Reactie op Onderzoekscommissie WODC-I
Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Brief regering
Nummer: 2018D51561, datum: 2018-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28844-159).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 28844 -159 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie.
Onderdeel van zaak 2018Z19568:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-11-06 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-07 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-02-04 00:00: Debat over de rapporten inzake het WODC (Plenair debat (debat)), TK
- 2019-03-06 14:00: Rapporten inzake het WODC (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-03-14 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 159 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2018
Vandaag heb ik uit handen van de heer mr. J.A.C.A. Overgaauw, voorzitter van Commissie WODC-I, het rapport ontvangen dat de Commissie op mijn verzoek heeft uitgebracht. Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport Betrouwbaar Onderzoek aan1. Ik ben de Commissie zeer erkentelijk voor het vele en nauwgezette werk dat in de afgelopen maanden is verricht.
De Commissie heeft onderzocht of in de totstandkoming van het rapport «Het Besloten club- en het Ingezetenencriterium voor coffeeshops» uit 2013, het rapport «Internationaal recht en cannabis» uit 2014 en het rapport «Coffeeshops, toeristen en lokale markt» uit 2014 (Kamerstuk 24 077, nrs. 310, 316 en 320) (hierna: de drie WODC-rapporten) sprake is geweest van onbehoorlijke beïnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast en of de rapporten voldoen aan de standaarden voor beleidsonderzoek die destijds golden.
Ten aanzien van de laatstgenoemde deelvraag constateert de Commissie dat de drie genoemde WODC-rapporten en de totstandkoming ervan getuigen van «eerlijk, zorgvuldig en betrouwbaar onderzoek», waarbij de samenvattingen «een correcte en volledige weergave van de onderzoeksresultaten» zijn. De bevindingen van de Commissie bevestigen de wetenschappelijke integriteit van de WODC-onderzoeken. Dit is een belangrijke conclusie, niet alleen voor het WODC en het departement, maar ook voor de betrokken onderzoekers. Naar mijn idee onderkent de Commissie terecht dat kenmerkend voor wetenschappelijk beleidsonderzoek is dat de aanvrager invloed heeft op de onderzoeksvraag en op de kaders waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd.
Ten aanzien van de eerste deelvraag, te weten of sprake is geweest van onbehoorlijke beïnvloeding, concludeert de Commissie bij de meeste van de onderzochte voorvallen dat geen sprake was van onbehoorlijke beïnvloeding. Van sturing op de inhoud van de uitkomsten, al dan niet door de Minister, is de Commissie niet gebleken. De Commissie oordeelt dat een enkele keer sprake was van onbehoorlijke dan wel niet behoorlijke beïnvloeding. Eén voorval had betrekking op de gang van zaken rondom een offertetraject en twee voorvallen hadden betrekking op de uitvoering van het desbetreffende onderzoek en de rol van de begeleidingscommissie gedurende deze fase. De Commissie komt tot het oordeel dat dit incidenten betrof die plaatsvonden onder hoge druk in een politiek gevoelig dossier en dat deze voorvallen als zodanig niet hebben afgedaan aan de betrouwbaarheid van de onderzoeken. De Commissie doet derhalve een drietal aanbevelingen:
(a) zorg ervoor dat bij onderzoek dat door het WODC zelf op aanvraag wordt uitgevoerd, met name in politiek gevoelige kwesties, de functie van trait d’union niet belegd is bij (één van) de onderzoekers;
(b) verduidelijk de rol van met name beleidsambtenaren in de begeleidingscommissies en zie er op toe dat daarnaar wordt gehandeld; en
(c) professionaliseer het projectmanagement, met name omvattende een systematisering en archivering van de contacten met het Ministerie van JenV over de vraagstelling, opzet en uitvoering van onderzoek dat op aanvraag van het ministerie wordt aanbesteed of uitgevoerd.
De aanbevelingen van de Commissie acht ik zeer waardevol. Deze aanbevelingen hebben ook betrekking op de onderzoeksopdracht van Onderzoekscommissie WODC-II inzake de relatie tussen beleid en WODC. Om die reden zal ik het rapport van Commissie WODC-II afwachten. Ik heb uw Kamer reeds eerder bericht dat ik een meer alomvattende reactie zal geven zodra alle drie Commissies hun werk hebben kunnen afronden. Zodra ik het rapport van Commissie WODC-II heb ontvangen, zal ik dit uw Kamer eveneens onverwijld laten toekomen, vergezeld van mijn reactie.
Tot slot is voor mij belangrijk dat de Commissie bij de overhandiging heeft benadrukt dat de inzet en de integriteit van de medewerkers van het WODC en het departement buiten twijfel staat.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎