welke mate de externe vermogensbeheerder bij goede resultaten op zijn beurt weer een prestatieafhankelijke vergoeding betaalt aan zijn werknemers, niet primair een zaak van het pensioenfonds is. Pensioenfondsen moeten bij de uitbesteding van werkzaamheden het beloningsbeleid van de uitvoerder, inclusief het beleid aangaande prestatiebeloningen, wel betrekken in de keuze voor de derde waaraan zij de werkzaamheden uitbesteden.1

Toenemende aandacht

Net als uw Kamer ben ik van mening dat aandacht voor de kosten die pensioenuitvoerders maken belangrijk is. Elke euro, die opgaat aan kosten, is niet beschikbaar om rendement mee te genereren. Tegelijk is het onvermijdelijk dat pensioenuitvoerders bij de uitvoering van de pensioenovereenkomst kosten maken. Het is van belang dat pensioenfondsen daarbij een goede afweging maken tussen kosten en baten. Om die afweging te kunnen maken en te kunnen verantwoorden aan hun belanghebbenden hebben pensioenfondsen inzicht nodig in de kosten. In de afgelopen jaren is daar ook meer aandacht voor gekomen.

Terecht heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) dan ook al in 2011 aandacht gevraagd voor transparantie van kosten.2 De AFM deed daarop de oproep meer zicht te krijgen op beleggingskosten.3 De Pensioenfederatie heeft in 2011 de aangesloten fondsen geholpen met een document Aanbevelingen Uitvoeringskosten. In 2014 vroeg ook De Nederlandsche Bank (DNB) aandacht voor transparantie van kosten.4 In 2015 heeft de AFM pensioenfondsen opgeroepen de door hen gemaakte kosten te vergelijken met die van andere fondsen, en die oproep ondersteund met een tool.5 De Pensioenfederatie heeft haar Aanbevelingen Uitvoeringskosten in 2016 herzien.6 Nog in 2017 heeft DNB een aantal aandachtspunten benoemd die pensioenfondsen in acht moeten nemen bij het formuleren van het beleggingsbeleid, de uitvoering en controle daarvan.7

De Pensioenwet is in 2014 aangescherpt. In dat jaar is daarin de verplichting opgenomen dat het pensioenfonds in zijn bestuursverslag informatie opneemt over uitvoeringskosten, dat wil zeggen administratie, vermogensbeheer en beleggingstransacties.8 Daarmee werden de tot dan toe bij wijze van zelfregulering ingevoerde normen inzake transparantie van kosten voorzien van een wettelijke basis. De verplichting dat een pensioenuitvoerder op zijn website informatie beschikbaar stelt over de uitvoeringskosten is in 2015 in de Pensioenwet opgenomen.9

Al met al is er dus al vele jaren regelmatig aandacht voor de kosten die pensioenuitvoerders maken. De maatregelen ter vergroting van de transparantie over uitvoeringskosten hebben ertoe geleid dat de hoogte van de gerapporteerde kosten inmiddels steeds beter in lijn is met de werkelijke kosten. Het lijkt, met andere woorden, alsof de kosten zijn gestegen, maar in werkelijkheid rapporteerden pensioenfondsen deze niet altijd volledig en waren de kosten ook niet altijd duidelijk en inzichtelijk. Het is een goede zaak dat bestuurders van pensioenfondsen steeds beter zicht hebben op de kosten van vermogensbeheer.

Rol van het pensioenfonds

De vereiste transparantie van uitvoeringskosten ondersteunt het pensioenfonds in zijn taak om zorg te dragen voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst, om op prudente wijze het pensioengeld van deelnemers en pensioengerechtigden te beleggen en om zo uiteindelijk een zo goed mogelijk pensioen te kunnen uitkeren. Het pensioenfonds bepaalt zelf het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds zal daarbij bijvoorbeeld een goede afweging moeten maken om wel of niet te beleggen in categorieën die doorgaans grotere kansen op hogere rendementen bieden, met hogere risico’s maar met veelal hogere prestatieafhankelijke vergoedingen. Ook is het aan het pensioenfonds om te overwegen werkzaamheden die hierbij horen, zoals vermogensbeheer, uit te besteden. Zij zullen kortom bij keuzes in het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan altijd een afweging moeten maken tussen rendement, risico en kosten. Het bestuur legt vervolgens verantwoording af over de uitvoering van het gevoerde beleid aan het verantwoordings- of belanghebbendenorgaan. Daarnaast informeert het pensioenfonds over uitvoeringskosten via haar website en in het bestuursverslag.

Inzicht voor de deelnemer

Kosten die de pensioenuitvoerder maakt vertalen zich in kosten op deelnemersniveau. Ik vind het belangrijk dat de deelnemer informatie over de individuele gevolgen van kosten niet moet halen maar actief verstrekt krijgt. Jaarlijks heeft de deelnemer al recht op informatie over de stand van het opgebouwde pensioen, in de vorm van een Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Met het wetsvoorstel tot implementatie van de gewijzigde IORP-richtlijn10 wordt de informatiepositie van de deelnemer verbeterd, ook wat betreft uitvoeringskosten. Indien kosten invloed hebben op het pensioenresultaat, dan dient de pensioenuitvoerder deze te vermelden op het UPO. Daarmee kan de deelnemer aan een premie- of kapitaalovereenkomst de ontwikkeling volgen in de verhouding tussen ingelegde premie, aangroei van zijn of haar pensioenvermogen (beleggingsresultaat) en kosten. Dit inzicht moet bijdragen aan het vertrouwen van de deelnemer in de (kosten)efficiënte opbouwfase van zijn of haar individueel pensioen.

Tot slot

Het toenemende inzicht van pensioenfondsbesturen in de kosten van vermogensbeheer vergroot de mogelijkheid voor hen om de juiste afweging te maken tussen rendement, risico en kosten. De bepaling van het beleggingsbeleid en de mate waarin zijn ervoor kiezen tot uitbesteding over te gaan hebben direct invloed op de aard en hoogte van de vermogensbeheervergoedingen. Kortom, pensioenuitvoerders maken kosten voor het uitvoeren van de pensioenovereenkomst, waaronder kosten voor het vermogensbeheer. Deze kosten zijn niet per definitie nadelig voor deelnemers, maar moeten uitvoerders goed afwegen tegen de kansen op hogere rendementen en risico’s. Het is daarbij belangrijk dat de kosten openbaar zijn. Als belanghebbenden tot het oordeel komen dat zij de kosten te hoog vinden, kunnen zij vragen stellen en invloed uitoefenen.

Overigens heeft uw Kamer onlangs de motie van de leden Van Kent (SP) en Gijs van Dijk (PvdA) aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om in overleg te gaan met de pensioensector teneinde het uitkeren van beleggersbonussen terug te dringen.11 Ik zal de uitwerking van deze motie ter hand nemen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees


  1. Artikel 14, vijfde lid van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling↩︎

  2. https://www.afm.nl/nl-nl/professionals/nieuws/2011/april/kosten-pensioenfondsen↩︎

  3. https://www.afm.nl/~/profmedia/files/rapporten/2011/onderzoeksrapport-kosten-pensioenfondsen.pdf↩︎

  4. https://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/dnbulletin-2014/dnb302101.jsp↩︎

  5. https://www.afm.nl/nl-nl/professionals/nieuws/2015/mei/beleggingskosten-pensioenfondsen↩︎

  6. https://www.pensioenfederatie.nl/paginas/nl/openbaar/services/publicaties/aanbevelingen-uitvoeringskosten↩︎

  7. https://www.dnb.nl/nieuws/dnb-nieuwsbrieven/nieuwsbrief-pensioenen/NieuwsbriefPensioen5december2017/dnb366818.jsp↩︎

  8. Artikel 45a van de Pensioenwet↩︎

  9. Artikel 46a van de Pensioenwet↩︎

  10. Richtlijn 2016/2341/EU van 14 december 2016↩︎

  11. Kamerstuk 34 934, nr. 17↩︎