Gevolgen Amerikaanse sancties tegen Iran op Nederlandse bedrijfsleven
Nucleaire ontwapening en non-proliferatie
Brief regering
Nummer: 2018D52392, datum: 2018-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33783-30).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33783 -30 Nucleaire ontwapening en non-proliferatie.
Onderdeel van zaak 2018Z19961:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2018-11-13 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-14 18:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2018-11-15 13:00: Handel (Algemeen overleg), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2018-11-21 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
33 783 Nucleaire ontwapening en non-proliferatie
23 432 De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 30 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2018
Door middel van deze Kamerbrief en conform de toezegging tijdens het plenair debat op 6 juni jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 90, item 14) stuur ik u een appreciatie van de gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven van de inwerkingtreding van Amerikaanse sancties tegen Iran. De brief gaat tevens in op Europese beschermingsmaatregelen en de Nederlandse inzet om de handelsbetrekkingen met Iran overeind te houden.
VS-sancties
Op 7 augustus jl. eindigde de eerste overgangstermijn waarbinnen bedrijven hun verplichtingen kunnen afbouwen en zijn Amerikaanse sancties in werking getreden tegen onder meer de handel in Iraanse staatsschuld en Iraanse valuta, civiele luchtvaart, auto-industrie, voedingsmiddelen en handel in delfstoffen en edelmetalen. Vanaf 5 november worden sancties opgelegd tegen de Iraanse energie-, olie- en gassector, scheepsbouw en zeevaart. Ook sancties tegen de financiële sector (o.a. verbod op transacties met de Centrale Bank van Iran, verzekeringen), en tegoedenbevriezingen van (rechts)personen (de zogenaamde Specially Designated Nationals And Blocked Persons Listings) worden dan weer van kracht.
Gevolgen voor bedrijfsleven
Zakendoen in Iran is de afgelopen maanden voor veel Europese bedrijven complexer geworden; in juli wezen de Verenigde Staten een verzoek af van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland (de zogenoemde «E3») om uitzonderingen toe te kennen aan Europese bedrijven om zaken te blijven doen met Iran. Daarnaast blijft het betalingsverkeer een knelpunt in de handelsbetrekkingen en neemt de waarde van de Iraanse Riaal sinds het begin van 2018 sterk af. Verschillende Europese multinationals hebben deze zomer aangekondigd zich terug te trekken uit Iran. Ook onder Nederlandse bedrijven lijkt een soortgelijke trend waarneembaar. Er zijn voor dit jaar nog geen cijfers beschikbaar over de impact op de bilaterale handelsstromen. Het aantal aanvragen van exportvergunningen voor Iran geeft in dit geval een eerste indicatie. Dit aantal is het afgelopen kwartaal sterk afgenomen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.
Nederlandse inzet
Zoals reeds gesteld door Minister Blok van Buitenlandse Zaken in zijn Kamerbrief van 11 mei jl.¹, blijft het JCPOA de beste garantie om een Iraans kernwapen te voorkomen en is daarmee essentieel voor onze veiligheid. Het is daarbij belangrijk dat de Iraanse bevolking de economische vruchten van het JCPOA moet kunnen plukken. Nederland handhaaft daarom het beleid van stapsgewijze hervatting van economische betrekkingen met Iran dat sinds het nucleaire akkoord in 2015 is ingezet. Tussen 2015 en 2017 nam de bilaterale handel in goederen toe van € 486 miljoen naar € 1,66 miljard. Momenteel zijn ongeveer 100 Nederlandse bedrijven actief in Iran. Naast reguliere overheidsondersteuning van Nederlandse bedrijven die in Iran actief zijn of hiertoe plannen hebben, blijft Nederland actief inzetten op government-to-government-dialoog. Dit gebeurt zowel in EU-verband als bilateraal. Zo vindt er sinds 2016 jaarlijks hoogambtelijk overleg plaats tussen Nederland en Iran, waarbij de economische samenwerking – waaronder het betalingsverkeer – wordt gemonitord.
Europese maatregelen
Zoals in de Kamerbrief van 11 mei jl.1 uiteen is gezet, behouden de Amerikaanse autoriteiten zich het recht voor op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen. De EU erkent deze werking niet en heeft daarom maatregelen genomen om het extraterritoriale effect van de Amerikaanse sancties binnen de Unie te beperken, namelijk de antiboycotverordening en de uitbreiding van het leenmandaat van de Europese Investeringsbank (EIB). Beide maatregelen zijn op 7 augustus jl. in werking getreden. De antiboycotverordening2 verbiedt Europese bedrijven om gevolg te geven aan de in de Verordening genoemde Amerikaanse sanctiewetgeving en biedt gedupeerden een rechtsgrond om geleden schade via de rechter te verhalen op de veroorzaker. Daarmee wordt beoogd de effecten van de extraterritoriale werking van de VS-sancties op Europese bedrijven te beperken. De uitbreiding van het leenmandaat maakt het mogelijk voor de EIB om op termijn projecten in Iran te ondersteunen. Tenslotte wordt er in samenwerking met EU-landen gewerkt aan mogelijkheden om het betalingsverkeer met Iran te faciliteren door middel van een zogenaamd Special Purpose Vehicle, zodat transacties van en naar Iran mogelijk zijn.
Antiboycotverordening
De Europese antiboycotverordening stamt uit 1996, vindt zijn oorsprong in Amerikaanse sancties met extraterritoriale werking tegen Cuba en is inmiddels aangepast aan de huidige situatie. Hoewel de Europese Commissie een grote rol speelt bij de implementatie van de antiboycotverordening, is de uitvoering en handhaving in de eerste plaats een nationale bevoegdheid van lidstaten. De belangrijkste aandachtspunten van de antiboycotverordening zijn als volgt:
1. De verordening is van kracht op alle burgers van EU-lidstaten, op alle in de Unie gevestigde bedrijven en in de Unie opgerichte rechtspersonen.
2. Bedrijven die schade leiden als gevolg van Amerikaanse sanctiewetgeving moeten dit melden aan de Europese Commissie3.
3. Het is verboden om te voldoen aan administratieve besluiten, uitspraken van Amerikaanse rechtbanken en aan de handhaving van genoemde wetgeving. Bijvoorbeeld het betalen van boetes of het ontbinden van contracten.
4. Als een bedrijf kan aantonen dat naleving van de antiboycotverordening de eigen belangen of die van de Unie als geheel ernstig zou schaden, kan bij de Europese Commissie een uitzonderingsverzoek worden ingediend.
5. De verordening biedt een juridisch kader waarmee gedupeerden geleden schade middels een gerechtelijke procedure kunnen verhalen op de veroorzaker, bijvoorbeeld wanneer een andere partij vanwege VS-sancties een contract beëindigt. Welke rechtbank bevoegd is zal afhangen van het specifieke karakter van de casus.
De antiboycotverordening laat overigens wel toe dat bedrijven omwille van andere overwegingen, bijvoorbeeld van commerciële aard, kunnen besluiten om niet langer in Iran actief te zijn.
Uitzonderingsgronden
Bedrijven kunnen een verzoek tot uitzondering indienen bij de Europese Commissie. Verzoeken worden aan de hand van vastgestelde criteria4 beoordeeld met raadpleging van de lidstaten. Voor de beoordeling is onder meer relevant of de aanvrager een aanzienlijk financieel verlies zou leiden (mogelijk risico op faillissement), of er reeds een gerechtelijk onderzoek tegen de aanvrager loopt, of er een bedreiging bestaat van de veiligheid en de bescherming van de gezondheid van mensen en de bescherming van het milieu en of er mogelijke negatieve gevolgen zijn voor de interne markt, het humanitair, ontwikkelings- en handelsbeleid van de EU.
Handhaving
In Nederland is de Douane op grond van de Wet uitvoering antiboycotverordening en de Wet Economische Delicten (WED) bevoegd tot handhaving van de antiboycotverordening. De Douane beoordeelt per geval of een proces-verbaal opgemaakt moet worden. Indien nodig kan overleg plaatsvinden met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Openbaar Ministerie. Afhankelijk van de ernst van de overtreding kan eerst een formele waarschuwing gegeven worden voordat strafrechtelijke actie ondernomen wordt. Opzettelijke overtreding van de verordening kan op grond van de WED worden aangemerkt als een misdrijf waarvoor een geldboete kan worden geëist. In zwaarwegende gevallen kan worden overgegaan tot ontneming van winst, sluiting van het bedrijf en kan een gevangenisstraf worden opgelegd.
Informatievoorziening
De Nederlandse overheid geeft geen advies over of interpretatie van Amerikaanse sanctiewetgeving. Bedrijven moeten een eigen afweging maken en kunnen informatie opvragen bij het US Department of the Treasury, Office of Foreign Assets Control (OFAC)5. Bedrijven kunnen bij het maken van hun afweging het Handboek Iran6 raadplegen. Daarin worden algemene aandachtspunten ten aanzien van sanctiewetgeving, procedures en verwijzingen naar verdere informatie gegeven. De Europese Commissie heeft een uitgebreide leidraad opgesteld over de antiboycotverordening, inclusief toelichting op de relevante procedures. Deze leidraad is ook in het Nederlands beschikbaar.
Nederland heeft sinds de terugtrekking van de VS uit het nucleaire akkoord met Iran de informatievoorziening aan het Nederlandse bedrijfsleven geïntensiveerd. Op 31 mei vond een overleg plaats op het Ministerie van Buitenlandse Zaken met vertegenwoordigers van bedrijven en kennisinstellingen over de impact van het VS-besluit op het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met VNO-NCW en MKB-Nederland Zaken op 4 juni en 17 september jl. informatiebijeenkomsten voor Nederlandse bedrijven. Ook onze ambassade in Teheran staat in nauw contact met vertegenwoordigers van in Iran actieve Nederlandse bedrijven.
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Kamerstukken 33 783 en 23 432, nr. 28↩︎
EU-antiboycotveronderning, zie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/en/ALL/?uri=celex%3A31996R2271↩︎
EU-leidraad over werking van de antiboycotwetgeving, zie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018XC0807(01)&from=EN↩︎
Opsomming van de toetsingscriteria, zie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32018R1101&qid=1534339412947&from=EN↩︎
Q&A OFAC, zie: https://www.treasury.gov/resource-center/sanctions/Programs/Documents/jcpoa_winddown_faqs.pdf↩︎
Handboek Iran, zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/06/05/handboek-iran↩︎